Zomaar tussendoor een heel artikel over een mini- bosplantje met de, tot onze verbeelding sprekende naam: Circaea of heksenkruid.
In de loofbossen, aan de rand van de paden kom ik het onooglijk, teer maar toch woekerend plantje regelmatig tegen. Het wit minibloempje lijkt met enige verbeelding of met slechte ogen wel wat op een lief heksje op een bezemsteeltje. Zou daar zijn naam heksenkruid, Circaea lutetiana vandaan komen of is er meer aan de hand?
Deze plant heeft een wortelstok, die kruipend, dunne uitlopers vormt. De stengel is teer, doorschijnend, meestal zacht behaard. De bladen zijn tegenoverstaand, hartvormig-eirond tot langwerpig en getand.
Naamverklaring
Circe van Castiglione |
Het is heel goed mogelijk dat het de beroemde Alruin (Mandragora officinalis) geweest is. De wortel van deze plant, veel gelijkend op een menselijke gestalte, had behalve grote geneeskracht ook grote toverkracht. Waarschijnlijk was de Kirkaia van Dioscorides dan ook deze Alruin.
Merkwaardig is toch wel dat in Devon de volksnaam van het heksenkruid Mandrake is, wat de Engelse benaming voor Mandragora of Alruin is. Wel verwarrend want ook tovenaarskruid.werd het ooit wel genoemd. Zou heksenkruid dan toch magische krachten bezitten?
Stevenskruid, de kristelijke naam
Heks, Circe, tovenaarskruid! Niet te verwonderen dat de kristenen weer een gekerstende naam verzonnen, namelijk stevenskruid naar Sint Stephanus, die blijkbaar de beschermheilige der paarden is. Dr. J. Schrijnen schrijft in zijn Nederlandsche Volkskunde: 'De naam "Stevenskruid" voor Circaea hangt samen met de nimf Circe samen - is daarom zoo merkwaardig, dewijl Sint Stefanus, beschermheilige der paarden, ook enkele trekken van den een of anderen Germaanschen god heeft overgenomen. Men hing daarom het kruid in de stal (ook in huis) op, om de dieren tegen kwade invloeden te beschermen.', ook in sommig Duitse streken is de volksnaam Sint Stephanskraut en in Frankrijk Herbe Saint Etienne.
Bij Dodonaeus (1608) vinden we haar terug in het hoofdstuk 'Indiaensche ende ander vreemde cruyden'. 'Circaea lutetiana, dat is Circaea van Parijs heeft bladers als die van Persicaria, Nachtschade oft Groote Clocxkens Winde, wassende aen eenen dunnen claeren blinckenden steel/ anderhalven voet lanck/ seydt Lobel/ op sijn tsop verciert met veel wittachtige bloemkens.'
Geneeskrachtig?
De weinige bekendheid, het verband met heksen en tovenaars (giftig?), zullen er mogelijk de oorzaak van geweest zijn dat het kruid niet in de volksgeneeskunde werd gebruikt. Abraham Munting in zijn Nauwkeurige beschrijving der Aardgewassen (1696) schrijft wel: 'Circaea van Parijs, Dus in het Neederlandsch; en in het Latijn Circaea lutetiana genoemd. Mijns wetens met geenen anderen naam bekend ... in Wijn gezoden, en zoo warm opgelegt, neemt wech de hardigheyd uyt der Vrouwen Borsten, en de zwelling der Tepelen: ook de hittigheyd en brand der Wonden, zweeren en zeeren.'
In de Flora Batava waar het plantje het Gemeen Stevenskruid wordt genoemd, staat dat het kruid volgens Chomel 'als stooving tegen Ambeijen dienstig zou zijn'. Een papje van het kruid tegen aambeien dus.
De Latijnse soortnaam lutetiana betekent afkomstig uit de omgeving van Parijs. De Romeinen noemden die stad Lutetia. Er wordt beweerd dat vroeger vooral Parijse kruidkundigen zich hebben beziggehouden met deze plant. Een vroegere Latijnse benaming was Lutetia parisiorum. Dus twee keer Parijs! Paris Paris! Maar, maar, maar Lutetiana kan ook komen van Luteus (Latijn) en betekent "van klei", verwijzend naar zijn geliefde groeiplaats. En zo komen we weer van de magie, met onze voeten op de grond, in de klei terecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten