Opvallend nu in de hellingbossen bij de Maas is het stinkend nieskruid. Deze Helleborus foetidus bloeit vroeg in het voorjaar met een groot aantal knikkende bloemen in sterk vertakte, eenzijdig overhangende bloeiwijzen. Het klokvormige bloemdek van vijf kelkbladen is lichtgroen met een purperrode rand. De slungelige bloeiwijzen lijken wel als boze geesten door het schemerige bos te dwalen.
Stinkend nieskruid wordt bevlogen door honingbijen, hommels en de grote zweefvliegen die blinde bijen genoemd worden.Al die insecten vliegen al in maart, als er nog weinig nectarrijke bloemen zijn. De groene bloemkleur en de geur lijken nauwelijks aanlokkelijk voor insecten, maar honingbijen zien de kleur blijkbaar als geel en de geur wordt door hen ook wel gewaardeerd en... ik kan daar ook inkomen de vreemde, harsachtige geur spreekt mij ook wel aan.Onstuimige niesbuien
Alle Helleborus-soorten zijn giftig. Hun geslachtsnaam zou zijn afgeleid van het Griekse helleborio, waanzinnig zijn. De wortelstok werd tot in het midden van de negentiende eeuw gebruikt als middel tegen geestesziekte. Die wortelstok bevat sterk op slijmvliezen werkende stoffen. Het opsnuiven van tot poeder gestampte gedroogde wortelstokken verwekt stevige niesbuien. Vroeger dacht men dat dit de druk op de hersenen verminderde. Alles aan nieskruid is giftig. Gedroogd en tot poeder vermalen werd stinkend nieskruid vroeger gebruikt als een probaat middel tegen wormen en luizen (vandaar de volksnaam luiskruid). Een verhaal gaat dat de Griekse veldheer Solon omstreeks 600 voor Christus de stad Kirka veroverde door grote hoeveelheden helleborus in het riviertje te gooien, dat de stad van drinkwater voorzag.
Een verwant van het stinkend nieskruid, de wrangwortel of Helleborus virides werd vroeger gebruikt tegen de wrang, een veeziekte veroorzaakt door een bacterie die wordt overgebracht door vliegen. De ontsteking van de uier, heeft verdroging van de huid tot gevolg en kan leiden tot de dood van de koe. Met een priem wordt in de huid van de koe een gangetje gemaakt, waarin een stuk van de giftige wortelstok van de wrangwortel wordt gestoken.We vinden dat gebruik terug in het 'Cruydeboeck' (1554) van Rembertus Dodonaeus, die de plant Viercruyt (vuurkruid) noemt: '.... Als eenich vee met eenighe haestighe sieckte bevanghen wordtsoo steken die lantluyden dese wortele in eenighe plaetse daer zy minst hinderen ende quaet doenmach ende daer coemt terstont alle quaet ende viericheyt ende dat vee wordt daer duer behouwen'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten