woensdag, november 23, 2022

Vitex, zijn geschiedenis en medisch gebruik.

Vitex agnus-castus, Monnikspeper, kuisheidsboom, kuislam. Evenzovele namen voor een oud, beroemd maar vergeten geneeskruid dat de laatste dertig jaren opnieuw ontdekt werd. 

De eerste serieuze medicinale indicaties zijn afkomstig van Hippocrates uit de vierde eeuw voor onze jaartelling. Hij beval Vitex agnus castus L. niet alleen aan bij verwondingen, ontstekingen en miltzwelling, maar ook de bladeren met wijn tegen "bloedvloeiing" en ter ' 'bevordering van het afkomen der nageboorte".
Plinius, Dioscorides en Galenus geven soortgelijke indicaties aan. Het uitvoerigst heeft Dioscorides zich met de plant beziggehouden. Aan het zaad schreef hij een verwarmende, samentrekkende kracht toe, de vrucht zou als geheel goed zijn tegen de beet van wilde dieren, miltzwellingen en waterzucht. Afkooksels van zaad en kruid werden in de vorm van zitbaden aanbevolen bij aandoeningen en ontstekingen van de baarmoeder.

In de Duitse literatuur bericht Lonicerus uitvoerig over de struik, die hij Schaaffmulle noemt. Bij deze merkwaardige naam, die lang standgehouden heeft, gaat het klaarblijkelijk om een volksvertaling van Agnus castus. Mogelijkerwijs bestaat hier ook een zeker verband met het Griekse âmnos = lam en het Latijnse agnus = lam. Lonicerus schreef de vruchten en bladeren voor als anafrodisiacum, emmenagogum en als lactagogum bij kraamvrouwen. Voor het overige nam hij de opgaven van andere artsen over en waarschuwde uitdrukkelijk voor overdosering.
Matthiolus geeft dezelfde indicaties aan, maar legt in het bijzonder de nadruk op "onkuisheid". Ook
beveelt hij Vitex agnus castus L. samen met gele plompwater (Nuphar luteum) aan bij gonorroe. De Engelse arts en botanicus Johnson noemt in zijn in de zeventiende eeuw samengestelde ' 'History of Plants" de gunstige werking van kuisboom bij zwellingen der genitaliën en bij pijn en ontstekingen van de uterus, hij wijst op de "lever- en miltreinigende" werking van het kruid en beveelt het in dit verband ook bij hoofdpijn aan. Von Haller sluit zich in feite in zijn Lexikon (achttiende eeuw) bij de opvattingen van Matthiolus aan.

Petrus Nijlandt vat de adviezen van zijn voorgangers nog eens samen in zijn Herbarius oft Kruydt-Boeck. Tegen opgestopte maandstonden, ontvloeien van zaad en om de melk in de vrouwenborsten te vermeerderen: Het zaad is daar dienstig. Dioscorides.
Hij vermeldt ook Ravelingius die het tegen de koude plas adviseerde met het volgend recept: Neem van de bladeren twee handen vol, kook ze in water en wijn tot een pint en geef hier van te drinken en sla het kruid warm om het geslacht.
In de volksgeneeskunde was de struik vermoedelijk alleen in de landen rond de Middellandse Zee en op de Balkan in gebruik, maar werd dan steevast bij aandoeningen van het onderlichaam, menstruatie-afwijkingen en als galactagogum toegepast. 
De artsen uit de negentiende en begin twintigste eeuw schreven het middel amper voor. Het was in vergetelheid geraakt.

Recenter wetenschappelijk onderzoek

De indrukwekkende farmacologische onderzoekingen met Vitex agnus castus L. leidden tot de ontwikkeling van Agnolyt®, over de therapeutische toepassing waarvan omvangrijke onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. Hier vallen drie grote indicatiegebieden te vermelden die met behulp van klinische proeven onderscheiden werden. De eerste klinische artikelen betroffen de zogdrijvende werking waarop reeds door auteurs uit de oudheid gewezen wordt en die door Janke, Hofmeier en Noack bevestigd werd. Door Bautze in 1953 bij 200 kraamvrouwen onderzoekingen met twee Agnus castus-prepa-raten gedaan. In vergelijking met de onbehandelde controlegroep (n =100) kon in de behandelde groepen niet slechts een verhoging van de melkhoeveelheid maar ook een gemakkelijkere melkafgifte worden bereikt.

Bij een gerandomiseerde prospectieve dubbelblindstudie werden door Mohr de werkingen van Agnolyt en Vitamine B op de lactatie met elkaar vergeleken en tegen een onbehandelde controlegroep afgezet. Bij het ongeselecteerde patiëntencollectief (Agnolyt n = 353, onbehandelde controle n = 362, Vitamine Bj n = 102) kon vanaf de 14de behandelingsdag bij de Agnolytgroep een statistisch significant hogere lactatie in vergelijking met de beide controlegroepen worden vastgesteld. Ook na selectie van het patiënten in categorieën van kraamvrouwen zonder kraambed complicaties, kraamvrouwen met 1-2 dagen koorts boven de 38°C en kraamvrouwen die met behulp van een keizersnede bevallen waren, werden bij de met Agnolyt behandelde groepen duidelijk hogere lactatie-waarden gevonden dan bij de onbehandelde controlegroepen.

Er zijn nog tal van andere publikaties die pleiten voor het gebruik van Vitex ter bevordering van de
lactatie. Mink wijst op een behandeling met Agnolyt bij te kleine en te slappe mammae.
Tot het omvangrijkste toepassingsgebied van Vitex agnus castus L. behoren de bloedingsstoornissen als gevolg van corpus-luteum-insufficiëntie. Deze uiten zich klinisch als versterkte, te veelvuldige of langdurige bloedingen.

Lees ook 

maandag, november 21, 2022

Aardpeer of Topinamboer

November. Het beste moment om wat knobbelige aardpeer te oogsten, de smaak van de knol is lichtzoet en heeft iets weg van een artisjok. Op het gebied van 'standing' kan je de artisjok en aardpeer toch moeilijk met elkaar verwarren.
Terwijl aardpeer lijkt aangetast door artritis en marktkramers ze uit schaamte in een klein hoekje van het uitstalraam wegmoffelen, wordt artisjok algemeen als een van de edelste (en duurste) groentesoorten beschouwd. Misleidend, zo blijkt, want de smaak van aardpeer is werkelijk voortreffelijk. Gekookt, gebakken of gestoofd is de smaak te vergelijken met schorseneer en artisjok. De vroege oogst is rauw ook lekker, knapperig en zoet.

In de keuken: jonge aardpeer (oktober oogst) kan met schil en al gegeten worden, schoonboenen en wassen is dan voldoende. De kooktijd is 5-10 minuten, afhankelijk van de grootte van de knol. Kook aardperen niet langer dan nodig is, want dan worden ze slap en week. Voeg citroensap toe aan het water van de geschilde aardperen om bruinverkleuring te voorkomen. De knol heeft een hoog ijzergehalte. De aardpeer is prima geschikt voor een smakelijke puree of in de frituur (schijfjes). Aardpeer is door zijn volle grondsmaak lekker bij riviervis en wild. Aardpeer wordt ook verwerkt tot fluweelzachte soepen. 

Enkele recepten:
AARDPEER MET HAZELNOOT
Ingrediënten: 6 tal aardperen, 1 ui, 2 el olijfolie, gehakte hazelnoten
Bereiding: Snipper de ui en stoof deze in de olijfolie. Schrob de aardperen met de groenteborstel en snij deze in schijfjes. De schil mag eraan blijven. Voeg de aardperen bij de ui. Voeg ook een bodempje water toe. Laat zachtjes gaar stoven. Indien gewenst, kan je de gehakte hazelnoten toevoegen.

KRUIDIGE AARDPEER
Ingrediënten: 500 gr aardpeer, 1 teentje knoflook, 1 ui, 2 eetl zonnebloemolie, 3 eetl tomatenpuree, 2 dl water, 2 theel oregano, 2 theel lavas, 1 eetl tamari.
Bereiding: Snijd de topinamboer in plakken van 1 cm dik. Hak de ui en knoflook en fruit in de olie. Voeg de topinamboer toe en laat nog een paar minuten sudderen. Roer af en toe om. Voeg nu tomatenpuree, water, kruiden en tamari toe. Meng alles goed en laat zachtjes in een kwartiertje tijd gaar koken. Opdienen bestrooid met fijngehakte peterselie.

Gezondheid: De aardpeer is licht verteerbaar. De knol slaat geen suiker op, maar in plaats daarvan "inuline". Deze suiker is goed voor diabetici (mensen met suikerziekte). Inuline wordt zelfs helemaal niet verteerd als zetmeel maar eerder gefermenteerd tot voor de dikdarm nuttige zuren die ook de darmflora gunstig beïnvloeden. Daar ligt dan vooral de gunstige werking zowel voor suiker- als niet suikerzieke personen. Daarnaast bevat aardpeer ook nog biotine (een vitamine), calcium, silicium, ijzer en natrium (mineralen).

Teelt: deze oersterke groente is winterhard, dus zet de knollen aan de rand van uw tuin. De plant wordt wel twee meter hoog, gebruik ze dus als windscherm maar let ook op de schaduwwerking. In het najaar oogst u de smakelijke knollen.

Wetenswaardigheden: De aardpeer ofwel topinamboer is de eetbare knol van de Helianthus tuberosus. In Frankrijk noemt men de knokelige dingetjes topinambour, in Engeland tracht men ze wat grandeur te verlenen met de naam Jerusalem artichoc. Bij sommige boerderijen zijn de gele zonnebloem-achtige bloemen gangbaar als erfafscheiding. Boeren noemen het ook wel "Russische aardappelen". Een volgende en logische stap die de boer zou kunnen zetten, is het verwerken van de knol tot veevoer.  

Een knol met een rijke en lange geschiedenis. Om het hier kort te houden: volgens The Oxford Companion To Food zou de alternatieve naam Jerusalem artichoke kunnen dateren uit 1616, toen de knol vanuit Terneuzen (!) overwaaide naar Engeland. Nu we het toch over waaien hebben nóg even wat small talk over een eigenschap van de topinamboer waar de liefhebber, die een flink maaltje achter de kiezen heeft, mee vertrouwd is: de knol bevat inuline, een zetmeelachtige stof die onverteerbaar is. Dit veroorzaakt volgens de Companion "a filthy loathsome stinking wind within the body, thereby causing the belly to be pained and tormented, and are a meat more fit for swine than men". Nou, nou, zo erg is het ook weer niet, behalve dat eerste.

woensdag, november 16, 2022

Het pratende bos ontsluierd

Een uitgebreid artikel in de New York Times werpt licht op hoe wetenschap werkt. Het gaat in op de dynamiek tussen wetenschap en breder publiek, rond de al dan niet functionele relatie tussen bomen in een bos en schimmels onder de grond.


