zondag, maart 14, 2021

Herboristenweekend bij Bonsoy. Over valeriaan.

Tijdens onze kruiden-tweedaagse bij Bonsoy vonden we ook vrij veel valeriaanplanten. Niet verwonderlijk, in vochtige, voedselrijke grond voelt de echte valeriaan zich goed thuis. In deze periode van het jaar beginnen de eerste blaadjes van de planten bovengronds te komen en worden ze ook voor ons zichtbaar. Al blijft het toch wel snuffelen op de grond om die jonge blaadjes te detecteren. Moeilijk maar ook wel boeiend. Een spoorzoeken dat veel voldoening geeft. 

Deze Valeriana officinalis behoort zonder meer tot de top twintig van de geneeskrachtige plant. Ook dat officinalis, zeg maar een officiële plant die in de officine, de apotheek gebruikt wordt, verwijst al naar de waarde van dit kruid. Niet verwonderlijk dus dat ook chemici en farmacologen regelmatig in de wortel gepeuterd hebben.

Als stamplant van de valeriaan, die als geneeskruid wordt gebruikt volgens de verschillende artsenijboeken, geldt Valeriana officinalis L. De plant behoort tot de familie der Valerianaceae, waarvan er wereldwijd zowat 400 soorten bestaan, verdeeld over 15 geslachten. Bekende andere familieleden zijn Centranthus ruber, ook wel rode valeriaan genoemd, een bekende sierplant in tuinen en Valerianella olitoria of veldsla, dat als groente wordt gegeten.
De Valeriana officinalis volgens Linnaeus is een zeer complexe verzamelsoort, die binnen de soort een groot aantal ondersoorten en variëteiten herbergt, die, hoewel ze morfologisch, geografisch en in chromosomenaantal duidelijk kunnen verschillen, vaak uiterst moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Volgens sommige systematici dient een aantal ervan als afzonderlijke soorten te worden beschouwd. In Nederland en België komt voornamelijk een octoploïde vorm voor (2n = 56).

Groeiplaats van Valeriaan

Valeriana officinalis is een overblijvende plant die oorspronkelijk afkomstig is uit Noord Rusland en zich van daaruit verspreid heeft over geheel Midden en West-Europa, Klein Azië, Siberië en Japan. De plant behoort ook tot de Indische plantenwereld en is ingevoerd in Zuid Afrika en Noord Amerika. Hij groeit zowel op droge als op vochtige bodem, in moerassen en op bergen. De enorme verspreiding moet wellicht worden toegeschreven aan het lichte pluizige zaad, dat gemakkelijk door de wind wordt meegenomen. Hoewel de valeriaan tenslotte overal groeit, geeft ze toch de voorkeur aan vochtige moerassige grond.

Teelt en oogst van valeriaan

snuffelen naar kleine plantjes langs de Maas
De plant wordt zowel in het wild verzameld als gekweekt. De valeriaan die hedendaags in de handel wordt gebracht is voornamelijk geteeld. Overal waar valeriaan als geneeskruid toepassing vindt, wordt gebruik gemaakt van de wortel: Valerianae radix. Deze valeriaanwortel bestaat uit een wortelstok, de eigenlijke wortels en de uitlopers. De wortelstok of de stengelvoet is het belangrijkste deel. In het 2e jaar groeit daar ook de bloeistengel uit.
De oogsttijd is voornamelijk september en oktober, hoewel er ook kwekers zijn die het hele jaar door oogsten afhankelijk van de vraag naar het geneeskruid.
Tijdens en na het drogen verandert de kleur van de wortel van wit tot donkerbruin, waarbij dan tevens de bekende voor valeriaan zo specifieke onaangename geur ontstaat. Naarmate sneller wordt gedroogd (bv. via vriesdrogen) blijft de wortel lichter van kleur. Vroeger meende men dat de donkerste wortel ook de meest geneeskrachtige was (Van Dorssen, 1935).

Valeriaanzuren

Omdat de sterke, vreemde geur van Valeriaan nogal opvallend is, zeker als hij gedroogd is, heeft men de werking vooral willen toeschrijven aan de geurstoffen, de vluchtige olie. Daarom hebben wetenschappers in hun zoektocht naar stoffen met een kalmerende werking veel analyses gedaan op de olie van de plant. De stoffen die werden gevonden, zoals isovaleriaanzure bornylesters, valereenzuur en valeranon hadden wel degelijk een sedatieve en spasmolytische werking bij kikkers en konijnen, alleen waren er maar minimale hoeveelheden hiervan in de plant aanwezig.

Valepotriaten
Naast vluchtige oliestoffen komen er ook kleine hoeveelheden alkaloïden voor, zoals methylpyrrylketon en valerianine, die sedatief zijn. Interessant is ook dat een ander alkaloïde actinidine, geen kalmerende maar juist een opwindende werking heeft... op katten. Al heel lang is bekend dat katachtigen opgewonden geraken al ze Valeriaan reuken.
In de jaren zestig van de vorige eeuw werden door Schultz en medewerkers nieuwe kalmerende stoffen gevonden in Valeriana wallichii, een valeriaansoort uit de Himalaya en in Centranthus ruber, de rode valeriaan, die bij ons als sierplant verkocht word, maar die ook verwilderd op muurtjes groeit. Deze nieuwe verbindingen noemden zij valepotriaten, afgeleid van valeriana-epoxy-tri-esters. Het zijn nogal instabiele verbindingen, die onder invloed van warmte, zuren en alcali gemakkelijk kunnen afbreken, wat mogelijk de reden is dat ze zo laat ontdekt werden. Deze verschillende verbindingen hebben natuurlijk ook allemaal en eigen naam gekregen, waarvan de belangrijksten valtraat, didrovaltraat en isovaltraat zijn.
Interessant is ook dat bij het gebruik van die geïsoleerde verbindingen een hoge dosering niet méér kalmerende werking gaf, maar soms zelfs een verminderde werking.

Samengevat

Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de werking van valeriaan niet terug te brengen is tot één stofje maar dat waarschijnlijk een complex van bestanddelen en zelfs de geur de werking bepalen. Om al de stoffen nog eens op te sommen:
  • valepotriaten hebben een duidelijk sederende activiteit
  • etherische olie lijkt minder actief, maar kunnen toch mede de werking richten, mogelijk ook door het ruiken zelf.
  • afbraakstoffen van de valepotriaten vertonen soms ook een sedatieve werking, dus als er geen valepotriaten aanwezig zijn in tinctuur of thee kunnen ook die stoffen de werking mede veroorzaken.
Ouder wetenschappelijk onderzoek
  • Bounthanh, C., C. Bergmann, J.P. Beek, M. Haag-Berrurier en R. Anton (1981)Planta Med. 41, 21-28
  • Van Dorssen, Chr. J, (1935) Radix Valerianae, Dissertatie, Utrecht
  • Von Eickstedt, K.W. en S. Rahman (1969) Arzneim.-Forsch. 19, 316-3-19
  • Hegnauer, R. (1966) Pharm. Acta Helv. 41, 577-587
  • Hegnauer, R. (1973) Chemotaxonomie der Pflanzen, Band VI, Birkhauser Verlag, Bazel-Stuttgart, blz. 638-657
  • Van Meer, J.H. en R.P. Labadie (1980) in: Plantaardige geneesmiddelen in de gezondheidszorg, (Labadie, R.P. Editor) Bohn, Scheltema en Holkema,Utrecht, blz. 156-163
  • Meijers, T. (1957) Een onderzoek van het Linneon Valeriana officinalis L. in Nederland, Dissertatie, Leiden
  • Schultz, O.E. en K. Eckstein (1962) Arzneim.-Forsch. 12, 12-15, ibid.12,1005-1012
  • Stoll, A., E. Seebeck en D. Stauffacher (1957) Helv. Chim. Acta 46, 1205
  • Thies, P.W. en S. Funke (1966) Tetrahedron Lett. 11, 1155-1170
  • Thies, P.W. (1971) in: Pharmacognosy and Phytochemistry (Wagner, H. en L. Hörhammer, Eds) Springer Verlag, Berlijn, Heidelberg, New York blz.41-63
  • Wagner, H. en K. Jurcic (1979) Planta Med. 37, 84-86
  • Wagner, H., K. Jurcic en R. Schaette (1980) Planta Med.38, 358-365

zaterdag, maart 13, 2021

Kruidenles bij Bonsoy. Over speenkruid, sleutelbloem en veel meer.

Na vele keren uitstel door Corona dan toch weer buitenles bij Bonsoy. Wel dreigend weer, wolken, wind en water, natuurelementen dus en dat maakt een herboristenopleiding alleen maar (h)echter. 

Wandelen en stoppen, wandelen en nog meer stoppen. Snuffelen naar onooglijke plantjes die pas uit hun winterslaap komen. Gelukkig zijn de bosplanten er altijd vroeg bij. Daslook, bosanemonen, speenkruid en ook de sleutelbloemen zelfs in gele bloei. 

Een bos bedekt met gele sleutelbloemen is een van mijn voorjaars-geneugten. Nog meer genot geven ze als je de oude verhalen over deze Primula’s kent. Een Griekse jongeling Paralysos genaamd, was zo bedroefd over de dood van zijn bruid, dat de goden, bewogen door deze grote liefde, hem in een sleutelbloem veranderde. Interessante geschiedenis maar of die jongeling daarmee gelukkig was, vertelt het verhaal niet. Wel werd daarmee de oude naam Herba paralysis, een kruid tegen verlammingen verklaard. 

Mogelijk zijn veel van die vreemde verhalen ook ontstaan om medicinale en andere nuttige informatie beter te kunnen onthouden. Hildegard, 12de eeuw, noemde de plant Hemelsleutel of Hymelsloszel, een naam die zou komen van de gevallen sleutelbos van Sint-Pieter en nog verder teruggaand van de Germaanse godin Freya. De plant zou de sleutel zijn naar de verborgen schatten, naar het geluk en de wijsheid. Zo iets als een nieuwe lente en een nieuwe hoop. En ja die gele hoop kunnen we zeker dit voorjaar goed gebruiken. 

En dan de eerste gele speenkruidbloempjes van het nieuwe jaar. Voor mij, het kruid van het vroege voorjaar, deze Ficaria verna. In het verleden werd het plantje nog al eens vergeleken met de Stinkende gouwe, zo noemde Dodoens het Kleine gouwe, een oude Franse benaming is Petite chelidoine en een Engelse naam is Lesser-celandine. Niet verwonderlijk die vergelijking want het zijn allebei planten die, zo vroeg al, mooi fris groen zijn en geel bloeien. Al lijken ze verder helemaal niet op mekaar. In 1644 schreef Dodoens reeds dat,
de wortelkens met aanhangende greynkens van het Speencruydt te ghebruycken zijn om de speenen te genesen: want de speenen oft anbeyen met het sap van dit cruydt met wijn oft pisse van den krancken (ja, je leest het goed) ghemengelt zijnde, dikwijls gewassen ende ghenet, worden kleynder ende in een getrocken ende verdroogen heel.

Mijn commentaar: een kruid laten trekken in urine van de persoon in kwestie vind ik een boeiende gedachte. En met die kruidenthee als kompres kun je dan je aambeien of speen behandelen. Een andere oude interessante naam voor het Speenkruid is haneklootjes, de mensen zagen in de langwerpige verdikte wortels een gelijkenis met de teelballen van een haan. Dat lijkt mij beter getypeerd dan de overeenkomst met aambeien. Volgens de signatuurleer (het uiterlijk van een plant geeft aan voor welke ziekte het kruid gebruikt kan worden) zou Speenkruid dus niet alleen goed moeten zijn tegen aambeien maar ook tegen teelbalkwalen of, met enige fantasie, tegen te zwak zaad. Oude kruidenboeken lezen, prikkelt misschien niet direct het lichaam maar in elk geval de geest.

Daslook en maretakken waren dit weekend ook van de partij. Vanzelfsprekend, de groene draad door het weekend. Daslookblad hier in 'mijn' domein volop aanwezig in geur en groen. Ons wild voedsel bij uitstek. Zo rauw tussen de boterham met smeerkaas of als pesto met pasta, En geneeskracht genoeg. Op de bloedvaten, cholesterolverlagend en elasticiteitverhogend en in de darmen en op de luchtwegen bacteriedodend en darmflora-verbeterend. Afzettingen op de vaatwanden, zogenaamde plaques, worden o.a. veroorzaakt door schuimcellen (histiocyten). Doordat deze in staat zijn om geoxideerde lipoproteïnen (LDL) op te nemen, komt het tot een verdikking van de vaatwand. Deze vervetting door schuimcellen heeft een vernauwing van de bloedvaten tot gevolg, waardoor een hartinfarct of een beroerte kan ontstaan.
De zwavelactieve stoffen van daslook zorgen er voor dat de lipoproteïnen niet meer kunnen worden opgenomen in de vaatwand. Door de aanwezigheid van glutamyl-peptiden in de bladeren heeft daslook ook een remmende werking op het ACE enzym dat de bloeddruk regelt. Zo kan daslook op verschillende manieren hart en bloedvaten beïnvloeden.

En als afsluiter van het weekend. Onder de oude appelboom verzadigd van maretakken genieten van zon, wind en wolken en van de mythische maretakken. Geheime geneeskracht. Energie zonder op te eten.



donderdag, maart 11, 2021

Tuinen. Verloren maar beleefd. Herinneringen.

Een tuinmens die steeds maar verhuisd. Je moeizaam maar met plezier opgebouwde tuin verlaten en opnieuw beginnen. Een vreemde vorm van masochisme of toch zinvol? Het voordeel is dat ik veel later die verlaten tuinen nog eens kan bezoeken en bekijken wat er van geworden is. Verwoest of verkracht door de volgende eigenaar of verlaten en opnieuw ingenomen door de echte natuur.
Een herborist, tuinmens op den dool, die tussendoor toch nog eens zijn vroegere tuinen kan en wil bezoeken. Of tenminste wat daar nog van over is. Of toch beter maar leven van tuinherinneringen?

Verleden tuin Schriek. 

Klaproosdromen
Begeesterend, spannend en emotioneel vind ik het rondsnuffelen tussen de resten van planten die ik daar ooit gezaaid en geplant heb. Zien hoe ze hun eigen gang gaan, zich flink uitbreiden of overwoekerd worden door de echte natuur. Zuiderse Monnikenpepers, waarvan de bloeitakken zich kronkelend door de open serredeur naar buiten wringen; Marokkaanse munt, onvervalst geurend en woekerend tegen huizenhoge bamboes op, stevige Griekse alant, aardperen en gele agrimonies die zich zonder problemen handhaven. Natuurlijk zijn er vele tere, ooit vertroetelde plantjes verdwenen, niet alles kan zich in dit geweld van groei staande houden. Gelukkig denk ik minder aan de planten die er niet meer zijn, dan aan de nog aanwezige kruiden. Uit het oog is in dit geval, gelukkig wel een beetje uit het hart.

Herinnering van lang geleden. Donderdag, Ik kom hier vandaag nog wat planten oogsten voor de herboristenopleiding van vanavond in Haasrode en voor de cursus van de volgende dagen helemaal in Natoye. Vooral het plukken van de Vitextakken vol zoet geurende zaden dompelt mij onder in een Oosterse sfeer van duizend en één nachten, niet verwonderlijk voor een zaadje dat hormonaal werkzaam is. Gelukkig brengt het ploeterend oogsten van ondergrondse aardpeerknollen en alantwortels mij terug naar de aardse werkelijkheid. En een half uur later rij ik weg met een auto vol van aardse en hemelse geuren, op weg naar de mensen.

Verleden tuin Weelde Statie. 

Herinnering. Op het omgewoelde terrein bij de oude spoorweg van Weelde ontkiemen massaal teunisbloemen, slangenkruiden, wouw en andere tweejarige rosetplanten. De klassieke akkeronkruiden zijn natuurlijk ook van de partij, vooral de klaproos is reeds aan zijn spectaculaire bloei begonnen. Als derde plantengemeenschap zijn het vooral de heksenkruiden zoals doornappel en bilzekruid die hun magische geuren verspreiden. Voor een herborist is dit bijna van het goede te veel. Wat een overvloed van betekenis, wat een symbolische en historische waarde op enkele vierkante meters.

Teunisbloem, een gastarbeider van de zoveelste generatie, waarvan de zaden meegeholpen hebben om genetische codes te ontcijferen. Wouw of Reseda luteola, een historisch kleurstof dat vroeger onze kleding geel verfde. Klaproos, een begeleider van menselijke activiteiten, van landbouw tot slagveld. En dan doornappel, een dodelijk stekelige appel die in een zeer ver verleden onze primitieve hersenen misschien zo door mekaar geschud heeft, waardoor we nu een beetje homo sapiens, denkende mens zijn geworden.

Zo vertelt de vervallen spoorweg van Weelde zijn eigen geschiedenis! Een tuin in Weelde vertelt ook  mijn geschiedenis!
  • De dertig jaar oude jeneverbes als jong plantje gekregen van een nu overleden Fons. Moet en kan ik deze Fons-jeneverbes verplanten?
  • Een even oude Heggerank, ooit in een Hoegaardse holle weg uit de leem getrokken, toen geplant in ons armoedig Turnhouts zand en nu 30 jaar later na een kwartuur voorzichtig graven, een dertig centimeter brede en vijftig cm hoge bietachtige wortel aan de oppervlakte gebracht. Eén centimeter geschiedenis per jaar.
  • Een witte en zwarte moerbei, die hun takken tot aan de top van het dak uitstrekken. En in de schaduw van al deze bomen en struiken groeien en bloeien enkel vierkante meters daslook. Nu een massa geurend groen dat ooit als één blad en bolletje in deze tuin werd gebracht.
Elke plant een stuk van mijn leven. Elke geur een herinnering.

maandag, maart 08, 2021

Last van coronablues? Ga naar buiten...

De coronalockdowns maken mensen eenzaam en ongelukkig, maar er is een tegengif. Volgens Oostenrijkse psychologen kun je de psychologische mokerslagen van het isolement en de stress van het thuis zitten opvangen door gewoon naar buiten te blijven gaan. En wat ook helpt, is het verminderen van de tijd die je doorbrengt achter een scherm.

Studie

Tijdens de eerste coronalockdown van april 2020 volgden onderzoekers van Karl Landsteiner University of Health Sciences 286 Oostenrijkers gedurende 21 dagen. Drie keer per dag vroegen de onderzoekers de studiedeelnemers of ze op dat moment binnen of buiten waren, en hoe eenzaam en gelukkig ze zich voelden. Aan het einde van elke dag vroegen de onderzoekers de studiedeelnemers hoeveel uur ze voor een scherm hadden doorgebracht.

Resultaten

Er was, precies zoals je zou verwachten, een verband tussen eenzaamheid en geluk. Hoe eenzamer de studiedeelnemers zich voelden, hoe ongelukkiger ze waren. Een factor die geluk in de hand werkte, was buiten zijn. Als de studiedeelnemers buiten waren, voelden ze zich gelukkiger. Ze voelden zich ook een beetje minder eenzaam. De relatie tussen geluk en buiten-zijn was nog iets complexer dan dat. Als de participanten buiten waren, was het verband tussen eenzaamheid en jezelf ongelukkig voelen minder sterk. 

De onderzoekers keken tenslotte ook naar screen time. Hoe meer tijd de studiedeelnemers voor een scherm doorbrachten, hoe eenzamer en ongelukkiger ze zich voelden.

Conclusie

"Our results are important in this context because they show that being able to spend time outdoors under conditions of lockdown has a beneficial impact on psychological wellbeing", zegt onderzoeksleider Viren Swami in een persbericht. [sciencedaily.com January 8, 2021.] "Being outdoors provides opportunities to escape from the stresses of being confined at home, maintain social relationships with others, and engage in physical activity, all of which can improve mental health."

Bron: J Happiness Stud. 2021 Jan 2;1-18.

dinsdag, maart 02, 2021

Jong en oud duizendblad

Jonge blad van duizendblad Achillea millefolium begint fris gewassen aan een nieuw groeiseizoen. Nieuw groen doet dit jaar meer dan ooit leven. 

Duizendblad een eeuwenoude plant en geneeskruid. Pollen van duizendblad zijn samen met de pollen van andere geneeskruiden al aangetroffen in een neanderthalergraf dat dateert uit 65000 jaar voor Christus. De oudste schriftelijke bronnen in Europa waarin de medicinale toepassing van duizendblad wordt genoemd, zijn van Plinius de Oudere en Dioscorides (eerste eeuw na Christus), en van latere datum – ongeveer 950-1000 jaar na Christus – zijn enkele Anglosaksische kruidenboeken zoals het Old English Herbarium, het Leechbook van Bald en Lacnunga. In deze bronnen wordt het gebruik van duizendblad aangeprezen voor de behandeling van onder andere (bloedende) wonden en ontstekingen, hoofdpijn, koorts, maag-darmklachten (brandend maagzuur, buikpijn, spijsverteringsklachten en diarree), menstruele bloedingen en longaandoeningen. 

De aanwezigheid van flavonoïden (spasmolytische werking), koffiezuurderivaten (choleretische activiteit) en sesquiterpenen (ontstekingsremmende en antibacteriële effecten) in duizendblad lijkt dit traditionele gebruik te onderbouwen. Naast de traditionele toepassingen wordt in fytotherapeutische handboeken aan duizendblad sporadisch ook een bloeddruk verlagende werking toegeschreven. Recenter experimenteel farmacologisch onderzoek lijkt deze hypotensieve activiteit en andere cardiovasculaire effecten van duizendbladextracten te bevestigen.

