Eigenlijk is het nog wat vroeg om boomknoppen te oogsten; alhoewel met onze zachte winters kunnen we er wel wat vroeger aan beginnen. En omdat de gemeentewerkers (nu ja werkers) in onze straat de populieren geknot hebben en de takken enkele dagen laten liggen, is het nu gemakkelijk om wat knoppen te oogsten. Deze bomen zijn wel cultivars, bevatten minder hars dan Populus nigra maar smaken wel sterk naar salicylzuur. Dus toch maar eens proberen om er een glycerinemaceraat, olie of tinctuur mee te maken.
Farmacologische werking
De fysiologische uitwerking van de ppulierknoppen bestaat volgens Van Hellemont (Fytotherapeutisch Compendium) in een verlaging van de urinezuurbloedspiegel en een vermeerdering van de urinezuurafscheiding. Verwijdering van urinezuur heeft een positieve invloed op diverse reumatische toestanden en jicht. Dit effect wordt toegeschreven aan een complex van fenolglycosiden, dat ontstekingsremmende eigenschappen bezit en karakteristiek is voor de Wilgenfamilie. In de bomen zelf fungeren deze inhoudsstoffen wellicht als afweermiddel tegen pathogenen. Van Genderen et al. (1997) vermelden in dit verband de sterk fungicide werking van trichocarpine. Felter & Lloyd (1898) beschouwen populine en salicine als de belangrijkste geneeskrachtige componenten van dit glycosidencomplex. Aspirine (acetylsalicylzuur) is trouwens niets anders dan chemisch gemodificeerde salicine, die oorspronkelijk uit wilgenbast gewonnen werd (Wilg = Salix). De genoemde inhoudsstoffen zouden ook in een werkzame (of zelfs nog hogere) concentratie aanwezig zijn in de knoppen van niet-inheemse populieren als Balsempopulier (Populus balsamifera), Amerikaanse trilpopulier (P. tremuloides) en de aan onze Westkust voorkomende Ontariopopulier (P. ´ jackii cv. Gileadensis) (cf. Grieve 1980). Als hybriden tussen Zwarte populier en Amerikaanse soorten, komen onze canada’s dus wellicht ook in aanmerking voor medicinaal gebruik. De namen ‘Balsempopulier’ en ‘cv. Gileadensis’ (afkomstig van Balm of Gilead uit de Bijbel) verwijzen naar de middeleeuwse tijgerbalsemwerking van harsrijke knoppen. Een nog niet vermeld belangrijk bestanddeel van deze harsen is het flavonoïd chrysine, een geelachtige stof, die antibacteriële eigenschappen bezit. Deze werking is ook bekend van propolis, de knoppenhars die bijen vooral op populieren verzamelen om te gebruiken als een antibioticum voor de bijenkorf.
Het gebruik van abelenbast krijgt geen aandacht in de Belgische farmacopee,maar wordt door Van Hellemont als obsoleet bestempeld en wordt ook in andere moderne Europese literatuur een mindere rol toebedeeld. De Amerikaanse kruidenboeken gaan er beduidend dieper op in, bijvoorbeeld in verband met de gunstige invloed op prostaatproblemen en aandoeningen van de urinewegen. Felter & Lloyd (1898) vermelden ook de gunstige, ontkrampende werking bij congestie van de baarmoeder. De bast van de meeste populierensoorten bevat in elk geval ook salicine en populine, maar het is niet duidelijk welk geheel aan stoffen nu precies verantwoordelijk is voor de genoemde effecten op het uro-genitale stelsel. Het koortswerend effect wordt in verband gebracht met de aanwezigheid van salicine en is analoog aan de ontstekingsremmende werking van wilgenbast en aspirine.
Alhoewel de medicinale deugden van populierenbladeren nauwelijks te boek staan, bevatten deze ook fenolglycosiden. Als regel is de concentratie het hoogst in het voorjaar. In de bast is het verloop juist omgekeerd, met een maximum in de winter en een minimum in de zomer (van Genderen et al .1997).
Poplar contains the medicinally active biochemical constituents salicin and populin (best known as hall-of-fame salicylate precursors of aspirin), found in varying concentrations in its bark, leaves, and leaf buds.
The closed dormant buds contain a sticky deep red and highly aromatic resin, rich in flavonoids and phenolglycosides (populin, salicin), which is alcohol, oil, and somewhat water soluble for herbal medicinal preparations. Poplar bud oil, extract or ointment can serve as a first-rate topical anti-inflammatory and counter-irritant analgesic remedy for muscle and joint pains and sprains.
Internally the extract of fresh poplar bud is considered to have both analgesic salicylate and expectorant aromatic properties, making it particularly useful to help relieve those stubborn mucousy symptoms of certain bronchial infections. First aid use for burns and skin irritations are just some of the many other known medicinal properties of poplar buds.
The bark and leaf extract, in extract or tea form, may serve as anti-inflammatory agent for internal uses, and also has been found helpful for mild urinary tract infections, as fever reducing, or bitter remedy to aid indigestion and poor appetite.
Poplar’s long history in traditional and modern herbalism includes its antiseptic and analgesic uses in wound care, it’s anti-inflammatory, astringent, diaphoretic, diuretic, febrifugic and stimulating qualities, which have proven useful in treatments of respiratory problems, rheumatism, arthritis, gout, genito-urinary problems, digestive and liver complaints and skin care.
Poplar has many other North American ethnobotanical uses, including as food, fiber and fuel source, and important medicinal applications for wound care, skin sores and infections, for rheumatism, body pain and inflammatory conditions, upper respiratory and intestinal infections.
The German regulatory-medical Commission E Monographs approved Populi gemma; Pappelknospe (poplar bud) use for hemorrhoids, wounds and burns for its antibacterial and wound healing properties.
Herbal preparations
I am most familiar with the use of the fresh Poplar leaf buds, picked in spring, prepared as infused oil for topical use, or tinctured and extracted for both internal and external application.
When picking fresh poplar bud, I am aware that each bud births a leaf, trees’ important sites for photosynthesis and energy exchange. I am cautious in my harvesting practice to be conscientious and selective, and search for vigorously budding leaves on wind-fallen branches of this self-pruning tree.
It is best to use the fresh poplar bud for herbal preparation purposes to avoid rotten and fungal decayed plant material. Drum emphasizes the importance of checking for non-blackened or browned butts, which indicate early fungal rot within the valuable buds. (I recommend Ryan Drum’s great article on Poplar Bud harvest and herbal preparation. See recommended sources below).
Van Genderen, H., Schoonhoven, L.M., Fuchs, A. (1997). Chemisch-ecologische Flora van Nederland en België. 2de herziene druk. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging Uitgeverij, Utrecht.
Van Hellemont, J. (1988). Fytotherapeutisch compendium. Tweede druk. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Zaventem.