Eerder, in 2014, schreven we over het wood wide web, gevormd door schimmels die bomen met elkaar laten communiceren. Myceliumdraden van schimmels zorgen niet alleen voor de uitwisseling van informatie, maar ook van voedingsstoffen.
Er leken onder de grond grote functionele netwerken te bestaan die dwars ingingen tegen Darwin's survival of the fittest. Nee, onder de grond werd uitgebreid samengewerkt in plaats van gewedijverd, ten bate van bijvoorbeeld jonge boompjes die weinig licht vingen. In de symbiose tussen planten en hun schimmels leverde de plant koolhydraten (suikers), en hielp de schimmel de plant aan water en stoffen als fosfor en stikstof.
Sommige wetenschappers stelden zelfs voor om bossen expliciet te beheren om schimmelnetwerken te beschermen

Transport van suikers en voedingsstoffen
Dit fascinerende verhaal is terug te voeren op wetenschappelijk onderzoek uit de jaren '80 en '90, waaruit zou blijken dat er bossen zijn waarin suikers en voedingsstoffen tussen de wortels van verschillende bomen worden getransporteerd. En van de eerste onderzoekers op dit gebied en voorloper van het pratende bosverhaal was David Read, destijds botanicus aan de Universiteit van Sheffield, die in 1984 in een artikel aantoonde dat met een radioactieve vorm van koolstof gelabelde verbindingen via schimmels tussen laboratoriumplanten konden stromen.
In 1997 toonde Suzanne Simard aan dat er sprake was van een overdracht van koolstof in twee richtingen, tussen jonge douglassparren en papierberken in een bos. Kort daarna bekritiseerde een groep senior onderzoekers de studie, omdat er methodologische fouten in zaten die de resultaten in de war stuurden. Dr. Simard reageerde op de kritiek, en zij en haar collega's ontwierpen aanvullende studies om deze aan te pakken.
Zowel wetenschappers als niet-wetenschappers verbonden vergaande conclusies aan deze onderzoeksresultaten. Uitgebreide schimmelnetwerken zouden alom tegenwoordig zijn in bossen in de hele wereld. Ze zouden bomen met elkaar laten praten. Sommige wetenschappers stelden zelfs voor om bossen expliciet te beheren om schimmelnetwerken te beschermen. Ook het bredere publiek omarmde het idee gretig. Het concept kwam aan bod in talrijke mediaverslagen, tv-programma's en bestsellers, waaronder een winnaar van de Pulitzerprijs. Indrukwekkend bewijs, maar de manier waarop ik het geheel van dat bewijs interpreteer, is totaal verschillend

Reality check leidt tot verdeelde reacties
Totdat een tegenbeweging op gang kwam - ook vanuit de wetenschap. In een recent overzicht van gepubliceerd onderzoek vonden drie wetenschappers - Dr Justine Karst, Dr Jason Hoeksema en Prof. Melanie Jones - weinig bewijs voor de aanname dat gedeelde schimmelnetwerken bomen helpen te communiceren, middelen uit te wissen of te gedijen. Volgens hen hebben wetenschappers nog niet aangetoond dat deze webben wijdverspreid of ecologisch belangrijk zijn in bossen. Collega-onderzoekers reageren verdeeld. Sommigen vonden het de hoogste tijd voor een reality check, anderen zijn ervan overtuigd dat verder onderzoek veel van de hypotheses over schimmels in bossen zal bevestigen. Zoals Colin Averill, een mycoloog aan de ETH Zürich, die zei dat het door Dr. Karst verzamelde bewijs indrukwekkend is. Maar, voegde hij eraan toe, "de manier waarop ik het geheel van dat bewijs interpreteer is totaal verschillend."
En vorig jaar stelde Kathryn Flinn, een ecoloog aan de Baldwin Wallace University in Ohio, in Scientific American dat Dr. Simard en anderen de mate van samenwerking tussen bomen in bossen hadden overdreven. De meeste deskundigen, schreef Dr. Flinn, geloven dat groepen organismen waarvan de leden hun eigen belangen opofferen voor de gemeenschap zich zelden ontwikkelen, een resultaat van de krachtige kracht van natuurlijke selectie onder concurrerende individuen. Terug naar Darwin, dus.
Zelfs sommigen die ooit het idee van gedeelde schimmelnetwerken propageerden, heroverwegen die hypothese inmiddels. Dr. Jones, één van de co-auteurs van Dr. Simard in 1997, zegt spijt te hebben dat zij en haar collega's in het artikel schreven dat zij bewijs hadden voor schimmelverbindingen tussen bomen. In feite, zegt Dr. Jones, hebben ze niet onderzocht of schimmels de koolstofstromen bemiddelden.

Eenduidige resultaten boeken lastig
In een presentatie van dit voorjaar op basis van het onderzoek op de International Mycorrhiza Society-conferentie in Peking, betoogde Dr. Karst dat veel van het bewijs dat gebruikt wordt om de bosbrede webhypothese te ondersteunen andere verklaringen zou kunnen hebben.
Eenduidige resultaten boeken, valt ook niet mee. Zo hebben sommige onderzoekers, waaronder Dr. Karst zelf en haar collega's, fijne mazen aangebracht en soms greppels of luchtgaten tussen de zaailingen aangebracht om veronderstelde schimmelnetwerken te verstoren en vervolgens getest of die veranderingen de groei veranderden. Maar die tactieken verminderen ook de hoeveelheid grond waaruit een zaailing direct voedingsstoffen of water kan halen, of ze veranderen de mix van schimmels die binnen de mazen groeien, wat het moeilijk maakt om het effect van een schimmelnetwerk te isoleren.
Ook zijn pogingen gedaan tot onderzoek met DNA-microsatellieten; lastig onderzoek, dat veel tijd kost, meer dan onderzoekers gewoonlijk gegeven is. Uitgebreide veldstudies die meer klaarheid zouden kunnen brengen, verhouden zich immers slecht met de gebruikelijke tijdsschema's voor wetenschappers die afhankelijk zijn van subsidies. Karst's voorlopige conclusie is: "Wetenschappers zijn vectoren geworden voor ongefundeerde beweringen." Dat neemt niet weg dat, voor haar, ook zonder onomstotelijk bewijs voor het pratende bos "het bos een zeer mysterieuze en prachtige plek is."

Artikel van Claudia Hulshof Wetenschapsjournalist & eindredacteur, Foodlog

zaterdag, november 12, 2022

Herboristische buitendag en poëtische planten. Over beekpunge.

Nog altijd de herboristische buitendag. We dwalen door het domein van Bonsoy tot aan de vijver en vissen naar planten. Paarbladig goudveil, echte valeriaan, knopig helmkruid, beekpunge en dan..... het licht, het glinsterend herfstlicht en de kruidige mensen. Alsof we in een hemelse wereld vertoeven.

En daar hoort de poëtische taal uit oude kruidenboeken bij, de taal van lang geleden. een plant van lang geleden, de beekpunge ......... De Neder-Duitsers noemen dit gewas waterpunghen en beeckpunghen en dikwijls naar de Duitse naam Becabunga, de Hoogduitsers Bachbungen en Bungen’.

Bachbungen bij Bock, Punge bij Hildegard, Pfungen, Ponge, Punghen. Het Latijnse beccabunga betekent mondpijn, de plant werd gebruikt bij scheurbuik, is ook scherp in gebruik. Beccabunga is in Vlaams beckpungen: mondpijn, vanwege de scherpte van de bladeren die vroeger gegeten werden in salades. Beccabunga werd in Duits Bachbunge, vandaar komt een verbastering in woord tot beek, - beke, - of bekekruid, beekpunge.  De stam punge kan vanuit het Duits bunge ook zoveel betekenen als pauk zodat het woord op de bolle vruchten kan slaan. In de signatuurleer werd het kruid gebruikt tegen opgeblazenheid.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Deze waterpungen worden ook in salade gegeten als de waterkersen en worden ook zeer nuttig en goed gehouden om de eigen ziekte van de Duitse landen die aan de zee palen en scheurbuik genoemd wordt te genezen  en op dezelfde manier gebruikt zoals men de waterkersen plag in te geven. Dan ze zijn van krachten en werking zwakker en slapper dan de waterkers.

De bladeren van deze waterpungen met wijn gedronken zijn goed tegen de koude plas en druppelplas en tegen de schurft van de blaas van binnen en vooral als het met de wortels van asperges ingenomen worden.

De bladeren van dit kruid worden ook met olie en azijn gegeten en zijn een goede en bekwame spijs voor diegene die slecht water lossen en van het niergruis ziek zijn. Hetzelfde zegt Dioscorides en Aegineta van de Cepeaea ook.

Waterpungen, als Tragus betuigt, worden veel gebruikt van de paardendokters om de gezwellen te verdrijven en te genezen de schurft en nijdigheid van de paarden.

Die waterpungen in salade gegeten jagen af de dode vrucht en verwekken de maandstonden.’ Het zuivert het bloed, wordt verkocht met waterkers en als salade gegeten, hoewel het wat te scherp is om aangenaam te zijn.




Buitendagen, boerenwormkruid en buitenmensen

De buitendagen van de herboristenopleiding zijn in volle gang. We verzamelen met z'n vierentwintig aan de ingang van domaine du Bonsoy, Zon, ochtendkilte en mensenwarmte doen wonderen. We leven. De planten zijn ook half november nog van de partij. Ze spreken door mijn mond. Witte dovenetel, zelfs in bloei, en in goed gezelschap van de brandende netel, boerenwormkruid fris gewassen en altijd geheimzinnig geurend, overal nieuw voorjaarsgroen maar dan wel in de winter. Een nieuwe tijd, het begin van het einde of het einde van een nieuw begin? 

Over planten dan maar, over boerenwormkruid. Poëtisch en chemisch levend, bitter en zoet smakend, aantrekkend en afstotend geurend, alle tegenstellingen tegelijk in deze Tanacetum.  

Zijn officiële naam is dus Tanacetum vulgare, afgeleid van het oud Griekse woord athanasia, dat ‘onsterfelijk’ betekent. Het heeft die naam te danken aan het feit dat de bloemen niet makkelijk verwelken en lang hun gele kleur behouden. Zijn Nederlandse naam is ook duidelijk, tegen wormen voor de dieren op de boerderij.  En om dan maar helemaal over te schakelen van poëtisch naar nuchter. Hier dan enkele recepten tegen uitwendige ellende.

Te proberen tegen huidverkleuring, schurft, puistjes en sproeten. Recept voor een huidlotion, kook 2 a 3 blaadjes in 100 ml water en 100 ml melk en laat het 10 minuten sudderen, daarna afkoelen. Zeef het en bewaar het in de koelkast tot gebruik. Eventueel mengen met kamillethee.

Recept tegen hoofdluis; meng een deel boerenwormkruid met 2 delen appelazijn, doe het in een fles
en schud hel elke dag gedurende drie dagen. Last van luizen, doe het spul op je hoofd en
ga 30 minuten zitten met een plastic of andere afdekking. Was je haar daarna. Doe dit indien nodig later
nog een keer. 

Heb je vliegende mieren, vlooien en motten in huis strooi gedroogd boerenwormkruid door het huis of plaats een busseltje bladeren in de hondenmand. 

En niet alleen tegen ellende maar ook voor het lekkere is boerenwormkruid het proberen waard. Een weinig, zeer fijn gesnipperd boerenwormkruidblad is het klassiek ingrediënt in de groene voorjaarspannenkoek. Wel combineren met andere zoete kruiden zoals roomse kervel. 

Maar we zijn op de wandel in het prachtige domein van Bonsoy, afdalend naar de Maas. We ontmoeten nog vele andere planten, de verschrikkelijke Japanse duizendknoop, het lieflijke paarbladig goudveil, de pittige beekpunge, de geneeskrachtig geurende valeriaan, het helmkruid....... Overvloed alom en dan willen in de namiddag nog naar de nieuwe Cascatellestuin. Maar dat is een volgend verhaal.


dinsdag, november 08, 2022

Vasten, lignanen, klis en kankercellen

Een koolhydraatarm dieet of vasten remt de groei van veel kankercellen af, maar sommige kankertypes zijn daartegen bestand. Suppletie met arctigenin, een lignaan uit de plant Arctium lappa, ondermijnt echter de weerstand van die hardnekkige kankertypes. Dat concluderen onderzoekers van Toyama Medical and Pharmaceutical University in Japan uit in vitro- en dierstudies die ze hebben gepubliceerd in Cancer Research.

Arctium lappa heet in gewoon Nederlands Grote Klis of Grote Klit, en in het Engels Burdock. De voornaamste actieve stoffen in Arctium lappa zijn lignanen, zoals  arctigenin, arctiin, nordihydroguaiaretic acid, secoisolariciresinol, sesamin.

Kanker en vasten

Kankercellen zijn kwetsbaarder voor chemokuren en aanvallen van het immuunsysteem als ze weinig glucose kunnen opnemen. Daarom vermindert een leefstijl met veel beweging en een matige inname van kilocalorieën de kans op kanker, vermoeden wetenschappers.

Sommige kankercellen kunnen zich echter wapenen tegen een lage toevoer van glucose. Ze verhogen hun aanmaak van het anabole signaalmolecuul Akt. [Cancer Res. 2000 Nov 1;60(21):6201-7.]

De onderzoekers screenden extracten van 500 planten, die in de traditionele Japanse Kampo-geneeskunde worden gebruikt, op stoffen die het proces saboteren waarmee kankercellen zichzelf resistent maken tegen vasten. Zo stuitten ze op arctigenin uit Arctium lappa.

Studie

De onderzoekers experimenteerden met de pancreaskankercel PANC-1, die goed is bestand tegen vasten. De Japanse onderzoekers stelden de kankercellen onder verschillende condities bloot aan arctigenin.

Resultaten

In de figuur hieronder zie je onder meer dat arctigenin kankercellen doodde als ze wel serum en aminozuren tot hun beschikking hadden, maar geen glucose.

Lignaan in Arctium lappa maakt vasten dodelijker voor kankercellen

Twee andere lignanen in Arctium lappa, nor-dihydro-guaiaretic acid en sesamin, hadden volgens de Japanse in vitro-studies ook enige kankerremmende werking, al was die beduidend minder dan die van arctigenin. 

De onderzoekers implanteerden in een dierstudie PANC-1-cellen in muizen, en wachtten vervolgens 64 dagen. De onderzoekers injecteerden bij de helft van de proefdieren dagelijks een oplossing met arctigenin in hun dunne darm [Treated]. Het humane equivalent van de gebruikte dosis is grofweg 20-30 milligram per dag.

We hebben geen flauw idee of je a. zoveel arctigenin via Arctium lappa-supplementen kunt binnenkrijgen, en b. hoe snel enzymen bij mensen arctigenin omzetten in inactieve stoffen.

Conclusie

De onderzoekers hopen dat arctigenin uiteindelijk nuttig zal blijken in de bestrijding van kanker. De stof heeft weinig bijwerkingen, en toevoeging aan reguliere behandelingen kan die misschien effectiever maken.

Bron: Cancer Res. 2006 Feb 1;66(3):1751-7.

donderdag, november 03, 2022

Citroenmelisse goed tegen overslaand hart

Infuus getrokken van citroenmelisse kan het aantal onregelmatige hartslagen verminderen en het hartritme verlagen. Dat schrijven Iraanse onderzoekers in een 60 deelnemers tellende RCT. Citroenmelisse zorgde ook voor betere metabole markers.

De helft van alle deelnemers dronk dagelijks twee koppen thee getrokken van twee gram gedroogde bladeren van citroenmelisse. Deelnemers, inclusief de controlegroep, kregen ook leefstijl­ aanbevelingen mee.
Na drie maanden daalde het aantal onregelmatige hartslagen van 3270 naar 2150. Bij een derde van de patiënten was de frequentie van onregelmatige hartslagen met meer dan 70% verminderd.
Het hartritme daalde met twee slagen per minuut, wat wel statistisch maar uiteraard weinig klinisch significant is. Verder was er een beduidende impact op het niveau van triglyceriden, totaal cholesterol en nuchtere bloedglucose. Ook het HDL- en LDL-niveau gingen de gunstige richting uit, maar niet significant.
Een overslaand hartslag heet in medische termen extrasystole of premature ventrikel­contractie. Als meest voorkomende vorm van hartritmestoornis komt extrasystole bij alle leeftijds­groepen voor en is ze vaak relatief weinig ernstig, doch ook niet gezond. Aan deze studie namen deelnemers met lichte vorm van extrasystole deel, waarbij een 24-uursmeting een optreden van extra­systolische hartslagen bij minder dan 15% van de hartslagen registreert.

Referentie(s)
Kheirkhah J, Ghorbani Z, Salari A et al. Melissa officinalis tea favourably affects the frequency of premature ventricular beats and cardiometabolic profile among patients with premature ventricular contraction: A randomised open-label controlled trial. Int J Clin Pract. 2021; 75(10):e14644 doi:10.1111/ijcp.14644

Plantaardige hormonen en anticonceptiva

De mens heeft altijd het 'leven', de vruchtbaarheid willen beïnvloeden. Het is dus niet verwonderlijk dat er overal en door de eeuwen heen een speciale interesse bestond voor plantextracten die 'controle' mogelijk maakten.
Heel wat planten bevatten scheikundige stoffen met hormonale werking. Deze zogenaamde fyto-oestrogenen kunnen de geslachtshormonen van mens en dier beïnvloeden en dus ook gebruikt worden bij menstruatieklachten, in de overgang maar ook bij potentieproblemen en zelf om de vruchtbaarheid te verhogen of te verlagen.
Deze hormonale planten zijn wijd verspreid over de hele plantenwereld. Zo bevatten vooral steroïdsapogeninen, stoffen die gevonden zijn in zowat 2000 plantensoorten uit een honderdtal families, vooral bij de Vlinderbloemigen, de Helmkruid-, de Nachtschade-, de Narcis-, de Lelie- en de Dioscorea-achtigen.

Al in de Oudheid adviseerde Dioscorides bijvoorbeeld het drinken van een "abortieve wijn": wijn gemaakt van de plant Veratrum of Wilde komkommer ("Scammonie") die de mogelijkheid bezitzich van de foetus te ontdoen. Dat deze planten met een hoog gehalte aan zulke stoffen een grote rol hebben gespeeld in derde wereldlanden en bij natuur volkeren is niet verwonderlijk. Zo wordt in de Ayurvedische literatuur de Hibiscus rosa-sinensis, een gekende tuinplant, contraceptieve eigenschappen toegeschreven. Deze en andere referenties stimuleerde Singh en zijn medewerkers in de jaren tachtig om de onvruchtbaarheidsactiviteit te bestuderen van verschillende extracten van Hibiscus rosa-sinensis bijvrouwelijke albinoratten. Na proeven met benzeenextracten vond men duidelijke anti-implantatie en abortieve activiteiten. In Noord-Amerika gebruikten de Shoshoni-indianen een afkooksel gemaakt van de wortels van Veratrum californicum, maar dan eerder als voorbehoedsmiddel dan als abortivum

Zowel bij uitheemse planten als in onze eigen flora werden stoffen ontdekt met zogenaamde "sex-hormonen". In het zaad van de granaatappel, Punica granatum, het oudste symbool voorvruchtbaarheid, werd een oestrogene stof gevonden die identiek is met het zuivere hormoon. Punica-zaden zijn een van de belangrijkste bronnen van plantaardig oestrogeen Bij klaversoorten en sommige uitheemse rabarbersoorten werden stoffen aangetroffen met dezelfde structuur als "stilbeen", de basis van synthetisch bereide oestrogene stoffen. Een andere, viermaal krachtigere stof is "miro-estrol" dat wordt gewonnen uit de knol van Pueraria mirifica, een plant geteeld in Noord-Thailand, en dat in grote hoeveelheden wordt geëxporteerd naar Bangkok, waar het wordt verkocht als 'verjongingsmiddel'.

Maar we moeten het zelfs niet zo ver gaan zoeken. De bladeren van de gewone peen Daucus carota bevatten grote hoeveelheden "porphyrine", een stof die de hypofyseklier stimuleert. Deze beïnvloedt via gonadotrope hormonen de werk ing van de geslachtsklieren. In sommige planten werden stoffen aangetroffen met antihormonale eigenschappen. Zo bezit Wolfspoot (Lycopus europaeus) antithyreotrope eigenschappen die worden gebruikt bij de behandeling van milde vormen van hyperthyreoïdie.
Extracten uit Parelzaadsoorten (Lithospermum) vertonen oestrogene en anticonceptieve eigenschappen. Het actief bestanddeel is waarschijnlijk lithospermzuur. Lithospermzuur bezit antigonadotrope en bloedsuikerverlagende eigenschappen. De antithyreotrope werking steunt wellicht op een direct antagonistisch effect t.o.v. thyroxine. Lithospermum officinale wordt aangewend bij lichte vormen van hyperthyreose (vermoedelijk een blokkade van de gonadotropine-afscheiding uit de hypofyse voorkwab).. De zaden werden in de volksgeneeskunde o.a. gebruikt als weeën-bevorderend middel. In India, Afrika en bij sommige indianenstammen worden reeds gedurende honderden jaren door de vrouwen lithospermumaftreksels gedronken, speciaal voor hun vruchtbaarheidsremmende eigenschappen.
Maar het meest succesvolle contraceptivum van plantaardige aard is waarschijnlijk de thee die getrokken wordt uit de bladeren van de Mexicaanse plant, Montanoa tomentosa. Deze kan zowel de menstruatie als de bevalling beïnvloeden en heeft zeker een invloed op de vruchtbaarheid. Recenter onderzoek heeft de doeltreffendheid van het hoofdbestanddeel "zoapatanol" aangetoond.

