donderdag, december 01, 2011

Valeriaan oogsten

Een historische foto

Het rooien van valeriaanwortel zoals het zowat 50 jaar geleden bij Lessines gebeurde. De mijnheer in zwart kostuum was duidelijk geen boer of arbeider, waarschijnlijk de apotheker in wiens opdracht het telen van de valeriaan toen gebeurde.
De foto is afkomstig uit 'Pharmacognostische commentaar op de Belgische pharmacopee IV' uit 1941

Een uittreksel uit het boek
Cultuur, inzameling en bereiding : In ons land worden in 't voorjaar uitloopers of neuzen van in 't wild groeiende planten, meestal in de natte gron­den bij Ninove en Denderleeuw, gezocht en als plantmateriaal door de kwee­kers gekocht en op het veld uitgepoot. In het najaar worden dan het rhizoom en de wortelen van de eenjarige bladrosetten geoogst. 
In andere streken gaat men soms op een andere wijze te werk ; namelijk men oogst de ondergrondsche plantendeelen van tweejarige planten, waarvan men de bloemen tijdig heeft afgesneden om uitputting van het rhizoom en de wortelen te voorkomen, en de aan de uitloopers ontstane jonge plantjes worden terug in den grond geplant.
Deze wijze van cultuur levert soms ontaardingsverschijnselen op, zoodat de cultuur zooals zij in ons land wordt beoefend beter blijkt ; bovendien wordt valeriaanwortel in cultuur verkregen uit plantenmateriaal afkomstig van in 't wild groeiende planten meer naar waarde geschat. Zelden wordt uit het zaad gekweekt.


Het blijkt verder dat de grondstof beter niet gewasschen wordt vooraleer te drogen. Aanhangende aardestukjes kunnen na drogen door ziften of kammen worden verwijderd. De P. Helv. V schrijft voor de in den herfst verzamelde grondstof bij een t° beneden 40° te drogen. Volgens W. Strazewicz (Ph. Z. h. 1933, bl. 481) is de in Mei verzamelde drogerij rijker aan vl. olie, daarentegen armer aan droogrest. De reukelooze versche grondstof neemt tijdens het drogen den kenmerkenden valeriaanreuk aan.
Valerianae radix
De beteekenis van de Belgische valeriaancultuur blijkt uit de opbrengstcij­fers, welke ongelukkig reeds dateeren van 1914; de opbrengst bedroeg toen 250 à 300 ton per jaar.

Macroscopische kenmerken : Dikke, centrale, bultige wortelstok van 3 tot 5 cm. lang op 1 à 3 cm. breed, met, op den top, ofwel schubben, ofwel het spoor van den fistelachtigen, gerimpelden stengel. Aan dit aanhangsel van den wortelstok ontspringen talrijke, draderige, ge­rimpelde bijwortels, die zoodanig ineenwarren dat zij den stengelvoet bijna volkomen bedekken.  Groenachtig bruin van kleur ; reukeloos in verschen toestand, maar met, na droging, een sterken kenmerkenden, onaangenamen reuk ; zoetachtig en weinig bitter van smaak. 
De drogerij  bestaat uit bijwortelen, rhizoom en enkele uitloo­pers, die uiterlijk niet te onderscheiden zijn van de bijwortels (Goester). Alle deelen zijn aardachtig grijsbruin. De P. B. IV geeft aan als kleur groen-achtig bruin, dit is zeker minder juist.

Valeriaanwortels kunnen ook nu nog geoogst worden om ze te drogen of om er een tinctuur mee te maken.


woensdag, november 30, 2011

Chimpansees en Antiaris toxicaria

Dat ook dieren planten als medicijn kunnen gebruiken, is voor een gemiddelde herborist niet verwonderlijk. Wetenschappers hebben dat nu ook nog eens onderzocht. Ze observeerden 40 wilde chimpansees in Oeganda en ontdekten dat de apen naast hun klassiek voedsel ook planten aten die geneeskrachtig en in grotere hoeveelheden zelfs giftig zijn. De dieren bleken ook precies te weten welke delen van de plant ze nodig hadden. Zo aten de apen onder meer bladeren van de Antiaris toxicaria. Die bladeren zijn hartversterkend maar ook giftig. In Indonesië en Maleisië werd het sap van deze oepasboom (antiaris toxicaria), 'oepas antiar' als pijlgif gebruikt. Deze bevat het hartgif antiarine, waarvan de werking vergelijkbaar is met die van digoxine uit Vingerhoedskruid. Deze boom blijkt in het verleden ook door mensen veel gebruikt geweest te zijn en zelfs enige mythische allures te hebben. Zo lees ik in 'Mythical Plants of the Middle Ages'

Antiaris toxicaria
 the fabled Bausor Tree of narcotic fumes
The first voyagers to Malay returned with grisly tales of a poisonous tree growing on the islands near Cathay, which was called the Bohun Upas--the tree of poisons. To the medieval traveler this tree was to be shunned, as it produced narcotic and toxic fumes which killed plants and animals for miles around. If one were to fall asleep in the shade of this tree, he would never awaken. Malaysians supposedly executed prisoners by tying them to the trunk of this great tree. By the 15th c. the tales of this tree had grown fantastic, and highly stylized drawings of the Bohun Upas were in some of the first printed books. The legend itself was probably based on the Bausor Tree (Antiaris toxicaria), which produces a poisonous latex used by natives on arrowtips. http://www.godecookery.com/mythical/mythic02.htm

In 'The Elements of Materia Medica and Therapeutics, Vol. II, 3th American ed., geschreven door Jonathan Pereira in 1853 staat: 'It is one of the largest forest trees of Java, being from 60 to 100 feet high. The milky juice is collected by incision, and is then inspissated by boiling along with the juice of arum, galanga, onions, &c The poison, when brought to this country, is found to be a thick fluid of a grayish-brown or fawn-colour, and an unpleasant odour. It consists, according to Pelletier and Caventou, [Ann. Chim. et Phys. t. xxvi. p. 44.] of a peculiar elastic resin, slightly soluble gummy matter analogous to bassorin, and a bitter matter, soluble in water. This bitter matter is composed of a colouring matter absorbable by charcoal, an undetermined acid, and antiarin, the active principle of the plant, and which is precipitable by tincture of galls. More recently, Mulder [Pharmaceutisches Central-Blatt für 1838, S. 511.] has submitted this juice to analysis, and found it to consist of vegetable albumen 16.14, gum 12.34, antiar-resin 20.93, myricin 7.02, antiarin 3.56,sugar 6.31, and extractive 33.70. The antiar-resin was composed of C16H12O. Antiarin consisted of Cl4H10O5. Sir D. Brodie [Phil. Trans, for 1811.] says, the poison renders the heart insensible to the stimulus of the blood. Magendie and Delile [Orfila, Toxicol. Gén.] found that, besides acting on the brain and spinal marrow, it proved emetic. 

En om terug te komen op het wetenschappelijk onderzoek en de chimpansees. Ook de anti-bacteriële Ficus capensis werd door de dieren gebruikt, net als de pitten van Cordia abyssinica (tegen malaria en bacteriën). Verder aten de apen regelmatig bladeren van de Ficus urceolaris tegen wormen.
De chimpansees leren blijkbaar van elkaar. Ze kijken de kunst af van apen die een rolmodel vormen vanwege hun leeftijd of status, zo meldt het blad Physiology & Behavior.

Over Antiaris

Herbs of Choice en Mentha piperita


Een van de betere boeken over medicinale planten is aan zijn 3de herziene editie toe.

TYLER’S HERBS OF CHOICE: THE THERAPEUTIC USE OF PHYTOMEDICINALS, 3RD EDITION

Does Echinacea fight the common cold? Does St. John’s Wort (SJW) really counteract depression? What about chondroitin for joint health? Today’s healthcare professionals are increasingly confronted with questions from patients who want to use herbal supplements to treat various conditions. A critical and scientific assessment of medicinal plant research by an internationally recognized researcher and writer in the field, Tyler’s Herbs of Choice: The Therapeutic Use of Phytomedicinals, Third Edition combines the scientific aspects of herbal medicine, phytomedicine, and pharmacognosy with the modern clinical trials that support the rationale for using plant products in healthcare.

The original edition of this volume was authored by the late Professor Varro E. Tyler, a true giant in the field of pharmacognosy and pharmacy education. Following in Tyler’s footsteps, Dennis V.C. Awang, co-editor of the journal Phytomedicine, recognized the need for a revised third edition, in light of how quickly the clinical literature surrounding the dietary supplement market is growing.

Millions of consumers are demanding natural treatment options from their doctors and pharmacies in a variety of forms, from herbal teas to tinctures and capsules. Tyler’s Herbs of Choice: The Therapeutic Use of Phytomedicinals, Third Edition effectively fosters understanding in patients and practitioners of the role that herbs and phytomedicinal products can play in both self-care and healthcare.

De planten in Herbs of Choice worden niet alfabetisch besproken, maar volgens hun voornaamste werking op orgaansystemen. Wat voor het gebruik veel praktischer is. Een voorbeeld uit het boek

Significant carminative herbs: Peppermint
Although many plant materials contain volatile oils and therefore possess some carminative properties, one of the most effective and widely used is certainly peppermint. Consisting of the leaves and flowering tops  of Mentha x piperita L. (family Lamiaceae), this herb is officially listed in  the NF XVII. It contains 0.5–4 percent (average of about 1.5 percent) of a volatile oil composed of 50–78 percent free (*)-menthol and from 5 to 20  percent menthol combined in various esters such as the acetate or isovalerate. It also contains (+)- and (*)-menthone, (+)-isomenthone, (+)-neomenthone, (+)-menthofuran, and eucalyptol, as well as other monoterpenes.61
Although flavonoid pigments found in the leaf may also exert some physiological effects,62 there is little question that most of the activity is due to  the constituents of the oil, primarily menthol. Peppermint oil has long been an extremely popular flavoring agent in  products ranging from chewing gum to after-dinner mints. It is probably  the most widely used carminative, acting in the broad sense defined by Schilcher.57
The German Commission E has found peppermint or its volatile oil to be effective as a spasmolytic (discomfort caused  by spasms in the upper digestive tract), a stimulant of the flow of bile, an antibacterial, and a promoter of gastric secretions. 63 On the other hand, in 1990, the U.S. Food and Drug Administration declared peppermint oil to  be ineffective as a digestive aid and banned its use as a nonprescription  drug for this purpose. 64 What this actually means is that the FDA was not  presented with evidence proving the efficacy of peppermint as a digestive  aid. As previously explained, this would not be financially feasible in the  United States. It does not mean that peppermint oil is an ineffective aid to digestion.

One of the most frequent diagnoses made for patients because of  gastrointestinal complaints is non-ulcer dyspepsia. It is characterized by  motility disturbances with bloated abdomen, a feeling of fullness, diffuse pain, nausea, vomiting, and intolerance of foodstuffs. The efficacy and  safety of the herbal combination of peppermint oil (90 mg) and caraway  oil (50 mg) in an enteric-coated capsule have been studied in a doubleblind, placebo-controlled multicenter trial in patients with non-ulcer dyspepsia. After four weeks of treatment, the group of patients treatedwith the herbal combination had improved significantly with few adverse effects.65
Peppermint oil is also used to relieve the symptoms of irritable bowel syndrome, and experimental evidence indicates that it acts by relaxing intestinal smooth muscle by reducing calcium availability in the  muscle membrane.66

Peppermint is GRAS listed, and both it and peppermint oil are recognized as flavoring agents in the NF XVII. Peppermint tea is prepared by pouring about 2/3 cup of boiling water over a tablespoonful of the recently dried leaves and steeping for five to ten minutes. Drink this  amount of tea three to four times daily between meals to relieve upset  stomach. Peppermint spirit (USP XXII), an alcoholic solution containing 10 percent peppermint oil and 1 percent peppermint leaf extract, is  also available in pharmacies. The usual dose is 1 ml (20 drops) taken with water.
Regular consumption of peppermint tea is considered safe for normal  persons, although excessive use of the volatile oil (0.3 g = 12 drops) may  produce some toxic effects. 67. Allergic reactions to menthol have also been  reported. 67–69. Peppermint tea should not be given to infants or very small  children because they often experience an unpleasant choking sensation  due to the menthol.70

maandag, november 28, 2011

Mansoor op mijn oog

Ik kon het niet laten. Wat jonge aartsengelwortels uit de volle grond in potjes overgeplant, ook een mansoor (de plant) gescheurd en een forse Russische rabarber uit de grond gehaald. Is dat al voorbereiding voor een mogelijke verhuis volgend jaar?

Mansoor of Asarum europaeum
Mansoor overplanten en scheuren gaat gemakkelijk, alleen kunnen ze er niet zo goed tegen. Afwachten dus of ze dat gescheur overleven.
Mansoor werd vooral als geneeskrachtig kruid verspreid vanuit Midden- en Zuid-Europa en West-Azië. In Nederland en België komt het nog als schaduwminnende bodembedekker in tuinen voor.
De Romeinen brachten het plantje de Alpen over. Vermelding van Mansoor vinden we o.a. in de “Capitulare de villis” van Karel de Grote en in “Physica”van abdis Hildegard von Bingen. Ook in de kruidenboeken van Fuchs (Basel 1543), Matthiolus (Praag 1563) en Hieronymus Bock vinden we het terug. Bock schrijft dat de plant helpt bij longziekten, waterzucht, geelzucht, zowel als bij lever- en miltziekten. Maar hij merkt ook op de dat de plant de vrucht van de vrouw kan doden.

En ook Dodoens beschrijft zijn Cracht ende werckinghe
  • Die wortelen van desen cruyde met wijn ghesoden ende ghedroncken doen water maken ende die urine lossen ende sijn goet tseghen die droppelpisse ende den ghenen die hoesten/ die cort van adem ende verstopt van borsten sijn/ ende die eenich ledt vercrompen oft ghespannen hebben.
  • Die selve wortel in der selver maniere ghebruyckt wederstaet alle fenijn ende alle beten ende steken van den slanghen ende fenijnnighen ghedierten.
  • Haselwortel es oock met wijn ghesoden goet den ghenen die water laden ende die pijne ende weedom in die hope hebben.
  • Haselwortel met huenich wijn inghenomen/ verweckt die natuerlijcke cranckheyt der vrouwen ende iaecht af die secondine ende andere vuylicheyt.
  • Die bladeren van Haselwortel met wijn ghestooten ende tsap daer af ghedroncken doen overgheven ende iaghen met dat braken af taye fluymen ende geele vochticheyt.
  • Die selve bladeren ghestooten sijn goet gheleyt op die pijne ende weedom in thooft/ op die verhitte sweerende ooghen/ op die borsten met melck verladen alsmen tsoch verdrooghen wilt/ ende op dwilt vier sonderlinghe alst ierst beghint te comene.
Een hele waslijst van werkingen. Toch is het ook wel een gevaarlijke plant de stof asaron stimuleert de slijmkliersecreties, is sterk irriterend, het veroorzaakt een branderig gevoel in de mond en een prikkelend effect in de neus, waardoor het vroeger ook samen met andere kruiden als snuiftabak gebruikt werd.

http://www.health24.com/natural/Herbs/17-666-676,65371.asp
http://www.npsoregon.org/kalmiopsis/kalmiopsis15/rochelang.pdf


donderdag, november 24, 2011

Arbutus unedo

Nog in Bretagne. We bekijken vooral huizen, kruisen, keien en merkwaardige kerken. Bij een huis hoort natuurlijk ook een tuin, en in een van die tuinen vind ik een stevige Arbutus unedo in volle bloei. De aardbeibomen zijn oude bekenden voor mij, ik heb ze tijdens mijn vele verhuizen van de ene naar de andere tuin gesleept.

De plant heeft vroeger ook enige reputatie gehad als geneeskruid tegen blaasontsteking. De ontsmettende stof arbutine heeft zijn naam aan deze plant te danken. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat hij ook wel andere geneeskrachtige kwaliteiten bezit. Mogelijk dus een nieuwe toekomst voor deze aardbeiboom.

Med Chem. 2008 May;4(3):219-28.
Aqueous extract of Arbutus unedo inhibits STAT1 activation in human breast cancer cell line MDA-MB-231 and human fibroblasts through SHP2 activation.
results suggest that the employment of the Arbutus unedo aqueous extract is promising, at least, as an auxiliary anti-inflammatory treatment of diseases in which STAT1 plays a critical role.
Arbutus unedo prevents cardiovascular and morphological alterations in L-NAME-induced hypertensive rats Part I: cardiovascular and renal hemodynamic effects of Arbutus unedo in L-NAME-induced hypertensive rats.

Bretagne, Huelgoat en het navelkruid

We zijn weer even geland in Bretagne. Huelgoat of 'Hoog Bos' noemt het stadje hier. Het immense eikenwoud in de omgeving is doorsneden met beken, rivieren en diepe dalen en op de koop toe bestrooid met immense keien in de meest vreemde vormen. 

Het is zonder meer het mooiste stukje Bretoens binnenland. Overal ook  geel bloeiende gaspeldoorn en bruinrood verkleurende adelaarsvarens. Bretagne op zijn best.

In de zomer is het meer, het bos en de rotsblokken van Huelgoat wel kermisattractie nummer één. Nu eind november is het er eenzamer en echter. De immense keien drijven in donkerte en mist. Verdord blad, mos en navelkruid bedekken de blote rotsblokken.

Navelkruid is de mooie naam voor het rotsplantje met rond, vet en vlezig blad en een putje in het midden van dat blaadje . Vandaar de navelnaam? In elk geval een mysterieus plantje dat past bij de mythische bossen van de Finistère. Ooit werd het ook geneeskrachtig gebruikt als verzachtend en samentrekkend middel. Om het in de oude taal van Petrus Nijlandt te beschrijven, wat bijna Bretoens klinkt:  'Navel-kruydt heeft gelijvige, ronde, en aen de kanten een weynigh gesneden bladeren, die onder in ’t midden op een kleyn steelken gehecht zijn, tusschen de bladeren spruyt een dunne steel, in verscheyde zijde-tackskens gedeelt, en ordentelijck met veel witte of bleeck purpere bloemkens behangen.  Navel-kruyt is verkoelende, vochtmakende en een weynigh t’samen-treckende van aert en krachten.  Geschikt voor 'Voor heete Geswellen en vuurige Puysten: Neemt het gestooten Kruyt en leght het plaester-wijs op. Voor sweeringe van de Darmen: Zied de wortel in Wijn, en laet daer af drincken, of laet van het gedistilleert water van dit Kruydt gebruycken'.

Nombril de Vénus wordt het in het Frans genoemd en de Bretoense naam is Krampouez, wat kleine pannenkoek betekent. Naar de ronde vorm van het blad en natuurlijk ook omdat Bretoenen mogelijk de grootste pannenkoekeneters ter wereld zijn.  Als we hier volgend jaar bij Pont ar Gorret komen wonen zal ik zeker wat met dat navelkruid moeten doen en ook veel 'crêpes de blé noir' eten.

Namen: Umbilicus rupestris / Rotsnavelkruid / Nombril de Vénus / Navelwort / Felsen-Nabelkraut

La forêt d'Huelgoat est une forêt domaniale vaste de 1147 hectares qui s'est développée pour l'essentiel sur des terrains granitiques entre 80 et 210 mètres d'altitude, en bonne partie sur les versants en pente assez forte de la Rivière d'Argent et de ses affluents. Elle est un reste de l'antique forêt de Brocéliande. Sa composition était traditionnellement formée de chênes (35 %), de hêtres (25 %), de pins sylvestres (40 %). Cette forêt a été gravement sinistrée par l'ouragan de 1987 qui a renversé ou cassé 900 000 m3 de bois. Dans la zone touristique de la forêt, 90% des peuplements ont été détruits. Les sites ont été nettoyés et replantés.

zondag, november 20, 2011

Kruidentabletten van meer dan 2000 jaar oud

Vorig jaar zijn tabletten ontdekt in een wrak van een schip dat rond het jaar 130 voor Christus zonk voor de kust van Toscane. Onderzoekers van het Smithsonian Institute hebben nu vastgesteld dat deze tweeduizend jaar oude tabletten meer dan tien verschillende plantenextracten bevatten, onder andere van wortel, radijs, selderij, wilde ui, eik, witte kool en duizendblad. De onderzoekers presenteerden in september vorig jaar hun bevindingen op het vierde Internationale Symposium over Biomoleculaire Archeologie in Denemarken.

Volgens de verklaring van hoofdonderzoeker Alain Touwaide in de New Scientist is dit het eerste fysieke bewijs van wat oude Griekse geneeskundigen zoals Galenus en Dioscorides hebben beschreven. Veel ingrediënten van de geanalyseerde medicijnen zijn uitgebreid beschreven door de oude Griekse geneesheren. Zo zou duizendblad zijn gebruikt om bloedingen van patiënten te stoppen. Wortel werd een geneeskrachtige werking toegedicht door Pedanius Dioscorides. Die schreef in het jaar 60 voor Christus, dat mensen die wortels gebruiken niet worden aangevallen door reptielen. En wortel zou helpen bij de bevruchting.
Touwaide wil met een vervolgonderzoek achterhalen in hoeverre plantenextracten in de oude geneesmiddelen ook volgens de moderne medische literatuur een geneeskrachtige werking hebben. Hij vindt dat de kennis van de oude Grieken vaak wordt onderschat. Volgens hem wordt literatuur over deze middelen vaak onterecht afgedaan als kwakzalverij. Deze tabletten kunnen mogelijk leiden tot nieuwe inzichten in het moderne farmacologische onderzoek. 

Herboristen nemen Dioscorides en consoorten nog steeds serieus.

Bron: Pharmaceutisch Weekblad, 2010 zie ook: http://archaeologynewsnetwork.blogspot.com/2010/12/more-on-shipwrecked-2000-year-old-pills.html

Passiebloem en de slaapkwaliteit

Naar schatting heeft een derde deel van de wereldbevolking in meer of mindere mate last van slapeloosheid.  Dat verklaart dat het gebruik van natuurlijke middelen om dit probleem te verminderen flink populair is. De passiebloem (Passiflora incarnata), een vaak gebruikt volksmiddel dat een angstverminderende werking heeft, kan wellicht enige verbetering brengen.
Er worden niet veel klinische onderzoeken uitgevoerd met medicinale kruidenthees en daarom is de volgende Australische studie extra opvallend.  Wetenschappers van een universiteit in Australie betrokken in hun onderzoek 41 gezonde mannen en vrouwen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar. Ze werden gevraagd om hun slaappatroon en levensstijl in beeld te brengen. Alle 41 kregen theezakjes met 2 gram gedroogde passiebloem en zakjes met 2 g peterselie. Daarvan moesten ze een week lang thee zetten en drinken: de ene week zeven dagen passiebloem, de andere week peterselie. 10 personen kregen naast de uitgebreide registratie-opdracht een polysomnografie (onderzoek van o.a. de ademhaling tijdens de slaap). De bevindingen: als de mensen passiebloemthee drinken, verbeterde de slaapkwaliteit met 5% in vergelijking met de placebo (peterselie).
De onderzoekers concluderen dat het consumeren van Passiflora incarnata in de vorm van thee op de korte termijn kan leiden tot een iets betere slaap.

Bron: Ngan A, Conduit R. A double-blind, placebo-controlled investigation of the effects of Passiflora incarnata (passionflower) herbal tea on subjective sleep quality.Phytother. Res. 2011; http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21294203

Andere artikelen over passiebloem

donderdag, november 17, 2011

Alkaloïden

Belladonna bessen
Twee avonden achter mekaar les gegeven bij de herboristen. Over inhoudsstoffen van geneeskrachtige planten. Over alkaloïden en de invloed van dit soort planten op de menselijke geest. En nog straffer over de mogelijke invloed van deze planten op de evolutie van de mens. 

Planten, waar die alkaloïden in zitten, zijn nog steeds sterk verbonden met de mens en zijn geschiedenis. Wij mensen hebben een onvermijdelijke haat-liefde verhouding met deze planten. Ze trekken ons aan of stoten ons af. Ze genezen of doden. Ze verruimen ons bewustzijn of maken ons gek.

Enkele voorbeelden van planten met alkaloïden zijn koffie, tabak, doornappel, papaver, herfsttijloos, maagdenpalm, monnikskap maar ook aardappel, tomaat en aubergine. Veel verslavende en roesverwekkende middelen zoals cafeïne, nicotine, mescaline, cocaïne, serotonine, psylocibine en opiaten zoals morfine en codeïne horen tot deze groep inhoudsstoffen.

Alkaloïden hebben een sterke fysiologische werking op het zenuwstelsel en soms ook op de bloedsomloop en leverfuncties. Vele alkaloïden zijn giftig voor mensen en dieren. Dit komt doordat alkaloïden qua structuur een verwantschap hebben met neurotransmitters. Neurotransmitters zijn betrokken bij de werking van het zenuwstelsel. Daardoor kunnen alkaloïden (geïsoleerd uit de plant en omgezet tot medicijn) werken als pijnstiller, plaatselijk verdovingsmiddel, kalmeringsmiddel, hoestbedarend middel, antitumormiddel en antikrampmiddel (spasmolytisch middel).

maandag, november 14, 2011

Moerbei

Moerbeiboom, Morus nigra ken je misschien van de sappige framboosachtige vruchtjes of van het blad dat het traditioneel voedsel voor de zijderupsen is. 
Maar het moerbeiblad word ook medicinaal gebruikt o.a. bij ouderdomsdiabetes. Een recent onderzoek laat zien dat het blad van Morus alba ook gebruikt kan worden bij een ontregeling van de vetstofwisseling.

Moerbeiblad bij dyslipidemie (verhoging en/of verlaging van één of meer van de bloedvetten (= lipiden, cholesterol, triglyceriden). 
Dyslipidemie is een verzamelnaam voor uiteenlopende stoornissen in de vetstofwisseling. Verhoogde concentratie in het bloed van totaal cholesterol, LDL-cholesterol (Low Density Lipoprotein), triglyceriden en een verlaagde concentratie in het bloed van HDL-cholesterol (High Density Lipoprotein) zijn geassocieerd met het ontstaan en progressie van atherosclerose.