Vaatbeschermende activiteit 

Dall’Acqua et al. hebben de vaatbeschermende werking en effecten op vasculaire ontsteking van een methanolextract van de gedroogde bovengrondse delen van duizendblad onderzocht. Het extract werd fyto-chemisch gekarakteriseerd door de aanwezigheid van chlorogeenzuur, kinazuurderivaten en flavonoïd(glycosid)en. In vasculaire endotheelcellen remde het duizendbladextract de door interleukine-1β geïnduceerde activatie van de pro-inflammatoire transcriptie factor nuclear factor-κB. Deze bevindingen vormen een eerste aanwijzing voor de beschermende werking van duizendblad bij vasculaire ontstekingsreacties. Ontsteking aan de vaatwand veroorzaakt atherosclerose. In concentraties beneden 60 μg/ml stimuleerde het duizendbladextract de groei van vasculaire gladde spiercellen met 30-40%. Het extract veroorzaakte daarnaast ook een significante verhoging van de levensvatbaarheid van vasculaire gladde spiercellen, een effect dat werd geblokkeerd door een niet-selectieve remmer van de oestrogeenreceptor. Deze waargenomen effecten op het vasculaire gladde spierweefsel doen vermoeden dat duizendblad bij de progressie van atherosclerose kan leiden tot een meer stabiel fenotype van atherosclerotische plaques, waardoor het risico op trombose vermindert.

  • Dall’ Acqua S, Bolego C, Cignarella A, Gaion RM, Innocenti G. Vasoprotective activity of standardized Achillea millefolium extract. Phytomed 2011;18:1031-6.
  • Applequist WL, Moerman DE. Yarrow (Achillea millefolium L.): a neglected panacea? A review of ethnobotany, bioactivity, and biomedical research. Econ Bot 2011;65(2):209-25
  • 3 Benedek B, Kopp B. Achillea millefolium L. s.l. revisited: recent findings confirm the traditional use. Wien Med Wochenschr 2007;157(13/14):312-4. 
  • 4 Si XT, Zhang ML, Shi QW, Kiyota H. Chemical constituents of the plants in the genus Achillea. Chem Biodivers 2006;3:1163-80.

Passiflora en stress

Chronische stress leidt op termijn onder andere tot een langdurige verhoging van het stresshormoon cortisol. Dit heeft naast lichamelijke effecten, waaronder hypertensie, insulineresistentie en verstoringen in de immuunreactie, ook psychische effecten die kunnen leiden tot angststoornissen, burn-out of depressie. 

De niet-medicamenteuze behandeling bij chronische stress berust op bewustzijnsvergroting en ontspanningstechnieken. Dit kan worden aangevuld met een medicamenteuze behandeling met benzodiazepines of barbituraten. Deze hebben als groot nadeel dat ze tot afhankelijkheid kunnen leiden, een effect dat al bij relatief kortdurend gebruik optreedt [1]. 

Er zijn fytotherapeutische alternatieven, en passiebloem (Passiflora edulis Sims., voorheen P. incarnata L.) is veelbelovend. De passiebloem wordt volgens verschillende kruidenmonografieën gebruikt bij zenuwachtige rusteloosheid (Commission E), spanningen en slaapstoornissen (ESCOP), milde stresssymptomen en ter promotie van de slaap (EMA). Passiebloem heeft mogelijk vergelijkbare effecten bij een gegeneraliseerde angststoornis als 30 mg van de benzodiazepine oxazepam. Verder lijkt passiebloemextract pre-operatieve angstklachten te verminderen en heeft het een positief effect op kinderen met ADHD [1]. Verschillende onderzoeken bevestigen de rustgevende en anxiolytische (angstwerende) effecten van passiebloem op het centrale zenuwstelsel. 

De werkzame stoffen uit passiebloem met een effect op het centrale zenuwstelsel omvatten alkaloïden waaronder harman en harmol, flavonoïden waaronder chrysin, apigenin, vitexin en orientin en verschillende andere polyfenolen. Inmiddels is duidelijk geworden dat het werkingsmechanisme tot stand komt door middel van modulatie (regulatie) van het GABA-systeem [2,3]. 

De neurotransmitter gamma-aminoboterzuur (GABA) heeft een remmend effect binnen het centraal zenuwstelsel. Een lage concentratie GABA wordt geassocieerd met zenuwachtige rusteloosheid, angst- en slaapstoornissen. Chronische stress remt het GABA-systeem, waardoor het aantal GABA-specifieke neuronen in de hippocampus afneemt en cognitieve processen worden geremd. Er zijn twee soorten GABA-receptoren in de hersenen, namelijk GABA-A en GABA-B-receptoren. Barbituraten en benzodiazepines werken op de GABA-A-receptor en zijn, net als ethanol, positieve allosterische modulatoren. Verschillende in vitro- en in vivo-bindingsstudies met passiebloemextract laten effecten zien op beide GABA-receptoren [1]. Deze bevindingen zijn de resultaten van studies die uitgevoerd zijn met een passiebloem-droogextract (5-7:1, extractie in 50% ethanol [v/v]). 1 

Passiebloemextract heeft op verschillende manieren invloed op het GABA-systeem in het centrale zenuwstelsel. Passiebloemextract remt de GABA-heropname en bindt aan de GABA-bindingsplaats van de GABA-A-receptor. De planteninhoudsstoffen binden niet aan de GABAA-receptorbindingsplaatsen waar benzodiazepines en alcohol binden. Daarnaast heeft passiebloemextract een antagonistisch effect op de GABA-B-receptor [1]. Doordat inhoudsstoffen van het plantenextract niet binden aan de allosterische** bindingsplaatsen van benzodiazepines en ethanol op de GABA-A-receptor, induceert passiebloemextract geen afhankelijkheid. Passiebloem lijkt daarmee een effectief en veilig alternatief voor barbituraten en benzodiazepines bij milde stresssymptomen die leiden tot zenuwachtige rusteloosheid, angst- en slaapstoornissen.

REFERENTIES | [1] Hoffmann C. et al. Wirkmechanismus der Passionsblume aufgeklärt. Z Phytother. 2014; 35:215- 218. [2] Dhawan K. et al. Passiflora: a review update. J Ethnopharmacol. 2004;94(1):1-23. [3] Appel K. et al. Modulation of the γ-aminobutric acid (GABA) system by Passiflora incarnata L. Phyther Res. 2011;25(6):838-843. [4] Passion flower Monograph: Natural Medicines Comprehensive Database. http://naturaldatabase.therapeuticresearch. com, geraadpleegd op 16.12.2018. [5] Carrasco MC. et al. Interactions of Valeriana officinalis L. and Passiflora incarnata L. in a patient treated with lorazepam. Phyther Res. 2009;23(12):1795-1796

** Allosterie komt van het Griekse allos (anders) en stereós (plaats) en betekent ‘op een andere plaats’. Een receptor kan meerdere, verschillende bindingsplaatsen hebben. Ten eerste heeft een receptor een actieve bindingsplaats, in dit geval de plek waar GABA bindt, wat leidt tot receptoractivatie. Daarnaast kan een receptor tevens een of meerdere plaatsen bezitten waar een ander molecuul aan kan binden: een allosterische bindingsplaats. Als een molecuul bindt aan een allosterische bindingsplaats dan verandert de ruimtelijke structuur van de receptor zodanig dat de actieve bindingsplaats van vorm verandert, waardoor de werking van de receptor wordt beïnvloed. In dit voorbeeld bindt GABA aan de actieve bindingsplaats van de GABA-A -receptor. Barbituraten en benzodiazepines binden op een andere plaats dan de actieve bindingsplaats (dus op een allosterische plaats) en versterken de werking van GABA-A . Een agonist is een stof die aan een receptor kan binden en daarmee de receptor activeert. Een antagonist kan aan een receptor binden, maar dat heeft geen activatie van de receptor tot gevolg. Een antagonist kan wel de werking of het effect van een agonist remmen.


maandag, maart 01, 2021

Heemst ook tegen eczeem

Tussen de vele wortels die in zakken mee verhuisd zijn van Bretagne naar Bonsoy zoek ik naar heemstwortels. Helaas kan ik ze op dit moment niet vinden. Even later op internet vind ik wel een mooi onderzoekje over het gebruik van heemst bij atopisch eczeem bij kinderen. Google troost?

Eczeem bij kinderen natuurlijk en veilig behandelen? Dat zou volgens een recent onderzoek mogelijk kunnen zijn met een zalf gebaseerd op echte heemst. Constitutioneel eczeem of atopische dermatitis is een chronische, terugkerende huidziekte die vooral baby’s en jonge kinderen treft. Veelal worden medicijnen zoals hormooncrèmes voorgeschreven, die vervelende bijwerkingen opleveren. In een onderzoek van Naseri et al wordt de werkzaamheid van echte heemst (Althaea officinalis) bij milde tot matige atopische dermatitis geëvalueerd.

Constitutioneel eczeem, ook bekend als atopisch eczeem of atopische dermatitis, komt vooral voor bij baby’s en jonge kinderen. Het is een chronische ontsteking van de huid, waardoor roodheid, jeuk en schilfers kunnen ontstaan. Het is een chronische ziekte. De klachten kunnen tijdelijk verminderen en dan weer terugkomen.

De klinische studie die ik tegen kwam werd opgezet om de veiligheid en werkzaamheid van fytotherapeutisch gebruik van echte heemst bij kinderen met constitutioneel eczeem te onderzoeken. Aan deze studie konden kinderen tussen drie maanden en twaalf jaar deelnemen. Zij werden in twee groepen verdeeld. De ene groep gebruikte gedurende een week twee keer per dag een zalf met 1% Althaea officinalis. De controlegroep kreeg gedurende een week twee keer per dag een zalf met 1% hydrocortison. Na deze week werden bij beide groepen de zalven drie keer per week gedurende een periode van drie weken toegediend.

In totaal voltooiden 22 patiënten het onderzoek. In beide groepen werd een significante afname van de Scorad-score waargenomen, maar de heemstgroep gaf een significant hogere verbetering dan de hydrocortison-groep.

De resultaten van deze pilotstudie toonden aan dat de werkzaamheid van Althaea officinalis-zalf hoger is dan die van hydrocortison-zalf bij kinderen met atopische dermatitis. Ook laten de resultaten zien dat eczeem bij kinderen natuurlijk behandelen zelfs effectiever kan zijn dan behandeling met hydrocortison. Er zijn natuurlijk verdere studies nodig om deze bevinding te bevestigen, maar het verwondert mij niet dat deze slijmstofplant omwille van zijn verzachtende werking bij huidaandoeningen werkzaam kan zijn.

zaterdag, februari 27, 2021

Dansende nieskruiden

Opvallend nu in de hellingbossen bij de Maas is het stinkend nieskruid. Deze Helleborus foetidus bloeit vroeg in het voorjaar met een groot aantal knikkende bloemen in sterk vertakte, eenzijdig overhangende bloeiwijzen. Het klokvormige bloemdek van vijf kelkbladen is lichtgroen met een purperrode rand. De slungelige bloeiwijzen lijken wel als boze geesten door het schemerige bos te dwalen.

Stinkend nieskruid wordt bevlogen door honingbijen, hommels en de grote zweefvliegen die blinde bijen genoemd worden.Al die insecten vliegen al in maart, als er nog weinig nectarrijke bloemen zijn. De groene bloemkleur en de geur lijken nauwelijks aanlokkelijk voor insecten, maar honingbijen zien de kleur blijkbaar als geel en de geur wordt door hen ook wel gewaardeerd en... ik kan daar ook inkomen de vreemde, harsachtige geur spreekt mij ook wel aan.