En de zoektocht gaat verder, gossypol in de katoenplant, diosgenine in de Mexicaanse yamwortel, in zeer gewone maar ook in mysterieuze planten zoals 'piripiri' worden stoffen ontdekt met een hormonale en contraceptieve werking. De 'pil'planten!!! Wat zal de mens nog meer aan merkwaardige ontdekkingen doen in die duizenden planten op deze aardbol?
  • The zoapatle I — A traditional remedy from Mexico emerges to modern times. Contraception,Volume 27, Issue 3, Pages 211-225 A. Gallegos
  • Carro-Juárez, M., et al. (2004). Aphrodisiac properties of Montanoa tomentosa aqueous crude extract in male rats. Pharmacology, Biochemistry and Behavior 78(1) 129-34.
  • Landgren, B. M., et al. (1979). Clinical effects of orally administered extracts of Montanoa tomentosa in early human pregnancy. American Journal of Obstetrics and Gynecology 135(4) 480-
  • Robles-Zepeda, R. E., et al. (2005). Volatile organic compounds of leaves and flowers of Montanoa tomentosa. Flavour and Fragrance Journal 21(2) 225-27.
  • Pedrón N., et al. (1985). The zoapatle. VII. Anti-implantation effect in the rat of zoapatle aqueous crude extract (ZACE) from Montanoa tomentosa and Montanoa frutescens. Contraception 31(5) 499-507.
  • PIRI PIRI ROOTS (Cyperus spp.) C. articulatus L., C.chalaranthus Presl.: Ciperaceaes.”Piripiri”,”zacoo”, “puru piri”. Wild and cultivated. Flu, febrifuge, hemostatic and vulnerary. snake bites; abortifacient. As an astringent , to decoct the rhizomes powdered; Flu, rhizomes decoction; Hemorrhages, rhizomes powder decoction. The people from the jungle attribute magical powers to piri piri, they drink the leaves and flower infusion to awake the love feelings of a desired/loved person. Piripiri: Quichua word used to refer to Cyperus articulatus L. [and other Cyperus spp.]. Vickers &Plowman 1984

dinsdag, november 01, 2022

Herinnering aan Allerheiligen in Frankrijk. Bellegarde.

Ee
n november. Défunt. 
Allerzielen ook in Frankrijk. Ons kerkhof op de berg buiten Bellegarde verliest even zijn verlatenheid. Wie had ooit gedacht dat deze doden nog bezocht zouden worden. Het kerkhof en zijn overledenen kijken uit over het dorp. Alsof de overledenen Talon, Begou, Daumas, Morel en Boeuf waken over de levenden. Waken over Ditte, Michael, Marijke, Elske, Gerard, Tineke en hopelijk ook over ons, Marleen en Maurice?

Het lijkt wel alsof de Franse doden de mooiste plekjes gereserveerd krijgen. Dood zijn met point de vue. Zoals het hoort op Allerzielen is het vandaag een bewolkte, regenachtige dag. Mooi dreigende, lage wolken botsen tegen de Glandasse, tegen de montagne de Praloubeau, drijven over de col Prémol naar Bellegarde en bedekken levende en dode geesten.
De notenbomen laten hun laatste bladeren en hun laatste noten vallen. Bij Poyols verzamelen de boeren in hun plantages de afgevallen noten om er notenolie mee te maken. Zelfs een notenraapmachine zag ik in een boomgaard. Of was dat mijn fantasie?

Tijd voor het maken van een notenlikeur.
  • 500 g cerneaux de noix de moi
  • 2 liter alcohol van 45°
  • 1 citroen
  • 6 kruidnagels (clous de girofle)
  • 350 g suiker
  • Verse noten met de citroenschil en de kruidnagels laten trekken in de alcohol (eau de vie) gedurende 2 maanden. Daarna uitzeven, de suiker toevoegen, nog enkele dagen laten rusten en daarna opdrinken natuurlijk.
Worteltijd
Het najaar is ook oogsttijd voor geneeskrachtige wortels. Paardenbloem, klitwortel, brandnetel, smeerwortel en vele anderen wachten om geoogst en verwerkt te worden voor het genot en voor de pijn van de mensen.
Van wortels werden en worden ook amuletten, sieraden met een symbolische en rituele betekenis gemaakt. Wortels spreken tot de verbeelding., dit is wat sommige kruidenwortels mij zeggen.
  • Heemstwortel: zacht, zoet, wit en lang: tederheid, omarming
  • Heggerank, de valse Alruin, dik en driedubbel vertakt: angst, agressie, macht
  • Smeerwortel: zwart van buiten, wit en zacht van binnen. Ben ik zo? En de anderen?
  • Rozenwortel, 3 babywortels terug gevonden, zoetgeurend, groot glimmend hoofd met spartelende beentjes, durf ik hen aan een touwtje rijgen?
  • Valeriaan: vreemde, muffe geur, zweetgeur maar toch troostend en vertrouwd. Geur van bed en baarmoeder?
  • Alant Griekse: kloeke aardse wortel met een hemelse geur.
Allerzielen
Ver
driet
Ik heb de wortels van zachtheid
en mijn ziel opgegraven
Ik heb met tranen in de ogen
bij de oude muur
de valse alruin opgedolven.
Hij kreunde maar heel even
veel minder dan mezelf.

In de schemering wandelen we weer eens naar het kerkhof, dat nu met verse chrysanten is versierd. Nu ja versierd, de pompeuze bloemen choqueren mij en het landschap. Misschien zijn ze morgen al bevroren of opgegeten door de everzwijnen. Maar waar is moeder everzwijn met haar kinderen? Zouden de jagers hen gevonden hebben?
Op het kerkhof rusten heel wat overledenen met beestennamen. Bellier (Bok) en Boeuf (Os) bijvoorbeeld. Gilbert Boeuf is de vorige, vorige eigenaar van ons huis in Bellegarde, hij werd geboren in 1931 en is overleden in 2001 en zal hier op het magische kerkhof van Bellegarde zijn eeuwige dood doorbrengen. Levende wortels en dode mensen, allemaal met betekenis!

zaterdag, oktober 15, 2022

Monografie van Meidoorn uit Pocket Guide to Herbal Medicine

Hawthorn (Crataegus laevigata (Poiret) D. C.)

➤ General comments: Many species of hawthorn are distributed throughout the moderate zones of the Northern Hemisphere. The use of its leaves and flowers as a remedy for heart disorders dates back to the nineteenth century.

➤ Pharmacology
– Herb: Hawthorn leaf and flower (Crataegi folium cum flore). The herb consists of the leaves and flowers of Crataegus laevigata DC. or, less frequently, of other hawthorn species.
– Important constituents: Flavonoids (1.8 %) such as hyperoside (0.28 %), rutin (0.17 %), and vitexin (0.2 %), and oligomeric procyanidins (2–3 %).
– Pharmacological properties: The procyanidins and flavonoids in hawthorn determine its therapeutic action. These substances effect an increase in coronary blood flow and dilate the blood vessels, thereby enhancing myocardial circulation and perfusion. The herb has positive inotropic, chronotropic and dromotropic effects, and improves the tolerance to hypoxia. The cardiotropic effects of Crataegus are attributed to an increase in the membrane permeability to calcium ions and an increase in the intracellular cyclic AMP concentration. Altogether, this makes the heart work more economically.

➤ Indications
– Supportive treatment for heart failure (NYHA class I–II)
– As a strengthening tonic for prevention of heart irregularities and conges-
tive heart failure

➤ Contraindications: None known.

➤ Dosage and duration of use
– Daily dose: 3.5–19.8 mg flavonoids, calculated as hyperoside (DAB 10), or 160–900 mg extract (4 : 1 to 7 : 1 with ethanol 45 % v/v or methanol 70 % v/v), corresponding to 30–168.7 mg oligomeric procyanidins, calculated as epicatechol. Hawthorn leaf/flower can be used for unlimited periods.

➤ Adverse effects: There are no known health hazards or side effects in conjunction with proper administration of the designated therapeutic doses of the herb.

➤ Herb–drug interactions: None known.

➤ Summary assessment: Clinical studies demonstrating the efficacy of hawthorn leaf/flower in NYHA class I–II heart failure are available.

✿ Literature
– Monographs: DAB 1998; ESCOP; Commission E
– Scientific publications; Bahorun T, Gressier B, Trotin F et al: Oxygen species scavenging activity of phenolic activities, fresh plant organs and pharmaceutical preparations. Arzneim Forsch 46 (1996), 1086–1089;
Kaul R: Pflanzliche Procyanidine. Vorkommen, Klassifikation und pharmakologische Wirkungen. PUZ 25 (1996), 175–185; Tauchert M, Loew D:
Crataegi folium cum flore bei Herzinsuffizienz. In: Loew, D., Rietbrock, N. (Ed): Phytopharmaka in Forschung und klinischer Anwendung. Steinkopf Verlag, Darmstadt (1995), 137–144.

Pocket Guide to Herbal Medicine
Karin Kraft, M.D. Professor Outpatient Clinic University of Rostock Germany
Christopher Hobbs, L.Ac., A.H.G. Clinical Herbalist and Acupuncturist in Private Practice. Davis, California USA

donderdag, oktober 13, 2022

Planten en hun naam: Eupatórium cannabinum, lever- of koninginnenkruid

Eupatorium, in het Grieks eupatorion, wordt afgeleid van Eupatória, zo genoemd ter ere van Mithridates Eupator, koning van Pontus (12-64 voor Chr.), die zich verdienstelijk maakte door vele kruiden te kweken die bij vergiftiging het onheil konden keren of afwenden. Het is eigenlijk de naam voor de Agrimonie
(Agrimonia eupatória), maar is in de elfde eeuw door Avicenna, ook bekend als Ibn Sina, een beroemde Arabische arts, verward met het lever-kruid. 

Cannabinum is afkomstig van cannabis: hennep, naar de overeenkomst in vorm van het blad. Gezien de groeiplaats op vochtige plaatsen langs waterkanten en in moerassen, roept de naam Waterhennep geen problemen op. Maar of het een echte Nederlandse volksnaam is betwijfelen we, omdat er een oude Duitse naam Wasserhanf bestaat. De soortnaam Leverkruid ontving de plant omdat zij bij leverziekten en geelzucht aangewend werd. In 1855 werd in Egmond Binnen en Wimmenum de plant voor dit doel nog ingezameld. 

De naam Koninginnekruid is een verbastering van het Duitse Kunigundekraut. Hoe het verloop van deze
verbastering of vertaling precies is geweest, is niet bekend. Dodo naeus geeft wel de Duitse benaming Kunigundkraut maar niet de verbasterde naam. Het is dus mogelijk dat via Dodonaeus de naam in omloop gekomen is en door de bevolking - zijn 'Cruydt-Boeck' werd veel gelezen - is verstaan als Koninginnekruid. De plant kreeg de naam Kunigundekraut naar de in 1200 door paus Innocentius heilig verklaarde Kunigunde. Zij was de gemalin van keizer Hendrik 11 en stierf in 1033, en gold als de patrones van zieke kinderen. Zo zouden volgens oude verhalen vele zieken genezen zijn, nadat deze haar graf bezocht hadden. 

Later gebruikte men het gekneusde kruid om het op wonden te leggen. Het stond in de apotheek bekend als Herba Sanctae Kunigundae. Tot in de vorige eeuw werd de plant in de volksgeneeskunst voor dit doel nog gebruikt.
De naam Hommelskroet in Zuid-Limburg is gemakkelijk te verklaren wanneer men weet dat hommeien donderen betekent. De plant maakte dan ook een onderdeel uit van de kruidwis, die op 15 augustus - Maria tenhemelopneming - naar de kerk gedragen werd om gewijd te worden, om daarna thuis als afweer van
donder en bliksem te kunnen dienen. Dit is een gekerstend gebruik, want in vroeger tijden was de plant aan Donar, de god van donder en bliksem gewijd, en werd in de huizen ter beveiliging tegen blikseminslag opgehangen.

