zaterdag, augustus 24, 2024

Mellie Uyldert en de bramen

Er is in onze tijd een groeiend terugverlangen naar het natuurlijk leven. Men wil niet langer gevangen zitten in steriele flats....Dit citaat lijkt vandaag geschreven maar dateert van 1970, en staat te lezen op de achterflap van een boek van Mellie Uyldert. Ondertussen is dat dus 54 jaren geleden en ook toen wou men weer romantisch terug naar de natuur. 
Er is in die 54 jaar technisch gezien onvoorstelbaar veel verandert, maar toch lijkt er, gelukkig, in de mens een natuurgevoel te blijven bestaan.

Dat boek van Mellie Uyldert, waar ik het nu over heb, noemt Plantenzielen, het was zowat 20 jaar geleden dat ik het nog echt gelezen had, maar in melancholische momenten heb ik de neiging om dat soort spirituele kruidenboeken nog eens, wel met gemengde gevoelens, ter hand te nemen en te lezen. Als nuchter mens lijken mij de feiten die er beschreven worden nogal twijfelachtig maar de fantastische, sprookjesachtige sfeer, die uit het boek zweeft, wil ik af en toe wel graag ondergaan.
In haar 'nieuwe' boek schrijft de achterflap, behandelt Uyldert tal van onderwerpen, die U tevergeefs in andere kruidenboeken zoekt. En dat is waar, zij beschrijft het geheime leven van de hondsdraf, de wijnruit en de klimop. Heeft het over het zieleleven van de planten, over boomgeesten, over vriendschap en vijandschap in de moestuin en over planten die vuurvast maken. Even straf als onze hedendaagse Harry Potter.
Zelf lees ik zulke boeken om de mooie historische en folkloristische gegevens over planten, die je zeker bij ons in andere boeken weinig terugvindt en die bij Mellie Uyldert op een doorleefde manier beschreven worden. Maar het lezen van deze filosofische kruidenboeken, zal ik ze maar noemen, zorgt ook voor evenwicht met de vele wetenschappelijke, rationele literatuur die ik moet en graag wil lezen.

Een aangepast citaat: Braamstruik spiritueel bekeken
Langs bosranden, op de hei en in de duinen staan wilde braamstruiken. Hun blad is nu bruin en hun lage, in de wind zwaaiende loten, schuren met de harde kanten over elkaar. Wenn die Brombeeren rasseln im Winde, zeggen de Duitsers, dan wordt de winter streng. Pas op, als je er langs gaat, dat hun scherpe, iets gebogen en omlaag gerichte stekels zich niet vasthaken in je kleren of je hand open scheuren! Een braamhaag is de beste bescherming voor een plek die men ontoegankelijk wil houden.
Daarom heeft men er vanouds heilige plaatsen mee omringd. Maria im Dornhag heet vaak een oude heilige plek, waar men later een Mariabeeld op heeft geplaatst.
Maar niet alleen als wapen dienen die stekels: zie hun rode gloed! Zij geleiden de vuurkracht, die de op aarde neerdalende levensgeest met zich voert. Zo staan de braamstruiken als vurige ridders om hun vorst heen en geven zijn kracht door. Het brandende braambos! Waar bramen groeien, daar is een plaats van kracht.