Onstuimige niesbuien

Alle Helleborus-soorten zijn giftig. Hun geslachtsnaam zou zijn afgeleid van het Griekse helleborio, waanzinnig zijn. De wortelstok werd tot in het midden van de negentiende eeuw gebruikt als middel tegen geestesziekte. Die wortelstok bevat sterk op slijmvliezen werkende stoffen. Het opsnuiven van tot poeder gestampte gedroogde wortelstokken verwekt stevige niesbuien. Vroeger dacht men dat dit de druk op de hersenen verminderde. Alles aan nieskruid is giftig. Gedroogd en tot poeder vermalen werd stinkend nieskruid vroeger gebruikt als een probaat middel tegen wormen en luizen (vandaar de volksnaam luiskruid). Een verhaal gaat dat de Griekse veldheer Solon omstreeks 600 voor Christus de stad Kirka veroverde door grote hoeveelheden helleborus in het riviertje te gooien, dat de stad van drinkwater voorzag.

Een verwant van het stinkend nieskruid, de wrangwortel of Helleborus virides werd vroeger gebruikt tegen de wrang, een veeziekte veroorzaakt door een bacterie die wordt overgebracht door vliegen. De ontsteking van de uier, heeft verdroging van de huid tot gevolg en kan leiden tot de dood van de koe. Met een priem wordt in de huid van de koe een gangetje gemaakt, waarin een stuk van de giftige wortelstok van de wrangwortel wordt gestoken.We vinden dat gebruik terug in het 'Cruydeboeck' (1554) van Rembertus Dodonaeus, die de plant Viercruyt (vuurkruid) noemt: '.... Als eenich vee met eenighe haestighe sieckte bevanghen wordtsoo steken die lantluyden dese wortele in eenighe plaetse daer zy minst hinderen ende quaet doenmach ende daer coemt terstont alle quaet ende viericheyt ende dat vee wordt daer duer behouwen'

vrijdag, februari 19, 2021

Ook mussen gebruiken geneeskrachtige kruiden

Door geneeskrachtige bladeren in hun nestjes te leggen, beschermen mussen zichzelf en hun jongen tegen parasieten.Onderzoekers ontdekten dat de Chinese roodkopmus absintalsem-bladeren in zijn nestje verwerkt als preventief medicijn. “De fytochemische verbindingen in de bladeren verminderen de besmetting van nestparasieten,” legt onderzoeker William Feeney uit. “En dat resulteert in gezondere kuikens.”

Drakenbootfeest
De geneeskrachtige werking van absintalsem is alom bekend, met name in China. “Het Drakenbootfeest is één van China’s grootste nationale festivals,” vertelt Feeney. “Tijdens dit feest hangen mensen als ritueel absintalsem aan hun deuren. Hun kinderen baden in absintalsem doordrenkt water met de overtuiging dat dit bescherming biedt tegen een slechte gezondheid.” Maar niet alleen de Chinezen vertrouwen op dit natuurlijk medicijn. De mussen lijken het zichzelf ook voor te schrijven. “We merkten op dat rond dezelfde tijd als het Drakenbootfeest, de roodkopmus – een veel voorkomende lokale vogel – ook verse absintalsem in zijn nestje legt,” gaat Feeney verder. “Dit suggereert dat het een vergelijkbare functie kan hebben voor zowel mensen als mussen.”

De onderzoekers besloten de mussen te volgen. Want heeft het gebruik van de geneeskrachtige bladeren ook daadwerkelijk het gehoopte effect? “Met behulp van een reeks gedragsexperimenten laten we zien dat de vogels nestjes bouwen in de buurt van beschikbaar absintalsem,” zegt Feeney. “Vervolgens vullen ze hun nestjes met verse blaadjes.” De onderzoekers ontdekten dat de vogels die hun nestjes vullen met absintalsem-bladeren, veel minder last hebben van parasieten. En dat is heel voordelig. Op die manier beschermen ze zichzelf en hun jongen en verbeteren op die manier de conditie van hun nakomelingen. “Door het aantal parasieten zoals mijten te verminderen, zorgen de mussen voor zwaardere en gezondere kuikens,” aldus Feeney.

Medicijngebruik
Het gebruik van medicatie is een complex gedrag dat vaak als uniek voor de mens wordt beschouwd. Maar wetenschappers ontdekken steeds meer dieren die zichzelf medicijnen voorschrijven. Wanneer chimpansees bijvoorbeeld last hebben van parasieten, kauwen ze ook op bepaalde planten. Monarchvlinders leggen hun eitjes soms op planten die giftig zijn. De rupsen die uit de eitjes komen kruipen, hebben geen last van het gif, maar worden door het eten van de plant zelf wel giftig en blijven dat zelfs als ze volwassen zijn. Roofdieren en parasieten zullen zich dan ook niet zo snel aan deze rupsen vergrijpen. Ook fruitvliegjes schrijven hun jongen preventieve medicijnen voor. Wanneer fruitvliegen weten dat de parasitaire sluipwesp in de buurt is, leggen ze hun eitjes in alcohol. De larven die uit die eitjes komen kruipen, worden gedwongen om die alcohol te nuttigen. De larven zijn prima tegen die alcohol bestand, maar eventuele parasieten die zich in het lichaam van de larven begeven, niet. Zo worden de overlevingskansen van de fruitvlieglarve aanzienlijk groter.

Hoewel verschillende vogels ervan worden verdacht geneeskrachtige kruiden te gebruiken op een manier die vergelijkbaar is met mensen, is het moeilijk gebleken om dit te verifiëren. Maar volgens de onderzoekers in de huidige studie is het bewijs onmiskenbaar. “Onze resultaten suggereren dat roodkopmussen, net als mensen, absintalsem-bladeren gebruiken als preventief kruidengeneesmiddel om hun nakomelingen te beschermen tegen een slechte gezondheid,” concludeert Feeney. “Je zou je eigenlijk moeten afvragen wie wie na-aapt!”

donderdag, februari 18, 2021

Over kruidenboeken

Er zijn al vele honderden boeken over de geneeskracht van kruiden verschenen? De meeste daarvan zijn echter beperkt van waarde, omdat het niet duidelijk is waar de kennis vandaan komt. Is deze opgedaan in een jarenlange ervaring als arts, gehoord van iemand anders, of overgeschreven uit een ander kruidenboek? Kom daar maar eens achter. Veel adviezen zijn tegenstrijdig of vaag.

Een boek over plantaardig geneesmiddelen schrijven dat op gedegen, en voor iedereen controleerbare informatie is gebaseerd. Dat kun je alleen doen als je uitgaat van een wetenschappelijke benadering, maar daar ook de grenzen en beperkingen van laat zien.
Het aardige van een wetenschappelijke benadering is dat je belangrijke informatie van anderen mag overnemen. Sterker nog, h et is verplicht: wanneer er een goed onderzoek naar een bepaald onderwerp is verschenen, mag je dat niet negeren. Wie zich een serieus te nemen oordeel over dat onderwerp wil vormen, hoort daarin dat onderzoek mee te wegen. Dat geldt ook voor een oordeel over plantaardige geneesmiddelen.

Maar hoe vind je te midden van de vele duizenden publicaties diegenen die echt van belang zijn? Veel mensen in de medische wereld selecteren door alleen de meest gezaghebbende bladen te lezen, zoals The Lancet en de New England Journal of Medicine.
Deze bladen schrijven echter zelden over fytotherapie. Het is dus geen wonder dat de meeste artsen er weinig van weten. Natuurlijk zijn er veel meer wetenschappelijke tijdschriften waarin publicaties over plantaardige geneesmiddelen verschijnen. Die kan niemand allemaal lezen, maar je kunt wel met behulp van computerprogramma's nagaan welk onderzoek over fytotherapie gaat.

Een volgende stap is om dat onderzoek te ordenen, te interpreteren en af te wegen en waar nodig te vergelijken met het onderzoek naar gangbare geneesmiddelen voor dezelfde ziekten. Denk niet dat één mens dat allemaal zelf kan doen. Er zijn verschillende buitenlandse auteurs die het meeste van dit werk al hebben verricht. Hoewel hun aanpak onderling wat verschillend kan zijn, is er gelukkig toch een grote overeenkomst, een Europese consensus over het gebruik van medicinale planten. Deze consensus is vooral ook terug te vinden de officiële monografieën van o.a Escop en van WHO, verder zijn er ook verschillende vakboeken waar de 'beste' planten per orgaansysteem besproken worden

Enkele voorbeelden
  • Weiss R.F. - Herbal Medicine. AB Arcanum 1988 - 0 906584 19 1.
  • Weiss R. en V. Fintelmann - Lehrbuch der Phytotherapie. Hippokrates
  • Godefridi M. Cursusboek Fytologie Herboristen Opleiding Dodonaeus
Enkele degelijke encyclopedische werken
  • Van Hellemont - Fytotherapeutisch Compendium A.P.B.
  • Verhelst Geert. - Groot handboek geneeskrachtige planten. Mannavita
  • German Commission E monographs 1998. *Blumenthal ea.
https://www.pinterest.fr/godefridi/kruidenboeken-krauterbucher-herbalbooks/

dinsdag, februari 16, 2021

Rabarber en andere wortels

Van min tien naar plus tien. Twintig graden warmer doet verlangen naar de lente. Naar een nieuw leven zonder Corona. In de bakken, emmers en plastic zakken verstopt onder de klimophaag overwinteren de planten, die samen met ons van Bretagne naar België verhuisd zijn. Vandaag even gesnuffeld in het allegaartje. Is er leven in die bakken of alleen maar rotte smurrie ... rode wortelstokken van meekrap maken toch al groene scheuten,  ook de vertakte heemstwortels tonen al tekens van leven en zelfs de dikke oranje wortel van de Rheum palmatum is niet helemaal weggerot.

Rabarberwortel wordt als laxeermiddel al heel lang toegepast. Matthiolus schreef al in 1563,dat deze plant uit India en Perzië was meegebracht. Maar eigenlijk komt rabarber uit China. Ze gaat door voor mild laxeermiddel. Maar, vreemd genoeg, ook voor stopmiddel.

Interessant is, dat de werking van rabarber niet af schijnt te hangen van het gehalte aan anthrachinonglycosiden. Zelfs moes van rabarber werkt nog licht laxerend. En daar zitten geen glycosiden meer in. Het geheel, gevormd door de inhoudsstoffen, speelthier kennelijk dus een grote rol. In de wortel zitten behalve anthrachinonglycosidenook nog anthrachinonen, looistoffen met glycosidebindingen, en andere stoffen. Zoals het zogenaamde rheumrood. De looistoffen hebben een samentrekkende werking en een stoppend effect. De anthrachinon-glycosiden en de looistoffen hebben dus een tegengestelde werking, waardoor het preparaat vaak trager werkt, en soms zelf  averechts. Daarmee moet men bij de dosering rekening houden. In kleine hoeveelheden is de wortel van rabarber een goed middel ter bevordering van de eetlust en de spijsvertering. Kleine hoeveelheid wil zeggen: 0,05 tot 0,5 gram. Zo'n dosis werkt ook stoppend, bloedstelpend en galdrijvend. Rabarber in doses van 1 tot 3 gram werkt als een mild laxeermiddel, dat na zes tot tien uur zorgt voor een normale stoelgang, en maar zelden krampen veroorzaakt. En klaarblijkelijk kan ook een jarenlang gebruik geen kwaad. Al blijft de mogelijkheid bestaan, dat bij geregeld innemen de looistoffen remmend gaan  werken. Dat gaat trouwens ook op voor een huis-middeltje als pepermuntthee. Ook in de bladeren van pepermunt zitten looistoffen, die op den duur verstoppingen kunnen veroorzaken.

De wortel van deze rabarbersoort (Rheum palmatum) wordt gewoonlijk gegeven bij chronische vormen van obstipatie. De werking ervan is uitgesproken mild, vergeleken met die van bijvoorbeeld vuilboombast. De wortel van Rheum palmatum is als geneesmiddel bekend als Rhizoma Rhei. 

maandag, februari 15, 2021

Verhalen over veldsla


In de warmere rotshellingen van de Maas bij Hastiere, net onder de sneeuw vandaan, vind ik al volwassen wilde veldsla en kruidige kraailook. Een kant-en-klaar winterslaatje. 

Veldsla  is een één- of tweejarig laagblijvend plantje van 10 cm. hoog.  Oorspronkelijk komt het voor op Sardinië en groeit nu in een groot deel van Europa. Rond 1560 begon men het te telen en tot voor de oorlog van 1940 werd het bij ons veel gekweekt.
 
Onze aller Dodoens, wel eeuwen geleden, schrijftDe Nederlanders noemen dit kruidje wit moes en soms ook veldtkrop en soms kleer-ooghe, anders heeft het geen namen die me bekend zijn en daarnaar zal men het in het Latijn Album olus (witte groente) en in het Grieks Leucolachanon mogen noemen. Dit kruid wordt veldt-kroppen genoemd omdat zijn bladeren als die net uitspruiten op die van de jonge sla of andijvie lijken en goed zijn om in salade gegeten te worden en daarom noemt men het in het Waalse land sallade de chanoine, zegt Lobel.’  

En verder schrijft Dodoens 'Dit kruidje is wat verkoelend en daartoe vochtig makend van aard en in al zijn werkingen en eigenschappen de tamme sla vrij gelijk en in gebreke van die wordt het in de winterse maanden en in het begin van de lente op tafel gebracht en met azijn, olie en zout van vele met goede smaak gegeten zoals ander salade en voorwaar het wordt geenszins voor het slechtste saladekruid gehouden.

Vele namen heeft het in het verleden gekregen. 
  • Veldsla of veldkrop, korensla, walsla, witmoes. 
  • Duitse namen: Ackerlattich, Acker, - Feld, - of gruner Salat, Dorersalat, Feldkropp, Katterlesalat, Mausohrsalat, Vogerlsalat, Rebkresla, Wingertsalat,  Kornsalat. 
  • Engelse namen: corn salad, white pot herb, milk grass en lambs lettuce een vertaling van het 16de eeuwse Lactuca agnina.
  • Franse namen: laitue de brebis: kindersalade, salade de pretre: priestersalade of salade de chanoine: kanunniksalade, salade royal, vergelijk Engelse salade royal, dus vroeger veel gekweekt voor en in de kastelen en kloosters, Franse mache: van macher, kauwen. 
  • In Duitsland groeit het ook veel in het wild en heet daar Schaffmauler en Weiss moosz’. Mogelijk omdat het graag door schapen gegeten werd, Schafmaulchen waarschijnlijk naar de vorm van de bladeren,  Lammersalat, Lemkuntunge, Lammlezinke of Lammerlattich, 
  • Door de ouden werd beweerd dat het de locust: de sprinkhaan van Johannis de Doper zou zijn geweest die hij in de woestijn had gegeten, het sprinkhanenkruid. De zaadhuisjes lijken met enige fantasie wel wat op een sprinkhaan.
En zo zie je maar weer, tot wat voor verhalen zo'n onnozel groen plantje in de hellingen van Hastiere, kan leiden.

zondag, februari 14, 2021

Havikskruiden en Muizenoor

Wilde veldsla, kraailook, walstro, bosaardbei en ook muizeoor komen fris gewassen onder de smeltende sneeuw te voorschijn. 
Muizeoortjes en andere havikssoortensoorten zijn minder bekend als geneeskrachtige planten toch zijn ze in het verleden veel gebruikt geweest. Dit plantengeslacht is wereldwijd verspreid. een volledig overzicht van het gehele geslacht geven is onmogelijk. Dat er zoveel soorten en ondersoorten zijn is te danken aan het botanisch verschijnsel, dat we ook van paardenbloem kennen, apogamie (of apomixis). Het zaad kan ontstaan en rijp worden zonder dat er bevruchting geweest is. 

De wetenschappelijke naam Hieracium is vertaald als havikskruid. In de oudheid geloofde men dat haviken het gebruikten als oogdruppels om een bijzonder scherp zicht te krijgen. Tot na de middeleeuwen volgde men dit goede voorbeeld en gebruikte de mensen het sap in oogwater.
Anderen menen dat het 'hierakion' noemt, omdat het op hoge rotsen groeide, waar haviken huisden.
En een derde verklaring is dat de gestreepte bloemblaadjes op de veren van haviken lijken.

Eén soort havikskruid die ook medicinaal gebruikt word is Hieracium pilosella of gewoon Muizeoor. En dat verwijst natuurlijk naar de vorm van de kleine blaadjes, die behaard zijn, ook pilosella of pilosus betekent behaard. In alle landen en in alle tijden heeft men er blijkbaar het oor van die muis in herkent. Al in de 12de eeuw heeft Hildegard von Bingen het over Museore. En in Duitsland is het Mausohr, in Frankrijk Oreille de souris en in Engeland Mouse-eare. Wat niet wil zeggen dat er geen andere namen bestaan. Nagelkruid bij Fuchsius (1543) slaat op de vorm van de bloem die iets weg heeft van een ouderwetse nagel en die vorm was weer aanleiding om het kruid te gebruiken om geïnfecteerde hoeven van beslagen paarden te genezen. Bij Tabernaemontanus (1588) klonk dat zo 'dieweil es die vernagelde Pferde heylt'.

Gezien het feit dat al bij Plinius sprake was over het scherpen van de ogen, zal het niet verwonderen dat de plant door de eeuwen heen voor de ogen gebruikt geweest is. In zijn leerdicht de Moufeschans schrijft Hondius:

Havyncx-cruyt van groote cracht
Bij den Vogel eerst bedacht
En van hem ons naergelaten
Comt de ooghen oock te baeten


Zelfs de wortel om de hals gedragen, zou volgens het 19de eeuwse volksgeloof de ogen versterken.

Maar Havikskruiden waren niet alleen goed voor de ogen maar vooral ook urinedrijvend, ook Dodoens beval de hele plant reeds aan tegen graveel en blaasstenen. .En deze werking heeft wel de tand des tijd overleefd, want Hieracium pilosella wordt nu in de moderne Franse fytotherapie opnieuw als diureticum gebruikt. De verse, bloeiende plant, dus gele bloemen, steeltjes en blaadjes, worden in alcohol van 45° in een verhouding van 1 op 5 (bvb 50 gram plant met 250 cc alcohol) veertien dagen gemacereerd en daarna gezeefd. Deze tinctuur kan als vochtafdrijvend en ontsmettend middel in een dosering van 3 maal daags 20 druppels gedurende 14 dagen gebruikt worden bij blaasstenen en blaasontsteking

Andere bronnen
The monograph in the Potter’s New Cyclopaedia of Botanical Drugs and Preparations (Wren, 1988) listed the following medicinal uses: expectorant, diuretic, spasmolytic, sialagoge, vulnerary. It is used mainly for whooping cough, bronchitis and asthma as an infusion, and for wounds as a compress.

The monograph included in the PDR for Herbal Medicines (2007) describes the internal use of aerial part of Mouse Ear in the treatment of asthma, bronchitis, coughs and whooping cough, and externally in the treatment of wounds. The plant has shown to have diuretic, spasmolytic and diaphoretic effects. Also the reference by Bishop and Davy (1994) cited the use of the species against respiratory infections in the British Isles.

zaterdag, februari 13, 2021

Kruiden en voeding tegen Alzheimer

Noten, vette vis, bessen, kruiden (salie, citroenmelisse, geelwortel) en verrassend genoeg ook koffie en chocolade kunnen helpen bij dementie en de ziekte van Alzheimer.

Bij de ziekte van Alzheimer hebben we te maken met een globale achteruitgang van het functioneren van delen van de hersenen, die nodig zijn voor oriëntatie  geheugen en verwante vormen van gedrag. Wandelen, goed dieet (vis) en ook kruiden kunnen ondersteunend werken. Kortgeleden werd een mooi overzichtsartikel over de waarde van kruiden bij Alzheimer gepubliceerd, waaruit blijkt dat Melissa officinalis (oertinctuur 3 maal daags 20 druppels) en Ginkgo een positieve bijdrage kunnen leveren bij het ondersteunen van geheugenproblemen. Ook Salvia, enkele Chinese kruiden en ook geelwortel en gember kunnen helpen bij symptomen van de ziekte van Alzheimer. 

Bij deze aandoening is het zo dat zich een bepaald eiwit in de hersenen gaat afzetten: het bèta-amyloïd. De overproductie van dit ontstekingseiwit, dat zich neerzet onder de vorming van “seniele plaques” in de hersenen, is nefast voor het functioneren en het onderling communiceren van zenuwcellen. Uiteindelijk sterven de al slecht werkende zenuwcellen af en leidt de ziekte in verschillende stadia tot totale dementie en volledige afhankelijkheid.

Onderzoeken met gember
Mogelijk kan ook gember de verergering van Alzheimer afremmen. De invloed van gember op alzheimer is uit onderzoek bij ratten gebleken. 

Gember in een dagelijkse dosering van 108 of 216 mg/kg leidde tot bescherming tegen en herstel van alzheimerverschijnselen. De inhoudsstof 6-gingerol speelt hierbij een belangrijke rol, omdat deze verbinding de werking van β-amyloïdpeptiden onderdrukt. Deze peptiden spelen een sleutelrol bij de plaquevorming bij alzheimer en lijken gestimuleerd te worden door verhoogde ROS-spiegels. Ook verhoogt gember de werking van endogene antioxidantenzymen zoals superoxidedismutase (SOD) en glutathion. Ten aanzien van parkinson leidde het toedienen van 6-shogaol in een muizenmodel tot een significante verlaging van astrogliosis, oftewel de abnormale toename van het aantal astrocyten, en van microgliosis, ofwel de verandering van microgliacellen in de hersenen. Daarbij had de genoemde verbinding 6-shogaol ook een ontstekingsremmend effect.

Meer info op 

https://sites.google.com/site/kruidwis/fytotherapie/alzheimer-ziekte

https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/51250-tuinbonen-de-bijbel-en-alzheimer.html

dinsdag, februari 09, 2021

Echinacea virusremmer

Als je een griep onder de leden hebt, kan Echinacea purpurea de ziekteduur net zoveel verkorten als de farmacologische virusremmer oseltamivir. Dat blijkt uit een Tsjechische studie uit 2015, waaraan 420 proefpersonen meewerkten. Uit dat onderzoek bleek ook dat Echinacea purpurea beduidend minder bijwerkingen had dan oseltamivir.

