Gebruik je vaak rode peper als je kookt? Of sambal, of cayennepeper? Die gewoonte komt je spieren ten goede. aldus een studie die onderzoekers van Tianjin Medical University publiceerden in de Journal of Nutrition, Health & Aging. Volgens dat onderzoek zijn je spieren enkele procenten sterker als je een paar keer per week rode peper binnenkrijgt.
Studie
De onderzoekers bepaalden bij 3717 Chinezen met hoeveel kracht ze met hun handen een veer konden dichtknijpen. Tevens achterhaalden ze via vragenlijsten hoe vaak ze wekelijks rode pepers consumeerden.
Resultaten
Hoe vaker mannen per week rode pepers consumeerden, hoe meer kracht hadden ze. Bij vrouwen was die tendens er ook, maar hij was niet statistisch significant.
Mechanisme
De onderzoekers keken ook naar de consumptie van paprika, maar vonden geen verband. En dat is interessant. Paprika's zijn gecultiveerde varianten van de rode peperplant, die in een eeuwenlang veredelingsproces hun vermogen hebben verloren om capsaïcine - de 'brandende' en 'hete' stof in rode peper - aan te maken. Die stof veroorzaakt dus wellicht het positieve effect op de spierkracht.
Capsaïcine remt door onderdrukking van nuclear factor kappa B [NF-kB] de aanmaak van verschillende ontstekingsfactoren, die spierafbraak in de hand kunnen werken. Volgens fundamenteel onderzoek kan capsaïcine ook door activering van PGC-1-alpha de aanmaak van mitochondria in cellen stimuleren. Dat houdt in dat cellen meer voedingsstoffen kunnen omzetten in energie.
Conclusie
"We demonstrate here that the frequency of chili consumption, as measured by a self-administered questionnaire, is independently related to handgrip strength in adult males", resumeren de onderzoekers. "These results suggest that a chili-rich diet may have a beneficial effect on the prevention of handgrip strength decline."
"Considering that the muscle strength is part of the components of sarcopenia, and the health consequences of sarcopenia are increasingly being recognized. This finding has important public implications."
"Additional well-designed clinical studies or prospective interventional studies are necessary to confirm the effectiveness of chili in the prevention of loss of muscle strength."
Bron: J Nutr Health Aging. 2016;20(5):546-52.
Meer over pepers
https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/27228-pepers-op-het-spoor.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/capsicum-sp-rode-peper
maandag, december 17, 2018
vrijdag, december 14, 2018
Over de geschiedenis van de kleurstofplant meekrap in de Nederlanden
Rechts: meekrapwortels |
In Nederland was er in de 15de eeuw een uitgebreide meekrapteelt vooral in Zeeland en Gelderland. De Hollandse welvaart in die tijd was gedeeltelijk te danken aan deze Meekrap. Ook Dodonaeus beschrijft in zijn Cruydboeck van 1554 de teelt van Meekrap: ‘Die tamme Rotte, zoals hij Rubia noemt, wordt in Zeelant in Vlaenderen/ ende in sommige plaetsen van Brabant by Berghen etc. op goede vette velden gheplant. Die wilde wast al om van selfs aen die canten van den velden onder die haghen en hegghen.'
Geschiedenis van de mede of meekrap
Mede of meekrap is ''Bene plant die verbouwd werd om de in hare wortelstokken vervatte verfstof' (1). Kiliaan geeft de Griekse naam: erythrodanon, en de Latijnse: rubia; herba radice rubia, d.i. plant met rode wortel.
Het woordenboek van de middeleeuwse Latijnse taal van Du Cange, III, 476: garantia-rubia; sandix; herba tincturae (garance).
Larousse (1947): garance, genre de rubiacées, dont les racines donnent une belle teinture rouge elite garance était surtout cultivée en Provence.
Verschuerens Modern Woordenboek (1968) beschrijft de meekrap als volgt: sterbladige plant met bijschermen van geelgroene bloempjes en wortelstokken die een rode verfstof opleveren (rubia tinctolhum); gestampte wortel ervan.
De geïllustreerde Flora van Nederland, door Heimans, Heinsius en Thijsse (1948): meekrap, rubia tinctorum Lel; slappe stengels heffen zich op tussen andere planten door middel van achterwaarts gerichte stekeltjes aan hun kanten en aan de randen en middennerven der bladeren; bloempjes talrijk in rijk vertakte trossen, groengeel, weinig in 't oog lopend; de plant, afkomstig uit Zuid-Europa, werd vroeger gekweekt om de verfstof in de wortel, vooral in Zeeland; daar handhaaft ze zich nog hier en daar in een enkele heg.
De oudste bekende vermelding aangaande de teelt van meekrap in het Brugse Vrije betreft het Ambacht Lissewege. In 1244 kocht de St.-Bertinsabdij van St.-Omaars vier schoven uit de tiende van de parochies Lissewege en Koudekerke. De Latijnse tekst omschrijft het gekochte recht als volgt: 'met schoven bedoelen we alle bundels gemaakt, hetzij van vlas, hennep, look of mede, hetzij van om het even wat men gewoonlijk in bundelen oogst' (7).
Verder bestaat er nog een oorkonde van gravin Margata van Vlaanderen die de tolgelden voor de te Damme aangevoerde goederen vaststelde. Daaruit halen we het tarief voor de meekrap: 'scuta de warantie (een schuit Mede)-2-pénningen;. 'lastcm navis warantie' (een scheepslast mede), 2 penningen (8).We weten voorlopig niet uit welke landen de Vlaamse ververs meekrap betrokken.
De Flou, X, 2679 vermeldt zonder datum de 'meedthiende beoosteree'. Hij vermoedt dat het gaat om een perceel in Kadzand. Beoosterede is een waterschap bij Aardenburg. M. Gottschalk zinspeelt op de medetiende van het Ambacht Aardenburg naar aanleiding van een betwisting in 1363 tussen de boeren van het genoemde ambacht en de St.-Baafsabdij, die daar o.a. de medetiende inde. Schrijfster verwijst ook naar de meestoven te Aardenburg, en naar de medetiende van het Ambacht IJzendijke (9)
Het toltarief van het Zwin uit 1368 belastte de mede als volgt ' eene bale ghemaelre meeden', 4 penningen.; 'eenen sac groene meeden, 3 pen.; 'een gote meden in een scip', 2 pen.; 'een waghen gheladen met meeden'? 2 pen. 'ende eic paert', 1 pen.; 'een scute met meeden' 2 pen.; 'een scip ghelast met meeden' 2 pen. (10).
Zie ook een paar gevallen uit het einde van de 4de eeuw, waar de meekrap over zee vervoerd werd.:
1 1370, 'une nief de garance,.. appartenant a certains marchans de la ville de Bievelier en Flandres (= Biervliet) (11);
2 voorjaar 1396, '8 bales de garanche' aangespoeld. te Reis, vervoerd naar Brugge; 13 balen gestrand 'entre Wulpes et Casant', per schip vervoerd naar Brugge (12).
Het meten van de meekrap
Het meten van meekrapwortels was, evenals het meten van graan, kalk en andere dergelijke producten, een openbaar recht dat ofwel verpacht ofwel uitgeleend werd. Aangezien de Brugse lakenwevers veel meekrap uit de omliggende parochies betrokken, sloten Brugge en het Vrije op 18 februari 1318 een akkoord, dat o.a. het meten van de mede bepaalde. Het gehele akkoord omvatte 17 punten over allerlei zaken. Artikel 11 luidde als volgt: 'item, van den mede vate (17) dat men sculdich es te houdene met ere cruce ghesloten in ene clincke(18), alzo als ment hier vormaels ghehouden hevet; ende dat elc mensche late gebruken den vercoper van dat buten maten blyft, den vercoper sinen wille mede te doene' (19).
Referenties
1 Verwijs-Verdam, Middelnederlands Woordenboek, IV, 1246.
2. Idem, IX, 1883.
3. Rond den Heerd, 15e jaar, 198 (1880).
4. L. Coatume de la Ville de Bruges, 1, 351, Keure van de deelmans.
5. W. Wintein, Koolkerke, Rond de Poldertorens 7e jaar, nr 1, heeft de bedoelde twee plaatsen gesitueerd: p. 6 (no 4), p. 5 (n 99) en op de toponimische kaart.
6. Mondelinge mededeling van wijlen de Heer van Catz uit St.-Anna ter-Mudden. Het gehucht Brugheers is Verdwenen toen het garnizoen van Sluis in 1583, even ten zuiden van de stad, de dijk van het Zwin doorstak, en zodoende het Lapscheurse Gat deed. ontstaan.
7. F. D'Hoop, Cart. St.-Bertin Foperinge, p. 71-72.
8. L. Gilliodts, Inv. des Archives de la Ville de Bruges, charter Nr 3.
9. M. Gottschalk, Historische geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen, 19 135 en 157.
10. J. van Dale, Reglement voor de scheepvaart en de heffing der tollen op het Zwin, in Bijdragen Gesch, Zeeuws-Vlaanderen V9 p. 33 en 58.
11.SAG, Charters stad. Gent, nr 432.
12. ARA, Rekenkamer 13679, Rek. Baljuw van Brugge, _jan-mei 1396, f 8 r en 16 r.
13. Verwijs-Verdam, 19 bilevinge levenslang vruchtgebruik. Hoir erfgenaam.
14. L. Gilliodts, Coatume du Franc de Bruges, 19 770,
15. Idem, 1, 784.
16, Idem, 1, 177
17. De term medevat beduidde vooreerst een ton vol meekrap, vervolgens het recht om mede te meten.
Uit artikel: De mede of rubia tinctorum. Maurits Coornaert
Lees ook https://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/28316-meekrap-kleur-rijk-verleden-maar-ook-een-toekomst.html en
woensdag, december 12, 2018
Passiflora tegen ADHD?
Kinderen met ADHD reageerden net zo goed op een supplement met een extract van Passiflora incarnata als op methylfenidaat, de actieve stof in het ADHD-medicijn Ritalin. Dat blijkt tenminste uit een klein onderzoek dat Iraanse psychiaters van Roozbeh Hospital in Teheran in 2005 publiceerden.
Studie
De onderzoekers verdeelden 34 kinderen van 6 tot 13 jaar met ADHD in 2 groepen. Gedurende 8 weken gaven ze de ene groep elke dag 2 pillen met methylfenidaat. Per kilo lichaamsgewicht kregen de kinderen dagelijks 1 mg methylfenidaat per dag.
Een tweede groep kinderen kreeg dagelijks per kilo lichaamsgewicht 0.04 milligram Passiflora incarnata-extract. De onderzoekers gebruikten Pasipay, een extract op alcoholbasis. Ook die groep verdeelde de inname over twee momenten van de dag.
De onderzoekers ondervroegen de ouders en de leraren van de kinderen met vragenlijsten, die een beeld van hyperactief gedrag kunnen geven.
Resultaten
Afgaande op de rapportages van de ouders en de leraren van de kinderen werkte het supplement met Passiflora incarnata net zo goed als methylfenidaat.
Het supplement had significant minder bijwerkingen dan methylfenidaat. De kinderen die de amfetamine gebruikten hadden minder eetlust en waren nerveuzer dan de kinderen die Passiflora incarnata gebruikten.
Conclusie
"We conclude that Passiflora may be a novel therapeutic agent for the treatment of ADHD", schrijven de onderzoekers. "In addition, a tolerable side-effect profile may be considered as one of the advantages of Passiflora. Nevertheless, our study is relatively small and our results require confirmation in a larger study."
Bron:
Therapy (2005) 2(4):609-14.
Meer info over Passiflora https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/passiflora-incarnata-passionflower en https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/58917-passiebloem-geneeskruid-uit-de-nieuwe-wereld.html
dinsdag, december 11, 2018
Luchtwegen en de winter
Hier wat wijsneuzerige adviezen van een herborist om jezelf en je luchtwegen gezond de winter door te loodsen.
Groenten en fruit eten. Deze zitten boordevol antioxidanten. Groenten die bij luchtwegaandoeningen bijzonder goed werkzaam zijn: prei, ui en wortelen hebben allen een goede uitwerking op de slijmvliezen door hun gehaltes aan vitamine C, zwavelhoudende bestanddelen en carotenoïden. Een gesneden ui op je nachttafel houdt de neus open en daardoor slaapt je beter bij neusverkoudheid. Astmapatiënten en mensen die lijden aan chronische bronchitis doen er goed aan wekelijks enige keren uien te eten. Ook look bevat de zwavelhoudende component allicine wat het antioxidant systeem ondersteunt door het aanleveren van glutathion. Ook bieslook en prei behoren tot de planten met cepaënen en helpen slijmen in het ademhalingsstelsel op te lossen.
Lees ook https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/26513-ui-tegen-astma-en-diabetes.html
Tijm helpt het slijm op te lossen en kunnen we gebruiken bij verkoudheden, keelaandoeningen en vooral bij hoesten. Tijm heeft zowel culinaire als medicinale toepassingen en is een veel voorkomende remedie tegen hoesten, keelpijn, bronchitis en problemen met de spijsvertering.
N-Acetyl-L-Cysteïne (NAC) is afkomstig is van het aminozuur L-cysteïne. Het nemen van een dagelijkse dosis kan de frequentie en ernst van een natte hoest verminderen door het slijm in de luchtwegen te verminderen. Een meta-analyse van 13 studies suggereert dat NAC de symptomen significant kan verminderen bij mensen met chronische bronchitis. De onderzoekers suggereren een dagelijkse dosis van 600 milligram (mg) NAC voor mensen zonder luchtwegobstructie, en tot 1200 mg bij een obstructie. Liefst in overleg met de arts.
Oregano, wilde marjolein / Origanum vulgare: de etherische olie met thymol in oregano vernietigt E. coli en bacteriën die longontsteking veroorzaken. Van oregano is zelfs aangetoond dat het kan ingezet worden bij het bestrijden van antibiotica-resistente bacteriën.
Smalbladige weegbree is een plant die we gedroogd, maar nog beter vers kunnen gebruiken voor het maken van kruidenthee of om te verwerken in een smoothie. Het blad is ook in de winter vers te plukken.