De braamstruik (Rubus fructicosus) behoort bij de mens op aarde, die de ontvangen kracht gebruikt in de menselijke daad. Het menselijke blijkt uit de vijftallige bloemen, zoals die van de wilde roos, de appel en andere familieleden: vijf is het getal van de mens. De vijfpuntige ster die naar boven wijst, is het teken van de opstrevende mens, die in de vijfhoek past, wanneer hij met de armen schuin omhoog en wijdbeens staat. In oude inwijdingsgrotten vindt men een vijfhoek in de rotswand uitgehouwen, waarin de mens bij zijn inwijding moest gaan staan. De mens heeft ook twee maal vijf tenen en twee maal vijf vingers, waarmee hij de aarde grijpt en de ruimte. Vijf is het getal van de wil. Het blad van de braam is soms drie-, soms vijf- soms zeven-tallig. Een vijftallig samengesteld blad is als een hand: de macht van de mens over de stof. Elke zomer maakt de braamstruik nieuwe lange loten, die letterlijk om zich heen grijpen. Vindt een jonge loot een
hoog aangrijpingspunt in heg of boom, dan groeit zij opwaarts, maar raakt zij de aarde, dan ontwikkelt zij op die plek wortels, die in de aardbodem dringen en zo een nieuwe plant doen ontstaan. Zo stemt de braamstruik met die mens overeen, die zowel in het geestelijke als in het aardse leven actief is.

Van die jonge loten kan men thee trekken tegen huiduitslag. Van de verse loten, bladen en bloemen trekt men met kokend water een goed spoel- en gorgelwater voor gevallen van keel- en mondpijn, amandelontsteking, gezwollen tandvlees en aften. De vuurkracht doodt ziektekiemen en het looizuur trekt slijmvliezen en tandvlees samen. (Mars en Saturnus). Dit looizuur verbindt de denkpool en de levenspool van de min of meer gespleten mens en maakt hem weer uit één stuk!
Het versterkt de zenuwen, o.a. die van de spijsvertering, het droogt het al te waterige (lymfatische, vegetatieve, maan-achtige) op, en daarom in de braambladthee ook goed tegen diarree, witte vloed en slijmhoest. In de laatste maand van de zwangerschap gedronken, versterkt de braambladthee de spieren die straks het kind moeten uitdrijven en zal daardoor de bevalling verlichten en versnellen.
Het verse braamblad kan men met de witte onderkant op huiduitslag leggen teneinde het kwaad eruit te trekken.
De vruchten, dus de bramen, zijn rijk aan vitaminen en mineralen een heerlijk voedsel. Het sap versterkt de vaatwanden. Zo kan de mens de krachten van de braam overnemen om zichzelf en anderen te versterken. Maar luister ook naar haar ritselend verhaal van oude tijden die gaan terugkomen, van braamhagen of heilige plaatsen van kracht. Ga over het veld en luister. Die Bromheeren rasseln im Winde.

Mellie Uyldert wist nog niks van anthocyanen en anti-oxidanten, maar ze wist dus wel dat braamsap én begeestering goed is voor hart, bloedvaten en voor nog veel meer. En ja, de braamstruiken groeien steeds forser, opdringerig of... willen ze ons wat vertellen? Gebruik ons, mensen, jullie hebben ons nodig.


woensdag, augustus 21, 2024

Hop in de menopauze

De menopauze wordt best omschreven als de periode, waarin een vrouw, omwille van een verminderde productie van oestrogenen en progesteron door de eierstokken, overgaat van een vruchtbare naar een onvruchtbare toestand. Gemiddeld worden vrouwen hiermee geconfronteerd rond hun 50ste levensjaar. De zogeheten 'overgang' - die geen ziekte is, doch een natuurlijk verschijnsel - duurt een aantal jaren. De menopauze kan ingedeeld worden in twee stadia, de peri-menopauze en de post-menopauze. In de peri-menopauze voelt de vrouw de eerste menopauzale symptomen, o.a. warmte-opwellingen, die veroorzaakt worden door ongewone schommelingen in de hormoonspiegels en gepaard gaan met zeer onregelmatige menstruatiecycli. De post-menopauze begint zodra er 12 maanden verlopen zijn sinds de laatste menstruatie. Het overgangsproces gaat bij vele vrouwen gepaard met een reeks symptomen en ongemakken: warmte-opwellingen en zweetopstoten ('vapeurs'), slaapstoornissen, structurele veranderingen in blaas en vagina, sterk verminderde libido, stijgende risico's op hart- en vaatziekten, vermindering van botdensiteit (osteoporose of botontkalking) met een verhoogde kans op breuken van heupen, benen en armen.