Studie

De onderzoekers verdeelden de proefpersonen, die allemaal 1-2 recent griep hadden gekregen, in 2 groepen. De ene groep kreeg gedurende 5 dagen elke dag 2 capsules oseltamivir. In elke capsule zat 75 milligram actieve stof. Daarna slikten de proefpersonen nog eens 5 dagen placebocapsules. Oseltamivir gebruik je normaliter maar 5 dagen achtereen, vandaar.

Oseltamivir is een remmer van het enzym neuraminidase. Neuraminidase zit op de oppervlakte van virussen. Hoe actiever dat enzym is, hoe beter het cellen kan binnendringen en zich kan vermenigvuldigen. Oseltamivir is ontwikkeld door Roche, die het op de markt zet als Tamiflu. Het is een omstreden middel. Volgens studies verkort oseltamivir de duur van een griep met 17 uur, maar ervaart 11 procent van de gebruikers bijwerkingen als misselijkheid, diarree en overgeven.

De proefpersonen in de andere groep kregen gedurende 10 dagen Echinacea in de vorm van Echinaforce Hotdrink van A Vogel Bioforce. [vogel.com] Vogel betaalde wel het onderzoek. Het belangrijkste bestanddeel van Echinaforce Hotdrink is een extract op alcoholbasis van zowel de wortels als de bovengrondse delen van Echinacea purpurea, maar bestaat voor een derde ook uit een vlierbessenextract. Prominente bioactieve stoffen in Echinaforce zijn rutine en dodecatetraenoic acid isobutylamide.

Op de eerste 3 dagen van de proef kregen de proefpersonen 5 keer per dag een supplement van 5 milliliter, aangelengd met heet water. De overige 7 dagen kregen de proefpersonen 3 keer per dag een supplement.

Resultaten

In beide groepen verminderden de griepverschijnselen in gelijke mate. De verschillen die je hieronder ziet waren niet significant. In beide groepen zakte de koorts even snel. Ook wat dat betreft werkte het supplement even goed als het farmacologische middel.

Wel significant waren de verschillen tussen de bijwerkingen die de twee groepen rapporteerden. In de Echinacea-groep stelden die weinig voor, in de oseltamivirgroep kwamen die frequenter voor. Vijf proefpersonen in de oseltamivirgroep hadden zoveel last van misselijkheid en overgeven dat ze uit de studie stapten.

Bron: Curr Ther Res Clin Exp. 2015 Apr 20;77:66-72.

zondag, februari 07, 2021

Covid en kruiden

Uitzonderlijk zomaar een Duitstalige tekst over kruiden en Covid uit het Zeitschrift fur Phytotherapie. Pflanzen mit Potenzial: Aktuelle Studienlage. Einige Kandidatenpflanzen werden im Folgenden kurz in alphabetischer Reihenfolge ihrer Trivialnamen abgehandelt, Pflanzen aus Kombinationspräparaten und TCM-Mixturen werden hier nicht berücksichtigt.

Grüntee

Katechine als eine Klasse von polyphenolischen Flavonoiden sind Hauptwirkstoffe von grünem und vielen anderen Tees, die u. a. die Immunität gegen virale, insbesondere Influenza-Infektionen verbessern [2]. Das bekannteste davon, Epigallocatechingallat (EGCG), inhibierte in vitro sogar mehrere Serotypen des Dengue-Virus in Konzentrationen, die eine humanpharmakologische Anwendung möglich erscheinen lassen [3].

Mehrere epidemiologische Studien haben gezeigt, dass der regelmäßige Verzehr von grünem Tee die Influenza-Infektionsrate senkt [4]. In klinischen Studien wurden meist standardisierte Katechinextrakte verwendet. Ein Kollektiv von Angehörigen der Gesundheitsberufe mit geringem Risiko sollte über 150 Tage Grüntee-Extrakt in Kapselform, der auf 1000 mg / Tag Katechine standardisiert war, oder Placebo einnehmen. Die Inzidenz für klinisch und serologisch nachzuweisende Influenza wurde um 25 % (Odds Ratio OR) gesenkt, gleichzeitig war die Dauer der Symptome um 27 % kürzer (Hazard Ratio HR) [5].

Neben der Verbesserung systemischer Immunfunktionen durch die Gabe peroraler Grüntee-Katechine wurden Studien durchgeführt, um die Nützlichkeit des Gurgelns mit Grüntee unter der Vorstellung einer topischen Immunstimulation zu untersuchen. Influenza-Viren nehmen ähnlich wie vermutlich SARS-CoV-2 im Rachen ihren ersten Kontakt mit einer menschlichen Schleimhaut auf. Darüber hinaus fanden sich hohe Viruskonzentrationen in Abstrichen unterhalb der oberen Conchae nasi, offenbar einem optimalen Raum für ihre Vermehrung. Dieser ist für Gurgelflüssigkeit nicht unmittelbar zugänglich, jedoch für Inhalationen etwa im Rahmen von Kopfdämpfen oder Aromatherapie. Hierzu liegen bislang keine Studien aus anderen Virusmodellen vor.

Insbesondere in Japan wurden mehrere präventive Studien mit täglichem Gurgeln als Intervention unternommen. Ein systematischer Review mit Metaanalyse konnte aus 5 RCT mit Gurgeln von grünem Tee eine gepoolte Risikoreduktion (RR) von 70 % für die Inzidenz von Influenza ermitteln. Die Vergleichsgruppen sollten je nach Einzelstudie entweder mit gleichtemperiertem Wasser gurgeln, bzw. erfuhren keine Intervention [6]. Die schlechter abschneidenden Vergleichsgruppen auch mit Wassergurgeln legen nahe, dass tatsächlich ein topischer immunstimulierender Effekt erzielt wurde und die Wirkung nicht nur auf einer Spülung der Schleimhäute beruht.

Somit ist eine schützende vorbeugende Wirkung und eine lokale Behandlung bei beginnender Symptomatik von Atemwegsinfektionen mit SARS-CoV-2 nicht unwahrscheinlich und kann daher vorläufig als Off-Label-Behandlungsversuch genannt werden, zumal grüner Tee als Lebensmittel leicht verfügbar ist.

Kapland-Pelargonie

In der traditionellen südafrikanischen Medizin war die in einheimischen Sprachen als Umckaloabo bezeichnete Wurzel aus der Kapland-Pelargonie (Pelargonium sidoides DC) ein beliebtes Mittel gegen Atemwegsinfektionen. Es ist mittlerweile seit Jahrzehnten weltweit bekannt und erforscht. Die präklinische Forschung hat ihre antibakteriellen und antiviralen Potenziale aufgezeigt. Ein Team hat es in mehreren herkömmlichen Tests gegen 14 Virus-Arten untersucht. Dabei zeigte es Aktivität gegen z. B. Parainfluenzavirus, Influenza A (Stämme H1N1 und H3N2) und humanes Coronavirus, jedoch nicht gegen das aviäre Influenza A (H5N1) [7]. In einem anderen Modell stieg die Ziliarschlagfrequenz als einem Modell für die mukoziliäre Clearance [8].

Eine systematische Überprüfung von 8 RCT unter Verwendung verschiedener Extrakte aus Wurzeln von Pelargonium sidoides bei verschiedenen Infektionen der oberen Atemwege ergab mäßige Wirksamkeitshinweise für akute Rhinosinusitis sowie Erkältung bei Erwachsenen, etwas deutlichere Hinweise für akute Bronchitis bei Kindern und Erwachsenen [9]. Zwei spätere Reviews aus verschiedenen Blickwinkeln bestätigten dies grundsätzlich bzw. erweiterten die Ergebnisse anhand neuerer Studien: Im ersten, einem systematischen Review mit Metaanalyse, konnte man mit Beschränkung auf die Indikation Erkältungen, aber ohne Beschränkung der Altersgruppe, 5 RCT einschließen [10]. Im zweiten, narrativen Review, wurden 8 RCT zu sämtlichen Indikationen der Atemwegsinfekte besprochen, jedoch mit der Beschränkung auf Kinder und Jugendliche. Hier sah man auch in speziellen Patientengruppen, wie solche mit kindlichem Asthma oder iatrogener Immunsuppression, Symptomlinderungen [11].

Das als „Phytobiotikum“ ausgelobte Arzneimittel kann daher lediglich bei leichten Verläufen mit akuter Bronchitis (mit oder ohne bakterieller Superinfektion) zur Symptomlinderung als Off-Label-Behandlung empfohlen werden.

Sonnenhut

Seit langer Zeit werden in Europa zahlreiche Zubereitungen aus verschiedenen Teilen und mit verschiedenen Extrakten von Echinacea-Arten, insbesondere E. purpurea L. und E. angustifolia L., verwendet. Zahlreiche Studien hatten sich dabei mehr der Prävention (unter der Einordnung als „Immunstimulans“) als der Therapie der Erkältungskrankheiten gewidmet. Ein hieraus erstellter Cochrane-Review ergab kleine Vorteile bei der Verringerung der Inzidenz und des Verlaufs von Erkältungen [12].

Für Echinacea purpurea liegen präklinische Untersuchungen vor, die in Makrophagen eine bessere Kontrolle der inflammatorischen Antwort auf die Infektion mit Influenza A H1N1 zeigen. Allerdings war die Schwankungsbreite innerhalb der teilweise nicht standardisierten Extrakte erheblich [13]. In der Schweiz ist ein flüssiges Kombinationspräparat entwickelt und als Arzneimittel zugelassen, das überwiegend aus einem Ethanol / Wasserextrakt (65 % V / V) aus der frisch gepressten ganzen Pflanze Echinacea purpurea, zu einem kleineren Anteil aus Presssaft von Schwarzem Holunder (Sambucus nigra L.) besteht. In der präklinischen Testung konnte die Inaktivierung von menschlichen wie porcinen H1N1-Influenza-Viren sowie der aviären Subtypen H5 und H7 gezeigt werden, ferner direkte Rezeptorbindung im Hämagglutinationstest [14]. Der Extrakt wurde in einem RCT mit 473 randomisierten Patienten bezüglich Wirksamkeit und Sicherheit geprüft. Der klinische Influenza-Nachweis erfolgte nach ähnlichen Kriterien wie zuvor in placebokontrollierten Studien mit der hier als Vergleich herangezogenen Standardtherapie mit Oseltamivir (bei uns z. B. Tamiflu®). Im täglichen wie im Gesamt-Symptomvergleich war dabei der Echinacea-Extrakt nicht unterlegen [15].

Grundsätzlich erscheinen klinisch gut untersuchte Echinacea-Präparate aussichtsreich als Vorbeugungsmittel auch gegen Covid-19, um zumindest über wenige Tage bis Wochen bei erhöhter Ansteckungsgefahr eine Verringerung viraler Infektionen bzw. deren symptomatischer Ausprägung zu bewirken. Falls man die vorbeugende Wirkung mit einer unspezifischen „Immunstimulierung“ erklären will, kann auf einen In-vitro-Nachweis einer antiviralen Wirkung gegen SARS-CoV-2 verzichtet werden. Dann bleibt eine geringere Infektionsrate auch von Covid-19-Infektionen nachzuweisen.

Süßholz

Das Saponin Glycyrrhizin aus Glycyrrhiza glabra L. (Mittelmeerwelt) oder aus Glycyrrhiza uralensis Fisher (Ostasien) gilt als aktiver Bestandteil der Süßholzwurzel, die fast weltweit verwendet wird. Immunmodulatorische und entzündungshemmende Wirkungen sind nachgewiesen. Mäuse, die mit tödlichen Dosen von Influenza-Virus infiziert waren, hatten viel bessere Überlebenschancen, wenn sie bereits vorher Glycyrrhizin erhielten [16]. Die Aufnahme des Influenza-A-Virus in isolierte menschliche Lungenzellen und seine intrazelluläre Replikation waren deutlich reduziert, jedoch nur bei Verabreichung vor der Infektion [17]. Gesamtextrakt wie Kandidatenmoleküle wurden unmittelbar in der ersten SARS-Coronavirus-Periode (jetzt auch Covid-1 bzw. SARS-CoV-1 genannt) an zwei Virusisolaten erfolgreich in vitro getestet, für sämtliche Tests jedoch in Konzentrationen, die eine Anwendung beim Menschen unrealistisch erscheinen lassen [18]. Während der Einnahme und beim Lutschen könnten immerhin lokal wirksame Konzentrationen erreicht werden.

Trotz seiner häufig empfohlenen Verwendung wurde es in RCTs nur als eine von 4 Komponenten von „Maoto“ getestet, der häufigsten Rezeptur für Influenza in der Traditionellen Japanischen Medizin Kampo. Eine systematische Übersicht kommt zu dem Schluss, dass Maoto die Fieberdauer senken kann, egal ob es allein oder in Kombination mit Standardtherapien wie Neuraminidase-Inhibitoren angewendet wird [19].

Zistrose


In jüngster Zeit beschrieben präklinische Arbeiten vielversprechende antivirale Eigenschaften dieser traditionellen Heilpflanze aus dem Mittelmeergebiet (mehrere Subspecies bzw. Hybride werden genutzt, insbesondere Cistus incanus L. und C. creticus L.). Sie enthält hochpolymere Polyphenole als Wirkstoffe [20]. Dies wurde in Tierstudien im Influenza-Modell bestätigt [21]. Zur Beurteilung der klinischen Wirksamkeit findet sich bislang nur eine RCT mit Erkältung [22]. 160 Patienten wurden randomisiert und placebokontrolliert dokumentiert. In der Verum-Gruppe waren subjektive Symptombeurteilung und Verlauf des CRP günstiger.

Weitere Kandidatenpflanzen

Für zahlreiche weitere Heilpflanzen sind antimikrobielle und insbesondere antivirale Eigenschaften beschrieben, und einige werden auch bei Influenza oder grippeähnlicher klinischer Symptomatik eingesetzt. Somit ist auch im Verlauf der Covid-19-Erkrankung ein Nutzen möglich. Schwer unterscheidbar ist insbesondere bei Phytotherapeutika darüber hinaus, ob im konventionellen Sinn vorwiegend unmittelbare antivirale Effekte vorliegen, oder ob z. B. das lokale Geschehen auf der Schleimhaut durch Volumen und Komposition des Mukus, Stimulation von immunkompetenten Zellen und weitere z. B. mukoziliäre Effekte, auch durch reflektorische Wirkungen, günstig beeinflusst wird. Denkbar ist also, dass sich noch wesentlich geeignetere Pflanzen als die hier vorgestellten herauskristallisieren werden und entsprechende Kombinationen.

Wir haben diese hier nicht angeführt, weil wir uns in einer ersten Sichtung auch aus Gründen von Platz und Übersichtlichkeit willkürlich auf solche Pflanzen beschränkt haben, für die mindestens eine randomisierte klinische Studie bei Influenza oder einem virusbedingtem Erkältungsmodell vorliegt. Die Herausgeber der ZPT werden diese Fragen engmaschig verfolgen. Wissenschaftlicher Stimulus und finanzielle Förderung der wünschenswerten Forschung werden natürlich weitgehend von der Entwicklung der Covid-19-Pandemie abhängen, die ja jetzt schon weltweit sehr verschiedene Entwicklungen annehmen.

PRAKTISCHE TIPPS

Für die Prävention einer SARS-CoV-2-Infektion stellen sich drei Ansatzpunkte dar, die getrennt, aber auch gleichzeitig durchgeführt werden können: Topisch die Schleimhaut – insbesondere des Rachenraums – stärken, sodass eine Infektion auch bei Kontakt mit SARS-CoV-2 möglichst gar nicht erst stattfindet:

✓ Dafür kann 4–5 x täglich Gurgeln mit Grüntee empfohlen werden! In den Studien dazu wurden standardisierte Pulverextrakte in heißem Wasser gelöst, sodass eine bestimmte Konzentration der Katechine in der Gurgelflüssigkeit gesichert war. Diese wird im Alltag derzeit nicht erreichbar sein. Wichtig scheint hierfür, die Zeit des Teeziehens auf 3–5 Minuten zu verlängern.

Zistrosenextrakt ist auch in Lutschbonbons erhältlich. Diese Anwendung ist insbesondere außer Haus leichter durchzuführen, hat jedoch als Lebensmittel eine schwächere Forschungslage. Unspezifische Immunstimulation zur besseren Abwehr einer Infektion. Eine solche Immunstimulation zur Verringerung der Infekthäufigkeit von viralen Atemwegsinfekten – auch analog von SARS-CoV-2 – kann vermutlich nur kurzfristig über wenige Tage / Wochen funktionieren. Empfohlen werden gut untersuchte Extrakte als Arzneimittel von

Sonnenhut (Echinacea) Symptomlinderung bei leichter Infektion. In diesem Fall sind bewährte und klinisch geprüfte Arzneimittel erhältlich, z. B. :

Umckaloabo (Pelargonium sidoides DC). Alle weiteren naturheilkundlichen Maßnahmen (z. B. Bewegung, Kaltreize, gesunde Ernährung mit Vitaminen) sind davon unbenommen. Es sind grundsätzlich additive Effekte zu erwarten

Literatur

1 Hensel A, Spiegler V, Kraft K. Pflanzliche Extrakte gegen virale Infektionen des oberen Rachenraumes. Gibt es rationalisierbare protektive Möglichkeiten? Z Phytother 2020; 41: 52-54 . doi: 10.1055/a-1102-1662
2 Ide K, Kawasaki Y, Kawakami K, Yamada H. Anti-influenza virus effects of catechins: a molecular and clinical review. Curr Med Chem 2016; 23: 4773-4783 . doi: 10.2174/0929867324666161123091010
3 Raekiansyah M, Buerano CC, Luz MAD, Morita K. Inhibitory effect of the green tea molecule EGCG against dengue virus infection. Arch Virol 2018; 163: 1649-1655 . doi: 10.1007/s00705-018-3769-y
4 Furushima D, Ide K, Yamada H. Effect of tea catechins on influenza infection and the common cold with a focus on epidemiological / clinical studies. Molecules 2018; 23 (07) . pii: E1795. DOI: 10.3390/molecules23071795.
5 Matsumoto K, Yamada H, Takuma N. et al. Effects of green tea catechins and theanine on preventing influenza infection among healthcare workers: a randomized controlled trial. BMC Complement Altern Med 2011; 11: 15. DOI: 10.1186/1472-6882-11-15.
6 Ide K, Yamada H, Kawasaki Y. Effect of gargling with tea and ingredients of tea on the prevention of influenza infection: a meta-analysis. BMC Public Health 2016; 16: 396 . doi: 10.1186/s12889-016-3083-0
7 Michaelis M, Doerr HW, Jr Cinatl J. Investigation of the influence of EPs® 7630, a herbal drug preparation from Pelargonium sidoides, on replication of a broad panel of respiratory viruses. Phytomedicine 2011; 18: 384-386 . doi: 10.1016/j.phymed.2010.09.008
8 Neugebauer P, Mickenhagen A, Siefer O, Walger M. A new approach to pharmacological effects on ciliary beat frequency in cell cultures – exemplary measurements under Pelargonium sidoides extract (EPs 7630). Phytomedicine 2005; 12: 46-51. doi: 10.1016/j.phymed.2003.11.005
9 Timmer A, Günther J, Motschall E. et al. Pelargonium sidoides extract for treating acute respiratory tract infections. Cochrane Database Syst Rev 2013; (10): CD006323. DOI: 10.1002/14651858.CD006323.pub3.
10 Schapowal A, Dobos G, Cramer H. et al. Treatment of signs and symptoms of the common cold using EPs 7630 – results of a meta-analysis. Heliyon 2019; 5: e02904. DOI: 10.1016/j.heliyon.2019.e02904.
11 Careddu D, Pettenazzo A. Pelargonium sidoides extract EPs 7630: a review of its clinical efficacy and safety for treating acute respiratory tract infections in children. Int J Gen Med 2018; 11: 91-98. doi: 10.2147/IJGM.S154198
12 Karsch-Völk M, Barrett B, Kiefer D. et al. Echinacea for preventing and treating the common cold. Cochrane Database Syst Rev 2014; 2: CD000530. DOI: 10.1002/14651858.CD000530.pub3.
13 Cech NB, Kandhi V, Davis JM. et al. Echinacea and its alkylamides: effects on the influenza A-induced secretion of cytokines, chemokines, and PGE2 from RAW 264.7 macrophage-like cells. Int Immunopharmacol 2010; 10: 1268-1278. DOI: 10.1016/j.intimp.2010.07.009.
14 Pleschka S, Stein M, Schoop R, Hudson JB. Anti-viral properties and mode of action of standardized Echinacea purpurea extract against highly pathogenic avian influenza virus (H5N1, H7N7) and swine-origin H1N1 (S-OIV). Virol J 2009; 6: 197. doi: 10.1186/1743-422X-6-197
15 Rauš K, Pleschka S, Klein P. et al. Effect of an Echinacea-based hot drink versus oseltamivir in influenza treatment: a randomized, double-blind, double-dummy, multicenter, noninferiority clinical trial. Curr Ther Res Clin Exp 2015; 77: 66-72. DOI: 10.1016/j.curtheres.2015.04.001.
16 Utsunomiya T, Kobayashi M, Pollard RB, Suzuki F. Glycyrrhizin, an active component of licorice roots, reduces morbidity and mortality of mice infected with lethal doses of influenza virus. Antimicrob Agents Chemother 1997; 41: 551-556 . doi: 10.1128/AAC.41.3.551
17 Wolkerstorfer A, Kurz H, Bachhofner N, Szolar OH. Glycyrrhizin inhibits influenza A virus uptake into the cell. Antiviral Res 2009; 83: 171-178 . doi: 10.1016/j.antiviral.2009.04.012
18 Cinatl J, Morgenstern B, Bauer G. et al. Glycyrrhizin, an active component of liquorice roots, and replication of SARS-associated coronavirus. Lancet 2003; 361 (9374): 2045-2046. DOI: 10.1016/s0140-6736(03)13615-x.
19 Yoshino T, Arita R, Horiba Y, Watanabe K. The use of maoto (Ma-Huang-Tang), a traditional Japanese Kampo medicine, to alleviate flu symptoms: a systematic review and meta-analysis. BMC Complement Altern Med 2019; 19: 68 . doi: 10.1186/s12906-019-2474-z
20 Ehrhardt C, Hrincius ER, Korte V. et al. A polyphenol rich plant extract, CYSTUS052, exerts anti influenza virus activity in cell culture without toxic side effects or the tendency to induce viral resistance. Antiviral Res 2007; 76: 38-47. DOI: 10.1016/j.antiviral.2007.05.002.
21 Droebner K, Ehrhardt C, Poetter A. et al. CYSTUS052, a polyphenol-rich plant extract, exerts anti-influenza virus activity in mice. Antiviral Res 2007; 76: 1-10. DOI: 10.1016/j.antiviral.2007.04.001.
22 Kalus U, Grigorov A, Kadecki O. et al. Cistus incanus (CYSTUS052) for treating patients with infection of the upper respiratory tract. A prospective, randomised, placebo-controlled clinical study. Antiviral Res 2009; 84: 267-271. DOI: 10.1016/j.antiviral.2009.10.001.
23 Akram M, Tahir IM, Shah SMA. et al. Antiviral potential of medicinal plants against HIV, HSV, influenza, hepatitis, and coxsackievirus: A systematic review. Phytother Res 2018; 32: 811-822. DOI: 10.1002/ptr.6024.

donderdag, februari 04, 2021

Klimop wintergroen

klimopboom bij Pont ar Gorret /Bretagne
Een plant die glimmend groen  de winter doorkomt, is onze klimop. Verafschuwd door sommigen omwille van zijn woekerende kracht, maar toch ook een nuttig gewas voor mens en natuur.
 

