Vooral in China werden van oudsher plantenextracten gebruikt om de vitaliteit en weerstand tegen omgevingsfactoren te vergroten, maar er is in China weinig bijgedragen aan een theoretische farmacologische basis waarop de werking van deze extracten gebaseerd zou kunnen zijn. Russische onderzoekers, o.a. Lazarev et al., hebben enig pionierswerk verricht op dit gebied.
Lazarev definieerde de term adaptogenen als stoffen die in staat zijn het aanpassingsvermogen van een organisme tegen nieuwe belastingen, ongeacht welke, te verhogen. Dit is van belang, omdat wanneer een organisme niet geheel in staat is zich tegen bepaalde invloeden te beschermen, bijvoorbeeld stress kan ontstaan en dit tot de ongewenste gevolgen kan leiden zoals stress-ulcera, ontregelingen van het afweersysteem en depressies. De toestand waarin het lichaam door adaptogenen wordt gebracht werd omschreven als een staat van niet-specifieke verhoogde weerstand (SNIR = State of Non-Specifically Increased Resistance).
Breckman formuleerde de volgende eigenschappen van adaptogenen:
- a) Niet toxisch;
- b) De werking moet niet-specifiek zijn. D.w.z. dat een adaptogeen de aspecifieke reactiemechanismen van het organisme beïnvloedt, die veroorzaakt worden door invloeden van fysische, chemische of biologische aard;
- c) Een adaptogeen kan zowel stimulerend als remmend werken, afhankelijk van de uitgangssituatie van het organisme, m.a.w. de werking is amfitroop.
In de literatuur wordt aan extracten van vele plantensoorten een adaptogene werking toegeschreven.
Plantensoorten met mogelijk adaptogene eigenschappen.
- Eleutherococcus senticosus – Eleuthero, Siberische ginseng
- Eleutherococcus obovatus / Aralia elata /
- Bryophyllum pinnatum Celastrus paniculatus
- Echinacea-soorten – Rode zonnehoed
- Glycyrrhiza glabra - Zoethout
- Rhodiola rosea - Rozenwortel
- Ocimum sanctum – Heilige basilicum
- Panax ginseng - Ginseng
- Panax pseudoginseng
- Schisandra chinensis
- Withania somnifera – Withania, Ashwaganda, Indische ginseng
Helaas zijn in de westerse literatuur van lang niet alle plantensoorten onderzoeksresultaten bekend. Over de plaats van adaptogenen in de westerse medische wetenschap kan gezegd worden dat middelen ter verhoging van de aspecifieke weerstand nog relatief weinig aandacht hebben gekregen. Men verwacht in het algemeen dat een middel onderzocht en gebruikt moet worden bij één aandoening of enige verwante aandoeningen, terwijl adaptogenen altijd een niet specifiek, algemeen en preventief doel hebben.
Adaptogenen zijn dus per definitie niet effectief tegen al aanwezige aandoeningen. Men moet voor de activiteit van adaptogenen relatief gezond zijn. Normaal gesproken worden geneesmiddelen in laboratoria onderzocht op hun specifieke farmacologische activiteiten in vitro en later in vivo. Aangezien adaptogenen alleen werkzaam zijn op systemen in intacte organismen wijken de onderzoeksresultaten af van de geijkte. Bij onderzoek naar de activiteit van adaptogenen worden gezonde organismen blootgesteld aan situaties waaraan ze zich moeten aanpassen. De inhoudsstoffen van mogelijk adaptogene extracten van verschillende planten kunnen sterk verschillen.
Ondanks dat wordt toch verondersteld dat adaptogenen, indien gebruikt bij stress, toch allemaal invloed hebben op het AAS, algemeen adaptatiesysteem. Men kan zich afvragen hoe het mogelijk is, dat stoffen met zeer uiteenlopende structuurformules eenzelfde effect kunnen veroorzaken. Een verklaring hiervoor ligt mogelijk in het complexe karakter van het AAS. Alle processen binnen het AAS hebben onderling positieve en negatieve feedback. Het is dus voor de activiteit misschien niet zozeer belangrijk waar een adaptogeen aangrijpt binnen het AAS, maar wel dat het zorgt voor het evenwicht tussen de onderlinge processen. Als de theoretische onderbouwing voor adaptogenen klopt, zou je kunnen zeggen, dat het planten zijn die het midden houden tussen een geneesmiddel en een voedingsmiddel en lichaam en geest helpen om zo optimaal mogelijk te functioneren. In de kruidengeschiedenis zijn het ook altijd planten geweest die een grote reputatie hadden als versterkend middel, voor de gezondheid, om prestaties te leveren of als langleefkruid.
STRESS en AAS algemeen adaptatiesyndroom.
Stress is een bepaalde conditie waarin een organisme kan verkeren. Deze conditie is getypeerd door de drang naar heraanpassing, oftewel adaptatie. Die drang wordt veroorzaakt door situaties (stressoren of stimuli) waarop het organisme zich nog niet heeft ingesteld en die daardoor een uitdaging vormen voor het welzijn van het organisme. Er is pas sprake van stress als de heraanpassing niet voldoet en systemen binnen het lichaam door overbelasting ontregeld raken. Hierbij speelt het principe van homeostase een belangrijke rol. Wanneer het hoeveelheid glucocorticoïden waarbij de balans tussen productie en afgifte van glucocorticoïden wordt verstoord. Bij langdurige stress is deze balans blijvend verstoord en worden glucocorticoïden geproduceerd en onmiddellijk afgegeven; 2) Bij de neurale controle is sprake van stimulatie door nerveuze stimuli die onder andere in het bijniermerg de produktie van catecholamines, waaronder adrenaline, veroorzaken. Adrenaline wordt afgegeven aan de circulatie en veroorzaakt allerlei effecten, zoals bloeddrukstijging en beïnvloeding van het immuunsysteem. Het immuunsysteem wordt niet alleen neuronaal beïnvloed (door het autonoom systeem) maar er is ook neuro-endocriene modulatie. Cellen van het immuunsysteem bezitten receptoren voor neurotransmitters, neuropeptiden en hormonen zoals bijvoorbeeld glucocorticoïden, substance P, ACTH, opioïde peptiden, groeihormoon en prolactine. Al deze stoffen kunnen dus het immuunsysteem beïnvloeden, wat de complexiteit van immuunmodulatie weergeeft. Het gehele complexe systeem, dat bij stress wordt geactiveerd, leidt tot een aantal effecten binnen het lichaam. Deze effecten worden "algemeen adaptatie syndroom" genoemd, omdat ze onafhankelijk zijn van de aard van de stressor. Maar naast deze aspecifieke respons kan iedere (fysische) stimulus ook een specifieke reactie oproepen. Zo'n specifieke reactie kan bijvoorbeeld zijn dat bij verblijf in het hooggebergte door de geringere zuurstof concentratie het hemoglobinegehalte en het aantal erythrocyten (witte bloedcellen) in het bloed stijgt.
AAS het algemene adaptatie syndroom.
De gedachte dat stress, als niet-specifieke conditie, gekarakteriseerd kan worden door bepaalde fysiologische processen zijn we vooral te weten gekomen door het werk van Selye. Hij suggereerde het bestaan van een constant patroon van fysiologische responsen bij stress, onafhankelijk van de stressor. Deze veranderingen zouden gezamenlijk en niet los van elkaar optreden. Selye nam als gevolg van stress de volgende verschijnselen waar bij proefdieren: Vergroting van de bijnierschors; Atrofie van thymus, milt en andere lymfatische structuren in het lichaam; Ulcera (zweren) van maag en duodenum; Later werden door andere onderzoekers ook andere verschijnselen waargenomen: Verlies van lichaamsgewicht; Ontregeling van lichaamstemperatuur; Veranderingen in bloeddruk, ademhaling, spijsvertering, gehalte aan witte en rode bloedcellen en stollingsfactoren in het bloed. Al deze verschijnselen, de algemene niet-specifieke respons, worden aangeduid met de term "algemeen adaptatie syndroom" of AAS. Zogenaamde adaptogenen zouden aangrijpen binnen het AAS.
https://sites.google.com/site/kruidwis/fytotherapie/adaptogenen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten