Op de markt in Huelgoat is er in de winter niet veel te beleven toch waren er vandaag enkele, moedige tuinmensen met bijzondere groenten aanwezig. Interessant zeker wel maar leefbaar?
Zo vonden we de exclusieve knolkervel en de scheuten van de zeekool. Wel prijzig maar de laatste restjes kregen we aan halve prijs.
Wilde groenten waren vroeger voor arme mensen en nu blijkbaar voor rijke mensen en die rijke mensen vind je hier in Bretagne maar mondjesmaat. Als herborist ben ik niet rijk maar wel geïnteresseerd in scheuten van zeekool en dus staat er vanmiddag, op de valreep, geblancheerde scheuten van zeekool op het menu. Aangevuld met een gekookt, gebloemd aardappeltje, wat gekookt en licht gebakken pastinaak-ringetjes en een filet van kabeljauw lijkt onze maaltijd wel wat haute cuisine. Alleen de portie zijn bij ons wat groter.
Over de zeekool.
Oneetbaar kun je de taaie bladeren van deze Crambe wel noemen . Het blad moet in de branding aan zee nu eenmaal zout en wind trotseren en dus tegen een stootje kunnen. De grote mensentruc is dan ook dit soort planten te bleken en zeer jong te eten, de taaiheid en de bitterheid is dan verdwenen.
Er is weinig bekend over de gezondheidswaarde van de zeekool, er zijn wel mosterdolieglycosiden aanwezig en ook vitamine C. De koolsoorten hebben altijd een grote gezondheidswaarde gehad en zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden omwille van hun kankerwerende werking. Als ik Dodoens mag geloven dan zou de wilde zeekool nog sterker werkzaan zijn dan 'de tamme koolen'. 'Hun Cracht ende werckinghe, zijn Die wilde Zee koolen sijn den tammen ghelijck/ maer veel stercker ende meer afvagende/ ende daer om en dienen sy oock niet als spijse ghebruyckt.
Die bladeren van desen koolen ghestooten/ ghenesen ende heylen die versche wonden ende doen sceyden die gheswellen daer op gheleyt'. Dus zeker de moeite waard om dit verder te onderzoeken.
Bij de botanici staat de plant bekend als ‘knolribzaad’ (Chaerophyllum bulbosum), dus in feite geen echte kervel. In het wild is hij in Nederland en België zeldzaam. De knollen mogen dan al gegeten worden, de bovengrondse delen van de plant zijn licht giftig, knolribzaad is nauw verwant met de dolle kervel ( Chaerophyllum temulum ). En die naam zegt al genoeg.
De teelt van knolkervel begint langzamerhand op gang te komen. Men werkt aan verschillende kweekvormen maar de knolkervel van vandaag staat nog zeer dicht bij de wilde vorm. De knol is bijzonder zoet. Het suikergehalte is mogelijk groter dan dat van suikerbiet: 25 procent van de droge stof bestaat uit sucrose, echte suiker dus!
Om te kiemen moet het zaad door een koude, vochtige periode gaan. Daarom zaait men knolkervel in de herfst of laat men het zaad eerst een aantal weken in de koelkast. Stratificeren, noemen tuinders dat. De wortels worden in het eerste jaar geoogst in de maanden juli of augustus, maar dan zijn ze nog niet lekker. Door de knollen te stockeren bij lage temperatuur (4 graden Celsius) gaat het zetmeel zich omzetten in suiker. Als u dus knolkervel koopt kan u die probleemloos voor langere tijd koel bewaren, de groente wordt steeds smakelijker!
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/44235-zeekool-zilte-scheuten-vol-schoonheid.html