De oude naam Boelkenskruid staat in verband met boelen, boeleren, vrijen; en de plant werd als minnedrank gebruikt, maar ook als afrodisiacum. Brunswijgh (1500) en K. Gesner (1541 ) spreken van Mannskraft en L. Friese (1519) van Mannsliebe, hetgeen duidelijk in dezelfde richting wijst. Vroeger mengden de vrouwen de bladeren van Leverkruid met die van de sla om dit dan als liefdesmiddel te gebruiken. 
De naam Hertsklaver kreeg de plant omdat men geloofde dat gewonde herten zich met dit kruid konden genezen. In Duitsland komt men de overeenkomstige naam van Herzklee tegen. 
De in 'Die Ortis Sanitatis' van 1514 voorkomende naam Wilde Savie, Wilde Salie zal wel afgeleid zijn of overgenomen van de oude Duitse benaming Wilselbe of Veltsalway, omdat de plant iets naar salie ruikt. Behalve voor de reeds vermelde doeleinden, gebruikte men de plant bij schurft en huidziekten, door het water waarin de plant was gekookt op de aangetaste huid aan te brengen. 


woensdag, oktober 12, 2022

Paddenstoelentijd.Over judasoren.

Paddenstoelen! Geheimzinnig en spannend zijn ze altijd wel geweest. Denk maar aan de vele onheilspellende volksnamen die aan heel wat paddestoelen werden gegeven: heksenboleet, duivelsei, duivelsbroed, stinkzwam, om de fameuze heksenkringen niet te vergeten. Maar zijn onze zwammen meer dan magisch en hoe werden ze in de klassieke kruidenboeken bekeken. Een voorbeeld Judasoor.

Judasoor, een van de vele paddenstoelen die tot de verbeelding spreekt. In elk geval tot mijn verbeelding. Alleen de naam Oor al, die hij te danken heeft aan zijn oorschelpachtig uitzicht en zijn slappe maar toch elastische structuur. En 'Judas' wat zou verwijzen naar de Jezusverrader, die zich uit wroeging zou verhangen hebben aan een vlierboom. Vandaar dat deze zwam zoveel op vlierstruiken vegeteert.

In het jeugdstadium zijn ze kelk-, mossel-, of schotelvormig, later rond en geplooid, onregelmatig gegolfd en gelobd. Aan de oppervlakte zijn ze fluwelig behaard en olijfkleurig. De binnenzijde is sterk gerimpeld en geaderd. Het gehele vruchtlichaam is geleiachtig elastisch, bij opdrogen donkerder, zwart of grijsbruin, hard en gebocheld.

Het gehele jaar door, maar vooral in de periode van herfst tot voorjaar, op afgestorven stammen en takken van vooral de vlier, maar ook op ander loofhout zoals notenboom, Wilg en Beuk, in zowel de tropen als in gematigde streken over de gehele wereld.

In de oude kruidboeken.

Lobelius vermeldt over het voorkomen en uiterlijk: Judas ooren. Auriculae ludae. "Aende tacken van Vlier die een iaar oudt is/ principalijck Noortwaerts/ groeyet een schorsachtich oft leerachtich aenwas/ dat om sijn diversche crachten wel weerdich is bekent te wesen/dwelck vanden ghemeyden man in Duytslant ende Enghellant Judas-oore ghenoemt wordt/ midts dat de gedaente van een oore heeft/ ende met een knorachtich ende gherimpelt ghewas dat veel ploykens ende hollekens heeft de oore ghelijck is/ maer bruyn van verwe/ ende zeer hert: niet-te-min in dwater gheleyt/ soo wordet sachte/ ende swillende ghelijck een sponsie." In de 16de eeuw werd Judasoor, geweekt in wijn of rozenwater, gebruikt om ontstekingen te genezen. In Hongarije word een aftreksel in azijn nog gebruikt om te gorgelen bij keelontsteking.

In de keuken.

De zwam blinkt niet uit door een uitzonderlijke smaak. Lobelius vermeldt: "Van smaecke ist gheheel laf ende ghelijck een ghesoden vel oft leer." Toch is Judasoor in het Oosten en in Chinese restaurant in het Westen vrij veel in gebruik. Ze zijn ze bekend als zwarte zwam. Ze worden vooral verwerkt in salades en soepen, maar ook in de vegetarische keuken zijn ze natuurlijk goed te gebruiken.

Een recept: Veggiwok

  • 200 gram seitan in stukjes of sojagehakt (gemarineerd)
  • 4 judasoren, vers of gedroogd en geweekt
  • 6 gedroogde shi-takes, geweekt of verse
  • 1 teen knoflook, gesnipperd
  • olijfolie
  • gemberwortel
  • wortel in reepjes
  • 1 stuk tofoe, grof
  • 2 sjalotjes, in stukjes
  • 1 losgeklopt ei

Verwarm olijfolie in een wok, doe er de gember, de sjalotjes en de seitan bij. Roerbak met behulp van een houten spatel gedurende 5 tot 10 minuten. Voeg de paddenstoelen en de wortel toe en bak enkele minuten tot de wortelstukjes beetgaar zijn. Roer de tofoe erdoorheen en laat heet worden. Roer het los geklopte ei er door. Dien op met rijst of deegwaren.

dinsdag, oktober 04, 2022

Amarant, graan van de goden

Tarwe, haver, gerst, rijst en rogge zijn bekende granen, basisvoedsel voor de halve wereldbevolking. Maar wereldwijd zijn er nog tientallen andere granen die in het verleden een grote reputatie gehad hebben en nu terug in de belangstelling komen. Denk maar aan gierst, boekweit, quinoa en nu ook amarant.

De huautli, tzoalli of alegna (Amaranthus hypochondriacus, A. cruentus) is één van de oudste en meest belangrijke planten voor de precolumbiaanse leefwereld der Oud-Mexicanen. Uit archeologische overblijfselen maken de geleerden op dat de amarant reeds 8.000 jaar geleden werd benut, zowel als voedingsmiddel als in godsdienstige rituelen om de boze geesten te verdrijven of de oogsten gunstig te beïnvloeden. Met de zaden boetseerde men godenbeelden door ze te vermengen met bloed en honing. Op het einde van de godsdienstige plechtigheid werden deze godenbeelden dan door de gelovigen als gezamenlijke communie opgegeten.
De Spaanse veroveraars verboden de 'heiligschennende' plechtigheden, waarbij deze amarantgodenfiguren aan bod kwamen. De missionarissen werden verantwoordelijk gesteld voor het uitroeien van deze plant. Maar bepaalde etnische groepen boden weerstand: ze onderhielden in het geheim kleine akkertjes van hun heilige plant, en vanaf de onafhankelijkheid van Mexico in 1810 verscheen de huautli en alegna weer in het openbaar onder de vorm van lekkernij.
Samen met de maïs en de boon is de amarant één van de vijf belasting-betaalmiddelen in het Aztekenrijk: jaarlijks bracht het zowat 21 ton zaden op ! De amarant groeit goed, zelfs in open en winderige habitats, laat zich gemakkelijk kruisen en past zich snel aan andere ecologische leefmilieus aan. De domesticatie onder de Azteken bestond er vooral in planten te zoeken met een grotere opbrengst aan zaden, die werden vergaard en bijgehouden om in tijden van nood te worden verwerkt. Zo kwam het dat amaranten met hun zwarte zaden, die dienden als groente en als versiering, geleidelijk aan vervangen werden door planten met witte zaden, die een hogere voedingswaarde hebben.

Kleurstof
Diezelfde selectie vergrootte tevens de hoeveelheid rode kleurstof die uit de plant kon worden getrokken, en die door de Oud Mexicanen werd gewaardeerd om haar godsdienstige bijbetekenis : rood was immer de kleur van bloed, de kleur van de duivel, het vuur en het gevaar. Ook andere wilde amarantsoorten worden gekweekt en verzameld, o.m. Amaranthus cruentus, die de rode kleurstof leverde; A. blitoides en A. hybridus die als wilde groente worden gegeten.

Voedingswaarde
De bladeren van de amarant hebben een hoge voedingswaarde en het zaad bevat een buitengewoon hoog percentage aan eiwitten, en de voor de mens essentiële aminozuren. De zaden worden tot bloem verwerkt om er beschuiten, marsepein, tamales en dergelijke mee te bereiden. Samen met honing en melasse van rietsuiker maakt men er ook turron mee, een zachte nougat, die zowat in alle straten van Mexico te koop wordt aangeboden. Wat nog van de plant overblijft, dient daarna als veevoeder. De bladeren kunnen rauw of gekookt als groente gegeten worden. In Europa vinden we ook verschillende verwilderde Amarantsoorten die ook te gebruiken zijn.

Vooral in de zestiger jaren groeide de belangstelling voor de huautli, samen met de trend van het vegetarisch eten en het muesli ontbijt. Ondertussen zijn er voedselmultinationals, die huautli vlokken onder de graansoorten in hun producten mengen. Dus, helaas of gelukkig, Amarant is niet alleen meer etnisch of alternatief voedsel.

woensdag, september 28, 2022

Maakt Echinacea mensen minder angstig?

Wij kennen de rode zonnehoed vooral als plant voor het immuunsysteem, maar uit onderzoek blijkt Echinacea angustifolia mensen ook minder angstig te maken. Dat ontdekten onderzoekers van het Hongaarse Institute of Experimental Medicine in Budapest. Een dosis van 40 milligram extract heeft al effect.

Alkylamides

In Echinacea zitten alkamides. Het maakt niet uit of je te maken hebt Echinacea purpurea, Echinacea angustifolia of Echinacea pallida, in alle soorten Echinacea vind je alkamides. In het lichaam interacteren Echinacea-alkamides met de cannabinoid CB1-receptor, en verminderen daardoor waarschijnlijk pijnsensaties. Ook remmen alkamides de afbraak van de endocannabinoid anandamide. Dat is een neurotransmitter die een rol speelt bij pijn, depressie, de werking van het geheugen, de vruchtbaarheid en het hongergevoel.

Onderzoekers vermoeden dat de alkamides in Echinacea ook iets doen met andere - en misschien nog onbekende - cannabinoidreceptoren, en via die receptoren het immuunsysteem effectiever maken.

Dierstudies

In dierstudies ontdekten de Hongaren een paar jaar geleden dat Echinacea-suppletie gevoelens van onrust en angst vermindert. [Phytother Res. 2010 Nov;24(11):1605-13.] Dat kwam niet als een volslagen verrassing. Dezelfde onderzoekers bewezeb eerder dat het verminderen van de concentratie anandamide en het blokkeren van de CB1-receptor in dieren angstgevoelens in de hand werken. [Eur J Neurosci. 2002 Oct;16(7):1395-8.]

En verdraaid: in ratten werkte het. Het werkte zelfs erg goed. De hoeveelheid Echinacea-extract die een merkbaar effect had was volgens de Hongaren 3-8 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Extracten van Passiflora-planten hebben in dierstudies bijvoorbeeld pas effect bij 400 mg/kg/dag, extracten van Valeriana officinalis bij 100 mg/kg/dag en extracten van Turnera aphrodisiaca bij 50 mg/kg/dag.

Humaan onderzoek

De onderzoekers publiceerden in 2013 in Phytotherapy Research de resultaten van een humane studie. Daarin kregen 33 gezonde vrijwilligers gedurende een week dagelijks 20 of 40 mg extract van Echinacea angustifolia. Het gebruikte preparaat was gemaakt door het Hongaarse ExtractumPharma. [expharma.hu]

De onderzoekers lieten de proefpersonen dagelijks vragen beantwoorden, zodat ze aan de hand van scores konden aangeven hoe angstig, tobberig en bezorgd de proefpersonen waren. De onderzoekers ontdekten dat Echinacea angustifolia al binnen enkele dagen de totaalscore verlaagde. Twee weken nadat het gebruik was gestaakt was die score nog steeds verlaagd.

Conclusie

"The need for intermittent treatment with anxiolytics that have a rapid onset of action and that of utilizing non-conventional therapies can be met by the Echinacea angustifolia extract tested in this and earlier studies", concluderen de onderzoekers.

Gepatenteerd

De onderzoekers hebben patenten op hun naam staan voor het gebruik van Echinacea als middel tegen angstgevoelens en tobberigheid. [Application number: 12/304,558; Publication number: US 2009/0285907 A1]

Bron: Phytother Res. 2013 Jan;27(1):54-61.



zaterdag, september 10, 2022

Ganzevoeten, eetbaar en nog meer

Tijdens onze buitendag bij Weelde Statie, de plek waar ik het grootste deel van mijn leven gewoond heb, vinden we ook een akkertje met veel melde- of ganzenvoet-achtigen. 

De ganzenvoetfamilie (Chenopodiaceae) heeft haar naam te danken aan het geslacht Chenopodium, het is een groep doorgaans welig tierende 'onkruiden' uit gematigde en warme gebieden. Veel soorten uit dit plantengeslacht hebben bladeren waarvan de omtrek met enige fantasie aan die van een ganzenvoet doen denken. Deze planten familie is om een aantal redenen interessant.

In de eerste plaats is dit plantengeslacht economisch van betekenis omdat ze een aantal bekende groenten bevat zoals spinazie, rode biet en snijbiet. Verder is het opvallend, dat ook veel wilde ganzenvoetsoorten eetbaar zijn en, als 'primitieve' groenten, waarschijnlijk een rol hebben gespeeld in het voedingspatroon van onze voorouders. Ook van economische betekenis is de suikerbiet die in de 18de eeuw werd ontwikkeld uit 16de eeuwse 'wortelbiet'. Tenslotte telt de familie een aantal soorten die zich aan zee thuis voelen. Tot deze zoutplanten behoren de zeekraal en klein schorrenkruid (Suaeda maritima). Ze hebben het voor andere planten vaak dodelijk zeezout nodig om in leven te kunnen blijven en werden vroeger vaak verbrand om het looghoudend as als wasmiddel te gebruiken.

Als geneeskrachtige planten worden de Ganzenvoetachtigen niet meer gebruikt, toch vond ik een merkwaardig wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat het zaad van Chenopodium album een 'potent sperm-immobilizing agent' is. Een waterig aftreksel, extract van de zaden bleek bij ratten een vrij sterke contraceptieve werking uit te oefenen. Nog vreemder is dat 2000 jaar geleden Hyppocrates volgens Leclerc het zaad voorschreef « lorsque la semence de l'homme se putréfie dans l'utérus ». Dus om gezond sperma te verkrijgen. Wel opvallend, mogelijk ook onrustwekkend maar zeker interessant om verder te onderzoeken.

De naam Melde komt van het werkwoord ‚malen’. De zaden kunnen tot meel gemalen, het blad als bladgroente bereid. een recept, met het blad. Laat wat melde smelten in de pan, meng met blokjes mozzarella en basilicum, draai dit alles in een hartig flensje en laat het even frituren in olie. Opdienen met rijst en rauwkost.

https://sites.google.com/view/kruidwis1/kruiden-planten-van-a-tot-z/atriplex-hortensis-tuinmelde

vrijdag, augustus 26, 2022

Koningin der weiden

Vandaag wat bloeitoppen (tweede oogst) van moerasspirea geoogst in de magische tuin van Cascatelles.

Vroeger werd de plant  Koningin der weiden of geitenbaard genoemd. Verder vinden we ook de namen bokkenbaard, stijfstok, spierkruid, reinette, olmkruid, wolfvlinder, robbroodskruid, zwanepoot, kamerbloem, magerman, ijzermaalkruid, zwanenpoot en koemommel, 

  • Latijns: Filipendule ulmaria (L.) Maxim
  • Frans: Reine des Près, Spirée ulmaire, Filipendule ulmaire, Fausse Spirée
  • Engels : Meadowsweet, Bridewort, Honey-sweet, Lady of the meadow, Meadow Queen

Net als de roos maakt ook deze decoratieve plant deel uit van de familie Rosaceae of eenvoudigweg de Roos-achtigen. Vroeger rekende men moerasspirea bij het geslacht Spirea en dit verklaart meteen het tweede deel van de Nederlandse naam. Het eerste deel doet ons vermoeden dat dit kruid iets heeft met vochtige bodems. En inderdaad, het staat graag met de voeten in het water en gedijt dus prima in moerassige gebieden!

De botanische naam Filipendula ulmaria betekent “Filipendula”, opgehangen aan een draad, wat verwijst naar de wortelknollen die met een soort draad met de lange wortels verbonden zijn. Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, ‘Filipendula’, is afkomstig van de Latijnse woorden ‘filum’ dat ‘draad’ betekent en ‘pendulum’ dat ‘hangen’ betekent. Met deze ‘hangende draden’ worden de karakteristieke wortels beschreven. Het tweede deel, ‘ulmaria’ betekent in het Latijn ‘zoals een iep’. . De soortnaam ulmaria dankt de plant aan het feit dat de bladeren gelijken op die van de Ulmus of olm. Niet dat de moerasspirea op een iep lijkt (enkel het blad vertoont een gelijkenis) maar het geeft wel aan dat beide dezelfde werkzame stoffen hebben. Het Nederlandse'spirea' komt van het Griekse woord 'speiraie' dat 'spiraal' betekent en de vorm van de zaden beschrijft.

De geur van de moerasspirea bedwelmde eeuwenlang mens én de vorsten. Tijdens de middeleeuwen strooiden de edellieden moerasspirea over de plaveien van hun paleizen en kastelen. Het parfum van de plant verdrong minder hygiënische geuren. Koningin Elisabeth I noemde de spirea haar lievelingsbloem die haar redde van onophoudelijke hoofdpijn.

Voor de druïden was de plant, naast de maretak, een van de geliefde planten bij mystieke overgangsrituelen. De druïden hadden enkele favoriete kruiden waaronder de moerasspirea, watermunt en ijzerhard. We treffen de plant ook dikwijls aan in verschillende recepten van de druïden, vooral in rituelen waarbij de plant als offergave gebruikt werd, wellicht om haar zwoele zoete geur. In vroeger dagen diende het vaak als een brouwkruid voor heilige bieren

In de Mabinogion wordt verhaald, dat moerasspirea diende als één van de magische ingrediënten om de bloemenmaagd “Bloddeuedd” te creëren, die bestemd was om de bruid te zijn van Llew Llaw Gyffes. Zodoende wordt moerasspirea geassocieerd met liefdesmagie. Helaas duurde het magische huwelijk niet lang. Moerasspirea zou meer geschikt zijn voor het vinden van een passionele maar kortstondige affaire dan voor huwelijksgeluk. Het wordt ook geassocieerd met het geschenk van moed en bescherming en kan gebruikt worden om af te stemmen op het rijk van de feeën.

In het Engels wordt de plant Meadowsweet genoemd, maar een oudere naam is Meadwort of Medwort. In het boek van Chaucer : "The Knights tale", staat de plant zo vermeld als één van de vijftig ingrediënten van een drank, gebaseerd op Mead of mede, een honingdrank die populair was in de Middeleeuwen. Aan de mede werden dan kruiden toegevoegd. Het oude woord 'wort' betekent zoveel als plant. De naam 'Bridewort' verwijst dan weer naar het gebruik om de plant op de vloeren te strooien tijdens een huwelijksfeest.

In Groot-Brittannië zijn reeds in vondsten uit het Bronzen tijdperk sporen van moerasspirea gevonden. In graven daterend uit die tijd zijn stuifmeelkorrels gevonden die na onderzoek van moerasspirea bleken te zijn. Dit wil zeggen dat men wellicht een soort bloemenkrans meegaf aan de overledene. Aan het meer van Llyn y Fan Fach in Wales trof men de gecremeerde resten aan van een jong meisje met ernaast stuifmeel sporen van moerasspirea en potten en stenen werktuigen. 


woensdag, augustus 10, 2022

Orval en de kruiden

Sedert 1070 bestaat de beroemde abdij van Orval, oorspronkelijk van Benediktijnen, later van Cisterciënsers, en is gelegen in de provincie Luxemburg, niet ver van de Franse grens. Met de Franse Revolutie werd de abdij volledig geplunderd en verwoest. 

Orval is een typisch voorbeeld van de monnikengeneeskunde. De regels die voorkomen in de Orde der monniken bepaalden met grote duidelijkheid in welke geest ieder klooster van de orde van Sint Bernardus moest handelen: "men zal voor en boven alles de zorg voor de zieken op zich nemen alsof zij Christus in persoon waren ... " - "Ik ben ziek geweest en gij hebt mij niet bezocht ... " - "al wat gij aan deze kleinen gedaan hebt, hebt gijaan mij gedaan ... " - "Men zal aan de zieken een bijzonder onderdak toekennen en om hen te dienen, een godvrezende, vlijtige en zorgzame broeder, aan de zieken zal het gebruik van de baden toegestaan zijn, elke keer wanneer dat gunstig voor hen is ... 

Nog vooraleer er in onze streken apothekers gevestigd waren, en de farmacie en geneeskunde tot de bedrijvigheid van de kloosters behoorde, had Orval reeds een kruidentuin, niet alleen dienstig voor de monnikengemeenschap, maar ook en vooral voor de verpleging van de reizigers en de pelgrims die er soms in erbarmelijke toestand onderdak vroegen. 

Dr. Hollenfeltz, huisarts te Arlon, die een grondige historische studie maakte over Orval, schrijft herhaaldelijk de naam "poorttuin" teruggevonden te hebben in het rekenregister. Van het onderhoud van een kruidentuin was dan echter geen sprake. Vanaf 1774 merken we dat de apotheker van het rekenregister regelmatig François Michel betaalde voor werkzaamheden in de tuin. Dit zou kunnen betekenen dat er dan een begin gemaakt werd met de kwekerij van geneeskrachtige planten. De naam "Plantentuin" duidt een ruimte aan gelegen aan de zuidoostelijke kant van de portierskamer.