Klimop bloeit in september-december en is in die periode een bron van nectar en stuifmeel aangezien er dan niet zoveel gewassen bloeien. Daarmee trekt de plant tijdens de bloei vlinders en andere nectarzoekers aan. De vruchten rijpen na de winter (maart) en zijn geliefd bij vogels (onder andere merels) die vervolgens zorgen voor de verspreiding van het zaad. Klimopblad is het favoriete voedsel van sommige rupsen en wandelende takken. Verder is een klimopstruik een slaap- en schuilplaats voor allerlei vogels. Ook nestelen heggenmus, merel, winterkoning en grauwe vliegenvanger erin en is het voor vlinders zoals de gehakkelde aurelia een plek om te overwinteren. 

Zoals vele andere planten heeft klimop inhoudsstoffen die een gunstige of juist nadelige uitwerking kunnen hebben in of op het menselijk lichaam. Jonge uitlopers en gedroogd blad werden al in het oude Egypte en Griekenland toegepast tegen hoofdpijn. Bladextracten waren slijmoplossend, zweetafdrijvend en koortswerend. Het zou bij uitwendig gebruik helpen bij builen en blauwe plekken. Dit sluit aan bij het hedendaagse volksgebruik van klimop in de wondverzorging als omslag bij brandwonden en zweren.

Tegenwoordig gaat het in de fytotherapie vooral om het gebruik van droogextracten die worden toegepast bij hoest als gevolg van longproblemen. Het extract heeft een antiseptische, mucolytische en ontstekingsremmende werking die waarschijnlijk berust op de aanwezigheid van saponinen, met name alfa-hederine in het blad. Daarnaast wordt het inwendig gebruikt als pijnstiller tegen krampen. 

Naast zijn positieve eigenschappen kan het gebruik van klimop ook negatieve effecten hebben. Bij een te hoge concentratie van in de plant aanwezige saponin-glycosiden (waarvan de belangrijkste alfa-hederin, hederasaponin C en hederasaponin D zijn) zal er bij inname sprake zijn van vergiftigingsverschijnselen. Vooral bladeren en bessen bevatten die saponinstoffen. Het eten van grote hoeveelheden bessen leidt daarbij tot braken, diarree, koorts en stuipen. De bessen zijn erg bitter en nodigen niet uit tot consumptie. Het eten van bladeren kan leiden tot krampen. Contact met het plantensap uit de bladeren – bijvoorbeeld bij snoeiwerkzaamheden – kan leiden tot huidirritatie / dermatitis; hiervoor wordt de stof falcarinol verantwoordelijk gehouden. Er zijn twee gevallen beschreven waarbij inname van een extract van de plant leidde tot een anafylactische shock.

De klimop (Hedera helix L.) werd al in de oudheid gebruikt bij rituelen. In Egypte was de klimop gewijd aan Osiris. Ook bij andere mythologische figuren wordt de klimop genoemd. Zo werd de plant onder andere geassocieerd met de Griekse god Dionysos of zijn Romeinse evenknie Bacchus, beiden god van de wijn. Dionysos leerde in de klassieke oudheid de mensen hoe ze de wijnstok moesten kweken. Op afbeeldingen van hem is vaak de wijnstok te zien, maar ook klimop komt daarop voor. Dionysos en zijn gevolg hebben een krans van klimopbladen om hun hoofd en om Dionysos’ staf en de wijnbeker slingert een klimoprank, opdat hij minder gauw beschonken zou raken. Daarmee zijn de wijnstok en klimop beide attributen van Dionysos geworden. Klimop en wijnstok hebben zo een mythologische verbinding gekregen, maar ook hun blad (drie- tot vijflobbig) vertoont een zekere overeenkomst. 

Referenties

  • De Cleene M, Lejeune MC. Compendium van rituele planten in Europa. Mens en Kultuur, Gent, 1999. 
  • European Medicines Agency. Community herbal monograph on Hedera helix L., folium. 2011.European Medicines Agency. Assessment report on Hedera helix L., folium. 2011. 
  • De Cleene M. Giftige plantengids, herziene tweede druk. Thieme, Baarn, 1989. 
  • Paulsen E, Christensen LP, Andersen KE. Dermatitis from common ivy (Hedera helix ssp. helix) in Europe: past, present and future. Contact Dermatitis 2010;62(4):201-9. 
  • Morfin-Maciel BM, Rosas-Alvarado A, Velázquez-Sámano G. Anaphylaxis due to ingestion of ivy syrup (Hedera helix L.). Report of two cases. Rev Alerg Mex 2012;59(1):31-6.
  • Meer info op mijn website https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/hedera-helix-klimop-1

woensdag, februari 03, 2021

Fluorescerende groene gouwe

Stinkende gouwe. Het frisgroen blad ziet er teer en kwetsbaar uit, toch overleeft het winterse vorst. Zijn geheim wapen is het oranje-gele sap dat door zijn vaten stroomt. Antivries avant la lettre. 

In het boek Plantenschat: Inleiding tot de kennis der flora van Nederland – gepubliceerd in 1898 –  160 in ons land voorkomende planten, waaronder stinkende gouwe. “Het is een leelijke naam, de Hollandsche, die aan dit bloemenkind gegeven is, maar hij is merkwaardig juist tot in zijn beide helften afzonderlijk toe. Dat Gouwe staat met goud in verband, naar de goudgele kleur van het melksap, ’t welk de plant in zoo verbazende quantiteit in al zijn deelen afscheidt. Als gij u waagt aan het onvoorbereid afplukken van bloem of stengel, krijgt gij leelijke gele vlekken op uw vingers, die er in den eersten tijd niet afgaan en de geur van dat kleverige vocht is ver van aangenaam.” “Figuurlijk gesproken echter, staat de plant juist in een bijzonder goeden reuk; die Oogenklaar, zooals zij bijvoorbeeld in den Gelderschen achterhoek wordt genoemd, kan met haar bladeren wonden heelen en zuiveren, zoo meldt de onder het volk levende mare.”

Niet alleen in 1898 maar doorheen de voorbije 2000 jaar is stinkende gouwe beschreven en medisch gewaardeerd geweest.

De chelidonium majus wordt van oudsher uitwendig toegepast bij de behandeling van wratten, likdoorns en eelt. Hiervoor werd het sap met de geeloranje kleur gebruikt. Uit later onderzoek blijkt deze inderdaad een remmend effect te hebben op de normale celdeling. Dit giftige sap heeft een sterke geur en bittere smaak en kan de huid en slijmvliezen irriteren bij uitwendig gebruik. De plant heeft tevens een goede reputatie bij de behandeling van gal- en leverklachten. Er is enige bezorgdheid dat stinkende gouwe de lever nadelig kan beïnvloeden. Stinkende gouwe is in verband gebracht met veel gevallen van hepatotoxiciteit. 

Choleretische effecten. 

Een ethanolisch extract van stinkende gouwe verhoogt de galstroom. Chelidonium-extract lijkt de langzame golffrequentie en amplitude in de dunne darm te verminderen, wat de peristaltische beweging vertraagt ​.

Kanker

Sommige voorlopige klinische onderzoeken suggereren dat het nemen van tweemaal daags 30 ml van een orale oplossing gedurende 2 weken, anti-tumoreffecten kan hebben bij patiënten met slokdarm plaveiselcelcarcinoom. Elke dosis oplossing kwam overeen met 30 gram ruwe kruiden. In vitro en dieronderzoek suggereert dat stinkende gouwe nuttig zou kunnen zijn voor sommige soorten kanker. Cytotoxische alkaloïden gevonden in stinkende gouwe lijken apoptose in kankercellen bevorderen. Bovendien heeft onderzoek bij dieren aangetoond dat een stinkende gouwe-extract de groei van glandulaire maagkanker vermindert. Voorlopig onderzoek suggereert dat chelidonine, sanguinarine en chelerythrine activiteit kunnen hebben tegen cellen van uveaal melanoom, een bijzonder moeilijk te behandelen kanker. 

Typologie

Mensen die een gunstige reactie ervaren op deze plant lijken iets te hebben met de kleur geel: de gelaatskleur, het oogwit, de urine, de huidskleur of het tongbeslag is vaak gelig. Ook het type mens lijkt gelieerd te zijn aan de reactie. Zo lijken mensen die hun woede vaak inhouden, ofwel hun gal niet spugen, goed te reageren op het gebruik van de Chelidonium majus. 


Chelidonium majus--an integrative review: traditional knowledge versus modern findings. Marilena Gilca 1, Laura Gaman, Elena Panait, Irina Stoian, Valeriu Atanasiu. Chelidonium majus L. (family Papaveraceae), or greater celandine, is an important plant in western phytotherapy and in traditional Chinese medicine. Crude extracts of C. majus as well as purified compounds derived from it exhibit a broad spectrum of biological activities (antiinflammatory, antimicrobial, antitumoral, analgesic, hepatoprotective) that support some of the traditional uses of C. majus. 
However, herbal medicine also claims that this plant has several important properties which have not yet been scientifically studied: C. majus is supposed to have diuretic, antitussive and eye-regenerative effects. On the other hand, C. majus also has scientifically proven effects, e.g. anti-osteoporotic activity and radioprotection, which are not mentioned in traditional sources. Moreover, recent controversy about the hepatoprotective versus hepatotoxic effects of Chelidonium majus has renewed the interest of the medical community in this plant. This review is intended to integrate traditional ethno-medical knowledge and modern scientific findings about C. majus in order to promote understanding of its therapeutic actions as well as its toxic potential.

Lohninger, A. and Hamler, F. Chelidonium majus L. (Ukrain) in the treatment of cancer patients. Drugs Exp.Clin Res 1992;18 Suppl:73-77.