Dyslipidemie kan onder andere worden veroorzaakt door overgewicht, insulineresistentie, lichamelijke inactiviteit, hypothyreoïdie, of kan het gevolg zijn van een genetisch defect, bijv. familiaire hypercholesterolemie (FH). Een effectief behandelprogramma voor dyslipidemie bestaat uit een gezonde leefstijl en eventueel lipidenverlagende medicatie

Een kliniek in Thailand voerde een studie uit met 23 non-diabetische patiënten met een milde dyslipidemie. De deelnemers voldeden aan de criteria voor dyslipidemie van het National Cholesterol Education Program Adult Treatment Panel uit de Verenigde Staten en vier weken dieet waren bij deze mensen niet succesvol geweest. De deelnemers namen 12 weken lang driemaal daags voor de maaltijd drie tabletten met 254,8 mg extract van moerbeiblad (Morus alba L.; overeenkomend met 0,367 mg 1-deoxynojirimycine). Elke vier weken werden bloedmonsters afgenomen, die werden onderzocht op lipidengehalte en leverfunctie. Na vier en acht weken therapie was het triglyceridengehalte van het bloed significant gedaald met respectievelijk 10.2% (p < 0.05) en 12.5% (p < 0.05). Na 12 weken was het totaal cholesterol verlaagd met 4.9% (p < 0.05), het tryglyceridengehalte met 14.1% (p < 0.05) en het LDL-gehalte met 5.6% (p< 0.05). Het HDL-gehalte was verhoogd met 19.7% (p < 0.05).

Er werden enkele bijwerkingen gerapporteerd waaronder milde diarree (26%), duizeligheid (8.7%) en constipatie /opgeblazen gevoel (4.3%). In het algemeen wordt de therapie als werkzaam en veilig beoordeeld door de auteurs.
Bron: Aramwit P, Petcharat K, Supasyndh O. Efficacy of mulberry leaf tablets in patients with mild dyslipidemia. Phytother Res 2011;25(3):365-9.

zondag, november 13, 2011

Kringloop


Op 2 november allerzielen ontdekte ik een dood schaap in het nieuwe natuurgebied bij mij in de buurt.
Nu 11 dagen later ziet het dode schaap er al heel wat 'properder' uit. Ook de look zonder look rosetten profiteren al van de bemesting.
De ecologische kringloop is toch mooi, zolang ik er maar niet lig.

zaterdag, november 12, 2011

Withania / Ashwaganda

Bij gebrek aan verse wortels van de Withania heb ik toch maar van de gedroogde een tinctuur gemaakt. Dat hoeft zeker niet slechter te zijn, goed gedroogde wortels zijn zelfs geconcentreerder omdat er geen water meer in zit. Deze tinctuur is gemaakt met 100cc ethanol van 45° en 20 gr gedroogde wortel, dus gewichtsverhouding van 1:5.
Withania of Ashwaganda is een Indische plant met adaptogene werking enigszins te vergelijken met Panax ginseng. Withania behoort tot de familie der Nachtschade-achtigen.
Met de plantenfamilie van de Nachtschaden heeft de mensheid altijd een haat-liefde verhouding gehad. Gifig, gezond en hallucinogeen! Denk maar aan de aardappel, de tomaat maar ook aan doornappel en bilzenkruid. Ashwagandha is beroemd en berucht als het liefdeskruid uit de Kama Sutra, gekend als Indische ginseng, beschreven in het Bowermanuscript. Lees meer op http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/60484-ashwaganda-kruid-voor-paardenkracht.html

The medicinal plant Withania somnifera is widely known for its anti-inflammatory, cardioactive and CNS effects. In Ayurveda, withanolide, which are extracted from Withania somnifera, are employed in the treatment of arthritis and menstrual disorders and are known to be potent inhibitors of angiogenesis, inflammation, tumour development, metastasis and oxidative stress, and a promoter of cardioprotection. Many pharmacological studies have investigated the properties of Withania somnifera in an attempt to authenticate its use as a multipurpose medical agent. Experimental studies have shown that Withania sominifera possesses anti-inflammatory, antitumour, cardioprotective and antioxidant properties. Withaferin A, one of the compounds in the withanolide family, is a potent inhibitor of angiogenesis. It also appears to exert a positive influence on the endocrine, urogenital and central nervous systems. In recent years, herbal formulations containing substantial amounts of Withania somnifera root extract have been evaluated in small clinical trials and shown to have efficacy in the treatment of osteoarthritis. Extracts are also known to significantly inhibit tumour growth in vivo. However, the mechanisms responsible for the antitumour effects of withanolide are still unknown.

The authors found that withanolide suppressed NF-κB activation induced by a wide variety of inflammatory and carcinogenic agents, including TNF, IL-1β, doxorubicin and cigarette smoke condensate. Withanolide also enhanced the apoptosis induced by TNF and chemotherapeutic agents and suppressed invasion. These results indicate that withanolide inhibit activation of NF-κB and NF-κB-regulated gene expression. This may explain their ability to enhance apoptosis and inhibit invasion.

vrijdag, november 11, 2011

Hesse en de herfst


Af en toe blader ik nog eens door het boekje 'De kunst van het ouder worden' van Hermann Hesse. De naam Hesse klinkt niet vriendelijk maar ik heb het over de schrijver, die met zijn boeken 'Siddharta' en 'Reis naar morgenland' populair was bij de alternatieve jongeren in de jaren zeventig, en daar hoorde ik ook bij.


En ik lees dan een wijs of weemoedig stukje, hier een stukje passend bij de herfst: 'En nu, vandaag, terwijl ik bij zacht windstil weer bij mijn vuurtje stond en hout klein maakte, zag ik het gebeuren: er kwam een heel zacht windje, een zuchtje slechts en bij honderden en duizenden waaiden de zo lang gespaard gebleven bladeren weg, geluidloos, licht, gewillig, moe van het volhouden, moe van hun koppigheid en dapperheid. Wat vijf, zes maanden was vastgehouden en zich had verzet, zwichtte nu in een paar minuten voor niets, voor een zuchtje, omdat de tijd was gekomen, omdat het bittere volhouden niet meer nodig was. Weg vloog en dwarrelde het, met een glimlach, rijp en zonder strijd. Het windje was veel te zwak om de zo licht en dun geworden blaadjes ver weg te blazen, als een zachte regen ruisten ze neer en bedekten de weg en het gras aan de voet van het boompje, waarvan sommige knoppen al opengesprongen en groen waren.

Lees verder http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/recensies/86600-de-kunst-van-het-ouder-worden-herman-hesse.html



maandag, november 07, 2011

Heksenkruid


Zomaar tussendoor een heel artikel over een mini- bosplantje met de, tot onze verbeelding sprekende naam: Circaea of heksenkruid.

In de loofbossen, aan de rand van de paden kom ik het onooglijk, teer maar toch woekerend plantje regelmatig tegen. Het wit minibloempje lijkt met enige verbeelding of met slechte ogen wel wat op een lief heksje op een bezemsteeltje. Zou daar zijn naam heksenkruid, Circaea lutetiana vandaan komen of is er meer aan de hand?
Deze plant heeft een wortelstok, die kruipend, dunne uitlopers vormt. De stengel is teer, doorschijnend, meestal zacht behaard. De bladen zijn tegenoverstaand, hartvormig-eirond tot langwerpig en getand.

Naamverklaring
Circe van Castiglione
De Latijnse geslachtsnaam is afkomstig van de Griekse tovenares Kirke, bij de Romeinen Circe, die volgens Plinius het kruid bij haar magische praktijken gebruikte. Deze tovenares was een dochter van de zonnegod Helios en zijn gemalin Perse. Zij woonde op het mythische eiland Aiaia, waar Odysseus schipbreuk leed en zij zijn metgezellen door haar toverdrank tijdelijk in zwijnen veranderde. Of het in dit verhaal om ons Groot heksenkruid gaat, valt te betwijfelen, een plant die de kracht be­zat om mensen in zwijnen te veranderen,  moet wel een straffere plant geweest dan het weinig opvallende, lieflijke heksenkruid.
Het is heel goed mogelijk dat het de beroemde Alruin (Mandragora officinalis) geweest is. De wortel van deze plant, veel gelijkend op een menselijke gestalte, had behalve grote geneeskracht ook grote toverkracht. Waarschijnlijk was de Kirkaia van Dioscorides dan ook deze Alruin.
Merkwaardig is toch wel dat in Devon de volksnaam van het heksenkruid Mandrake is, wat de Engelse benaming voor Mandragora of Alruin is. Wel verwarrend want ook tovenaarskruid.werd het ooit wel genoemd. Zou heksenkruid dan toch magische krachten bezitten?


Stevenskruid, de kristelijke naam
Heks, Circe, tovenaarskruid! Niet te verwonderen dat de kristenen weer een gekerstende naam verzonnen, namelijk stevenskruid naar Sint Stephanus, die blijkbaar de beschermheilige der paarden is.   Dr. J. Schrijnen schrijft in zijn Nederlandsche Volkskunde: 'De naam "Stevenskruid"  voor Circaea hangt samen met de nimf Circe samen - is daarom zoo merkwaardig, dewijl Sint Stefanus, beschermheilige der paarden, ook enkele trekken van den een of anderen Germaanschen god heeft overgenomen. Men hing daarom het kruid in de stal (ook in huis) op, om de die­ren tegen kwade invloeden te beschermen.', ook in sommig Duitse streken is de volksnaam Sint Stephanskraut en in Frankrijk Herbe Saint Etienne.

Bij Dodonaeus (1608) vinden we haar terug in het hoofdstuk  'Indiaensche ende an­der vreemde cruyden'. 'Circaea lutetiana, dat is Circaea van Parijs heeft bladers als die van Persicaria, Nachtschade oft Groote Clocxkens Winde, wassende aen eenen dunnen claeren blinckenden steel/ anderhalven voet lanck/ seydt Lobel/ op sijn tsop verciert met veel wittachtige bloemkens.'

Geneeskrachtig?
De weinige bekendheid, het verband met heksen en tove­naars (giftig?), zullen er mogelijk de oorzaak van geweest zijn dat het kruid niet in de volksgenees­kunde werd gebruikt. Abraham Munting in zijn Nauwkeurige beschrijving der Aardgewassen (1696) schrijft wel: 'Circaea van Parijs, Dus in het Neederlandsch; en in het Latijn Circaea lutetiana genoemd. Mijns wetens met geenen anderen naam bekend ... in Wijn gezoden, en zoo warm opgelegt, neemt wech de hardigheyd uyt der Vrouwen Borsten, en de zwelling der Tepelen: ook de hittigheyd en brand der Wonden, zweeren en zeeren.'

In de Flora Batava waar het plantje het Gemeen Stevenskruid wordt genoemd, staat dat het kruid volgens Chomel 'als stooving tegen Ambeijen dienstig zou zijn'. Een papje van het kruid tegen aambeien dus.

De Latijnse soortnaam lutetiana betekent afkomstig uit de omgeving van Parijs. De Romeinen noemden die stad Lutetia. Er wordt beweerd dat vroeger vooral Parijse kruid­kundigen zich hebben beziggehouden met deze plant.  Een vroegere Latijnse benaming was Lutetia parisiorum. Dus twee keer Parijs! Paris Paris! Maar, maar, maar Lutetiana kan ook komen van Luteus (Latijn) en betekent "van klei", verwijzend naar zijn geliefde groeiplaats. En zo komen we weer van de magie, met onze voeten op de grond, in de klei terecht.



zaterdag, november 05, 2011

Herboristen aan zee

Wandelen in De Haan. Fin-de-siècle villas, duinbos, duin, strand en zee. We zien de beroemde boksdoorn, duindoorn, rozenbottels en meidoorn, vooral dus prikkerige struiken met anti-oxidantrijke bessen. Gezondheid alom. Kan een mens nog wel sterven met zoveel gezondheid en zee om zich heen?

Wanneer je vanaf de zee terug landinwaarts wandelt, dan zie je het aantal duindoorns steeds minder worden. In het struweel voegen zich planten als liguster, hondsroos, kardinaalsmuts, meidoorn en hier in De Haan ook veel Japanse bottelroos bij. In de oudere, soms metershoge duindoornstruwelen, kan het binnenin zelfs schemerig en vochtig worden. Paddenstoelen en mossen profiteren daarvan. Er ontstaat humus en gaandeweg vestigen er zich andere bewoners, levend van het voedselaanbod waar de duindoorn juist niets van moet hebben. Het landschap krijgt een bosachtige uitstraling.

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/67370-duindoorn-wonderbesje-van-bij-ons.html

vrijdag, november 04, 2011

Venkel / Foeniculum

Foeniculum fructus
Ook nu kunnen nog wel zaadjes en vruchten geoogst worden. Venkelzaadjes bijvoorbeeld,  al zien die er wat minder mooi uit dan de gekochte exemplaren

In het door mij kapot gestudeerde boekje van Prof. Van Os Farmacognosie, handleiding bij het onderwijs in receptuur, wel daterend uit 1962 en door mij gekocht in 1972 lees ik over

FOENICULI FRUCTUS, VENKELVRUCHTEN De vruchten van Foeniculum vulgare Mill., Venkel, familie der Umbelliferae.

Beschrijving. Groenachtig bruingele, een weinig gebogen dubbele dop-vruchten; deelvruchten meest los van elkaar, langwerpig, afge­plat, met 5 bleke, sterk vooruitspringende ribben, die aan de randen het sterkst ontwikkeld zijn. Reuk en smaak kenmerkend aromatisch. Gesteeld of ongesteeld ; lengte tot 1 cm, dikte tot 4 mm. Aan de top nog de overblijfselen van de stijltjes. Oppervlakte glad en onbehaard. Kiemwit aan de voegzijde vlak.

Handelssoorten. Men onderscheidt de venkel naar het land van her­komst. In ons land wordt vnl. Duitse en Franse venkel verhandeld. Bo­vendien onderscheidt men twee hoofdtypen nl. bittere en zoete venkel. De eerste, waartoe de Duitse behoort, smaakt scherp en komt van F. vulgare .var. vulgare, de andere, die in Zuid-Frankrijk en Italië gekweekt wordt, smaakt aangenaam zoet en komt van F. vulgare var. dulcis.

Bestanddeel. In bittere venkelvruchlen ongeveer 4,0 pet. vluchtige olie, die als Oleum Foeniculi, Venkelolie, in de handel is en door destillatie met water bereid wordt. De zoete venkelvruchten bevatten slechts 1,5-2,0 pct. vluchtige olie. Het is een kleurloze of lichtgeelgekleurde vloei­stof, die grotendeels uit anethol bestaat. In de olie van de bittere variëteit komt ongeveer 20 pet. fenchon voor, in de zoete olie veel minder. De Ph. eist de bittere olie met veel fenchon, Ze wordt gebruikt voor de be­reiding van Aqua Foeniculi.

Gebruik. Voor de bereiding van Pulvis Liquiritiae compositus en Species laxantes (Ph.). De venkelvruchtcn en ook de olie worden vooral gebruikt om hun gunstige werking bij krampen van het maagdarmkanaal, doch ook als smaakcorrigens.

Jacob van Maerlant schreef in de dertiende eeuw over de venkel
„es een cruut dat warmt ende droogt,
ende es van van subtilen saken
het doet wel urine maken"
„ende wind verdrijft het mede,
ende helpt hem die 't verduwen heeft kwaad".
Lees meer op http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/26788-venkel-een-beetje-geschiedenis.html

En in het Duitse Hagers Handbuch, een goudmijn voor professionele informatie over medicinale planten lezen we over de geschiedenis van Fenchel (Foeniculum vulgare)
Über den Fenchel finden sich bei den antiken Autoritäten und besonders in den Kräuterbüchern umfangreiche Hinweise darauf, daß er als Augenmittel hohes Ansehen genoß. Plinius schreibt, daß die Menschen auf diese Wirkung aufmerksam geworden sind weil, Schlangen den Fenchel fressen "wenn sie
ihre alte [Haut] abstreifen und durch seinen Saft ihre Sehschärfe wiederherstellen wollen" (Plinius XX, 254).

Diese Verwendung ist heute sehr zurückgegangen, nur gelegentlich volksmedizinisch anzutreffen. Immerhin haben sich aber bis in unser Jahrhundert Rezepte für fenchelhaltige Augenwässer, die zu Augenspülungen dienen, erhalten, etwa das Aqua foeniculi, Fenchelwasser, des Deutschen Arzneibuchs 6. Ausgabe (DAB 6) oder das Aqua ophthalmica ’Romershausen’ des Ergänzungsbuches zum DAB 6.
Weiterhin findet sich, daß der Fenchel "fürdert den Frawen ihre zeit / nützlich zum lendenstein / treibet den harn / vnnd zähen schleim / mehret den Seügammen die milch." (Bock 1551, Cap. CXLIX). Diese Anwendungsgebiete sind noch volksmedizisch anzutreffen. Eine Wirkung, die schleimlösende, ist auch nach moderner pharmakologischer Sicht belegt. Fenchelsirup und - honig wird bei Katarrhen der oberen Luftwege, besonders bei Kindern verwendet. Und ebenfalls durch pharmakologische Untersuchen abgesichert ist, daß Magen-Darm-Beschwerden, Völlegefühl und Blähungen günstig beeinflußt werden. Zu Recht genießt der Fenchel hier ein hohes Ansehen: "Der samen gesotten vnd getruncken krefftiget den schwachen magen / vnd legt das vnwillen ... Miltert das grimmen im leib" (Fuchs 1543, Cap. CXCI).

woensdag, november 02, 2011

Allerzielen, mijn dodenbezoek

In het nieuwe natuurgebied bij mij in de buurt zorgen de schapen voor het beheer. Vandaag vond ik er een gesneuveld schaap, de kop van zijn lijf, tussen het jacobskruiskruid en de look zonder lookjes. Menselijke stropers? Een wolf in de buurt? In elk geval, zo'n kop kan niet vanzelf 5 meter van het lijf weg gekropen zijn.