DE APOTHEEK
Tijdens de jansenistische crisis vinden we voor het eerst in 1725 het vernoemen van een apotheek en van een de naam van een apotheekbroeder in de Abdij van Orval. De meest onverzettelijke van de jansenisten vormden een clan, aangevoerd door de prior. Ze organiseerden geheime bijeenkomsten in de "apotheek." Op de avond van 21 september vluchtten twaalf ordegeestelijken en drie werkbroeders uit het klooster. Onder hen bevonden zich twee apothekers.
Zich baserend op het feit dat de apotheek van Orval gediend heeft als schuilplaats voor de opstandelingen, meent dr. Hollenfeltz dat de apotheek zich moet bevonden hebben in de zuidwestelijke vleugel van de ruimte, genoemd 'T binnenhof van de Bernardijnen", aan de rand van de binnenplaats waar zich ook de gastenkamer (nu lapidarium) bevond. In ieder geval werden na 1770 het ziekenverblijf en de apotheek in één en hetzelfde gebouw ondergebracht. De ziekenverpleging wordt vooral geïllustreerd door de figuur van broeder Antoine Perin (1738 - 1788). Bij zijn overlijden wordt hij broeder chirurg genoemd (studeerde anatomie en chirurgie in Parijs) en wordt hij vervangen door een inwonende dokter.

Het apothekersschrift van de apotheekbroeder, verschaft ons talrijke inlichtingen over het tijdvak van 1764 tot 1781. Hierin zijn de vele verhalen die broeder Antoine optekende van groot nut. In 1764 verhaalt hij de behandeling en de dood van broeder Menne, in 1766 beschrijft hij de wondroos van dom Barthélemy, en zo maakt hij verder verslagen tot in 1781. De werkzaamheden van de apotheek in het jaar 1765 doen veronderstellen dat broeder Antoine daar aanwezig was. In die verslagen lezen we ook dat hij aderlatingen toepaste en abcessen open sneed. Maar telkens ersprake was van amputatie, deed hij beroep op een chirurg van buiten. Dit roept de vraag op of Antoine wel degelijk chirurg was? Anderzijds lezen we zijn verhaal uit 1774 waar hij op een arme stumper, vergiftigd door nachtschade, na zijn overlijden een lijkschouwing verrichtte met de methode van een anatoom-patholoog.
In de apotheek moest broeder Antoine zich houden aan de recepten van de artsen. De geneeswijze berustte op de apothekershandboeken, overgeleverd uit de Oudheid met empirische recepten. De geneeskunst die nog geen wetenschap was werkte met een geheel aan dogma's, afkomstig uit de werken van Hippocrates en Galenus. De belangrijkste farmaceutische stoffen waren, zoals overal, plantaardige bestanddelen. In de streek voorkomende soorten werden geplukt; de apotheek betaalde plukkers (wortels, grassen, bloemen, viooltjes, klein hoefblad, kweeperen, jeneverbessen .. ), hetgeen laat vermoeden dat hun eigen kruidentuin niets of niet veel betekende. Belangrijk waren ook de exotische substanties (perubast, gommen, harsen, ipeca, suikerwaren, aromatische zalven, parfums ... ) door broeder Antoine aangekocht bij leveranciers in
Luik, Mézières en Sedan.

De vertrekken waarin de apotheek ondergebracht was sedert 1760, werden in 1773 uitgebreid, zoals blijkt uit een rekening van broeder Antoine voor de aankoop van materiaal: potten van plateelwerk, vierkante flessen (voor de nieuwe apotheek), zeven, spuiten, medicijnkommen etc .. In 1774 volgt de rekening voor het dak van het nieuwe laboratorium.
De apotheek beschikte over een imker voor wie men van tijd tot tijd "vliegen" en bijenkorven kocht ( in 1769 en in 1774 ). De honig werd gebruikt voor het maken van likkepotten en drankjes.
De apotheekbroeder moest ook het honorarium van de dokters en chirurgen betalen, zodat we de namen van de artsen die in Orval werkten te weten komen. Het personeel van het laboratorium bestond uit een bevoegde apotheker en twee apothekersjongens.
In het apothekersschrift staat ook een belangrijke hoeveelheid preparaten die aan leken in de omgeving verkocht werden. De apotheek stond dus niet alleen in voor de verzorging van de bewoners van de Abdij. Ook de waarde van de geneesmiddelen die uit barmhartigheid aan de armen gegeven werden, staat genoteerd. Na 1789 komt deze post niet meer voor. Wondhelend water, keizerwater en water van Orval, drie specialiteiten uit de kloosterapotheek,werden als geschenken gegeven aan verschillende vooraanstaande personen uit de provincie en de hoofdstad. Van 1785 tot 1789 schonk men ook het kostbare triakel (theriac).

In zijn functie van apotheker had broeder Antoine de leiding over de bereiding van de geneesmiddelen die de dokter voorschreef en die hij zelf voorschreef, want zoals vele ordegeestelijken oefende broeder Antoine ook de geneeskunst uit, op de empirische barmhartige wijze. Hij diende vaak lavementen toe, bracht pleisters aan en zette trekpleisters. Hij deed aderlatingen terwijl hij nauwlettend het bloed bekeek dat hij opving in de kom, om daarna een diagnose te stellen.

Broeder Antoine beschrijft ook een door wormen veroorzaakte koortsepidemie in 1777 waardoor talrijke bedienden van de abdij getroffen werden. Daarna breidde het kwaad zich uit tot de omgeving. De behandeling van broeder Antoine bestond uit zoethoutpoeder en posteleinwater, een oplossing die weldadig was voor de ontstoken slijmvliezen. Daarna gaf hij een mengsel dat de wortel van mannetjesvaren bevatte (wormverdrijvend) en kinine (koortswerend). Door de goede resultaten die tijdens deze epidemie bereikt werden, trok de apotheek van Orval steeds meer patiënten uit de omgeving. Een bijzonder rapport wijdt onze broederapotheker aan het genezen van kropgezwellen door het langdurig toedienen van een siroop met verkoolde zeespons (iodium!). Na zijn dood werd broeder Antoine opgevolgd door broeder Macaire Wanck. Er zijn geen gegevens over een eventuele opleiding tot apotheker. Op 8 december 1792 verliet de gemeenschap de abdij om in Luxemburg een schuilplaats te gaan zoeken. Enkele maanden later veranderden kogels en vlammen van de Franse Revolutie de Abdij tot een bouwval. 


Vanaf 1926 is men met de heroprichting van de Abdij begonnen. Er werden fondsen verzameld om de oude apotheek en de kruidentuin van de abdij weer op te richten. Oud apothekersgerei uit de apotheek zelf werd opgespoord en weer aangekocht. In 1940 werden de apotheek en de kruidentuin opnieuw vernield, maar nadien terug opgericht. De monniken gebruikten enkele winstgevende geheimmiddelen, toegeschreven aan de abdij.

Léau d'arquebusade (haakbuswater): een uit planten gedistilleerd alcohol waarvan de formule, met varianten ervan, zich in diverse formularia bevindt. Het Luikse recept bevatte twintig plantensoorten die drie dagen lang geweekt werden in witte wijn, waarna men tot destillatie overging. Aanbevolen voor wonden en sneden. De gebruikte producten zijn: grote smeerwortel met wortels, zenegroen en brunel, salie, bijvoet, betonie, samile, buphtalmum, kleine smeerwortel, bladeren en wortels van helmkruid, weegbree, leverkruid, ijzerhard, alsem, venkel, Sint-Janskruid, lange en ronde ornithologum, varkensgras, wintergroen, maagdenpalm, ereprijs, hondsdraf, muizenoor, olmkruid, duizendblad, pimpernel, klein duizendknoop of breukkruid. 

Keizerwater. Zou gemaakt worden volgens een plaatselijk abdijrecept, verschillend van de formule volgens Lémery. Hollenfeltz heeft de formule teruggevonden bij de vader van laatste abt. Verschillende soorten exotische houtsoorten en aromatische zaden werden in brandewijn afgetrokken. Bij toediening werd het drankje gesuikerd naar believen. Het was geschikt tegen alle pijnen, vergiftiging, hondsdolheid, bevallingen, beroerten, besmettingen, degenstoten, pokken etc ..- J

dinsdag, juli 19, 2022

Boerenwormkruid op zijn best

Boerenwormkruid bloeit. Tanacetum vulgare. De herkomst van de geslachtsnaam Tanacetum is niet duidelijk en ligt min of meer in het duister. Voor het eerst komt de naam tanazitam in de ‘Capitulare de villis’ van omstreeks 795 voor. Men meent dat de naam afkomstig is van het Griekse woord tanaos: langdurend, omdat de bloemen niet snel verwelken en de geur niet spoedig verdwijnt. Volgens Niessen is Tanacetum eveneens afkomstig van het Griekse tanaos, maar dan in de betekenis van lang gerekt (taenea: lintworm, en akeesthai: helen), omdat de plant gebruikt werd als middel om ingewandswormen te verdrijven

De naam Boerenwormkruid kreeg deze soort omdat de landelijke bevolking haar gebruikte om maden en ingewandswormen te verdrijven; andere namen die hierop attenderen zijn: Pierenkruid, Pierenkruud, Wiermskrûd, Wild wormkruid, Wormkroed, Wormvaren, Wormzaad en Wurmkruid. In een oud kruidboek vinden we vermeld: ‘Het saet van dit cruydt wordt van het gemeen volck tegen de wormen des buycks, soo wel de lange als de ronde, gebruyckt: want het jaegt die uut, en doodtse, in wat manieren dattet ingenomen wordt.’ De verdrijving van de ingewandswormen wordt veroorzaakt door de sterke etherische olie die de plant bevat. Uitwendig werd de olie bij rheuma gebruikt. De jonge bloemknoppen verwerkte men vroeger in eierkoeken, die men dan aan kinderen gaf om maden en darmparasieten te verdrijven. 

De naam Kruidwes, in Zuid-Limburg aan de plant gegeven, slaat op het gebruik om haar met andere bloeiende planten te verwerken in kruidwissen die op 15 augustus, Maria tenhemelopneming, naar de kerk gebracht worden om aldaar door de priester te worden gewijd. Vaak bestond zo’n tuil alleen uit bloeiende exemplaren van het Boerenwormkruid. In Salland en de Achterhoek heet de plant Reinevaar, en in Zuid-Limburg spreekt men van Reinvaren. Deze namen zijn volgens ons van Duitse oorsprong, waar zij Rainfarn genoemd wordt, en het is duidelijk dat de namen in de genoemde Nederlandse gebieden zijn overgenomen en verbasterd tot Reinevaar en Reinvaren. Trouwens de taal- en spraakgrens tussen deze gebieden is nooit scherp getrokken geweest. In de vroege middeleeuwen heette zij in het Duitse taalgebied Rainevane, Reinefano, en bij Hildegard von Bingen Reynfan. De naam Rainfarn is een verbastering van de genoemde middeleeuwse namen, zoals Reinevane. Dit ‘farn’ in plaats van ‘fan’ was voor de landelijke bevolking begrijpelijker, want de geveerde bladeren hebben iets weg van die van varens. In de loop der eeuwen werd het fan niet meer gebruikt en werd en bleef het Rainfarn. Zo vinden we bij Dodonaeus (1608) de naam Reynvaer, maar in ‘Den grooten Herbarius’ van 1514 staat zij nog genoemd als Reinvaen.

De naam is aldus te lezen: een plant die als een vaan of vlag aan de reen of rein staat. Dit rein of reen beduidt een berm, een verhoogde zoom of grens tussen twee akkers. In het Duits betekent Rain eveneens berm, en Fahne vaan. In Twente komt volgens de opgave van Heukels de naam Gingber voor. Wat betekent deze naam? Heeft het iets met gember te maken en/of met het gebruik van het kruid in de eierkoeken om de smaak te verhogen?