Echte salie. We kunnen saliethee drinken of als gorgeldrank gebruiken bij ontstoken keel en mondholte, ontsteking van de amandelen, maag en darmen. Salie drijft het slijm weg uit de ademhalingsorganen. In één onderzoek werden significante verbeteringen gezien bij acute virale keelontsteking. 140 microl salie-extract per dosis (spray) werkte significant ten opzichte van placebo. Salie niet gebruiken bij koorts of borstvoeding. Salie remt zweten en melkproductie af.
Gember: Onderzoek suggereert dat sommige ontstekingsremmende stoffen in gember membranen in de luchtwegen kunnen ontspannen, wat hoesten zou kunnen verminderen. Brouw een kalmerende gemberthee door 20 gram verse gemberplakjes toe te voegen aan een kop heet water. Laat enkele minuten trekken voordat je drinkt. Voeg honing of citroensap toe om de smaak te verbeteren en een hoest nog meer te verzachten.
Bromelaïne is een eiwitsplitsend enzym dat afkomstig is van de ananasvrucht. De bromelaïne is het meest overvloedig in de kern van de vrucht. Bromelaïne heeft ontstekingsremmende eigenschappen en kan ook slijm kan afbreken en het uit het lichaam verwijderen. Mensen die bloedverdunners of specifieke antibiotica gebruiken, mogen geen bromelaïne gebruiken. Studies geven, in het kader van sinusitis, hoeveelheden aan van 3000 MCU, tot drie keer per dag.
Groenten en fruit eten. Deze zitten boordevol antioxidanten. Groenten die bij luchtwegaandoeningen bijzonder goed werkzaam zijn: prei, ui en wortelen hebben allen een goede uitwerking op de slijmvliezen door hun gehaltes aan vitamine C, zwavelhoudende bestanddelen en carotenoïden. Een gesneden ui op je nachttafel houdt de neus open en daardoor slaapt je beter bij neusverkoudheid. Astmapatiënten en mensen die lijden aan chronische bronchitis doen er goed aan wekelijks enige keren uien te eten. Ook look bevat de zwavelhoudende component allicine wat het antioxidant systeem ondersteunt door het aanleveren van glutathion. Ook bieslook en prei behoren tot de planten met cepaënen en helpen slijmen in het ademhalingsstelsel op te lossen.
Lees ook https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/26513-ui-tegen-astma-en-diabetes.html
Tijm helpt het slijm op te lossen en kunnen we gebruiken bij verkoudheden, keelaandoeningen en vooral bij hoesten. Tijm heeft zowel culinaire als medicinale toepassingen en is een veel voorkomende remedie tegen hoesten, keelpijn, bronchitis en problemen met de spijsvertering.
N-Acetyl-L-Cysteïne (NAC) is afkomstig is van het aminozuur L-cysteïne. Het nemen van een dagelijkse dosis kan de frequentie en ernst van een natte hoest verminderen door het slijm in de luchtwegen te verminderen. Een meta-analyse van 13 studies suggereert dat NAC de symptomen significant kan verminderen bij mensen met chronische bronchitis. De onderzoekers suggereren een dagelijkse dosis van 600 milligram (mg) NAC voor mensen zonder luchtwegobstructie, en tot 1200 mg bij een obstructie. Liefst in overleg met de arts.
Oregano, wilde marjolein / Origanum vulgare: de etherische olie met thymol in oregano vernietigt E. coli en bacteriën die longontsteking veroorzaken. Van oregano is zelfs aangetoond dat het kan ingezet worden bij het bestrijden van antibiotica-resistente bacteriën.
Smalle weegbree / Plantago lanceolata / Foto maurice godefridi |
Echte salie. We kunnen saliethee drinken of als gorgeldrank gebruiken bij ontstoken keel en mondholte, ontsteking van de amandelen, maag en darmen. Salie drijft het slijm weg uit de ademhalingsorganen. In één onderzoek werden significante verbeteringen gezien bij acute virale keelontsteking. 140 microl salie-extract per dosis (spray) werkte significant ten opzichte van placebo. Salie niet gebruiken bij koorts of borstvoeding. Salie remt zweten en melkproductie af.
Gember: Onderzoek suggereert dat sommige ontstekingsremmende stoffen in gember membranen in de luchtwegen kunnen ontspannen, wat hoesten zou kunnen verminderen. Brouw een kalmerende gemberthee door 20 gram verse gemberplakjes toe te voegen aan een kop heet water. Laat enkele minuten trekken voordat je drinkt. Voeg honing of citroensap toe om de smaak te verbeteren en een hoest nog meer te verzachten.
Bromelaïne is een eiwitsplitsend enzym dat afkomstig is van de ananasvrucht. De bromelaïne is het meest overvloedig in de kern van de vrucht. Bromelaïne heeft ontstekingsremmende eigenschappen en kan ook slijm kan afbreken en het uit het lichaam verwijderen. Mensen die bloedverdunners of specifieke antibiotica gebruiken, mogen geen bromelaïne gebruiken. Studies geven, in het kader van sinusitis, hoeveelheden aan van 3000 MCU, tot drie keer per dag.
vrijdag, december 07, 2018
Nog te maken: Meidoornbessen-appelchutney
Meidoornbessen-appelchutney met gember
1 kg bessen
1 kg appels (geschild en in stukjes gesneden)
1 kleine ui (kan weggelaten worden)
1l azijn (cider appelazijn)
650g suiker
2 theel. gemberwortel (poeder, of verse wortel fijngemalen iets meer dan 2 theel.)
1/2 theel. kruidnagel (poeder)
peper naar smaak
Meer over meidoorn https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/crataegus-laevigata-meidoorn
In medieval England, children ate the plant's fruit, which was considered to be very nutritious. The fruit was also used in Russia to make wine (Sowerby). In some regions of Europe the dry pulp of the fruits of C. laevigata and C. monogyna has been eaten or added to flour. In West Asia, the larger, more fleshy and flavorful fruits of C. aronia (L.) Bosc. (C. azarolus) are commonly harvested from the wild and eaten fresh. These two species are variable. In their native ranges, seed from superior forms is selected and planted at field edges or on non-arable land.
The fruits are collected from the mountains around Peking and other parts of China and mixed with sugar to make a jam or jelly or a sweet wine. These, along with candied fruit slices, are commonly sold in markets and by street vendors. The sweet and sour flavor is thought to support and activate the digestion (Lu, Smith & Stuart, Hooper).
The nutlets of C. laevigata and C. monogyna have been found at a number of archeological sites in Europe, from the Neolithic to Roman time. Crataegus aronia seeds have been found in Bronze Age sites in Israel, as well as other archeological sites in the Near East (Zohary and Hopf 1988).
At least a dozen species of Crataegus are documented as food plants of various native groups of North America. Often the fruits were dried and stored for winter use. For an enumeration of native groups that used hawthorn as food, plus references, see E. Yanovsky (1936).
Flavonoids
The first work on the flavonoids of C. laevigata and C. monogyna was conducted in 1953, when hyperoside, vitexin-4'-L-rhamnoside, quercetin, and vitexin were isolated by Kranen-Fiedler (Kowalewski & Mrugasiewicz). Since then, at least 30 more flavonoids have been isolated from these plants. The classes of flavonoids that have been particularly well studied in hawthorn and have shown activity are flavone derivatives such as hyperoside and vitexin-4'-O-rhamnoside; oligomeric procyanidins (with varying degrees of polymerization); polymeric procyanidins; and the catechin l-epicatechin. Hawthorn fruits, as well as the leaves, contain catechin polymers, called condensed tannins, which account for the astringent effect noted by Gerard in the late 1500s. Colorless condensed tannins can be transformed to phlobaphenes which have a bright red color. These "tannin reds," as they are sometimes called, have been ascribed cardioactive properties. List & Hörhammer mention that these red, crystalizable pigments (found mainly in the fruits, and to a lesser extent in the autumn leaves) have the same activity as pure anthocyanins, i.e., they have a tonic effect on the cardiac muscles, are negatively chronotropic and dromotropic, and also show the bradycardiac effect commonly noted for Crataegus which is supported in a study by Hahn, et al.
The major flavonoids in Crataegus preparations are vitexin-2"rhamnoside, rutin, and hyperoside in flowers, with the addition of vitexin in the leaves (Tittel, G. & Wagner, 1982). One commercial preparation containing a mixture of total flavonoids has also been tested for activity (Crataemon). Other tested fractions include a preparation of purified triterpenic acids, unpurified triterpenic acids, oleanolic, oleanolic acids, and a fraction of total saponins.
Additional Notes on Pharmacology: 1."High doses of Crataegus agents lead to a decrease in cardiac output, low dosages increase it." 2."Lowers pathologically increased pyruvic and lactic acid levels" (which may be increased after heart damage). 3."[causes]...a decrease in heart frequency along with heightened systolic discharge and cardiac output after O(2)-deficit respiration of a healthy person and the prevention of ECG-alterations due to hypoxia." (Adapted from List & Hörhammer)
1 kg bessen
1 kg appels (geschild en in stukjes gesneden)
1 kleine ui (kan weggelaten worden)
1l azijn (cider appelazijn)
650g suiker
2 theel. gemberwortel (poeder, of verse wortel fijngemalen iets meer dan 2 theel.)
1/2 theel. kruidnagel (poeder)
peper naar smaak
- Zorg ervoor dat alle steeltjes van de bessen verwijderd zijn
- Doe de gewassen bessen samen met de azijn in een pan en breng aan de kook
- Laat ongeveer 30 minuten op een laag vuur zachtjes koken
- Eventueel het mengsel door een zeef halen en zet de pan met de vloeistof weer op het vuur
- Voeg hier de stukjes appel, gesnipperde ui, suiker en de kruidnagel, gember en peper aan toe
- Laat het geheel koken tot de appel zacht is, maar nog wel zijn vorm behoud.
- Doe de chutney in gesteriliseerde potten.
Meer over meidoorn https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/crataegus-laevigata-meidoorn
In medieval England, children ate the plant's fruit, which was considered to be very nutritious. The fruit was also used in Russia to make wine (Sowerby). In some regions of Europe the dry pulp of the fruits of C. laevigata and C. monogyna has been eaten or added to flour. In West Asia, the larger, more fleshy and flavorful fruits of C. aronia (L.) Bosc. (C. azarolus) are commonly harvested from the wild and eaten fresh. These two species are variable. In their native ranges, seed from superior forms is selected and planted at field edges or on non-arable land.
The fruits are collected from the mountains around Peking and other parts of China and mixed with sugar to make a jam or jelly or a sweet wine. These, along with candied fruit slices, are commonly sold in markets and by street vendors. The sweet and sour flavor is thought to support and activate the digestion (Lu, Smith & Stuart, Hooper).
The nutlets of C. laevigata and C. monogyna have been found at a number of archeological sites in Europe, from the Neolithic to Roman time. Crataegus aronia seeds have been found in Bronze Age sites in Israel, as well as other archeological sites in the Near East (Zohary and Hopf 1988).
At least a dozen species of Crataegus are documented as food plants of various native groups of North America. Often the fruits were dried and stored for winter use. For an enumeration of native groups that used hawthorn as food, plus references, see E. Yanovsky (1936).
hyperoside |
The first work on the flavonoids of C. laevigata and C. monogyna was conducted in 1953, when hyperoside, vitexin-4'-L-rhamnoside, quercetin, and vitexin were isolated by Kranen-Fiedler (Kowalewski & Mrugasiewicz). Since then, at least 30 more flavonoids have been isolated from these plants. The classes of flavonoids that have been particularly well studied in hawthorn and have shown activity are flavone derivatives such as hyperoside and vitexin-4'-O-rhamnoside; oligomeric procyanidins (with varying degrees of polymerization); polymeric procyanidins; and the catechin l-epicatechin. Hawthorn fruits, as well as the leaves, contain catechin polymers, called condensed tannins, which account for the astringent effect noted by Gerard in the late 1500s. Colorless condensed tannins can be transformed to phlobaphenes which have a bright red color. These "tannin reds," as they are sometimes called, have been ascribed cardioactive properties. List & Hörhammer mention that these red, crystalizable pigments (found mainly in the fruits, and to a lesser extent in the autumn leaves) have the same activity as pure anthocyanins, i.e., they have a tonic effect on the cardiac muscles, are negatively chronotropic and dromotropic, and also show the bradycardiac effect commonly noted for Crataegus which is supported in a study by Hahn, et al.
The major flavonoids in Crataegus preparations are vitexin-2"rhamnoside, rutin, and hyperoside in flowers, with the addition of vitexin in the leaves (Tittel, G. & Wagner, 1982). One commercial preparation containing a mixture of total flavonoids has also been tested for activity (Crataemon). Other tested fractions include a preparation of purified triterpenic acids, unpurified triterpenic acids, oleanolic, oleanolic acids, and a fraction of total saponins.
Additional Notes on Pharmacology: 1."High doses of Crataegus agents lead to a decrease in cardiac output, low dosages increase it." 2."Lowers pathologically increased pyruvic and lactic acid levels" (which may be increased after heart damage). 3."[causes]...a decrease in heart frequency along with heightened systolic discharge and cardiac output after O(2)-deficit respiration of a healthy person and the prevention of ECG-alterations due to hypoxia." (Adapted from List & Hörhammer)
zaterdag, december 01, 2018
Wandelen in Weris
Wandelen in Weris, zeker in de winter, is meer dan resten van planten bekijken. Het is ook wandelen door en fantaseren over de verleden tijd. Drie- tot vijfduizend jaar terug in de tijd, de tijd van de megalietenbouwers. Merkwaardig hoe menhirs en dolmens de hedendaagse mens, herboristen en anderen nog steeds beïnvloeden. De invloed van deze megalithische monumenten op het plaatselijke leven van Wéris kan men afleiden uit de plaatselijke folklore, de legendes en tradities die hier voortleven. Sinds mensenheugenis zoekt men een verklaring voor deze stenen. Zouden reuzen, dwergen, feeën, heksen, of ... de duivel er iets mee te maken hebben?
De "Pierre Haina" domineert de megalithische site van Weris. Werd deze opvallende rots zo'n 5.000 jaar geleden op het einde van de steentijd door de eerste landbouwers, de dolmenbouwers, gebruikt als uitzichtpunt over de streek? Is het van hieruit dat de dolmenbouwers de ideale plekken voor de megalieten berekenden?
Puddingsteen en menhirgroeve
Op een hogere gelegen heuvelhelling ten oosten van Weris ligt een harde conglomeraatbank van puddingsteen. Door de werking van de aarde over de miljoenen jaren heen - aardbevingen, erosie,... kwamen er barsten in de bank, zijn sommige rotsblokken uit de bank losgekomen en weggegleden. Zo'n 5.000 jaar geleden bedacht de mens dat die rotsblokken toch wel ideaal waren. Ze zochten naar de juiste steen, versleepten die naar de juiste plek, plaatsen de menhirs en bouwden er megalietengraven mee.
In Weris circuleren verscheidene legendes rond de wonderbaarlijke rotsblokken in de natuur: de Pierre Haina, het Lit du Diable (het duivelsbed) en Pas-Bayard (hoefafdruk van 't Ros Beiaard).
De "Pierre Haina" is geen menhir maar een gril van de natuur, hij staat hier als de enige overgebleven rotsblok, de andere rotsblokken zijn afgebroken en weggerold. Deze rotsblok is zo'n 3 meter hoog, met een helling van +/- 45°. Het zou kunnen dat de term "haina" van het Keltisch komt, men zou dan kunnen spreken over de "steen der voorouders".
Dolmen van Oppagne |
Volgens een van de legendes is de Pierre Haina de stop die een onderaardse galerij afsluit. Deze schacht zou leiden tot diep in het centrum van de aardbol, daar waar de duivel in zijn hellevuur heerst. Soms werd het hellevuur zelfs voor de duivel te veel, of wou hij nieuwe zieltjes vangen en besloot uit zijn hel te kruipen. Hij duwde de rots weg en dwaalde in de streek rond. Niemand heeft hem ooit gezien want voor het kraaien van de haan was hij weer verdwenen en stond de steen weer op zijn plaats. Maar ... de dorpsbewoners bemerkten wel dat hij weer was langs geweest: kippen waren dood, ruzie brak uit, ziekte kwam in het dorp, ... Het was genoeg geweest voor de Wérisiens! Zij kwamen samen en zochten samen naar een oplossing. Vele mogelijkheden werden voorgesteld, maar bleken steeds onuitvoerbaar te zijn. Tot een klein meisje, helemaal in het wit gekleed, vers geraapte eieren binnen bracht. Dat was het ! WIT ! De duivel heeft een afkeer van het reine WIT. Van die dag af werd de Pierre Haina bij elke herfstequinox, door de Wérisiens wit geverfd. En bleef de duivel weg.
Puddingsteen en menhirgroeve
De megalieten van Wéris, de dolmen en menhirs, bestaan allemaal uit de lokale puddingsteen rotsblokken. Alsje deze rotsen van nabij bekijkt dan lijkt het wel een soort beton van kiezelstenen in cement. En inderdaad, het is een soort natuurlijk beton dat "puddingsteen" wordt genoemd. Deze rots is een zandsteenconglomeraat miljoenen jaren terug gevormd met donkere en bleke rolkeien van kwartsiet, aan een geklit in een fijne maar harde zandmassa van het strand van een al lang verdwenen prehistorische zee.
menhirgroeve |
Puddingsteen is een ontzettend moeilijk te bewerken steen omwille van zijn hardheid. Het is dankzij deze hardheid dat de megalieten de tand des tijd, de vernielzucht en de recuperatiedrang van de mens heeft weerstaan. De plaatselijke gebouwen werden vooral met natuursteen zoals zand- en kalksteen opgetrokken.
En toch is er een tijd geweest dat hier een steengroeve was. Van 1866 tot WOI werd puddingsteen hier op industriële wijze gewonnen. De stenen werden in rechthoekige blokken of in halve cirkels gehouwen. Vervolgens werden ze op stevige en brede karren vervoerd, getrokken door tien tot veertien paarden, naar het station van Barvaux sur Ourthe. Van hieruit bracht de trein ze naar Luik of naar het Franse Lotharingen, waar ze als vuurvaste bodems gebruikt werden in de hoogovens.
Hellevuur of vuur voor de hoogovens?
Hellevuur of vuur voor de hoogovens?
woensdag, november 28, 2018
Maretaktijd
Er bestaan allerlei oude gebruiken rondom de maretak: Hij brengt geluk, met kerstmis wordt de plant opgehangen, een kus gegeven onder de maretak versterkt de verbondenheid. In Zweden wordt hij met Sint Jan opgehangen in huis en in de stal om boze geesten en trollen af te weren. De maretak, ofwel Viscum album of vogellijm, groeit in Nederland veelal in Limburg als half-parasiet in bomen, zoals de appelboom, de den, de eik, de populier etc. Er zijn drie ondersoorten: de maretak groeiend op loofbomen, op naaldbomen zoals de den en de maretak groeiend op de spar. Deze zijn botanisch ook verschillend. De naam Viscum betekent kleverigheid, en album duidt op de witte kleur van de bessen. De maretak is een half-parasiet: hij krijgt water en mineralen van de gastheer, maar benut zelf het zonlicht om substantie te vormen. De maretak groeit meestal op zachtere houtsoorten, vooral in de buurt van riviertjes en water.
Wetenschappelijk onderzoek Viscum album
1. H. Becker: "Botany of European Mistletoe (Viscum album L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 2-7 (1986)
2. E. Jordan, H. Wagner: "Structure and Properties of Polysaccharides from Viscum album (L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 8-15 (1986)
3. H. Wagner, E. Jordan, B. Feil: "Studies on the Standardization of Mistletoe Preparations" Oncology 43: suppl. 1, pp. 16-22 (1986)
4. Hartmut Franz: "Mistletoe Lectins and Their A and B Chains" Oncology 43: suppl. 1, pp. 23-24 (1986)
5. Gilles Ribereau-Gayon, Marie-Louise Jung, Dominique Di Scala, Jean-Paul Beck: "Comparison of the Effects of Fermented and Unfermented Mistletoe Preparations on Cultured Tumor Cells" Oncology 43: suppl. 1, pp. 35-41 (1986)
6. Tasneen A. Khwaja, Cecilia B. Dias, Stephanie Pentecose: "Recent Studies on the Anticancer Activities of Mistletoe (Viscum album) and Its Alkaloids" Oncology 43: suppl. 1, pp. 42-50 (1986)
7. Hajto, Tibor: "Immunomodulatory Effects of Iscador: A Viscum album Preparation" Oncology 43: suppl. 1, pp. 51-65 (1986)
8. Hajto, Tibor; Oncology 50: pp. 393-398 (1993)
9. Thompson, Lawrence S.: Norse mythology; the Elder Edda in prose translation, 1974.
10. Virgil's Aeneid; translated by Robert Fitzgerald; Vintage Books, 1984
11. Pliny the elder: Natural History; Book XVI
12. Green, Miranda J.: "The World of the Druids" Thames and Hudson, London (1997).
13. http://www.ugcs.caltech.edu/~cherryne/myth.cgi/Introduction.html
14. http://cancernet.nci.nih.gov/cam/mistletoe.htm
15. Grossarth-Maticek R. Kiene H. Baumgartner SM. Ziegler R: "Use of Iscador, an extract of European mistletoe (Viscum album), in cancer treatment"; Alternative Therapies in Health & Medicine. 7(3):57-66, 68-72, 74-6 passim, 2001 May-Jun.
16. Anderson, LA; Phillipson, JD; "Mistletoe‹the Magic Herb"; Pharmaceutical Journal 229: 437-439
17. Stein GM, Schaller G, Pfuller U, Wagner M, Wagner B, Schietzel M, and Bussing A: "Characterisation of granulocyte stimulation by thionins from European mistletoe and from wheat"; Biochimica et Biophysica Acta. 1426(1):80-90, 1999 Jan 4.
18. Edlund U, Hensel A, Frose D, Pfuller U, Scheffler A: "Polysaccharides from fresh Viscum album L. berry extract and their interaction with Viscum album agglutinin I."
19. Romagnoli S. Ugolini R. Fogolari F. Schaller G. Urech K. Giannattasio M. Ragona L. Molinari H.: "NMR structural determination of viscotoxin A3 from Viscum album L."; Biochemical Journal. 350 Pt 2:569-77, 2000 Sep 1.
20. Stein GM. Schaller G. Pfuller U. Schietzel M. Bussing A.: "Thionins from Viscum album L: influence of the viscotoxins on the activation of granulocytes"; Anticancer Research. 19(2A):1037-42, 1999 Mar-Apr.
Voor het maken van antroposofische medicijnen wordt maretak tweemaal per jaar geoogst, namelijk in het voorjaar (het wintersap) en in de herfst (het zomersap). Dat is ook nodig om zowel de lektines als de viscotoxines te benutten. Op een schijf van titanium van een meter doorsnede, die draait met een snelheid van 10.000 toeren per minuut, wordt voortdurend het wintersap op het midden ingegoten, zodat het zich kan verspreiden. Tegelijkertijd wordt het zomersap vanaf een zekere hoogte binnen in de rand gedruppeld. Zo ontstaat een sterker werkend preparaat. Daarna wordt het extract tot verschillende sterktes verdund en in ampullen gedaan. Er wordt een extract van de gehele maretak gebruikt. Het meest bekende maretakpreparaat is Iscador van Weleda. Het wordt in Duitsland zeer vaak toegepast, ook in klinieken.
De Maretak versterkt de activiteit van het immuunsysteem zodat tumorcellen beter worden aangepakt. Het verbetert de doorbloeding, waardoor immuuncellen actiever kunnen worden in het weefsel. Het heeft bovendien een pijn-verzachtende werking, geeft verbetering van de eetlust, verbetering van de slaap, zorgt voor het beter verdragen van de chemotherapie, bestraling en operaties en geeft verbetering van de vitaliteit.
Volgens de antroposofische geneeskunde werkt de maretak met al zijn lichtkwaliteiten tegen het te aards worden, zoals dat bij het kankerproces aan de orde is. Het versterkt de autonomie van de mens en het stimuleert licht en warmtekwaliteiten in de mens. Het is een kosmische plant: hoog in de boom, reagerend op de maanbewegingen en zijn eigen weg gaand, los van de aardse seizoenen. Het kosmische werkt genezend op het ontspoorde, aardse van de kanker.
thionines of viscotoxines |
Mistletoe extracts have exhibited both cytotoxic and immunomodulatory properties which have been efficacious in the treatment of cancer. These have been experimentally evaluated in vitro and in vivo. Isolation of lectin and alkaloid compontents of mistletoe extracts have yielded tumor-reducing properties, yet none of these isolated components have been comparable to the effectiveness and relatively low-toxicity of the bulk fermented extract. Constituents of mistletoe with tumor-reducing components include: lectins, viscotoxins, alkaloids, polysaccharides, and polyphenolic substances. Other components include: carbyohydrates, phenolic compounds, sterols, triterpenes, and amines. Factors for testing mistletoe's ability to inhibit the cell-growth of cancerous cells include: type of cell-line, mistletoe species, preparation method (such as fermentation), and the host tree species (due primarily to variable alkaloid content).
The commercial extract Iscador developed in the 1920's has produced the following results in breast cancer patients after one intravenous infusion: enhancement of phagocytic activity of granulocytes (white blood cells); significant increase in natural killer and antibody-dependent cell mediated cytotoxicity; and augmented levels of large granular lymphocytes (white blood cells). The monitored kinetic responses of the immune system with Iscador are similar to those attained after treatment with alpha-ineterferon, which is used to stimulate the immune system in cancer patients. 7 A German study published in 2001 found that Iscador treatment of cancer patients led to prolongation of survival time and stimulation of psychosomatic self-regulation. 15 In vitro studies with Iscador on rat hepatoma tissue culture (HTC) cells and human leukemia Molt 4 cells have yielded cytotoxic effects variable with regard to whether or not a fermented or unfermented extracts were used. Both fermented and unfermented extracts induced rapid lysis of cellular membranes and DNA synthesis inhibition. On Molt 4 cells the fermented extract produces cytolysis after a longer time of action, but the fermented extract is also more potent than unfermented in HTC cell growth inhibition. Unfermented has a stronger cytotoxic effect on Molt 4 than HTC and also has 10 times more lectins. Fermented Iscador was more effective than the well known antitumoral agent 5-fluorouracil (a 5-thymidylate synthase inhibitor) in these tests. 5 The variability due to the fermentation processes is most likely due to the breaking down of toxic lectins.
Three different mistletoe lectins (ML) have been currently isolated. Lectins are proteins or glycoproteins with specific binding sites for sugars which are not antibodies or enzymes. MLI has shown specificity for D-galactose, seems to be the most toxic of the three, and is degraded in fermentation. It is a two-chain conjugate of enzyme and lectin. MLII is D-galactose and N-acetyl D-galactosamine specific. MLIII is N-acetyl D-galactosamine specific. The lectins react with erythrocytes (red blood cells) and immunoglobulins (antibodies) and have experimentally induced cytotoxicity by inhibiting protein synthesis on the ribosomal level. A-chain properties: mitogenicity and inhibition of synthesis in cell-free systems; candidate for construction of immuotoxins. B-chain properties: activate macrophages and release lymphokines from lymphocytes; inhibit allergen-induced histamine release from leukocytes and collagen-induced serotonin release from platelets. Purified lectins produced similar effects to unfermented Iscador extract on both HTC and Molt 4 cells, yet HTC cells are 100 times less sensitive to this than Molt 4 cells. 3,7
Viscotoxins, or thionins, are cytotoxic small molecular weight proteins that inhibit cell growth in vitro at concentrations 100-fold higher than inhibitory lectin concentrations. 8 They have been shown to exhibit stimulatory and cytotoxic effects on immune cells 17, and in a more specific study it was found they exert a strong immunomodulatory effect on human granulocytes (white blood cell type) 20. It has also been postulated that they might be acetylcholine agonists 16.
Polysaccharides in mistletoe play a more ambiguous role as of yet in contrast to the more directly active constituents; they seem function more in association with the lectins and other mistletoe components. In mistletoe berries the sugar complex arabinogalactan is the predominant polysaccharide while in green parts highly esterified galacturonan is more abundant. Although in immunological tests the isolated polysaccharides failed to increase phagocytic activity of granulocytes and macrophages, there is specifc evidence that there are significant interactions between arabinogalactan and galactose-specific lecin (MLI). Therefore, even though mistletoe polysaccharides may not exhibit significant medicinal properties, a synergy may exist between them and other constituents of mistletoe to produce the extract's medicinal effects. 2 Studies on interactions between lectins and polysaccharides found in mistletoe show that agglutination of immune cells by lectins is increased with the presence of mistletoe polysaccharides 18.
Alkaloids are structurally unrelated, basic nitrogenous compounds that possibly act as a plant defense
mechanism against animal and parasitic infection. The alkaloids isolated from California, European, and Korean mistletoe have shown variable degrees of activity, with Korean highest in activity. Isolated alkaloids from Korean mistletoe have produced antitumor effects at relatively high doses with low toxicity and may play contribute to extract cytotoxicity. Alkaloids may exist as glycoconjugates with lectins and/or viscotoxins. It is thought that mistletoe alkaloids are sequestered by the parasite from the host tree. 5
Although the exact nature of mistletoe's historic use cannot be inferred, its centrality in the Aeneid, integral role in Celtic culture, and unique importance in Norse mythology all incur questioning why mistletoe assumed such prominence. Its unique botany no doubt provoked interest in poetic metaphor, yet its Celtic reputation for being a "cure all" contrasted with modern research in mistletoe's bioactivity suggests ancient knowledge of its medicinal properties and its medicinal use to be far more credible and deep than merely primitive or mythological fiction.
Referenties
The commercial extract Iscador developed in the 1920's has produced the following results in breast cancer patients after one intravenous infusion: enhancement of phagocytic activity of granulocytes (white blood cells); significant increase in natural killer and antibody-dependent cell mediated cytotoxicity; and augmented levels of large granular lymphocytes (white blood cells). The monitored kinetic responses of the immune system with Iscador are similar to those attained after treatment with alpha-ineterferon, which is used to stimulate the immune system in cancer patients. 7 A German study published in 2001 found that Iscador treatment of cancer patients led to prolongation of survival time and stimulation of psychosomatic self-regulation. 15 In vitro studies with Iscador on rat hepatoma tissue culture (HTC) cells and human leukemia Molt 4 cells have yielded cytotoxic effects variable with regard to whether or not a fermented or unfermented extracts were used. Both fermented and unfermented extracts induced rapid lysis of cellular membranes and DNA synthesis inhibition. On Molt 4 cells the fermented extract produces cytolysis after a longer time of action, but the fermented extract is also more potent than unfermented in HTC cell growth inhibition. Unfermented has a stronger cytotoxic effect on Molt 4 than HTC and also has 10 times more lectins. Fermented Iscador was more effective than the well known antitumoral agent 5-fluorouracil (a 5-thymidylate synthase inhibitor) in these tests. 5 The variability due to the fermentation processes is most likely due to the breaking down of toxic lectins.
Three different mistletoe lectins (ML) have been currently isolated. Lectins are proteins or glycoproteins with specific binding sites for sugars which are not antibodies or enzymes. MLI has shown specificity for D-galactose, seems to be the most toxic of the three, and is degraded in fermentation. It is a two-chain conjugate of enzyme and lectin. MLII is D-galactose and N-acetyl D-galactosamine specific. MLIII is N-acetyl D-galactosamine specific. The lectins react with erythrocytes (red blood cells) and immunoglobulins (antibodies) and have experimentally induced cytotoxicity by inhibiting protein synthesis on the ribosomal level. A-chain properties: mitogenicity and inhibition of synthesis in cell-free systems; candidate for construction of immuotoxins. B-chain properties: activate macrophages and release lymphokines from lymphocytes; inhibit allergen-induced histamine release from leukocytes and collagen-induced serotonin release from platelets. Purified lectins produced similar effects to unfermented Iscador extract on both HTC and Molt 4 cells, yet HTC cells are 100 times less sensitive to this than Molt 4 cells. 3,7
Viscotoxins, or thionins, are cytotoxic small molecular weight proteins that inhibit cell growth in vitro at concentrations 100-fold higher than inhibitory lectin concentrations. 8 They have been shown to exhibit stimulatory and cytotoxic effects on immune cells 17, and in a more specific study it was found they exert a strong immunomodulatory effect on human granulocytes (white blood cell type) 20. It has also been postulated that they might be acetylcholine agonists 16.
Polysaccharides in mistletoe play a more ambiguous role as of yet in contrast to the more directly active constituents; they seem function more in association with the lectins and other mistletoe components. In mistletoe berries the sugar complex arabinogalactan is the predominant polysaccharide while in green parts highly esterified galacturonan is more abundant. Although in immunological tests the isolated polysaccharides failed to increase phagocytic activity of granulocytes and macrophages, there is specifc evidence that there are significant interactions between arabinogalactan and galactose-specific lecin (MLI). Therefore, even though mistletoe polysaccharides may not exhibit significant medicinal properties, a synergy may exist between them and other constituents of mistletoe to produce the extract's medicinal effects. 2 Studies on interactions between lectins and polysaccharides found in mistletoe show that agglutination of immune cells by lectins is increased with the presence of mistletoe polysaccharides 18.
Alkaloids are structurally unrelated, basic nitrogenous compounds that possibly act as a plant defense
Although the exact nature of mistletoe's historic use cannot be inferred, its centrality in the Aeneid, integral role in Celtic culture, and unique importance in Norse mythology all incur questioning why mistletoe assumed such prominence. Its unique botany no doubt provoked interest in poetic metaphor, yet its Celtic reputation for being a "cure all" contrasted with modern research in mistletoe's bioactivity suggests ancient knowledge of its medicinal properties and its medicinal use to be far more credible and deep than merely primitive or mythological fiction.
Referenties
1. H. Becker: "Botany of European Mistletoe (Viscum album L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 2-7 (1986)
2. E. Jordan, H. Wagner: "Structure and Properties of Polysaccharides from Viscum album (L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 8-15 (1986)
3. H. Wagner, E. Jordan, B. Feil: "Studies on the Standardization of Mistletoe Preparations" Oncology 43: suppl. 1, pp. 16-22 (1986)
4. Hartmut Franz: "Mistletoe Lectins and Their A and B Chains" Oncology 43: suppl. 1, pp. 23-24 (1986)
5. Gilles Ribereau-Gayon, Marie-Louise Jung, Dominique Di Scala, Jean-Paul Beck: "Comparison of the Effects of Fermented and Unfermented Mistletoe Preparations on Cultured Tumor Cells" Oncology 43: suppl. 1, pp. 35-41 (1986)
6. Tasneen A. Khwaja, Cecilia B. Dias, Stephanie Pentecose: "Recent Studies on the Anticancer Activities of Mistletoe (Viscum album) and Its Alkaloids" Oncology 43: suppl. 1, pp. 42-50 (1986)
7. Hajto, Tibor: "Immunomodulatory Effects of Iscador: A Viscum album Preparation" Oncology 43: suppl. 1, pp. 51-65 (1986)
8. Hajto, Tibor; Oncology 50: pp. 393-398 (1993)
9. Thompson, Lawrence S.: Norse mythology; the Elder Edda in prose translation, 1974.
10. Virgil's Aeneid; translated by Robert Fitzgerald; Vintage Books, 1984
11. Pliny the elder: Natural History; Book XVI
12. Green, Miranda J.: "The World of the Druids" Thames and Hudson, London (1997).
13. http://www.ugcs.caltech.edu/~cherryne/myth.cgi/Introduction.html
14. http://cancernet.nci.nih.gov/cam/mistletoe.htm
15. Grossarth-Maticek R. Kiene H. Baumgartner SM. Ziegler R: "Use of Iscador, an extract of European mistletoe (Viscum album), in cancer treatment"; Alternative Therapies in Health & Medicine. 7(3):57-66, 68-72, 74-6 passim, 2001 May-Jun.
16. Anderson, LA; Phillipson, JD; "Mistletoe‹the Magic Herb"; Pharmaceutical Journal 229: 437-439
17. Stein GM, Schaller G, Pfuller U, Wagner M, Wagner B, Schietzel M, and Bussing A: "Characterisation of granulocyte stimulation by thionins from European mistletoe and from wheat"; Biochimica et Biophysica Acta. 1426(1):80-90, 1999 Jan 4.
18. Edlund U, Hensel A, Frose D, Pfuller U, Scheffler A: "Polysaccharides from fresh Viscum album L. berry extract and their interaction with Viscum album agglutinin I."
19. Romagnoli S. Ugolini R. Fogolari F. Schaller G. Urech K. Giannattasio M. Ragona L. Molinari H.: "NMR structural determination of viscotoxin A3 from Viscum album L."; Biochemical Journal. 350 Pt 2:569-77, 2000 Sep 1.
20. Stein GM. Schaller G. Pfuller U. Schietzel M. Bussing A.: "Thionins from Viscum album L: influence of the viscotoxins on the activation of granulocytes"; Anticancer Research. 19(2A):1037-42, 1999 Mar-Apr.
maandag, november 26, 2018
Wilgenschors oogsten
Nu het blad van de bomen verdwijnt, is het ook tijd om schors van de takken te oogsten. Vandaag is de wilg aan de beurt. Jonge schors van de schietwilg is gemakkelijk van de takken af te schillen. Zelfs de geit die ik vroeger had, kon al knabbelend de schil los maken en dan in één ruk heelder stroken afritsen.
Het gebruik van medicinale planten bij reumatische gewrichtsaandoeningen kent een lange traditie. Naast wilgenbast zijn duivelsklauw, echte guldenroede, moerasspirea, brandnetel, populier (bast en blad) en gewone es (bast) veel toegepaste planten bij reumatische aandoeningen. Daarvan is duivelsklauw het beste onderzocht. Het klinische onderzoek naar wilgenbast heeft ook sedert een tiental jaar een nieuw begin gemaakt met de hieronder beschreven studies. De resultaten hiervan zijn hoopgevend, maar meer onderzoek onder een groter aantal patiënten en van langere duur is noodzakelijk. Schmid et al. onderzochten onder 78 artrosepatiënten het analgetische effect van wilgenbastextract met 240 mg salicin per dag, in een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde studie van 2 weken Er werd een statistisch significant verschil gevonden tussen de verum- en de placebogroep. De pijnscore was in de verumgroep met 14% verminderd, terwijl deze in de placebogroep met 2% was gestegen.
In een ander onderzoek van Chrubasik onder 451 patiënten met acute lage rugpijn gedurende 4 weken, bleek wilgenbastextract met 240 mg salicin per dag superieur te zijn boven een gangbare behandeling en was het effect van een dosis met 120 mg per dag nagenoeg vergelijkbaar met de gangbare behandeling.
De schors van de wilg is van oudsher het natuurlijk pijnstillend middel bij uitstek geweest. Na de isolatie van salicin en de synthese van acetylsalicylzuur is de
belangstelling voor de wilg verdwenen. Salicin in het wilgenbastextract is echter opgenomen in een complex van actieve componenten, dievia verschillende aangrijpingspunten leiden tot een gezamenlijk analgetisch en anti-inflammatoir effect. (Acetyl)salicylzuur, dat in aanzienlijk hogere doseringen toegepast moet worden dan de salicin uit de wilg, geeft ernstige bijwerkingen te zien, die niet zijn waargenomen bij gebruik van het wilgenbastextract. De lage frequentie van bijwerkingen en de milde bijwerkingen zijn duidelijke voordelen van wilgenbast ten opzichte van (acetyl)salicylzuur en andere NSAID's. Om deze reden kan het zinvol zijn eerst wilgenbast te proberen alvorens een NSAID toe te passen.
Phytother Res. 2015 Aug;29(8):1112-6. Efficacy and Safety of White Willow Bark (Salix alba) Extracts. Shara M1, Stohs SJ2.
Willow bark extract has been used for thousands of years as an anti-inflammatory, antipyretic, and analgesic. In spite of its long history of use, relatively few human and animal studies have been published that confirm anecdotal observations. A small number of clinical studies have been conducted that support the use of willow bark extracts in chronic lower back and joint pain and osteoarthritis. Willow bark extracts also are widely used in sports performance and weight loss products presumably because of anti-inflammatory and analgesic activities, although no human studies have been published that specifically and directly document beneficial effects. In recent years, various in vitro and animal studies have demonstrated that the anti-inflammatory activity of willow bark extract is associated with down regulation of the inflammatory mediators tumor necrosis factor-α and nuclear factor-kappa B. Although willow bark extracts are generally standardized to salicin, other ingredients in the extracts including other salicylates as well as polyphenols, and flavonoids may also play prominent roles in the therapeutic actions. Adverse effects appear to be minimal as compared to non-steroidal anti-inflammatory drugs including aspirin. The primary cause for concern may relate to allergic reactions in salicylate-sensitive individuals.
belangstelling voor de wilg verdwenen. Salicin in het wilgenbastextract is echter opgenomen in een complex van actieve componenten, dievia verschillende aangrijpingspunten leiden tot een gezamenlijk analgetisch en anti-inflammatoir effect. (Acetyl)salicylzuur, dat in aanzienlijk hogere doseringen toegepast moet worden dan de salicin uit de wilg, geeft ernstige bijwerkingen te zien, die niet zijn waargenomen bij gebruik van het wilgenbastextract. De lage frequentie van bijwerkingen en de milde bijwerkingen zijn duidelijke voordelen van wilgenbast ten opzichte van (acetyl)salicylzuur en andere NSAID's. Om deze reden kan het zinvol zijn eerst wilgenbast te proberen alvorens een NSAID toe te passen.
Phytother Res. 2015 Aug;29(8):1112-6. Efficacy and Safety of White Willow Bark (Salix alba) Extracts. Shara M1, Stohs SJ2.
