vrijdag, april 22, 2016

Kruidenstage, braambladeren en Mellie Uyldert

Tijdens onze vroege, lentekruidenstage kunnen we met de ogen en de mond genieten van het verse, jonge blad van beuk en braam. Braambladeren zijn bijzonder geschikt om te drogen en van de jonge scheuten kunnen we een glycerinemaceraat maken.  


mare des fées huelgoat
Waar bramen groeien, daar is een plaats van kracht, schrijft Mellie Uyldert. De braamstruik (Rubus fructicosus) behoort bij de mens op aarde. Het menselijke blijkt uit de vijftallige bloemen, zoals die van de wilde roos, de appel en andere familieleden: vijf is het getal van de mens. De vijfpuntige ster die naar boven wijst, is het teken van de opstrevende mens, die in de vijfhoek past, wanneer hij met de armen schuin omhoog en wijdbeens staat. In oude inwijdingsgrotten vindt men een vijfhoek in de rotswand uitgehouwen, waarin de mens bij zijn inwijding moest gaan staan. De mens heeft ook twee maal vijf tenen en twee maal vijf vingers, waarmee hij de aarde grijpt en de ruimte. Vijf is het getal van de wil. Een vijftallig samengesteld blad is als een hand: de macht van de mens over de stof.

Elke zomer maakt de braamstruik nieuwe lange loten, die letterlijk om zich heen grijpen. Vindt een jonge loot een hoog aangrijpingspunt in heg of boom, dan groeit zij opwaarts, maar raakt zij de aarde, dan ontwikkelt zij op die plek wortels, die in de aardbodem dringen en zo een nieuwe plant doen ontstaan. Zo stemt de braamstruik met die mens overeen, die zowel in het geestelijke als in het aardse leven actief is. Van die jonge loten kan men thee trekken tegen huiduitslag. Van de verse loten, bladen en bloemen trekt men met kokend water een goed spoel- en gorgelwater voor gevallen van keel- en mondpijn, amandelontsteking, gezwollen tandvlees en aften.
De vuurkracht doodt ziektekiemen en het looizuur trekt slijmvliezen en tandvlees samen. (Mars en Saturnus). En nog eens Mellie Uyldert 'Dit looizuur verbindt de denkpool en de levenspool van de min of meer gespleten mens en maakt hem weer uit één stuk! Het versterkt de zenuwen, o.a. die van de spijsvertering, het droogt het al te waterige (lymfatische) op, en daarom in de braambladthee ook goed tegen diarree, witte vloed en slijmhoest. Braamblad (looistoffen) maakt alles wat te los zit in het lichaam, weer vast.

Het verse braamblad kan men met de witte onderkant op huiduitslag leggen om 'het kwaad' er uit te trekken. En natuurlijk zijn er later de vruchten, dus de bramen, rijk aan vitaminen en mineralen echt wild voedsel.  Mellie Uyldert 'Het sap versterkt de vaatwanden. Zo kan de mens de krachten van de braam overnemen om zichzelf en anderen te versterken. Maar luister ook naar haar ritselend verhaal van oude tijden die gaan terugkomen, van braamhagen of heilige plaatsen van kracht. Ga over het veld en luister. Die Bromheeren rasseln im Winde'.

Mellie Uyldert wist nog niks van anthocyanen en anti-oxydanten, maar ze wist dus wel dat braamsap én begeestering goed is voor hart, bloedvaten en voor nog veel meer.