Gruwelijke schoonheid van vergankelijkheid.

Toen hij na harde tochten over rotsen 
en door een rode wildernis van leem,
vergetend in de zon zijn vroeger heem,
niet meer verschilde van zijn murwe ossen,
vond hij dit veld en rustte van zijn zwerven. 
Het deinde naar de einder als de zee.
'
s Nachts brulden leeuwen maar hij was tevrêe een nieuwe wereld van God zelf te erven. 
Hij legde zich in 't hoge gras te slapen, van toekomst en verleden even los, 
zorgeloos als de wind in 't dorenbos
en rustig als zijn rund'ren en zijn schapen. 

Willem Hessels (1906-1949)

dinsdag, november 01, 2011

Aften en fytotherapie


Een interessant boek over fytotherapie met efficiënte kruiden tegen allerlei kwalen. Le pouvoir des plantes van James Duke. Een uittreksel uit het boek over kruiden tegen aften in de mond

Myrrhe (Commiphora, diverses espèces). La myrrhe est davantage qu'un «remède de bonne femme» pour les aphtes. En raison des taux éle­vés de tanin, l'usage de cette plante a été ratifié par un comité de scienti­fiques pour traiter les inflammations bénignes de la bouche et de la gorge. Le tanin, appellation courante de l'acide tanique, est un élément consti­tutif de nombreuses plantes. Il confère aux aliments un goût astringent. C'est un antiseptique à large spectre qui exerce une action antibactérienne et antivirale particulièrement utile pour traiter les ulcérations buccales causées par une bactérie, un champignon, un virus ou une allergie. Pour utiliser la myrrhe en poudre, ouvrez tout simplement une gélule et déposez un peu de poudre directe­ment sur l'aphte.

Thé vert (Camellia sinensis)
myrrhe n'est pas la seule plante qui contienne du tanin en abondance : le thé si cher aux Anglais est également très riche en cette substance. Vous pourriez par exemple utiliser une infu­sette refroidie en la posant directement sur l'aphte. Sinon, préparez une tisane à l'aide d'autres plantes contenant beaucoup d'acide tanique : la busserole, l'eucalyptus, le framboisier sau­vage, la menthe poivrée, le milleper­tuis, la réglisse et la sauge.

Géranium maculatum (Gera­nium maculatum). La racine de cette plante était fréquemment utilisée à des fins médicinales par les Indiens et les premiers colons d'Amérique. Les Indiens Cherokee, par exemple, s'en servaient comme astringent pour stop­per le saignement des plaies ouvertes et comme rinçage buccal pour soula­ger les aphtes. Étant donné son utili­sation très répandue comme «remède de bonne femme», je suis d'avis qu'il vaut la peine d'essayer cette plante riche en tanin pour traiter les aphtes.

Hydrastis (Hydrastis canadensis).
Cette plante passe traditionnellement pour traiter toutes sortes de plaies. Lorsque les scientifiques ont com­mencé à l'examiner, ils ont découvert que l'hydrastis contient des substances chimiques astringentes et antisep­tiques qui contribuent à guérir plaies et infections.
Vous obtiendrez un rinçage buccal capable de soulager les aphtes en ver­sant de l'eau bouillante sur deux cuillerées à café d'hydrastis séché ; lais­sez ensuite refroidir. Rincez-vous la bouche trois ou quatre fois par jour à l'aide de cette préparation. L'épine-vinette possède des substances consti­tutives et des propriétés thérapeutiques très similaires.

Réglisse (Glycyrrhiza glabra).
Dans le cadre d'une étude conçue pour examiner l'aptitude de la réglisse à guérir les aphtes, on a pu constater qu'un rinçage buccal contenant cette plante apportait un soulagement à 75 % des sujets. Ceux qui constataient un tel résultat précisaient qu'une amé­lioration très nette s'était produite dès le premier jour, avec guérison com­plète le troisième jour. En dehors de sa richesse en tanin, la réglisse a deux autres avantages : elle contient les substances complexes appelées acide glycyrrhétinique et gly-cyrrhizine, qui accélèrent toutes deux la guérison des ulcérations. Pourquoi ne pas utiliser un peu de réglisse pour adoucir les tisanes mentionnées dans cette rubrique ?

Sauge (Salvia officinalis). Bien qu'il ne s'agisse pas de la plante la plus riche en tanin, beaucoup d'herboristes conseillent de préparer une tisane de sauge bien concentrée pour traiter les inflammations de la bouche et la gorge. Pour préparer cette tisane, uti­lisez deux cuillerées à café de sauge séchée par tasse d'eau bouillante. Laissez infuser jusqu'à refroidissement complet avant de vous en gargariser. Évitez toutefois de boire trop de cette tisane. La sauge contient une quantité relativement élevée de thuyone, une substance complexe qui peut provo­quer des convulsions à très haute dose. Quoique la sauge soit une excellente plante sur le plan thérapeutique et que des infusions faiblement concentrées soient recommandées ailleurs dans ces pages, cette plante est un de ces remèdes qui sont bénéfiques à petites doses et moins bénéfiques en plus grande quantité.

Le Pouvoir des plantes. James Duke

Wortels oogsten

Halloween, Allerheiligen, Allerzielen! Magie alom! Toch was 1 november tot in de twintigste eeuw ook een belangrijke kalenderdag voor het nuchtere dagelijkse leven. Voor de boer was deze dag het begin van het winterseizoen en van de werkzaamheden binnenshuis (november is slachtmaand), de datum waarop de kachel werd aangestoken en de winterkleren van zolder gehaald.

Voor een herborist of andere kruidenliefhebbers is het nu ook het moment om wortels te oogsten en al is het niet meer levensnoodzakelijk om voorraden aan te leggen voor de winter, toch kan het plezierig en nuttig zijn om wat wortelige kruidenmiddeltjes te maken. Ook symbolisch en psychologisch gezien, is het nuttig om nu als een reel ritueel wortels uit de grond te halen en de geurige grond onder je handen te voelen.
Bijzondere wortels omwille van hun gebruikswaarde maar ook omwille van hun opvallende geur, hun smaak en hun uiterlijk zijn: smeerwortel, valeriaan, Griekse alant, heemst maar ook teunisbloem, look zonder look en nagelkruid kunnen geoogst worden.
Natuurlijk bestaan er meer mythische wortels zoals Mandragora, Ginseng en Rozenwortel, al moet ik daar expedities voor ondernemen om bij die wortels te geraken. dat maakt ze natuurlijk nog geheimzinniger.

Enkele eigen artikels over wortels
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/30569-ginseng-het-energiekruid.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/leven/31396-rozenwortel-de-europese-ginseng.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/89242-mandragora-mythen-en-verhalen.html

zondag, oktober 30, 2011

Tredplanten en weegbree

We wandelen, alhoewel wandelen is een groot woord. Het is eerder mezelf en de cursisten 'luchten' langs de straat. We snuffelen wat rond op de braakliggende terreintjes tussen de huizen. Op zijn hondjes zou ik zeggen, we laten onszelf uit.
Wat onkruid betreft zijn er nog zekerheden. Je hoeft maar langs de eerste de beste straat te lopen en je komt duizendblad, brandnetel, bijvoet en ridderzuring tegen. Ridderzuring is voor mij de gelegenheid om iets over laxerende antrachinonen in de wortels te vertellen, bij bijvoet kan ik over de Artemisiafamilie en over de naam 'bij de voet' wat vertellen en die ordinaire brandnetel en zijn gele wortels zijn zo maar te gebruiken tegen prostaatklachten. Ook weegbree in niet weg te denken langs de wegranden, zijn jeukwerende werking is algemeen gekend. Op dezelfde plaats groeien ook andere zogenaamde tredplanten, vooral dan het varkensgras. Het zijn niet de mooiste planten, en ze zijn daarbij ook nog  bestoft en betreden. En toch zijn het onze betere geneeskruiden.

Over de weegbree
Een ordinair onkruid maar met naam en faam. Zo maar op de weg groeiend en met de voeten getreden, toch laat de Weegbree zich niet klein krijgen. Of zou hij juist leven omdat wij hem vertrappelen? Ich armes kraut am weg, ich steh hier ungebeten, muss auf mich lassen treten.
Bij deze dan wat deftige informatie over Plantago uit Hagers Handbuch: In Samen, Wurzeln und Blättern wurde Aucubin in Konzentrationen von bis zu 2,3 % gefunden, wobei der Aucubingehalt in den Blättern bei etwa 2 % und in den Stielen bei etwa 1 % lag. In den Blüten konnte kein Aucubin nachgewiesen werden. Die Wurzeln sollen einen relativ hohen Aucubingehalt aufweisen. Der Aucubingehalt in allen Organen ist vor der Blütezeit sehr gering und erreicht im Herbst sein Maximum. In Samen und Blättern findet man Schleimpolysaccharide unterschiedlicher Struktur: Galactose- rhamnose- und galacturonsäurehaltige Arabino-xylane in den Samen; Rhamnogalacturonane, Arabinogalactane und Glucomannane in den Blättern (Bräutigam M, Franz G (1985) Planta Med 51:293–297 [PubMed] ). Planten oogsten in oktober lijkt dus wel een goed moment.