Willow bark extract has been used for thousands of years as an anti-inflammatory, antipyretic, and analgesic. In spite of its long history of use, relatively few human and animal studies have been published that confirm anecdotal observations. A small number of clinical studies have been conducted that support the use of willow bark extracts in chronic lower back and joint pain and osteoarthritis. Willow bark extracts also are widely used in sports performance and weight loss products presumably because of anti-inflammatory and analgesic activities, although no human studies have been published that specifically and directly document beneficial effects. In recent years, various in vitro and animal studies have demonstrated that the anti-inflammatory activity of willow bark extract is associated with down regulation of the inflammatory mediators tumor necrosis factor-α and nuclear factor-kappa B. Although willow bark extracts are generally standardized to salicin, other ingredients in the extracts including other salicylates as well as polyphenols, and flavonoids may also play prominent roles in the therapeutic actions. Adverse effects appear to be minimal as compared to non-steroidal anti-inflammatory drugs including aspirin. The primary cause for concern may relate to allergic reactions in salicylate-sensitive individuals.
zaterdag, november 24, 2018
De mens als plant?
Het volgende schreef ik zowat 15 jaar geleden. Is dit bosbaden avant la lettre?
Hoe zou je door een lichaamshouding of lichaamsbeweging een plant kunnen nabootsen of een beetje plant worden? Tien bewegingen om je in te leven in een plant (kruidenyoga).
Hoe zou je door een lichaamshouding of lichaamsbeweging een plant kunnen nabootsen of een beetje plant worden? Tien bewegingen om je in te leven in een plant (kruidenyoga).
- Duwen op de grond of je voorstellen dat je de aardbol wegduwt. Een soort wortelen.
- Traag stappen, in slow motion. Een plek zoeken om te wortelen.
- Je volledig en zeer traag uit-rekken (de hopbeweging)
- Je langzaam oprollen naar de grond toe, alsof je in de grond wil wortelen (rozenwortelbeweging)
- Languit liggen op de aarde en korte bibberbewegingen maken (wortelgroei)
- Op handen en voeten, zo ver mogelijk uit mekaar, een buiging maken (Belladonnabeweging)
- Plat op je buik, met open ogen naar de grond, de aarde en haar mini-bewoners zien voorbij wandelen.
- Snel een helling afwandelen, zonder je hersens te gebruiken. Vertrouwen op de wijsheid van je lichaam. Opgepast, wel eerst oefenen. (de rollende keibeweging)
- Lang stilstaan (omhoog kijken) bij een linde of een andere plant en kleine heen en weer gaande bewegingen maken met het bovenlichaam met de wind mee.
- Een wortel van de gele gentiaan, de rozenwortel of iets makkelijker de brandnetel met blote handen uit de grond graven, je zelf een beetje ingraven.
- Gewoon een boom verbeelden.
vrijdag, november 23, 2018
Shinrinyoku. Omringd met planten
Ik heb het altijd al gedacht. De ultieme en meest sympathieke vorm van kruidengeneeskunde is niet, de planten op eten maar je omringen met planten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat, hoe meer bomen er bij jou in de omgeving staan, des te meer je beschermt bent tegen kanker. Dat kun je afleiden uit een epidemiologische studie die onderzoekers van Nippon Medical School publiceerden in The Open Public Health Journal.
De onderzoekers bestuderen een fenomeen dat shinrinyoku heet. In Engelstalige publicaties is dat steevast vertaald met forest bathing in het Nederlands noemt het gewoon bosbaden. Dankzij het onderzoek van de groep zijn er in Japan nu 44 bossen uitgeroepen tot zones waarin shinrinyoku aantoonbaar positieve effecten op de gezondheid heeft. Het onderzoek van de groep zorgde er ook voor dat planologen bij de uitbreiding van Japanse steden waardevolle bossen hebben gespaard.
Phytoncides
De onderzoekers vermoeden dat bomen verbindingen uitscheiden die stress verminderen en het immuunsysteem activeren en zo op de langere termijn de kans op kanker verminderen. Die stoffen heten phytoncides. Planten als eiken, naaldbomen, maar ook gewone uien, geven die stoffen af om zich te beschermen tegen insecten, dieren en micro-organismen. Er zijn zo'n vijfduizend phytoncides bekend. Waarschijnlijk produceren alle levende planten ze.
De onderzoekers konden in Japanse wouden verhoogde concentraties van een aantal van die phytoncides aantonen, zoals alphapinene, beta-pinene, tricyclene, camphene en d-limonene.
Studie
In de studie die in 2008 verscheen in The Open Public Health Journal verzamelden de onderzoekers gegevens over sterfte door kanker in Japan. Ze splitsten die gegevens uit naar provincie en corrigeerden ze voor roken en inkomen. Ze keken vervolgens naar het oppervlak van die provincies dat was bedekt met bos. Zo ontdekten ze dat de sterfte door kanker lager was naarmate de omgeving bosrijker was.
Bij de vrouwen vonden de onderzoekers statistisch significante effecten voor longkanker en borstkanker; bij mannen voor prostaatkanker, darmkanker en nierkanker.
Conclusie
"Forests may partially contribute to decreased SMR of some cancers in Japan", concluderen de onderzoekers.The Open Public Health Journal, 2008, 1, 1-7.
Wonen in het bos |
Phytoncides
De onderzoekers vermoeden dat bomen verbindingen uitscheiden die stress verminderen en het immuunsysteem activeren en zo op de langere termijn de kans op kanker verminderen. Die stoffen heten phytoncides. Planten als eiken, naaldbomen, maar ook gewone uien, geven die stoffen af om zich te beschermen tegen insecten, dieren en micro-organismen. Er zijn zo'n vijfduizend phytoncides bekend. Waarschijnlijk produceren alle levende planten ze.
De onderzoekers konden in Japanse wouden verhoogde concentraties van een aantal van die phytoncides aantonen, zoals alphapinene, beta-pinene, tricyclene, camphene en d-limonene.
Studie
In de studie die in 2008 verscheen in The Open Public Health Journal verzamelden de onderzoekers gegevens over sterfte door kanker in Japan. Ze splitsten die gegevens uit naar provincie en corrigeerden ze voor roken en inkomen. Ze keken vervolgens naar het oppervlak van die provincies dat was bedekt met bos. Zo ontdekten ze dat de sterfte door kanker lager was naarmate de omgeving bosrijker was.
Bij de vrouwen vonden de onderzoekers statistisch significante effecten voor longkanker en borstkanker; bij mannen voor prostaatkanker, darmkanker en nierkanker.
Conclusie
"Forests may partially contribute to decreased SMR of some cancers in Japan", concluderen de onderzoekers.The Open Public Health Journal, 2008, 1, 1-7.
zondag, november 11, 2018
Holle wegen in Hoegaarden
Als kind waren de holle wegen in Hoegaarden het enige biotoop, waar we onze eigen kleine avonturen konden beleven. Het was en is nog steeds de enige omgeving waar, in het vruchtbare Hoegaardse landschap, de wilde natuur nog een beetje zijn gang kon gaan.
Holle wegen vervullen in het Hoegaardse agrarische landschap een belangrijke ecologische functie. De diepe holle wegen met hoge, dichte, houtige begroeiing, vormen vaak miniatuurbosjes. Als de omstandigheden lange tijd stabiel blijven, kunnen op deze taluds echte bosgemeenschappen leven. Zo vinden we nog enkele taluds met o.a. Kleine maagdenpalm, Gulden boterbloem, Gevlekte aronskelk, Gele dovenetel, Muskuskruid, Rode aalbes, Stekelbes, Maarts viooltje, Boskortsteel, Reuzenzwenkgras, Klimop en andere soorten uit het Elzen-Vogelkersverbond.
Houtkanten overdekken ongeveer 20% van de bermoppervlakte. De dominante houtige gewassen zijn de Gewone iep en de Gewone vlier en in mindere mate de Sleedoorn. Andere soorten die in de struwelen voorkomen zijn o.a.: Rode kornoelje, Wilde kardinaalsmuts, Wilde liguster, Bosrank, Hondsroos (o.a. Rosa obtusifolia en Rosa corymbifera), Viltroos, Spaanse aak en Kruisbes. Uit enkele steekproeven blijkt overduidelijk de sterke verruiging van de bermvegetaties. Grote brandnetel, Kleefkruid en Braam bedekken tijdens het groeiseizoen ongeveer 35% van de bermoppervlakte.
Voedselrijke grazige vegetaties, hoofdzakelijk bestaande uit Frans raaigras, Kweek en IJle dravik nemen ca. 20% van de bermoppervlakte in beslag. Minder dan 4% van de totale bermoppervlakte bestaat uit grazige vegetaties van matig voedselrijke en voedselarme omstandigheden. Rood zwenkgras en Gewoon struisgras indiceren meestal dit vegetatietype.
Het toekomstige bermbeheer moet er vooral naar streven om soorten van dit vegetatietype terug een kans te geven. Soorten zoals Fijne ooievaarsbek (Aalst), Goudhaver (o.a. Appelarenweg te Hoksem), Donderkruid (Meiveld), Aardaker (Waverse steenweg nabij Oorbeek), Kattedoorn, Echt walstro, Bitterkruid, Ruige weegbree, Bergdravik, Kleine bevernel, Jacobskruiskruid, Muizenoor, Kruipend stalkruid, Liggende klaver, Hokjespeul (Elst) en Grote tijm (Vossel en Blinde Ezel) zouden dan terug het aspect van een aantal holle wegen kunnen bepalen.
Het overige gedeelte van de taludoppervlakte (ca. 20%) is begroeid met storingsgemeenschappen met o.a. Akkerwinde, Haagwinde, Boerenwormkruid, Duist, Echte kamille, Gewone klaproos en Windhalm. Deze storingsindicatoren vinden we meestal op taluds die met herbiciden worden bespoten. Grondverschuivingen, voornamelijk ten gevolge van de verticalisering van de taluds, zorgen eveneens voor instabiele situaties waarin de storingsindicatoren welig kunnen groeien. Naar aanleiding van de wegenwerken in het kader van de ruilverkaveling Hoegaarden werden vele taluds afgegraven hetgeen een sterke toename van deze minder gewaardeerde soorten veroorzaakte. Nochtans kunnen in dergelijke milieus ook een aantal minder banale soorten voorkomen. Op kalkrijke substraten zijn dit Koningskaars, Zwarte toorts, Bezemkruiskruid, Dubbelkelk, Donderkruid, Bilzekruid (Aalst), Wilde reseda, Wouw, Graslathyrus en Kleine leeuwenbek.
Op kalkarme bodems vinden we soms nog de Korenbloem. Na verloop van tijd, wanneer het humusgehalte van de bodem toeneemt, kunnen soorten zoals Rapunzelklokje, Akkerhoornbloem, Marjolein, Borstelkrans, Kandelaartje, Vijfdelig kaasjeskruid, Eenjarige hardbloem en Gevlekte scheerling er een plaats veroveren. Deze laatste soort breidt de laatste jaren sterk uit.
Zeer bijzonder is de flora op de oude spoorwegberm te Rommersom. Ondanks de sterke reductie van de indrukwekkende soortenlijst uit de jaren ’80, ten gevolge van de afwezigheid van natuurbeheer, vinden we er nog Rode ogentroost, Naakte lathyrus, Slangenkruid, Hongaarse raket, Kleine leeuwenbek, Plat beemdgras, Goudhaver, Boslathyrus, Boshavikskruid, Kattedoorn en Bleke klaproos.
Merkwaardig aan holle wegen is hun ontstaan. Doordat boeren eeuwenlang met paard en kar hetzelfde traject aflegden tussen de boerderij in het dal en de akker op het plateau, spoelde die weg steeds dieper uit. De ene is trouwens al ouder dan de andere; er bestaan Romeinse en Middeleeuwse wegen en recentere in onbruik geraakte trein- en tramtracés. Holle wegen dompelen de gebruiker onder in een wel zeer speciale omgeving: onder het niveau van het omliggende land, schaduwrijk en beschermd tegen de wind door de dikwijls steile en sterk begroeide bermen. Net zoals bij gewone wegbermen bieden holle wegen ruimte aan tal van flora en fauna. Maar er is meer. Doordat de omgevingsfactoren, zoals lichtinval, schaduw, temperatuur, vochtigheid, aard van de dagzomende bodemlagen, plaatselijk sterk kunnen verschillen, kan men er een grotere variëteit aan bewoners verwachten. Tenminste, als er geen externe factoren gaan overheersen. De bermen van holle wegen in landbouwgebieden worden dikwijls geplaagd door afspoeling van nitraten uit de aangrenzende akkers. De huidige grootschalige landbouw springt immers kwistig om met bemesting. Massa’s brandnetels en andere stikstofminnende plantensoorten zijn het resultaat. De laatste decennia gaan holle wegen in aantal en kwaliteit sterk achteruit
Holle wegen vervullen in het Hoegaardse agrarische landschap een belangrijke ecologische functie. De diepe holle wegen met hoge, dichte, houtige begroeiing, vormen vaak miniatuurbosjes. Als de omstandigheden lange tijd stabiel blijven, kunnen op deze taluds echte bosgemeenschappen leven. Zo vinden we nog enkele taluds met o.a. Kleine maagdenpalm, Gulden boterbloem, Gevlekte aronskelk, Gele dovenetel, Muskuskruid, Rode aalbes, Stekelbes, Maarts viooltje, Boskortsteel, Reuzenzwenkgras, Klimop en andere soorten uit het Elzen-Vogelkersverbond.
Houtkanten overdekken ongeveer 20% van de bermoppervlakte. De dominante houtige gewassen zijn de Gewone iep en de Gewone vlier en in mindere mate de Sleedoorn. Andere soorten die in de struwelen voorkomen zijn o.a.: Rode kornoelje, Wilde kardinaalsmuts, Wilde liguster, Bosrank, Hondsroos (o.a. Rosa obtusifolia en Rosa corymbifera), Viltroos, Spaanse aak en Kruisbes. Uit enkele steekproeven blijkt overduidelijk de sterke verruiging van de bermvegetaties. Grote brandnetel, Kleefkruid en Braam bedekken tijdens het groeiseizoen ongeveer 35% van de bermoppervlakte.
Voedselrijke grazige vegetaties, hoofdzakelijk bestaande uit Frans raaigras, Kweek en IJle dravik nemen ca. 20% van de bermoppervlakte in beslag. Minder dan 4% van de totale bermoppervlakte bestaat uit grazige vegetaties van matig voedselrijke en voedselarme omstandigheden. Rood zwenkgras en Gewoon struisgras indiceren meestal dit vegetatietype.
Het toekomstige bermbeheer moet er vooral naar streven om soorten van dit vegetatietype terug een kans te geven. Soorten zoals Fijne ooievaarsbek (Aalst), Goudhaver (o.a. Appelarenweg te Hoksem), Donderkruid (Meiveld), Aardaker (Waverse steenweg nabij Oorbeek), Kattedoorn, Echt walstro, Bitterkruid, Ruige weegbree, Bergdravik, Kleine bevernel, Jacobskruiskruid, Muizenoor, Kruipend stalkruid, Liggende klaver, Hokjespeul (Elst) en Grote tijm (Vossel en Blinde Ezel) zouden dan terug het aspect van een aantal holle wegen kunnen bepalen.
Het overige gedeelte van de taludoppervlakte (ca. 20%) is begroeid met storingsgemeenschappen met o.a. Akkerwinde, Haagwinde, Boerenwormkruid, Duist, Echte kamille, Gewone klaproos en Windhalm. Deze storingsindicatoren vinden we meestal op taluds die met herbiciden worden bespoten. Grondverschuivingen, voornamelijk ten gevolge van de verticalisering van de taluds, zorgen eveneens voor instabiele situaties waarin de storingsindicatoren welig kunnen groeien. Naar aanleiding van de wegenwerken in het kader van de ruilverkaveling Hoegaarden werden vele taluds afgegraven hetgeen een sterke toename van deze minder gewaardeerde soorten veroorzaakte. Nochtans kunnen in dergelijke milieus ook een aantal minder banale soorten voorkomen. Op kalkrijke substraten zijn dit Koningskaars, Zwarte toorts, Bezemkruiskruid, Dubbelkelk, Donderkruid, Bilzekruid (Aalst), Wilde reseda, Wouw, Graslathyrus en Kleine leeuwenbek.
Op kalkarme bodems vinden we soms nog de Korenbloem. Na verloop van tijd, wanneer het humusgehalte van de bodem toeneemt, kunnen soorten zoals Rapunzelklokje, Akkerhoornbloem, Marjolein, Borstelkrans, Kandelaartje, Vijfdelig kaasjeskruid, Eenjarige hardbloem en Gevlekte scheerling er een plaats veroveren. Deze laatste soort breidt de laatste jaren sterk uit.
Zeer bijzonder is de flora op de oude spoorwegberm te Rommersom. Ondanks de sterke reductie van de indrukwekkende soortenlijst uit de jaren ’80, ten gevolge van de afwezigheid van natuurbeheer, vinden we er nog Rode ogentroost, Naakte lathyrus, Slangenkruid, Hongaarse raket, Kleine leeuwenbek, Plat beemdgras, Goudhaver, Boslathyrus, Boshavikskruid, Kattedoorn en Bleke klaproos.
Merkwaardig aan holle wegen is hun ontstaan. Doordat boeren eeuwenlang met paard en kar hetzelfde traject aflegden tussen de boerderij in het dal en de akker op het plateau, spoelde die weg steeds dieper uit. De ene is trouwens al ouder dan de andere; er bestaan Romeinse en Middeleeuwse wegen en recentere in onbruik geraakte trein- en tramtracés. Holle wegen dompelen de gebruiker onder in een wel zeer speciale omgeving: onder het niveau van het omliggende land, schaduwrijk en beschermd tegen de wind door de dikwijls steile en sterk begroeide bermen. Net zoals bij gewone wegbermen bieden holle wegen ruimte aan tal van flora en fauna. Maar er is meer. Doordat de omgevingsfactoren, zoals lichtinval, schaduw, temperatuur, vochtigheid, aard van de dagzomende bodemlagen, plaatselijk sterk kunnen verschillen, kan men er een grotere variëteit aan bewoners verwachten. Tenminste, als er geen externe factoren gaan overheersen. De bermen van holle wegen in landbouwgebieden worden dikwijls geplaagd door afspoeling van nitraten uit de aangrenzende akkers. De huidige grootschalige landbouw springt immers kwistig om met bemesting. Massa’s brandnetels en andere stikstofminnende plantensoorten zijn het resultaat. De laatste decennia gaan holle wegen in aantal en kwaliteit sterk achteruit
zaterdag, november 10, 2018
Epimedium
Morgen naar Hoegaarden voor de derde buitendag van de opleiding. Ook al de zoveelste keer maar gelukkig nog altijd met evenveel plezier, want er van genieten blijft toch het allerbelangrijkste. Wel vreemd is dat ik zo'n dag nu wil voorbereiden en dat is niet mijn gewoonte. Het onverwachte, de verbazing vind ik toch bijzonder. Dus nu mijn geheugen even pijnigen, wat groeit er in de tuinen van Hoegaarden, er is blijkbaar wel veel veranderd en dus toch weer wat spannend. Ik herinner mij vooral wat vreemde planten met bijzondere namen zoals varkensbrood en elfenbloem, dus nu even over de elfenbloem.
Tweeduizend jaar geleden schreef Dioscorides: ‘De bladeren van Epimedium, gestoten en met olie gemengd en papvormig of pleistervormig op de borsten gelegd maken dat ze niet te groot worden, maar in een vorm blijven. De wortel belet de vrouwen te ontvangen. De bladeren gestoten en daarvan vijf drachmen zwaar vijf dagen lang met wijn te drinken gegeven nadat de vrouwen hun maandstonden gehad hebben beletten ook het ontvangen van de vrucht. Plinius schrijft ook dat Epimedium zo dik makend en verkoelend van krachten is dat de vrouwen van het gebruik er van behoren te wachten. Galenus zegt naast het voor verhaalde dat er geen merkelijke eigenschap in is, dan dat men geloofd dat het met enig nat ingenomen onvruchtbaar maakt’.
Duidelijk allemaal verwijzingen naar een mogelijk hormonale werking en dus niet verwonderlijk dat de plant ook als afrodisiacum een oude reputatie heeft. En ook altijd interessant om daar tijdens een kruidenwandeling wat over te vertellen.
Zie ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epimedium-elfenbloem
Tweeduizend jaar geleden schreef Dioscorides: ‘De bladeren van Epimedium, gestoten en met olie gemengd en papvormig of pleistervormig op de borsten gelegd maken dat ze niet te groot worden, maar in een vorm blijven. De wortel belet de vrouwen te ontvangen. De bladeren gestoten en daarvan vijf drachmen zwaar vijf dagen lang met wijn te drinken gegeven nadat de vrouwen hun maandstonden gehad hebben beletten ook het ontvangen van de vrucht. Plinius schrijft ook dat Epimedium zo dik makend en verkoelend van krachten is dat de vrouwen van het gebruik er van behoren te wachten. Galenus zegt naast het voor verhaalde dat er geen merkelijke eigenschap in is, dan dat men geloofd dat het met enig nat ingenomen onvruchtbaar maakt’.
Duidelijk allemaal verwijzingen naar een mogelijk hormonale werking en dus niet verwonderlijk dat de plant ook als afrodisiacum een oude reputatie heeft. En ook altijd interessant om daar tijdens een kruidenwandeling wat over te vertellen.
Zie ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epimedium-elfenbloem
vrijdag, november 09, 2018
Geheugenplanten.
A Review of Phytochemicals that Enhance Human Brain Function. Kennedy DO, Wightman EL. Herbal extracts and phytochemicals: plant secondary metabolites and the enhancement of human brain function. Adv Nutr. January 2011;2(1):32-50.
There is a limited number of drugs that can help people slow the cognitive decline associated with aging, and these drugs have undesirable side effects. Many people turn to herbal products to help preserve memory and cognitive abilities. Plants have many chemicals that influence brain function, yet few have been thoroughly tested in humans. The purpose of this article was to review current knowledge about plant extracts and phytochemicals which have been tested in humans and assess their effectiveness in improving brain function.
Many secondary metabolites affect the central nervous system in insects and animals. Secondary metabolites that have central nervous system effects and that have been studied in humans include alkaloids, terpenes, and phenolic compounds.
Alkaloids
Humans have used alkaloid-containing plants medicinally for thousands of years. Medicinal and social alkaloids include atropine, ephedrine, cocaine, morphine, nicotine, and caffeine.
Caffeine is the most widely consumed psychoactive substance in the world. It is an antagonist of the inhibitory adenosine A1 and A2 receptors, which is responsible for the stimulation, and also causes constriction of blood vessels in the brain. Caffeine also increases activity in dopamine neuronal systems. At low doses, caffeine increases alertness and improves performance on tests of attention. At high doses, caffeine can cause anxiety, insomnia, rapid heart beat, and agitation.
Nicotine is found in tobacco (Nicotiana tabacum). Nicotine binds to acetylcholine receptors and increases the release of acetylcholine, serotonin, and other neurotransmitters. It increases dopamine activity, which is associated with its addictive effect. Clinical trials in smokers and non-smokers show that nicotine improves performance on tests of memory and attention.
Terpenes
Terpenes are a diverse group of lipid-soluble compounds. Some terpenes are non-toxic and are common in foods and spices; others are toxic.
Ginkgo (Ginkgo biloba) leaves contain a number of terpenes, including bilobalide and ginkgolides A, B, C, and J. Effects of ginkgo leaf extracts in the central nervous system include modulation of several neurotransmitter systems, enhanced blood flow in the brain, and scavenging of free radicals. Ginkgo is one of the most popular herbal products, and it is used to improve cognitive performance. More than 30 clinical trials have tested the effects of ginkgo on cognitive function in people with dementia or age-related cognitive impairment. One meta-analysis concluded that the evidence for cognitive improvement with ginkgo supplementation is inconsistent, while another meta-analysis concluded that ginkgo improves attention, executive function, and long-term memory.
Lemon balm (Melissa officinalis) contains a variety of monoterpenoids and sesquiterpenes. Effects of lemon balm on the central nervous system include binding to specific cholinergic receptors, increased activity of the neurotransmitter gamma-aminobutyric acid (GABA), and antioxidant activity. Limited clinical trials have shown that lemon balm has anti-anxiety effects, improves agitation and quality of life in people with severe dementia, but has inconsistent effects on memory.
Asian ginseng (Panax ginseng) roots contain 40 or more triterpene saponins known as ginsenosides. Ginseng root extracts have neuroprotective effects, modulate the neuroendocrine system and the synthesis of nitric oxide, which relaxes blood vessels and influences many cellular activities. Clinical trials have shown that ginseng improves accuracy on memory tests and improves the speed of performing attention tasks. The impact of ginseng on mood has been inconsistent in clinical trials to date.
Sage (Salvia officinalis) contains a range of monoterpenes. Effects on the central nervous system include anti-inflammatory activity and decreased breakdown of the acetylcholine neurotransmitter. Clinical trials have demonstrated improved memory, attention, and alertness in healthy people after single doses of sage extract and improved cognitive function in people with Alzheimer's disease after 16 weeks of an alcoholic tincture of sage.
Valerian (Valeriana officinalis) root contains a variety of terpenes, including the valepotriates and valerenic acid. Valerian compounds modulate serotonin receptor subtypes, GABA, and adenosine receptors and have anxiolytic activity. Some clinical trials suggest that valerian improves sleep quality; others were not conclusive.
Phenolics
Phenolics are ubiquitous in plants and they are important components in the human diet. They range from simple, low molecular weight compounds to complex, large structures such as flavonoids, tannins, and anthocyanins.
Curcumin is a polyphenol from turmeric (Curcuma longa). Curcumin prevented cognitive deficits and improved learning and memory in mouse models of Alzheimer's disease. Curcumin also reversed amnesia in rats. Many small pilot studies have been conducted in humans, but there are few controlled clinical trials to support a benefit of curcumin in brain function.
Epigallocatechin-3-gallate (EGCG) and related polyphenols are present in tea (Camellia sinensis). In vitro and animal studies suggest that EGCG may have protective effects in Alzheimer's disease and Parkinson's disease. EGCG improved cognitive performance and increased antioxidant capacity in rats. In epidemiological studies, greater consumption of green tea is associated with reduced risk of cognitive impairment and neurodegenerative disorders.
St. John's wort (SJW; Hypericum perforatum) extract contains a variety of phenolic compounds that have an impact on brain function, including phenolic acids, flavonoids, hyperforin, and hypericin. SJW extracts have been reported to inhibit reuptake of serotonin, dopamine, and GABA, but this finding is highly doubtful. Other reports include increased neurotransmitter sensitivity and altered receptor binding. Clinical trials have established that SJW is an effective treatment in people with mild to moderate depression.
Resveratrol is found in the skin of red grapes (Vitis vinifera) and in some other edible plants. Resveratrol preserved behavior and cognitive performance in older rats with brain injuries. In healthy humans, single doses of resveratrol increased blood flow and oxygen uptake in the frontal cortex of the brain, suggesting it may have benefits in Alzheimer's disease and other neurological disorders.
Soy (Glycine max) extract contains isoflavones such as genistein, daidzein, and glycetin that have very weak estrogen-like effects. Several clinical trials have shown that soy isoflavones modestly improve neurocognitive function and mood in postmenopausal women, but other clinical trials showed no improvement. Compared to a diet with no soy isoflavones, a diet rich in soy isoflavones was associated with improved short-term and long-term memory in men and women.
Conclusion
The authors conclude that the literature describing the effectiveness of herbal extracts for improving brain function is "somewhat equivocal." Research on caffeine and nicotine has been hampered by the addictive nature and serious adverse effects attributed to these alkaloids. Research is progressing among plants containing terpenes, particularly ginkgo and valerian. However, the methodological quality of some of the clinical trials has been poor, and results have been inconsistent. Interest in the potential cognitive benefits of curcumin, EGCG, resveratrol, and soy isoflavones is relatively recent, and human clinical trials are still in the early stages.
The authors describe challenges in developing plant-based products to prevent or reverse age-related cognitive decline. Challenges include identifying the active components, understanding the synergism among the active components, defining the environmental stressors and growing conditions under which plants produce increased amounts of secondary metabolites, and standardizing plant products to provide beneficial amounts of active compounds.