https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rubus-fructicosus-braam
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/biografie/42216-mellie-uyldert-en-de-taal-der-kruiden.html

dinsdag, april 19, 2016

Even vorst nu en 25 jaar geleden

De volgende tekst schreef ik op 22 april 1991 in mijn dagboek van de kruidentuin  

Late en strenge nachtvorst! Al dat nieuwe groen krijgt het hard te verduren. Mijn Russische rabarber (Rheum raponticum) met zijn mooie grote blad is serieus slap gaan hangen, verschillende bladeren zijn bevroren; gelukkig zijn de dikke bloemknoppen niet beschadigd. Deze medicinale rabarbersoort kan duidelijk minder goed tegen de koude dan zijn verwanten uit de groentetuin.
Ook het nieuwe blad van de citroenmelisse is tot mijn eigen verbazing volledig bevroren.
Wat me niet verbaast is het bovengronds bevriezen van de zilverkaars (Cimicifuga), een Noord-Amerikaanse vaste plant die als sierplant en als homeopathisch middel naar Europa is gekomen. Gelukkig zijn er ook enkele Cimicifuga's niet bevroren.
De aartsengelwortel (Angelica archange!ica) stond al stevig in bloei, de bloemen hangen nu onderste boven, die gaan nog raar kronkelen de volgende dagen.

Angstig verder lopend zie ik de volgende slachtoffers. De jonge scheuten van het leverkruid en van de karmozijnbes.  Gelukkig zijn er méér planten die de vorst volledig overleefd hebben! Opvallend is de stinkende Gouwe (Chelidonium majus), al volledig uitgegroeid en bloeiend is hij met zijn oranje-gele melksap, een soort antivries, blijkbaar goed bestand tegen de vorst.
Hetzelfde principe hanteren de wolfsmelksoorten, die de laatste jaren als sierplant populair geworden zijn. De kruisbladige wolfsmelk (Euphorbia lathyrus L.) zou mollen uit de tuin houden, echter met wisselend succes, zelf gebruik ik hem meer als sierplant.

De klassieke heesterachtige kruiden zoals tijm, salie en lavendel zijn nog niet echt aan de groei, hebben dus nog geen tere jonge blaadjes die kunnen bevriezen. De afgeharde blaadjes van vorig jaar staan er wat vuil maar stevig bij.
Echte struiken in mijn haag, zoals de haagbeuk komen dikwijls laat en zeer wisselend in blad. De snelste blaadjes zijn nu dus bevroren, hun fris lentegroen is herfstig bruin geworden. Voor een keer zullen de laatste bladvormende beuken de eersten zijn.

Vandaag 19 april 2016 zowat 25 jaar later zie ik opnieuw slaphangende, licht bevroren planten, nu in onze Bretoense tuin.

 Het is mooi zonnig weer overdag, maar wit glinsterend gras in de ochtend . Onze  zwartmoeskervel, verwilderde scheuten van aardappelen en filigraine venkelbladeren laten hun kopjes hangen. Alleen de witte bloesem van de pruimenboom doet alsof er niks aan de hand is. Vrolijk verder bloeien. Is er veel veranderd in 25 jaar?


dinsdag, april 12, 2016

Dotter in de tuin

Dotter in de tuin
Na de massale bloei van het speenkruid nemen de gele Dotters in de natuur en in onze Bretoense tuin de rol van het speenkruid over! De merkwaardige naam Dotter en Dodder en Dooier zijn waarschijnlijk van één woordstam afgeleid. De dooiergele kleur zou de dotterbloem aan zijn naam geholpen hebben.  Of zou het dotteren op het water er iets mee te maken hebben? Als stuifmeel- en honingproducent doet de Dotter voor de juist in bloei gekomen waterwilgen niet onder.
Hele slootranden waren vroeger met Dotters bezet. Breekt de zomer aan, dan staan op de oude bloemstelen telkens een tiental droge, dooraderde kokervruchten met spitse, gekrulde neuzen. De toch al forse bladeren groeien door tot het formaat van ontbijtbordjes. Zij imiteren boven het water uitgetilde waterleliebladeren en rollen zich in.

Zelden medicinaal in gebruik,

maar wellicht vroeger door de boer als boterkleurmiddel gebruikt.  De Latijnse naam Caltha is afgeleid van het Griekse 'kalathos' wat korfje of schaaltje betekent, naar de vorm van de bloem. Dat de naam Grote boterbloem ook nog gebruikt word, zal ons niet verbazen. Niet alleen hebben ze beide dezelfde  glimmende gele kleur, maar ook hun vochtig biotoop in de natte weilanden is hetzelfde. Omdat de hoofdbloei rond Pinksteren en Pasen valt, vinden we ook nog wel de namen pinkster- en paasbloem terug. Oude, niet meer gebruikte namen zoals Smeerbloem en Smeerblad verwijst niet naar zijn medicinale werking maar wel naar zijn glimmend vettig uiterlijk, alsof zij met vet, boter of smeer ingewreven zijn.

Caltha vroeger en nu

Caltha vinden we in de alleroudste Romeinse kruidenboeken wel terug, alleen werd daar zeer waarschijnlijk de goudsbloem mee bedoeld. Ook bij Matthiolus 1563 werd de goudsbloem Caltha genoemd. Dodonaeus spreekt ook van Watergoutbloemen en zegt dat 'Die en zijn in der medecijnen niet bruyckelijck'. Al kwam ze nog later in de apothekersboeken wel voor als 'Herba en Flores Calthae palustris' en werd ze, volgens de signatuurleer gebruikt bij geelzucht. Behalve bloemen werden ook de zaden in wijn getrokken voor de lever gebruikt. In de Flora Batava uit 1800 vinden we wel wat 'huishoudelijke toepassingen' van de Dotterbloem. De Bloembotten (knoppen) kunnen als Kappers ingelegd en gebruikt worden. (Ehrhart) Deeze Plant in de Weilanden is als een schadelijk onkruid voor het Vee te houden, volgens Haller, Ehrhart en Brugmans. De jonge uitspruitels alleen zijn minder schadelijk, en in zo verre kon deeze Plant als onschadelijk voor Geiten, Schaapen en zelfs Runderen, door Gmelin worden opgegeven. Doch hoe grooter en sterker de Plant wordt, hoe meer zij eene vergiftige hoedanigheid verkrijgt. 

De Bloemen geeven eene geele verf, en derzelver sap met aluin gekookt, geele Inkt. (Reuss) Volgens Tournefort verfen de Bladeren het blauw papier ligt rood. Indien men dezelve brandt wanneer zij gedroogd zijn, smelten zij even als het Salpeter.
De Bloemen ook zeer goed voor de Byen.  Ook nu nog worden de bloemknoppen ingemaakt of gekookt als voedsel geadviseerd, toch is wegens de mogelijke giftigheid zeker de rauwe plant niet aan te raden, het is niet voor niks een ranonkelachtige (boterbloemen, speenkruid) die allemaal giftige alkaloïden kunnen bevatten. Ook triterpeensaponinen zijn aanwezig, al zouden die mogelijk wel een adaptogene werking kunnen bezitten. In elk geval zou ik zonder enige voorkennis niet experimenteren met de dotter als voedsel of als medicijn.

Voor verdere studie

  • Caltha palustris - Plants For A Future database report
  • Triterpenoid Saponins from Caltha palustris.P Bhandari, A I Gray, R P Rastogi.  Planta Medica (1987)Volume: 53, Issue: 1, Pages: 98-100
  • Caltha palustris L. Seed Oil. A source of four fatty acids withcis-5-unsaturation.Smith CR Jr, Kleiman R, Wolff IA.Lipids. 1968 Jan;3(1):37-42.
  • [Magnoflorine in Caltha palustris L.]NIJLAND MM.Pharm Weekbl. 1963 Apr 12;98:261-3.
  • A critical study on the oncostatic factor present in Caltha palustris.SOKOLOFF B ea. Growth. 1962 Mar;26:71-5.
  • Kleyn. Planten en hun naam.





woensdag, april 06, 2016

Lente, nog even niet en toch....

En wij die dachten en vreesden dat de lente dit jaar in januari zou beginnen. Nu is het april en nog steeds fris hier in Bretagne. Al dagen even zon en dan driftige regenvlagen er over heen. Het gevecht tussen winter en lente volop aan de gang. Natuurlijk laten plantaardige katjes en andere geel bloeienden, zoals hoefblad en speenkruid zich niet zomaar afremmen maar toch......van de opwarming van onze aarde is even geen sprake.

Vandaag zag ik ook de eerste witbloeiende hoornbloemen tussen het bermgras doorpiepen. Akkerhoornbloem, Cerastium arvense L., hoort tot de Anjerfamilie. De naam Hoornbloem heeft deze groep van witbloemige plantensoorten te danken aan de vorm van de doosvrucht. Die is enigszins gekromd en lijkt daardoor wel wat op een gekromde koeienhoorn (hoorn is in het Grieks keras, wat in het Latijn ceras wordt, hetgeen terug te vinden is in de wetenschappelijke naam Cerastium).

De Hoornbloemen onderscheiden zich van de Muursoorten, ook een geslacht uit de Anjerfamilie, met twee gemakkelijke kenmerken: de kroonbladen van Hoornbloemen zijn nooit meer dan tot de helft ingesneden, terwijl die bij de Muursoorten meer dan de helft zijn ingesneden. Verder hebben de Hoornbloemen vijf stijlen en de Muren drie. Hoornbloemen zijn meestal ook behaard.

Akkerhoornbloem heeft kroonbladen die twee maal zo lang zijn als de kelken. Het is de Hoornbloem met de grootste bloemen uit het geslacht. Het typische gevorkte bijscherm, de bloeiwijze van de Anjerfamilie, is aan de Akkerhoornbloem goed te herkennen.
De plant is nauwelijks tot weinig behaard of met afstaande haren behaard, maar zeker niet witviltig. Het is vrijwel de eerste bloeiende soort op droge zandige graslanden en wordt veel bezocht door insecten, met name vliesvleugeligen en vliegen.
De soort is overblijvend en het is opmerkelijk dat ze niet voorkomt op akkers, terwijl de Nederlandse naam dat wel suggereert. Wel vind je haar op rivierduinen, in wegbermen, langs spoorwegen en kanalen.

Een bekende geneeskrachtige plant is het zeker niet, toch vind ik bij Moerman Native American Ethnobotany dat de plant samentrekkend werkt. A decoction of the plant has been used in the treatment of injuries and miscarriage. A decoction is said to stop uterine bleeding and prevents the child from passing through the uterus.
En in de Flora Batava geschreven tussen 1800 en 1934 wordt vermeld dat 'Uit de Bloemen trekken de Byën goeden Honig en Wasch (Mattuschka, Reuss). De Plant wordt niet gegeten door het Vee, inzonderheid niet, volgens myne ondervinding, door Schapen, schoon zy gebrek aan voeder hebben. Aan den Wortel zou het Poolsch grein(*) te vinden zyn.

En dat Poolsch of scharlaken grein, trekt me wel aan en moeten we eens verder onderzoeken. Het is een soort schildluis (Porphyrophora polonica). De larve leeft op de wortels van een 20-tal planten, maar vooral op de overblijvende hardbloem (Scleranthus perennis), en werd vroeger , in o.a. Polen en Rusland, gebruikt als grondstof voor karmijnrood. Het was een goedkoper alternatief voor de op de kermeseik (Quercus coccifera) levende schildluis (Kermes ilicis of Kermes vermilio), uit het Middellandse Zeegebied, die scharlakenrood geeft. Het gebruik ervan ging verloren door de popularisering van de Mexicaanse cochenilleluis ( Dactylopius coccus) als grondstof voor de kleurstof karmijn- of karmozijnrood.

zaterdag, april 02, 2016

Onze alruin

Onze alruin is flink aan de groei. In de schaduw van een oude laurierboom en dan nog in een grote ingegraven plastieken pot blijkt dit plantaardig mensje toch zijn mannetje of vrouwtje te staan. In die pot is de plant terecht gekomen omdat we hem ooit naar een betere, definitieve plek wouden overbrengen. En dat is nu het moment. Maar... een Mandragora overplanten, de verschrikkelijke verhalen indachtig, dat doe je zo maar niet. Dus eerst nog eens de oude instructies bestuderen. 

Mandragora officinarum, het mannetje, het pisdiefje is ongetwijfeld de beroemdste onder de magische planten. De geslachtsnaam is mogelijk afgeleid van het Griekse woord mandra, wat 'stal’, 'kudde' of 'vee' betekent. Het verwijst naar het feit dat de alruin giftig is voor dieren, maar ook voor mensen.
Alruin vindt zijn oorsprong in het huidige Palestina. Hij was reeds bekend in het oude Egypte. De artsen uit Alexandrië lieten de wortel in wijn trekken en gebruikten dat brouwsel als een narcoticum. Bij de Grieken had deze plant een grote faam als liefdesdrank en werd gebruikt tijdens vruchtbaarheidsrituelen. Ook in de Bijbel wordt de Mandragora vermeldt om onvruchtbaarheid te genezen.

De kracht van deze plant zit in zijn vreemde wortel, die meestal gedraaid en gespleten is en daardoor, met enige fantasie op een mens lijkt. Vanwege die vorm noemde de Griekse wijsgeer Pythagoras (600 v. C.) haar 'anthropomorphos', op een mens gelijkend. Een vroegchristelijk verhaal beschrijft de alruin als een voorstudie voor de mens. Een afgekeurd probeersel voor de echte mens.

Oogsten van alruin.Er zijn vele griezelige berichten over het uitgraven van de plant. Antieke berichten weliswaar. Het uittrekken moest gebeuren op een maanloze nacht. Men zei dat elke aanraking tot de dood leidt en daarom moest de wortel door een hond worden uitgetrokken. Bij het uitrukken stoot de plant een door merg en been dringende gil uit, een afschuwelijke kreet, waarvan je krankzinnig wordt of ter plekke sterft. In de Griekse 'Dierengeschiedenis' van Claudius Aeliaus verschijnt de plant onder de naam 'knospatos', de door de hond uitgetrokkene.

Een hond heb ik niet bij de hand, al zou ik de keffertjes van de buurman kunnen gebruiken. En een maanloze nacht, nieuwe maan veronderstel ik, ook daar moet ik nog even op wachten.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/mandragora
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/40299-alruin-verhalen-over-het-pisdiefje.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/70128-alruin-een-vreemde-geschiedenis.html

dinsdag, maart 22, 2016

Klein hoefblad in de oude groeve

 De bloemen van klein hoefblad zijn er zoals steeds vroeg bij. Massaal vind ik ze vandaag in een verlaten steengroeve in de Molignéevallei. Omgewoelde, kale, braakliggende terreinen, daar voelt deze woekeraar zich het best thuis. Het blad, dat pas na de bloei aan de plant komt, werd tot voor kort veel in hoest- en luchtwegmiddeltjes gebruikt maar omdat er ook gevaarlijke pyrrolizidine-alkaloïden in ontdekt werden, is het in diskrediet geraakt. Niet dat je er op korte termijn dood van gaat, maar wel omdat die alkaloïden bij lang gebruik levercellen kunnen beschadigen. Thee van trekken kan nog steeds zonder problemen, alleen liefst geen weken aan een stuk.

Klein hoefblad etymologie
De naam  ‘tussilago’ komt van ‘tussis’ hoesten en ‘agere’ verdrijven, naar zijn hoestdempende werking en dus zou het kunnen dat de Nederlandse naam oorspronkelijk ‘hoestblad’ geweest is. Ook de Grieken noemden haar ‘becchion’ van besso (hoesten). Zowel bij Plinius als bij Dioscorides vinden we de plant als hoestblad terug, met de nodige ingewikkelde en soms sympathieke recepturen, zoals het opzuigen van smeulende bladeren door een pijpje.