Mijn artikels over weegbree: 
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/53481-weegbree-geschiedenis-en-mythisch-gebruik.html
http://wetenschap.infonu.nl/scheikunde/46881-weegbree-wetenschappelijk-bekeken.html

vrijdag, oktober 28, 2011

Pompoen en de prostaat

Pompoenbloem
 Ik kan er niet onderuit, ik zie ze overal in winkels en aan deuren liggen: de pompoen. Dus bij deze ook mijn, wat vreemde maar wel serieuze bijdrage aan de pompoenhype.

Pompoenfamilie
De Pompoenfamilie met zijn meer dan 900 soorten en zijn immense veelvormigheid is voor mij een mooi voorbeeld van samenwerking tussen mens en plant. Een samenwerking in al zijn schoonheid maar ook in al zijn absurditeit. Kijk maar naar de pompoenmarkten, de wedstrijden voor de grootste, de zwaarste en de raarste. Pompoenen laten zich blijkbaar gemakkelijk en graag (?) manipuleren. Hebben zij daar zelf ook wat voordeel van? In elk geval, worden ze zolang ze de mens amuseren, tot voedsel dienen en als medicijn nuttig zijn, door de homo sapiens ijverig voort-geplant.

Geschiedenis van de pompoen
Op grond van archeologische vondsten lijkt het er op dat pompoenen al 5000 jaar voor onze jaartelling in Peru en Mexico gekend waren. De echte Cucurbita pepo, als Amerikaans gewas, is bij ons natuurlijk pas bekend geraakt na de ontdekking van Amerika. Maar voor die tijd zijn er wel Kalesbasachtigen in gebruik geweest in Europa. Reeds Dioscorides vermelde de fleskalebas als groente. Uitwendig adviseerde hij het vruchtvlees als compres om de koorts te verlagen, tegen gezwellen en tegen jicht. Walahfrid Strabo (808 – 849) bezong in zijn ‘Hortulus’ de vrucht van de kalebas als middel tegen nier- en blaasproblemen. Misschien de eerste aanwijzing voor ons hedendaags gebruik. En ook Hildegard (1098 – 1179) prees haar ‘Kurbesza’ aan als een gezond gewas. Platearius ‘Book of Simple Medicines", circa 1470 wordt geciteerd in Liber de natura rerum door Thomas van Cantimpré , ‘Cucurbita, ut dicit Platearius, frigida est et humida, sed satis in hiis qualitatibus temperata, is koud en vochtig, maar vrij gematigd in deze eigenschappen. Het is een kruid dat in het bijzonder in warme gebieden voorkomt......tegen verstopping van de lever, tegen abcessen van het ademhalingsapparaat in de borst en van andere ledematen helpt kalebas gekookt in scherpe stoffen of ook wel geroosterd.
Lees verder op http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/25922-pompoen-en-de-prostaat.html

Hagers Handbuch der Pharmazeutischen Praxis
Hier ook wat degelijke Duitse info uit Hagers Handbuch over samenstelling en onderzoek naar de pompoenpitten bij prostaathypertrofie.
Die Samen enthalten ca. 1 % Sterole und Sterolglykoside, 35 bis 53 % fettes Öl, Fettsäuren, 6 bis 10 % Kohlenhydrate, 25 bis 42 % Proteine, 4 bis 6 % Rohfasern, 385 bis 483 mg β- und γ-Tocopherol pro kg Öl, 0,7 bis 0,9 % Phosphatid, trypsin-inhibierende Proteine, Diterpene, Squalen, Carbonsäuren, Cucurbitol, seltene Aminosäuren, Carotinoide wie β-Carotin, Lutein, Cryptoxanthin und Spurenelemente wie z. B. Mangan, Zink, Kupfer und besonders Selen (bis zu 0,5 μg/g Samen).

Benigne Prostatahyperplasie. In den 70er- und 80er-Jahren wurde in zahlreichen klinischen Studien die Wirksamkeit von Extrakten aus Cucurbita-pepo-Samen zur Behandlung der benignen Prostatahyperplasie untersucht. Die dabei gewonnenen Erkenntnisse beschränkten sich größtenteils auf traditionelle Anwendungen, offene Studien und Untersuchungen mit Kombinationspräparaten. Die z.T. widersprüchlichen Ergebnisse dieser Studien sind durch die Variabilität der Zusammensetzung und mangelnde Standardisierung der eingesetzten Phytopharmaka und häufig zu kurze Therapiedauer bedingt.

Nachfolgend werden klinische Studien besprochen, die nur mit Kürbissamen-Monopräparaten durchgeführt wurden. Die eingesetzten Extrakte stammten alle aus den Samem von Cucurbita pepo L. convar. citrullinina GREB. var. styriaca GREB. In einer placebokontrollierten, multizentrischen (65 urologische Praxen), randomisierten Doppelblindstudie wurde die Wirksamkeit eines Kürbissamen-Monopräparates zur Therapie von Miktionsbeschwerden bei Patienten mit einer benignen Prostatahyperplasie über einen Zeitraum von 12 Monaten (Juni 1996 bis Juli 1997) untersucht. Eingesetzt wurde ein alkoholischer Dicksaft aus Kürbissamen (DEV: 15-25:1; Auszugsmittel: 92 % Ethanol). In die Studie eingeschlossen wurden Patienten (Verum: 233 Männer, Durchschnittsalter 62,9 Jahre; Placebo: 243 Männer, Durchschnittalter 63,2 Jahre) mit einem Internationalen Prostata-Symptomen-Score (IPSS) von mindestens 13 Punkten. Die Verumdosis bestand aus 2 Kapseln/Tag (je 500 mg Extrakt entsprechend 7,5-12,5 mg Kürbissamen). Hauptzielparameter war die Miktionssymptomatik, die anhand des IPSS beurteilt wurde. Zusätzlich wurden Daten zur Miktionsfrequenz, Uroflow, Restharnvolumen und Prostatagröße erhoben sowie hämatologische und biochemische Parameter gemessen, Urinanalysen, körperliche Untersuchungen, Blutdruck- und Herzfrequenzmessungen durchgeführt. Die Datenerhebung erfolgte jeweils nach 1, 3, 6, 9 und 12 Monaten. Der Anteil der Responser (Reduktion des IPSS von mindestens 5 Punkten) betrug in der Verumgruppe 65 % und in der Placebogruppe 54 %. Ausgehend von einem IPSS von 17,6 (Verumgruppe) bzw. 17,7 Punkten (Placebogruppe) kam es bei den mit Verum behandelten Patienten zu einer Reduktion des Scorwertes um 6,6 Punkte auf 10,9 (Verbesserung: 38 %), während bei den mit Placebo therapierten Männern nur ein Rückgang um 5,5 Punkte auf 12,2 (Verbesserung: 31 %) beobachtet wurde. Nach Ablauf von 6 Monaten zeigte sich bei der Placebogruppe keine weitere Verbesserung des IPSS, hingegen reduzierte sich der IPSS-Wert bei der Verumgruppe bis zum 12 Monat kontinuierlich. Die Differenz der beiden Behandlungsgruppen war in der Intention-to-treat-Analyse signifikant. Die zwölfmonatige Behandlung mit dem Kürbissamenpräparat führte im Vergleich zur Placebotherapie zu einer statistisch signifikant niedrigeren Miktionsfrequenz bei Tag.


Referenties
Bach D (2000) Urologe (B) 40(B5):437
Koch H, Basch M (1984) Kooperation Phytopharmaka 52

Hagers Handbuch der Pharmazeutischen Praxis, vollst. (vierte) Neuausgabe. Hrsg. von P. H. List und L. Hörhammer in Gemeinsch. mit H. J. Roth und W. Schmid, Bd. 6, Chemikalien und Drogen, Teil C: T-Z. Springer-Verl. Berlin — Heidelberg — New York 1979

HagerROM 2006. Hagers Handbuch der Drogen und Arzneistoffe. Blaschek, W.; Ebel, S.; Hackenthal, E.; Holzgrabe, U.; Keller, K.; Reichling, J.; Schulz, V. (Hrsg.) Version 5.0, 2006, 19 S. CD-ROM.
CD-ROM, ISBN 978-3-540-28233-4

woensdag, oktober 26, 2011

Ik beken!