Algemeen advies voor het geheugen. Een gedeelte van het fytoschema uit cursus fytotherapie
Concentratie verbeteren door meditatie, biofeedback, geheugentraining....
Voeding
-vitamine B en E : tarwekiemolie
-onverzadigde vetzuren: vette vis (sardines), noten
-lecithine: noten, plantaardige olie, eidooiers, bonen
-mineralen: zink
-Vicia faba - Tuinboon: bevat féverolen, een vorm van L-dopa (Parkinson?)
Kruiden
Algemeen: hersencirculatie verbeteren, anti-oxydantwerking, neurotransmitters beïnvloeden (acetyl-choline, dopamine), algemeen toniserend.
Ginkgo biloba (basiskruid) eventueel combineren met
+ Vinca minor - Kleine maagdepalm: hersendoorbloeding, zuurstofvoorziening
+ Rosmarinus officinalis - Rozemarijn (etherische olie): ook uitwendig
+ Thymus vulgaris - Echte tijm
+ Melissa officinalis - Citroenmelisse: na een verlies, bij verdriet
+ Panax ginseng - Koreaanse ginseng: bij vermoeidheid, asthenie
+ Zeewieren: bij trage schilklier (ouderen), op stofwisseling en reminaliserend
Nutritherapie / Orthomoleculair
fosfatidyl-choline (PC), de basiscomponent in lecithine, heeft invloed op neurotransmitter acetyl-choline, die zorgt voor prikkeloverdracht in de hersenen, kan concentratie en geheugen verbeteren ook bij Alzheimer
fosfatidyl-serine (PS): belangrijkste fosfolipide in de hersenen acetyl-l-carnitine: aminozuur, kan de activiteit van neurotransmitters verbeteren, kan cellulaire energie (ATP) verhogen DHA (docosahexaeenzuur): omega-3-vetzuur in grijze hersenmassa, van belang voor ontwikkeling hersenmateriaal, komt voor in moedermelk
DHEA (dehydro epiandrosteron): hormonale stof (in bijnieren) met invloed op geheugen, voorstadium van steroidstoffen
Literatuur Phytotherapie in der Geriatrie. Ztschr. Phytoth. 18 (1991) Crook - Effects of PS in age-associated memory impariment. Neurology 1991 Soderberg - Fatty acid compositon of brain phospholipids in ageing ans Alzheimer's disease. Lipids 1991.
Citroenmelisse |
Many secondary metabolites affect the central nervous system in insects and animals. Secondary metabolites that have central nervous system effects and that have been studied in humans include alkaloids, terpenes, and phenolic compounds.
Alkaloids
Humans have used alkaloid-containing plants medicinally for thousands of years. Medicinal and social alkaloids include atropine, ephedrine, cocaine, morphine, nicotine, and caffeine.
Caffeine is the most widely consumed psychoactive substance in the world. It is an antagonist of the inhibitory adenosine A1 and A2 receptors, which is responsible for the stimulation, and also causes constriction of blood vessels in the brain. Caffeine also increases activity in dopamine neuronal systems. At low doses, caffeine increases alertness and improves performance on tests of attention. At high doses, caffeine can cause anxiety, insomnia, rapid heart beat, and agitation.
Nicotine is found in tobacco (Nicotiana tabacum). Nicotine binds to acetylcholine receptors and increases the release of acetylcholine, serotonin, and other neurotransmitters. It increases dopamine activity, which is associated with its addictive effect. Clinical trials in smokers and non-smokers show that nicotine improves performance on tests of memory and attention.
Terpenes
Ginkgo biloba / Maurice Godefridi |
Ginkgo (Ginkgo biloba) leaves contain a number of terpenes, including bilobalide and ginkgolides A, B, C, and J. Effects of ginkgo leaf extracts in the central nervous system include modulation of several neurotransmitter systems, enhanced blood flow in the brain, and scavenging of free radicals. Ginkgo is one of the most popular herbal products, and it is used to improve cognitive performance. More than 30 clinical trials have tested the effects of ginkgo on cognitive function in people with dementia or age-related cognitive impairment. One meta-analysis concluded that the evidence for cognitive improvement with ginkgo supplementation is inconsistent, while another meta-analysis concluded that ginkgo improves attention, executive function, and long-term memory.
Lemon balm (Melissa officinalis) contains a variety of monoterpenoids and sesquiterpenes. Effects of lemon balm on the central nervous system include binding to specific cholinergic receptors, increased activity of the neurotransmitter gamma-aminobutyric acid (GABA), and antioxidant activity. Limited clinical trials have shown that lemon balm has anti-anxiety effects, improves agitation and quality of life in people with severe dementia, but has inconsistent effects on memory.
Asian ginseng (Panax ginseng) roots contain 40 or more triterpene saponins known as ginsenosides. Ginseng root extracts have neuroprotective effects, modulate the neuroendocrine system and the synthesis of nitric oxide, which relaxes blood vessels and influences many cellular activities. Clinical trials have shown that ginseng improves accuracy on memory tests and improves the speed of performing attention tasks. The impact of ginseng on mood has been inconsistent in clinical trials to date.
Sage (Salvia officinalis) contains a range of monoterpenes. Effects on the central nervous system include anti-inflammatory activity and decreased breakdown of the acetylcholine neurotransmitter. Clinical trials have demonstrated improved memory, attention, and alertness in healthy people after single doses of sage extract and improved cognitive function in people with Alzheimer's disease after 16 weeks of an alcoholic tincture of sage.
Valerian (Valeriana officinalis) root contains a variety of terpenes, including the valepotriates and valerenic acid. Valerian compounds modulate serotonin receptor subtypes, GABA, and adenosine receptors and have anxiolytic activity. Some clinical trials suggest that valerian improves sleep quality; others were not conclusive.
Phenolics
Hypericum perforatum / Maurice Godefridi |
Curcumin is a polyphenol from turmeric (Curcuma longa). Curcumin prevented cognitive deficits and improved learning and memory in mouse models of Alzheimer's disease. Curcumin also reversed amnesia in rats. Many small pilot studies have been conducted in humans, but there are few controlled clinical trials to support a benefit of curcumin in brain function.
Epigallocatechin-3-gallate (EGCG) and related polyphenols are present in tea (Camellia sinensis). In vitro and animal studies suggest that EGCG may have protective effects in Alzheimer's disease and Parkinson's disease. EGCG improved cognitive performance and increased antioxidant capacity in rats. In epidemiological studies, greater consumption of green tea is associated with reduced risk of cognitive impairment and neurodegenerative disorders.
St. John's wort (SJW; Hypericum perforatum) extract contains a variety of phenolic compounds that have an impact on brain function, including phenolic acids, flavonoids, hyperforin, and hypericin. SJW extracts have been reported to inhibit reuptake of serotonin, dopamine, and GABA, but this finding is highly doubtful. Other reports include increased neurotransmitter sensitivity and altered receptor binding. Clinical trials have established that SJW is an effective treatment in people with mild to moderate depression.
Resveratrol is found in the skin of red grapes (Vitis vinifera) and in some other edible plants. Resveratrol preserved behavior and cognitive performance in older rats with brain injuries. In healthy humans, single doses of resveratrol increased blood flow and oxygen uptake in the frontal cortex of the brain, suggesting it may have benefits in Alzheimer's disease and other neurological disorders.
Soy (Glycine max) extract contains isoflavones such as genistein, daidzein, and glycetin that have very weak estrogen-like effects. Several clinical trials have shown that soy isoflavones modestly improve neurocognitive function and mood in postmenopausal women, but other clinical trials showed no improvement. Compared to a diet with no soy isoflavones, a diet rich in soy isoflavones was associated with improved short-term and long-term memory in men and women.
Conclusion
The authors conclude that the literature describing the effectiveness of herbal extracts for improving brain function is "somewhat equivocal." Research on caffeine and nicotine has been hampered by the addictive nature and serious adverse effects attributed to these alkaloids. Research is progressing among plants containing terpenes, particularly ginkgo and valerian. However, the methodological quality of some of the clinical trials has been poor, and results have been inconsistent. Interest in the potential cognitive benefits of curcumin, EGCG, resveratrol, and soy isoflavones is relatively recent, and human clinical trials are still in the early stages.
The authors describe challenges in developing plant-based products to prevent or reverse age-related cognitive decline. Challenges include identifying the active components, understanding the synergism among the active components, defining the environmental stressors and growing conditions under which plants produce increased amounts of secondary metabolites, and standardizing plant products to provide beneficial amounts of active compounds.
Algemeen advies voor het geheugen. Een gedeelte van het fytoschema uit cursus fytotherapie
Concentratie verbeteren door meditatie, biofeedback, geheugentraining....
Voeding
-vitamine B en E : tarwekiemolie
-onverzadigde vetzuren: vette vis (sardines), noten
-lecithine: noten, plantaardige olie, eidooiers, bonen
-mineralen: zink
-Vicia faba - Tuinboon: bevat féverolen, een vorm van L-dopa (Parkinson?)
Kruiden
Algemeen: hersencirculatie verbeteren, anti-oxydantwerking, neurotransmitters beïnvloeden (acetyl-choline, dopamine), algemeen toniserend.
Ginkgo biloba (basiskruid) eventueel combineren met
+ Vinca minor - Kleine maagdepalm: hersendoorbloeding, zuurstofvoorziening
+ Rosmarinus officinalis - Rozemarijn (etherische olie): ook uitwendig
+ Thymus vulgaris - Echte tijm
+ Melissa officinalis - Citroenmelisse: na een verlies, bij verdriet
+ Panax ginseng - Koreaanse ginseng: bij vermoeidheid, asthenie
+ Zeewieren: bij trage schilklier (ouderen), op stofwisseling en reminaliserend
Nutritherapie / Orthomoleculair
fosfatidyl-choline (PC), de basiscomponent in lecithine, heeft invloed op neurotransmitter acetyl-choline, die zorgt voor prikkeloverdracht in de hersenen, kan concentratie en geheugen verbeteren ook bij Alzheimer
fosfatidyl-serine (PS): belangrijkste fosfolipide in de hersenen acetyl-l-carnitine: aminozuur, kan de activiteit van neurotransmitters verbeteren, kan cellulaire energie (ATP) verhogen DHA (docosahexaeenzuur): omega-3-vetzuur in grijze hersenmassa, van belang voor ontwikkeling hersenmateriaal, komt voor in moedermelk
DHEA (dehydro epiandrosteron): hormonale stof (in bijnieren) met invloed op geheugen, voorstadium van steroidstoffen
Literatuur Phytotherapie in der Geriatrie. Ztschr. Phytoth. 18 (1991) Crook - Effects of PS in age-associated memory impariment. Neurology 1991 Soderberg - Fatty acid compositon of brain phospholipids in ageing ans Alzheimer's disease. Lipids 1991.
donderdag, oktober 18, 2018
Rozenbottel ook om te vermageren?
De rode vruchten van onze inheemse hondsroos, de rozenbottel zijn niet alleen een rijke bron van vitamine C maar bevatten ook veel andere stoffen en stofjes waaronder transtiliroside, een substantie met anti-obese oftewel vermagerend effect.
Remming vetzucht, daling bloedvetten
Uit dieronderzoek is gebleken dat het extract van de vruchten en zaden van hondsroos helpt tegen gewichtstoename en toename van buikvet, factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van obesitas, metabool syndroom en diabetes type 2. Muizen kregen gedurende twee weken een 80% acetonextract toegediend van rozenbottels (50 mg/kg/dag) en rozenbottelzaden (12,5 en 25 mg/kg/dag). Het effect was dat vanaf de vijfde dag het tot een significante remming van gewicht en vetmassa kwam en een significante daling van de bloedspiegels van triglyceriden en vrije vetzuren.
Trans-tiliroside is het belangrijkste bestanddeel in rozenbottel dat verantwoordelijk is voor een krachtige anti-obese werking bij een lage dosering (en daarbij niet giftig is); trans-tilirose is voor zijn werking overigens afhankelijk van andere bestanddelen in rozenbottel. Toediening van trans-tiliroside in een dosis van 0,1-10 mg/kg/dag gedurende 15 dagen leidde bij de proefdieren tot een significant minder sterke toename van de plasmaglucosespiegel na intraperitoneale toediening van glucose (1 g/kg), wat betekent dat trans-tiliroside helpt bij het verbeteren van de glucosetolerantie.
Ook zorgde trans-tiliroside voor toename van de expressie van PPAR-alfa (peroxisome proliferator-activated receptor alfa) mRNA in de lever, wat aangeeft dat de vetstofwisseling wordt gestimuleerd door trans-tiliroside. De onderzoekers stelden vast dat trans-tiliroside een veel sterkere anti-obese werking heeft dan orlistat, een lipaseremmer die de opname van voedingsvetten tegengaat en wel wordt voorgeschreven aan mensen met overgewicht of obesitas.
Bronnen en referenties
Remming vetzucht, daling bloedvetten
Uit dieronderzoek is gebleken dat het extract van de vruchten en zaden van hondsroos helpt tegen gewichtstoename en toename van buikvet, factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van obesitas, metabool syndroom en diabetes type 2. Muizen kregen gedurende twee weken een 80% acetonextract toegediend van rozenbottels (50 mg/kg/dag) en rozenbottelzaden (12,5 en 25 mg/kg/dag). Het effect was dat vanaf de vijfde dag het tot een significante remming van gewicht en vetmassa kwam en een significante daling van de bloedspiegels van triglyceriden en vrije vetzuren.
Trans-tiliroside is het belangrijkste bestanddeel in rozenbottel dat verantwoordelijk is voor een krachtige anti-obese werking bij een lage dosering (en daarbij niet giftig is); trans-tilirose is voor zijn werking overigens afhankelijk van andere bestanddelen in rozenbottel. Toediening van trans-tiliroside in een dosis van 0,1-10 mg/kg/dag gedurende 15 dagen leidde bij de proefdieren tot een significant minder sterke toename van de plasmaglucosespiegel na intraperitoneale toediening van glucose (1 g/kg), wat betekent dat trans-tiliroside helpt bij het verbeteren van de glucosetolerantie.
Ook zorgde trans-tiliroside voor toename van de expressie van PPAR-alfa (peroxisome proliferator-activated receptor alfa) mRNA in de lever, wat aangeeft dat de vetstofwisseling wordt gestimuleerd door trans-tiliroside. De onderzoekers stelden vast dat trans-tiliroside een veel sterkere anti-obese werking heeft dan orlistat, een lipaseremmer die de opname van voedingsvetten tegengaat en wel wordt voorgeschreven aan mensen met overgewicht of obesitas.
Bronnen en referenties
- Ninomiya K et al. Potent anti-obese principle from Rosa canina: structural requirements and mode of action of trans-tiliroside. Bioorg Med Chem Lett. 2007;17(11):3059-64.
- Gürbüz I et al. Anti-ulcerogenic activity of some plants used as folk remedy in Turkey. J Ethnopharmacol. 2003;88(1):93-7.
- Chrubasik C et al. A systematic review on the Rosa canina effect and efficacy profiles. Phytother Res. 2008;22(6):725-33.
vrijdag, september 28, 2018
Teeskens crwijt of herders tas
Wandelen, planten besnuffelen in de natuur blijft één van mijn kleine, grote genoegens en als ik dat, later, niet meer kan, moet ik maar wandelen en snuffelen op internet in oude kruidenboeken. Ook daar is nog veel te herontdekken. Over het herderstasje bvb in mogelijk het oudste Nederlandstalig 'Dietse herbarium'
XXVIIJ TEESKENS CRWIJT of bursa pastoris of sanguinaria
H.lat. Bursa pastoris. Teschen krut. In de tekst : Bursa pastoris sive sanguinaria
H.c.f. Bursa pastoris. Teschen cruyt. In handschrift: Sanguinaria of stop bloet
H.i.d. In de' tekst : teskens crwijt.
In de tafel : Teskens eruit ofstop bloet. Part. V, cap. I : Bursa pastoris dats sanguinaria of na de sommeghe in duytsche teskens eruit
Identifikatie : si es tweerleye : de een heeft blaijeren in maniere eender teschen : Capsclla bursa pastoris Medik.; Thlapsi bujrsa pastoris L.; Herderstasje, teskenkruid
de ander heet centinodia ende es een crwijt op der erde crupende; hebbende blaijeren ghelijck rute ende zaet omtrent de blaijeren. het heet oeck lingua passerina of muschen tonghe : Polygonum aviculare L.; Varkensgras, duizendknoop, mussentong, vogelgras
In de Pharmacopoea Galeno-chemico-medica van Wouter van Lis (1747) staat nog over de verwantschap van beide planten : « Deszelfs ( = Polygonum aviculare) Bladeren betonen de krachten van de Herders Tas ». ' ;
Bijzonderheden :
Het es oeck een overste medicine den dissentericis dat sijn die denhchaem roet met scafteling van dermen hebben. ende tseghen flegmonen dat sijn apstonien of pwijsten van heeten bloede ende den bloet spuende menschen...buten op de deermen soe leghe teskens crwijt weghebree : bolus armenus. ende wijt van den eije met reghwater ghesoijen want het zeer hulpt
https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/37194-herderstasje-bloedstelpend-en-goed-voor-de-baarmoeder.html
XXVIIJ TEESKENS CRWIJT of bursa pastoris of sanguinaria
H.lat. Bursa pastoris. Teschen krut. In de tekst : Bursa pastoris sive sanguinaria
H.c.f. Bursa pastoris. Teschen cruyt. In handschrift: Sanguinaria of stop bloet
H.i.d. In de' tekst : teskens crwijt.
In de tafel : Teskens eruit ofstop bloet. Part. V, cap. I : Bursa pastoris dats sanguinaria of na de sommeghe in duytsche teskens eruit
Identifikatie : si es tweerleye : de een heeft blaijeren in maniere eender teschen : Capsclla bursa pastoris Medik.; Thlapsi bujrsa pastoris L.; Herderstasje, teskenkruid
de ander heet centinodia ende es een crwijt op der erde crupende; hebbende blaijeren ghelijck rute ende zaet omtrent de blaijeren. het heet oeck lingua passerina of muschen tonghe : Polygonum aviculare L.; Varkensgras, duizendknoop, mussentong, vogelgras
In de Pharmacopoea Galeno-chemico-medica van Wouter van Lis (1747) staat nog over de verwantschap van beide planten : « Deszelfs ( = Polygonum aviculare) Bladeren betonen de krachten van de Herders Tas ». ' ;
Bijzonderheden :
Het es oeck een overste medicine den dissentericis dat sijn die denhchaem roet met scafteling van dermen hebben. ende tseghen flegmonen dat sijn apstonien of pwijsten van heeten bloede ende den bloet spuende menschen...buten op de deermen soe leghe teskens crwijt weghebree : bolus armenus. ende wijt van den eije met reghwater ghesoijen want het zeer hulpt
https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/37194-herderstasje-bloedstelpend-en-goed-voor-de-baarmoeder.html
zondag, september 16, 2018
Tomaat
De tomatenplant komt van oorsprong uit Zuid Amerika waar het al door de Azteken in cultuur werd gebracht. De oorspronkelijke wilde tomaat is niet helemaal bekend, maar de meest verwante wilde soorten produceren kleine bessen die door vogels en zoogdieren gegeten worden. Ook de Azteken konden die smaak al waarderen en gebruikte de tomaat in hun salsa.
Rond de 16de en 17de eeuw introduceerden de Conquistadores de tomaat in Europa, waar de plant eerst vanwege de vermeende giftigheid als siergewas werd geteeld, maar al in de 18de eeuw wordt de smaak van tomatensoep geroemd. In Spanje maakt men reeds in de 16de eeuw allerlei tomatensauzen klaar, maar de rest van Europa bleef wantrouwig, 'die tomaat zou wel eens des duivels kunnen zijn' en zij gebruikten haar dan ook enkel als sierplant. In Frankrijk bleef dit wantrouwen stand houden tot in 1760 en Duitsland hield het zelfs vol tot 1870.
Naamgeving
In het Engels, het Frans, het Nederlands, het Spaans heeft de tomaat haar Nahuatl-stam bewaard, daar heet ze respectievelijk tomato, tomate, tomaat, tomate. Sinds 1554 noemen de Italianen haar pomodoro, gouden appel; de Duitsers gebruiken, naast het gewone tomate ook de naam paradeis-apfel; de Fransen hebben eveneens een tweede naam voor deze vrucht, namelijk pomme d'amour, liefdesappel. Inderdaad, de tomaat lijkt op een vuurrode appel, de benaming pomme d'amour verwijst naar de (echte of vermeende) afrodisiake werking.
Hoe roder hoe gezonder
Tomaten zijn rijk aan lycopeen. Dit is een natuurlijk pigment waaraan tomaten hun rode kleur danken. Het wordt vooral tijdens het rijpingsproces in tomaten gevormd. Hoe roder de tomaten, hoe meer lycopeen ze bevatten. Tomaten die geler zijn bevatten minder lycopeen. Lycopeen behoort tot de groep van de carotenoïden en staat bekend als een krachtig anti-oxidant. Als gevolg van allerlei omzettingsprocessen komen in het lichaam vrije radicalen vrij. Vrije radicalen kunnen schade aanbrengen aan een cel en spelen een belangrijke rol in het verouderingsproces. Anti-oxidanten maken deze vrije radicalen onschadelijk.
Vruchtbaarheid en osteoporose
Onderzoek lijkt aan te geven dat tomaten goed zijn ter bescherming van verschillende soorten kanker. Van prostaatkanker zijn de beste resultaten bekend en tegen goedaardige prostaathypertrofie is het zeker goed. Maar tomaten beschermen ook tegen kanker van het spijsverteringskanaal, baarmoederhalskanker en longkanker. Recente onderzoeken suggereren dat lycopeen eveneens de verminderde vruchtbaarheid van mannen kan verbeteren, en de leeftijdsgebonden maculadegeneratie (veel voorkomende oogaandoening) kan beperken. Lycopeen zou ook kunnen helpen in de preventie van osteoporose. Hierover is echter meer onderzoek nodig.
Huidveroudering
Nog meer goed nieuws over tomaten. Onderzoek toont aan dat tomatenpuree werkt tegen rimpels en huidveroudering. Dat is nog eens een goedkoop alternatief voor dure antirimpelcrèmes. Let wel, het werkt pas effectief als je 10 eetlepels tomatenpuree per dag eet aangelengd met 10 gram olijfolie. De toevoeging van een beetje vet zorgt voor een nog betere opnamecapaciteit. Lycopeen is immers een vetoplosbare anti-oxidant. Bij de proefpersonen uit het onderzoek was de aanmaak van de pro-collageenlaag in de huid sterk toegenomen. Pro-collageen is een eiwit dat de huidstructuur helpt verbeteren. Bovendien was de huid 30% beter bestand tegen het schadelijk effect van UV-stralen. Maar elke dag een blikje tomatenpuree opeten lijkt me niet realistisch. Misschien een maskertje van tomatenpuree?
Ellinger, S., et al. (2006). “Tomatoes, tomato products and lycopene in the prevention and treatment of prostate cancer: do we have the evidence from intervention studies?” Current Opinion in Clinical Nutrition & Metabolic Care 9(6): 722-727.
Giovannucci, E., et al. (2007). “Risk factors for prostate cancer incidence and progression in the health professionals follow‐up study.” International Journal of Cancer 121(7): 1571-1578.
Ilic, D., et al. (2011). “Lycopene for the prevention of prostate cancer.” Cochrane Database Syst Rev 11.
Ilic, D. and M. Misso (2012). “Lycopene for the prevention and treatment of benign prostatic hyperplasia and prostate cancer: a systematic review.” Maturitas 72(4): 269-276.
Rond de 16de en 17de eeuw introduceerden de Conquistadores de tomaat in Europa, waar de plant eerst vanwege de vermeende giftigheid als siergewas werd geteeld, maar al in de 18de eeuw wordt de smaak van tomatensoep geroemd. In Spanje maakt men reeds in de 16de eeuw allerlei tomatensauzen klaar, maar de rest van Europa bleef wantrouwig, 'die tomaat zou wel eens des duivels kunnen zijn' en zij gebruikten haar dan ook enkel als sierplant. In Frankrijk bleef dit wantrouwen stand houden tot in 1760 en Duitsland hield het zelfs vol tot 1870.
Naamgeving
In het Engels, het Frans, het Nederlands, het Spaans heeft de tomaat haar Nahuatl-stam bewaard, daar heet ze respectievelijk tomato, tomate, tomaat, tomate. Sinds 1554 noemen de Italianen haar pomodoro, gouden appel; de Duitsers gebruiken, naast het gewone tomate ook de naam paradeis-apfel; de Fransen hebben eveneens een tweede naam voor deze vrucht, namelijk pomme d'amour, liefdesappel. Inderdaad, de tomaat lijkt op een vuurrode appel, de benaming pomme d'amour verwijst naar de (echte of vermeende) afrodisiake werking.
Hoe roder hoe gezonder
Tomaten zijn rijk aan lycopeen. Dit is een natuurlijk pigment waaraan tomaten hun rode kleur danken. Het wordt vooral tijdens het rijpingsproces in tomaten gevormd. Hoe roder de tomaten, hoe meer lycopeen ze bevatten. Tomaten die geler zijn bevatten minder lycopeen. Lycopeen behoort tot de groep van de carotenoïden en staat bekend als een krachtig anti-oxidant. Als gevolg van allerlei omzettingsprocessen komen in het lichaam vrije radicalen vrij. Vrije radicalen kunnen schade aanbrengen aan een cel en spelen een belangrijke rol in het verouderingsproces. Anti-oxidanten maken deze vrije radicalen onschadelijk.
Vruchtbaarheid en osteoporose
Onderzoek lijkt aan te geven dat tomaten goed zijn ter bescherming van verschillende soorten kanker. Van prostaatkanker zijn de beste resultaten bekend en tegen goedaardige prostaathypertrofie is het zeker goed. Maar tomaten beschermen ook tegen kanker van het spijsverteringskanaal, baarmoederhalskanker en longkanker. Recente onderzoeken suggereren dat lycopeen eveneens de verminderde vruchtbaarheid van mannen kan verbeteren, en de leeftijdsgebonden maculadegeneratie (veel voorkomende oogaandoening) kan beperken. Lycopeen zou ook kunnen helpen in de preventie van osteoporose. Hierover is echter meer onderzoek nodig.
Huidveroudering
Nog meer goed nieuws over tomaten. Onderzoek toont aan dat tomatenpuree werkt tegen rimpels en huidveroudering. Dat is nog eens een goedkoop alternatief voor dure antirimpelcrèmes. Let wel, het werkt pas effectief als je 10 eetlepels tomatenpuree per dag eet aangelengd met 10 gram olijfolie. De toevoeging van een beetje vet zorgt voor een nog betere opnamecapaciteit. Lycopeen is immers een vetoplosbare anti-oxidant. Bij de proefpersonen uit het onderzoek was de aanmaak van de pro-collageenlaag in de huid sterk toegenomen. Pro-collageen is een eiwit dat de huidstructuur helpt verbeteren. Bovendien was de huid 30% beter bestand tegen het schadelijk effect van UV-stralen. Maar elke dag een blikje tomatenpuree opeten lijkt me niet realistisch. Misschien een maskertje van tomatenpuree?
Ellinger, S., et al. (2006). “Tomatoes, tomato products and lycopene in the prevention and treatment of prostate cancer: do we have the evidence from intervention studies?” Current Opinion in Clinical Nutrition & Metabolic Care 9(6): 722-727.
Giovannucci, E., et al. (2007). “Risk factors for prostate cancer incidence and progression in the health professionals follow‐up study.” International Journal of Cancer 121(7): 1571-1578.
Ilic, D., et al. (2011). “Lycopene for the prevention of prostate cancer.” Cochrane Database Syst Rev 11.
Ilic, D. and M. Misso (2012). “Lycopene for the prevention and treatment of benign prostatic hyperplasia and prostate cancer: a systematic review.” Maturitas 72(4): 269-276.
Abonneren op:
Posts (Atom)