Boerenwormkruid wetenschappelijk

Chrysanthemum of Tanacetum vulgare bevat 0,1-0,3 % vluchtige olie, vooral in de bladeren en bloemknoppen. De gedroogde bladeren bevatten 0,48-0,94 % vluchtige olie, de bloemknoppen 0,74-1,76 % en de stengel < 0,01 %. De vluchtige olie bestaat uit ongeveer vijftig componenten waarvan thujon, kamfer, borneol en 1,8-cineol van belang zijn voor de werking. Het oliegehalte en de samenstelling van de olie uit Chrysanthemum of Tanacetum vulgare varieert afhankelijk van de herkomst van de plant. De olie kan duidelijk één hoofdbestanddeel bevatten, maar ook meerdere componenten die in min of meer gelijke gehaltes voorkomen. Hoewel grote verschillen wat betreft de samenstelling van de vluchtige olie kunnen bestaan, zijn planten met verschillende samenstelling van de olie uitwendig morfologisch niet te onderscheiden. Vermeld wordt dat de vluchtige olie van Chrysanthemum vulgare tot 77 % thujon kan bevatten, waarvan 19 % alfa-isomeer en 58 % beta-isomeer. De JECFA geeft aan dat de vluchtige olie van Chrysanthemum vulgare gemiddeld ongeveer 50 % thujon bevat.

De vluchtige olie wordt gezien als belangrijkste werkzame stof in Chrysanthemum vulgare en heeft in vitro remmende effecten op bacteriën en schimmels. De geur van de olie en de bloemen van Chrysanthemum vulgare is afschrikwekkend voor insecten(18).

Chrysanthemum vulgare wordt gebruikt als middel om insecten, vlooien en luizen uit huis te verdrijven en bij de productie van likeuren. In de volksgeneeskunde wordt het kruid gebruikt als antiwormmiddel en abortivum en bij aandoeningen aan het maagdarmstelsel, gebrek aan eetlust, problemen met urineren, dysmenorroe, jicht, reuma, zenuwpijn, migraine, hysterie, nervositeit, slapeloosheid en duizeligheid.

 Uitwendig wordt het kruid gebruikt als concentraat of zalf bij respectievelijk scabiës en jeuk aan de anus, en als badextract ter ondersteuning van de behandeling van reumatische klachten. Als doseringen bij inwendig gebruik worden 1-2 gram als aftreksel en 2-4 gram als poeder aangegeven. Het is niet duidelijk aangegeven wat de dagdosis is. De olie van Chrysanthemum vulgare wordt in de volksgeneeskunde gebruikt bij infecties in het maagdarmstelsel,gewrichts- en reumatische pijn, maagkrampen, duizeligheid, wormen en dysmenorroe. 

Uitwendig wordt het gebruikt bij jicht en reuma en bij verwondingen. Aangegeven wordt dat het gebruik als antiwormmiddel niet meer te rechtvaardigen is, omdat er tegenwoordig betere middelen zijn. De werkzaamheid van de overige toepassingen is wetenschappelijk niet aangetoond. De bloemen van Chrysanthemum vulgare worden gebruikt om insecten, luizen en vlooien uit bijvoorbeeld bedden en hondenhokken te verdrijven. Daarnaast worden de bloemen in de volksgeneeskunde gebruikt bij spoelworminfestatie, oxyuriasis, spastische colitis, maagpijn, nervositeit en hysterie. Als dosering wordt hierbij meermaal daags 1-3 gram aangegeven. Een maximumdosis wordt hierbij niet vermeld. Voor uitwendig gebruik wordt 40 gram bloemen gekookt in 1 liter zout water. De werkzaamheid bij deze toepassingen is niet aangetoond. Als bijwerking van het gebruik van Chrysanthemum vulgare wordt het mogelijk optreden van contactsensibilisatie genoemd. Het gebruik van Chrysanthemum vulgare als geneeskrachtig kruid wordt niet aangeraden vanwege de risico’s die het kruid met zich meebrengt doordat met name de olie van Chrysanthemum vulgare toxisch is.

Verschillende gevallen van vergiftiging met Chrysanthemum vulgare zijn beschreven. Bij misbruik van Chrysanthemum vulgare-olie om bijvoorbeeld abortus op te wekken, zijn vergiftigingen met letale afloop gerapporteerd. Symptomen zoals braken, buikpijn, ontstekingen aan het maagdarmkanaal, bewustzijnsverlies, tonisch-clonische spasmen, roodheid van het gezicht, niet reagerende pupillen, gezichtsstoornissen, epileptische aanvallen, versnelde ademhaling, onregelmatige hartslag, bloedingen van de baarmoeder, nier- en leverschade en pupilverwijding worden hierbij vermeld. Abortus vond slechts in enkele gevallen plaats(18,29). Sterfte kan optreden door het stoppen van de bloedcirculatie of de ademhaling of door orgaanschade(106).

JECFA (1981) WHO/FAO Joint Expert Committee on Food Additives. Toxicological evaluation of certainfood additives and contaminants. Thujone. WHO Food Additives Series 16. 107 Opinion of the Scientific Committee on Food on Thujone (expressed on 2 December 2002). Via internet http://ec.europa.eu/food/fs/sc/scf/out162_en.pdf

zondag, juli 17, 2022

Origanum, zomervreugde langs de Maas.

Wilde oregano (Origanum vulgare) behoort tot de groep van Lamiaceae waartoe ook rozemarijn, tijm en munt behoren. Origanum is de klassieke Griekse naam afgeleid van de woorden ‘Oros’ (‘berg’) en ‘Ganos’ (‘vreugde’) woorden die verwijzen naar de mooie verschijning in de bergen, ofwel van ‘Origanon’ dat ‘bitter kruid’ betekent. 

Wilde oregano (Origanum vulgare), verwarrend genoeg meestal “wilde marjolein” genoemd, is een kruid dat rijk is aan het fenol carvacrol dat  zich kenmerkt door een pittige bittere smaak met een lichte warmtesensatie. Dit in tegenstelling tot Origanum majorana of echte marjolein dat ook wel zoete oregano wordt genoemd en veel in de keuken wordt gebruikt, maar minder rijk is aan therapeutische substanties. 

De meest krachtige wilde origanumvariëteiten groeien in de oostelijke mediterrane berggebieden op een kalkrijke grond. Carvacrol is de meest onderzochte inhoudsstof en synthetisch carvacrol wordt al meer dan vijftig jaar gebruikt in reinigingsmiddelen als lysol en Listerine om instrumenten en werkoppervlakken te desinfecteren. Heden ten dage is de interesse in de oorspronkelijke plantensubstanties weer actueel, omdat de resistentie van bacteriën en schimmels tegen moderne medicijnen als antibiotica ons nopen nieuwe oplossingen te vinden. 

Vele plantaardige substanties blijken in meer of mindere mate een breedspectrum therapeuticum te zijn tegen zowel bacteriën, gisten, schimmels, parasieten als virussen. Wilde oregano-olie lijkt in dit opzicht een alleskunner. Veterinair onderzoek ten behoeve van de veeteelt en pluimveehouderij ziet mogelijkheden om het antibioticagebruik terug te dringen middels het gebruik van wilde oregano-olie in voeders. De humane voedingsindustrie is meer geïnteresseerd in wilde oregano-olie als natuurlijk conserveermiddel. De oude Egyptenaren gebruikten oregano al om voeding te conserveren en wonden te reinigen. De oude Grieken pasten het ook toe bij hoofdpijn, zweren, longziekten, astma en spasmen. In het huidige Griekenland wordt thee van oregano als volksmedicijn gebruikt bij verkoudheden, keelpijn, griep, maagzweren en andere maag-darmklachten.

Nu de bloeiende planten plukken en drogen om zowel in de keuken als in de geneeskunde te gebruiken. Spijsverteringbevorderend, bacteriedodend en immuunstimulerend. Mensen, mensen, wat moeten we nog meer?

zaterdag, juli 02, 2022

Kruidenstage. Pepermunt oogsten en distilleren.

De eerste dag van onze kruidenstage. We verblijven in 2 gites in de ferme du Bloudon. In de vroege ochtend wordt er al pepermunt geoogst om deze planten vandaag nog te distilleren om etherische olie te verkrijgen. Een straffe olie die luchtwegen, ogen en huid kan prikkelen en dat ondervinden we ook in de namiddag tijdens het distilleren.

Pepermuntthee en pepermuntolie worden van oudsher gebruikt bij maag en darmklachten, dyspepsie, misselijkheid, winderigheid, enteritis, gastritis, diarree, galproblemen, galstenen en bij verkoudheid.

Pepermuntolie verlicht ook klachten van een spastische dikke darm. Pepermuntolie wordt uitwendig (verdund) gebruikt bij spanningshoofdpijn, neuralgie, spierpijn, gewrichtspijn en jeuk. Ook is pepermuntolie (in combinatie met eucalyptusolie en eventueel lavendelolie) effectief gebleken bij hoofdluis. Bij neusverkoudheid, een verstopte neus kan pepermuntolie aan een dampbad worden toegevoegd of (verdund) op de borst worden gesmeerd. Niet dat de neusverstopping minder wordt, maar het geeft wel het subjectieve gevoel beter te kunnen ademen. 

Pepermuntolie heeft een antivirale werking en remt het herpes simplex virus. Eventueel in combinatie met tea tree olie (of kruidnagelolie), helpt munt mogelijk ook tegen opkomende koortsblaasjes. Het wetenschappelijke bewijs dat pepermunt(olie) werkt bij gezondheidsklachten is vooralsnog het best onderbouwd voor (functionele, non-ulcer) dyspepsie, intestinale dysbiose en spastische dikke darm (IBS).

Wat geschiedenis van de muntplant

Munt, mint, muntje, mentha. Het zit niet alleen in tandpasta of in snoepjes, maar is een echte, groene plant. En zijn gebruik begon al heel lang geleden. Bij Ovidius bijvoorbeeld die beschreef hoe de dochter van de watergod, Menthe of minthe genaamd, door de god van de onderwereld bemind werd maar door diens jaloerse echtgenote in een plant veranderd werd. Die goden toch, maar zo kunnen wij nu toch genieten van al die frisse munten en die vreemde verhalen.

Andere coryfeeën uit die tijd, Hippocrates en Dioscorides op kop, noemden de munt vaak in hun geschriften over geneeskunde. Plinius schreef het gebruik ervan voor in 41 geneeskrachtige dranken en in sommige daarvan werd het kruid apart genoemd als maagmiddel, versterkend middel en carminatief. De Romeinse soldaten verbreidden de muntplanten over het gehele Romeinse rijk. Reeds in de negende eeuw werd dit kruid in vele Europese kloostertuinen gekweekt. In de Middeleeuwen werden muntbladeren niet alleen in de keuken gebruikt, maar het verpulverde blad diende ook om de tanden wit te maken, mondzweren te genezen, beten van dolle honden te helen, de pijn van wespensteken te verlichten, te voorkomen dat de melk zou stremmen en om ratten en muizen te verjagen.