In het voorjaar heeft een natuurvereniging en anderen een stukje duinbos bij mij in de buurt, min of meer gekapt en omgewoeld om er een nieuw biotoop aan te leggen. Een vorm van natuurbeheer, waar ik gemengde gevoelens over heb. Ik bedoel echt gemengd, dus positief en negatief. Met bulldozers bomen en struiken (duindoorn, rozenbottel) omduwen en de grond omwoelen, ziet er niet direct milieuvriendelijk uit, maar tezelfdertijd wil mijn ecologisch verstand dit alles ook goed praten, want men wil een waardevoller biotoop creëren met zeldzame plantjes in plaats van de ooit ook aangeplante grove den en woekerende duindoorn. Dus?

Dus, dus, dus dacht ik, nu de grond toch omgewoeld is, zaaiklaar gemaakt, kan ik even goed, net zoals de vogels en de wind, wat meewerken aan de verspreiding van plantenzaad. Vooral omdat ik zeker nog 100 gram zelf verzameld gemengd zaad liggen had dat hoognodig gezaaid moest worden. Zo zaaide ik langs de rand van de nieuwe afsluiting van het 'natuurgebied' honderden zaadjes van gele hoornpapaver, zegekruid, klaprozen, bolderik, nigella's en nog veel meer.

Nu vele maanden later zie ik eindelijk enkele onooglijke hoornpapavertjes en wat zegekruidjes opkomen tussen de vele teunisbloemen. Teunisbloem was dat ook geen vreemdeling uit verre streken, die als verstekeling de verre reis van Amerika naar Europa heeft gemaakt?

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/39848-teunisbloem-geschiedenis-en-gebruik.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/82879-teunisbloem-en-vetzuren.html

dinsdag, oktober 25, 2011

Robertskruid


Je vind het ook nu nog overvloedig aan de rand van de bossen. Het Roberstkruid, Geranium robertianum, een echte ooievaarsbek, je herkent het niet alleen aan zijn snavelvormige zaaddoos, zijn rood verkleurende ingesneden bladeren maar ook aan zijn vreemde geur. Het is geen gereputeerd geneeskruid, weinig wetenschappelijk onderzocht maar toch ook al weer van oudsher in gebruik. Of het, zoals Mellie Uyldert beweert, de radioactiviteit kan neutraliseren, lijkt mij nog al hoog gegrepen en moest dat zo zijn, dan zou robertskruid wel eens de plant van de eeuw kunnen worden. 
Wat nuchterder bekeken. Een bloedstelpende werking heeft het zeker wel, dat is ook eigen aan de hele familie van de ooievaarbekachtigen. Zo draagt de Amerikaanse soort, Geranium maculatum L. die in Europa als sierplant gebruikt wordt, de naam Aluinwortel. Ook Dodonaeus vermelde al de samentrekkende en wondgenezende werking:  'Trobrechts cruyt stelpt dat bloeyen van den verschen wonden/ ghestooten ende daer op gheleyt/ als Dioscorides schrijft. Tselve cruyt/ ghelijck nu ter tijt bevonden es/ es seer goet voor die sweeringhen van den borsten ende scamelijcke leden/ sonderlinghe vander manlijcheyt/ ghestooten ende daer op gheleyt oft het sap daer inne ghedaen. Dwater daer Robrechts cruyt in ghesoden es/ gheneest die vuyle sweerende en stinckende monden/ als zy daer mede ghespoelt worden'.

Aan  de bisschop Robert de Molesme of Ruprecht., de stichter van de Cistercienorde in de elfde eeuw (1098) zouden we de naam robertskruid te danken hebben. Dit omdat hij de bloedstelpende werking van de plant ontdekt zou hebben.

Herbe au Petit Robert
Hier volgt een Franse tekst over Herbe au Petit Robert, niet alleen bedoeld om Walloniers of Fransen aan te trekken maar vooral om een van de vele interessante Franse kruidenboeken onder de aandacht te brengen. In dit geval 'Remèdes populaires en Dauphiné', geschreven in 1943 als thesis voor het behalen van het apothekersdiploma en opnieuw uitgegeven in 1984.

Le Géranium Robert (Geranium Robertianum, Geraniacés) est appelé couramment, à cause de la forme de son fruit: Bec de grue, et plus souvent encore, sans que l'on sache pourquoi, l'Herbe au petit Robert ou l'Herbe à Robert.
C'est une plante herbacée que l'on trouve avec abondan­ce le long des chemins, au bord des haies, sur les vieux murs. Le Géranium Robert se reconnaît facilement à son as­pect rougeâtre. Pour la récolte, on cueille la plante entière dont on fait de petits paquets que l'on fait sécher en les sus­pendant.

Cette plante était employée dans l'antiquité, puisque, se­lon Pline, prise en breuvage, elle était bonne pour guérir les plaies, elle arrêtait le sang, et résolvait les caillots. On l'appli­quait en cataplasmes, on en faisait des fomentations, tandis qu'à l'intérieur on la prenait de préférence en décoctions, plus actives que la simple infusion. C'était un vulnéraire fort ap­précié, entrant dans toutes les préparations destinées à « dis­soudre le sang grummelé, et souder les bords des plaies ». On pilait la plante avec du sel et du vinaigre et on en faisait un cataplasme qui, appliqué à la plante des pieds, modérait la fièvre. Dans les anciennes pharmacopées on se contentait dans les cas d'œdèmes des membres inférieurs,d'y appliquer l'herbe pilée en guise de cataplasme. Dans toutes les chutes, la per­sonne tombée devait avaler promptement un grand verre d'une forte décoction d'herbe à Robert.

Rolland rapporte qu'en Belgique pour guérir le muguet des enfants, on cueille six feuilles de cette plante qu'on dispose deux à deux de façon à former trois croix qu'on coud en tri­angle à l'intérieur du petit bonnet blanc de l'enfant malade. En Wallonie, on l'emploie suivant la théorie de la signature pour guérir les taches rouges des yeux enflammés en se basant sur ce fait que les feuilles du Géranium Robert sont tachetées de rouge. Rolland rapporte encore que cette plante est considé­rée comme très efficace dans les dyssenteries les plus rebelles. Le Dr Leclerc affirme que sa décoction est bonne pour les angines sous forme de gargarisme.

En Dauphiné, l'Herbe au petit Robert est une panacée. On en fait des tisanes bonnes à guérir les bémorrhagies, les diarrhées. Elle passe pour guérir les dartres, les croûtes, les éruptions. On fait des décoctions qu'on emploie en compresses dans toutes les inflammations. On préconise aussi sa tisane dans le diabète. Quelle que soit son efficacité, de nombreuses familles, en Dauphiné, font chaque année une copieuse pro­vision d'Herbe au petit Robert qu'elles emploient indifférem­ment pour les malaises les plus divers.

http://www.herbsarespecial.com.au/free-herb-information/herb-robert.html
http://www.leeswerk.nl/artsenijgewassen/1/met_tekst/100.htm
http://leesmaar.nl/cruijdeboeck/deel1/capitel030.htm
http://www.florafmd.com/flora/home/Canada/HealthInformation/Encyclopedias/CranesbillTea.htm

geschreven door Maurice Godefridi

Uierzalf?

Uierzalf.... het lijkt een vriendelijk ouderwets middel, voor alles en nog wat goed. Tegen verkleuring van tatoeages, tegen zadelpijn, tegen baarduitslag, tegen wintervoeten, tegen wallen onder je ogen, tegen koude en het dient zelfs om de romp van boten in te smeren en zwart geblakerde pannen schoon te maken.

Uierzalf bevat; petrolatum (soort aardoliedestillaat), paraffinum liquidum(ook een aardoliedestillaat), lanolin olie(natuurlijke olie uit schapenvacht), triclosan(anti bacteriële chemische stof) en cymbopogon nardus(etherische olie).

Triclosan is een krachtige en veel gebruikt bacteriedodende en schimmelwerende stof. Het is een wit poeder met een lichte aromatische geur. Het is bijna niet oplosbaar in water, maar goed oplosbaar in ethanol. De toepassing van Triclosan staat onder druk vanwege de toenemende onderzoeksgegevens die aantonen dat de stof kankerverwekkend kan zijn.

Of die triclosan in alle uierzalven zit, is niet zeker en of de uierzalf van vroeger die van vandaag is, is al even twijfelachtig. Zo lees ik ook dat de samenstelling van een bepaald merk bestaat uit: Olus Hydrogenated Vegetable Oil, Candelilla Cera, Euphorbia, Cerifera Wax, Lanoline oil, Polyglyceryl-2 Dipolyhydroxy-stearate, Glycerin, Phenoxy-ethanol, Ethylhexylglycerin, Parfum, Sunflower, Lecithin, Ascorbyl palmitate, Tocopherol. Geen triclosan te bespeuren maar 100% natuurlijk lijkt mij toch wat anders.
Uier zit er zeker niet in, die naam komt van zijn gebruik in de diergeneeskunde om uiers van koeien mee in te smeren. Nu, lijkt de naam alleen maar gebruikt te worden om iets 'vertrouwds' of natuurlijks te suggereren.