Uiteindelijk heeft de naam Hoefblad het gewonnen. In de Codex Bonnensis (11de eeuw) wordt het ‘Rossehuf’ (hoef van een ros), Bock in zijn ‘Neu Kreuterbuch’ zegt Rosshuf en Fuchsius (1543) spreekt zelfs over Peertsclauwe, tenminste in de Nederlanse vertaling. Hoe dan ook de officiële Nederlandse en Latijnse naam is nu Klein hoefblad – Tussilago farfara en dat kan alleen nog veranderen mits toestemming van een officiële taalcommissie. Ja, ook daar hebben wij officiële instanties voor.

Nog wat andere namen
Tussilago farfara L., Tussilage, pas d'âne (Frankrijk), Coltsfoot (GB), Gemeiner Huflattich (Duitsland)
Andere Engelse namen voor Klein hoefblad: assfoot, Butterbur, Butter dock, Coughwort, coltsfoot (veulenvoet), horsefoot, foalfoot, bull'sfoot, horsehoof, colt-herb, clayweed, cleats, dove-dock,
Andere Franse namen voor Klein hoefblad: chou de vigne, herbe de Saint-Quirin, herbe aux pattes, pas de cheval, pied de cheval, racine de peste, taconnet.


22 maart terreurdag

22 maart. Een terreurdag voor Brussel en Belgie. Vreemd, verschrikkelijk. Ik zeg mijn herboristenles in Antwerpen  af, en rij wat doelloos rond in Hastière en omgeving. Bezoek als troost de plantenkwekerij Ortie-culture in Biesmerée. Nog geen overdaad van planten aanwezig, toch koop ik wat sterk geurende, vreemde troostkruiden. Een doorlevend Afrikaantje, Tagete limoné, twee Griekse oregano's, doorlevend bonenkruid met citroengeur, en een klimmende groente Basella.....

Een gesprekje, een mooie vallei met geschiedenis en dan weer verder dwalen... naar de Molignéevallei. Een kort bezoek aan een verlaten steengroeve met bloeiend klein hoefblad. Heel gewoon, geel bloeiend en woekerend in schoonheid. De natuur gaat, ondanks alles, verder zijn gang.


zaterdag, maart 12, 2016

Witte dovenetel

Tijdens onze herinnerwandeling bij Weelde Statie vonden we ook een eerste bloeiende witte dovenetel. Niks bijzonder zou ik zeggen of zouden juist 'niks bijzondere' dingen de moeite waard zijn? Deze gewone Lamium album stond in het begin van mijn 'carrière' als herborist hoog genoteerd op mijn lijst van waardevolle planten. Het waren de witte lipbloemetjes die gebruikt werden en in de oude kruidenboeken geadviseerd werden tegen witte vloed en dus stond hij in mijn cursusboek bij de vrouwenkruiden. Ondertussen is de plant uit mijn cursusboek verdwenen en vervangen door betere, hormonaal werkende planten met deftige namen zoals Vitex agnus castus en Cimicifuga racemosa, maar nu vind ik het tijd om weer meer aandacht te besteden aan gewone planten van bij ons. Terug naar de roots.

Witte dovenetel vroeger
Het aftreksel van de witte dovenetel werd, overeenkomstig zijn signatuur, gebruikt tegen de witte vloed. Volgens de oude natuurgeneeswijze helpt de thee jonge meisjes van zestien en zeventien jaar. Het kruid bevat inderdaad meer dan tien procent looistoffen, waardoor het samentrekkend werkt. Uitwendig werden de gekookte bladeren op gezwellen en andere huidkwalen gelegd. Ons aller Dodoens schrijft in 1554 'Dove netelen die met zout gestampt zijn genezen en verteren en scheiden alle gezwellen, kroppen en klieren als het daarop gelegd wordt en zijn van krachten en werking de netelen zeer gelijk'. Een dampbad, gemaakt met de bladeren en kokend water, kon gebruikt worden bij oorpijn.

Ook de paarse dovenetel werd gebruikt. Een zalf, van de bloemen, hielp uitwendig bij brandwonden, koudvuur (het afsterven van weefsels) en zweren, gelijk de witte dovenetel. Indien de paarse dovenetel samen met boter wordt gebakken, ontstaat er een zalfje dat gebruikt kan worden bij kliergezwellen en aambeien. Tegen aambeien kende men trouwens ook nog een ander middel met dit kruid. Men moest dan eerst een prop kneden, waarbij het sap erg belangrijk is. Men waste dan de aambeien met deze prop. Hierna werd een blad van de 'klis' (Arctium) geplukt en tegen de aambeien gehouden, waardoor de pijn en de jeuk zouden verdwijnen.

Het zijn merkwaardige  volkse toepassingen die nu in de moderne fytotherapie niet meer gebruikt worden, maar uitzoeken of deze oude middeltjes werkzaam zijn lijkt mij wel nuttig.

De dovenetels waren (zijn) ideale kinderplanten, want behalve dat de kinderen de honing uit de bloemen kunnen zuigen,  zijn er ook molentjes mee te maken. Hoe? De stengel wordt op twee punten afgebroken, zodanig dat er op elk eind zich een krans van blad en bloem bevindt. In het midden van dit stukje vierkante stengel wordt een speld geprikt. Nu wordt deze speld aan beide kanten vastgehouden en kun je door er tegenaan te blazen het molentje laten draaien.

De vele namen van dovenetel
Dovenetel werd ook 'dannetel', 'dauwnetel' en 'dampnetel' genoemd . In België vinden we namen zoals 'melktingel', 'melknittel' en 'melknetel' voor de witte dovenetel en 'rode melknetel' voor de paarse soort.  Ook de naam 'zachte zengel' kwam voor. Zengel afkomstig van zengen (branden).
Behalve de vergelijking met brandnetel bestaan er nog namen, waarbij de honing uit de bloem een belangrijke rol speelt. Rond 1300 noemde Jan Yperman het 'honichbloem' voor de witte soort. Bijnamen voor de witte dovenetel waren 'suikertjes', 'suikernetel', 'zuugbloem' voor beide soorten, 'zuigbuisjes', 'zuiglammetjes'.
De honing wordt nog steeds door kinderen uit de bloemen gezogen, als de bijen hen niet voor zijn geweest. Hiermee in verband, zijn de Belgische bijnamen 'mammeluiters', 'mammeluiten', 'memmen-kruid' en 'memmekens'. Deze naamgeving heeft te maken met borsten of 'mammae'. Zuigbloemen is dus wel zeer toepasselijk.

Behalve dat de planten gebruikt worden om er honing uit te zuigen, werden zij ook gebruikt als voedsel voor pluimvee en konijnen, zoals de bijnamen 'goudhaansvoer' en'goudhaanseten'  laten zien en 'rabbit-meat' (konijnenvlees) in Engeland. De bladeren, op zijn spinazies, zijn ook voor de mens eetbaar.

Voor verrassende wetenschappelijk onderzoeken zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/lamium-album-witte-dovenetel

vrijdag, februari 26, 2016

Terug in België

Genieten van terug in België. Neergestreken met motorhome in het modaine Sint Martens-Latem om les te geven aan leerling-herboristen. Mijn eerste Belgische koffie na 2 maanden, het smaakte mij wel, alleen de prijs was wel even schrikken, zo maar eventjes 3 euro 20 en de ober bloosde niet eens. Ook weer mijn eerste 'De Morgenkrant' verslonden, samen met de koffie natuurlijk, maar ook de krant was flink in prijs gestegen. Maar nu toch even genieten, ook morgen zeker genieten van het les geven, het ontmoeten van mensen, de belangstelling voor de planten. 
In de motorhome sleep ik ook planten mee, helemaal uit Bretagne. Een stevige Ruscus aculeatus reist, bij gebrek aan ander gezelschap, stekelig naast mij mee, verder hele bossen daslook en dat laat zich ruiken en als vreemd toemaatje een knoestig stuk wortel van de Japanse duizendknoop barstensvol met resveratrol. Ja, we zullen het morgen over de kruiden voor de bloedvaten hebben, dat merk je wel aan het gezelschap. 

Niet iedereen zal blij zijn dat ik de woekerende duizendknoop in België importeer, maar hij zal gefileerd worden om er een moedertinctuur mee te maken. De wortel bevat niet alleen veel resveratrol maar wordt ook volop geadviseerd tegen de ziekte van Lyme.

Resveratrol heeft medicinaal gezien meerdere positieve werkingen. Eén daarvan is dat het een heel sterk antioxidant is. Het verlengt mogelijk de levensduur van gezonde cellen en remt de groei van kankercellen. (apoptosis). Om deze redenen wordt het in de natuurgeneeskunde ook toegepast bij kanker, vooral bij borstkanker. Het gebruik van de Japanse duizendknoop bij Lyme is meer omwille van zijn werking op het immuunsysteem.

Japanese Knotweed and Lyme's Disease
Although knotweed populates many areas of the world, its most concentrated growth is in areas with a high Borrelia infestation, according to the Invasive Plant Atlas of New England. This herbal supplement is considered a mainstay remedy in Stephen Harrod Buhner's Lyme's disease protocol, notes Scott Forsgren, interviewer for the Public Health Report website. Borrelia is the microorganism that causes Lyme's disease.

Lyme's disease is often effectively treated with conventional antibiotics in its early and acute forms. But as the disease becomes chronic, it's commonly held that the microorganism hides in many areas of the body, such as the nervous system. The Borellia spirochete's metabolites are toxic to the neurological system, and supplements of Japanese knotweed herb appear to cross the blood brain barrier to act as an effective antibacterial and toxin-binding substance. The Public Health Report adds that Japanese knotweed can help with Lyme's-related arthritis symptoms
http://www.livestrong.com/article/216697-knotweed-supplements/

Uitgebreide achtergrondinfo Over Lyme en Japanse duizendknoop vindt je o.a. in het boek van S.H. Buhner, "Healing. Lyme".
Zie ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/fallopia-duizendknoop-japanse
Wetenschappelijk onderzoek op https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/polygonum-japanse-duizendknoop

donderdag, februari 11, 2016

Ontmoeting met een goedaardige reuzeboom


Kleine, kruidachtige plantjes hebben me altijd meer aangetrokken dan grote bomen. Als herborist keek ik tijdens wandelingen ook meer naar de grond dan naar boven en kiemplantjes van enkele centimeters groot kon ik gemakkelijker herkennen dan reuzebomen. 'Kon', schrijf ik nu wel want sinds ik in Bretagne woon, kunnen met mos bedekte mysterieuze eiken, sombere taxusbomen en machtige Sequioa's mij steeds meer bekoren. 

Tijdens het boodschappen doen in Huelgoat, kruis ik bijna elke dag de rivière d'Argent. Ik stop hier regelmatig, als was het maar even om een foto te maken of om mij onder te dompelen in de sfeer van dit mythische woud. Ook vandaag onder invloed van het waterige, tintelende zonlicht stop ik vlak bij het bruggetje, daal af naar het lokkende water en sta plots oog in oog met een indrukwekkende boom. Het is de stam en zijn afbladderende rode schors die mij als woeste wimpers zacht en vertrouwd aan staren. Inderdaad oog in oog met een Sequioa, de goedaardige reus onder de bomen en inderdaad een boom, die ik nodig heb om mijn goedaardige ouderdomsklachten te verlichten. Ik zal hem in het vervolg  in het voorbij rijden altijd groeten en hem regelmatig een bezoekje brengen.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/sequoiadendron-giganteum-buchh