Hormonale suppletietherapie ter discussie
Medicalisering van de menopauze is een 'hot' item. Een vrouw kan verwachten dat ze gemiddeld zowat 30 jaar na de menopauze zal doorbrengen. Voor een gezond, actief en volwaardig post-menopauzaal leven dient de vrouw inspanningen te leveren, hetzij door aanpassing van de levenswijze, waaronder voeding, hetzij door inname van extra-voedingssupplementen en/of behandeling met geneesmiddelen. Een adequaat middel voor bestrijding van de symptomen, die gepaard gaan met de menopauze, is de welbekende hormonale suppletietherapie (HST), waarbij vrouwen, meestal via orale weg, een lage dosis semi-synthetische hormonen innemen. Echter, op 9 juli 2002 werd, door het Amerikaanse Women's Health Initiative (WHI), een grootscheepse, lange termijn-studie (8,5 jaar) over de vóór- en nadelen van HST, waarbij 16.608 menopauzale vrouwen (50-79 jaar) betrokken waren, na 5,2 jaar stopgezet (1). Immers, de risico's op invasieve borstkanker, hartslagaderbreuk, beroerte en longembolie waren significant verhoogd. De voordelen met betrekking tot een geringere kans op heupfracturen en kankers van de dikke darm en de baarmoeder wogen hiertegen niet op (2). Bovendien publiceerde de federale regering van de Verenigde Staten op 11 december 2002 haar tweejaarlijks Report on Carcinogens, waarbij de steroïdale oestrogenen, gebruikt in HST en in orale contraceptiva, als groep bij de officiële lijst van 'bekende menselijke carcinogenen' gevoegd werden (3). In het rapport worden de verhoogde risico's op kankers, vooral borstkanker, uitgebreid besproken

De resultaten van de Britse Million Women Study, waarbij 1 miljoen menopauzale vrouwen betrokken waren, werden zeer recent gepubliceerd in het toptijdschrift Lancet (4). Het besluit van deze grootste studie ooit naar het verband tussen HST en borstkanker was dat HST (combinatie van oestrogenen en progestagenen) de kans op borstkanker verdubbelde, tegenover een 30%-stijging voor HST met enkel oestrogenen. Gedurende de jongste 10 jaar werden 20.000 extra-gevallen van borstkanker vastgesteld bij Britse vrouwen tussen 50 en 64 jaar, te wijten aan langdurige toepassing van HST. Er wordt aan dokters aangeraden jaarlijks met hun patiënten HST te bespreken en het verhoogd risico op borstkanker, dat reeds optreedt na 2 jaar therapie, af te wegen tegen het verlaagd risico op baarmoederkanker. De huidige strategie van dokters kan eveneens beïnvloed worden door een Amerikaanse studie, die pas gepubliceerd werd in het hoogst gewaardeerde medisch vakblad in de wereld, New England Journal of Medicine (5). Een significante stijging van het risico op hartziekten werd genoteerd tijdens het 1ste jaar van combinatie-HST. Voorheen werd geoordeeld dat HST vrouwen zou beschermen tegen hartziekten.

Deze recente vaststellingen hebben, niet enkel in de Verenigde Staten, doch wereldwijd (ook in ons land) zowel dokters, als patiënten ongewoon sterk aangegrepen. De markt voor HST-producten is in de Verenigde Staten en Engeland ineengestort en er kan gesteld worden dat HST momenteel enkel nog kan ondersteund worden in zeer ernstige gevallen van menopauzale klachten en osteoporose bij vrouwen met een beperkt kankerrisico. Voor langdurig gebruik van HST is er geen plaats meer, zeker niet wanneer de behandeling als preventie bedoeld is.

Beheersing van menopauzale symptomen met oestrogene planten
In deze ernstige gezondheidsproblematiek kan de natuur bijzonder goede diensten bewijzen. Vele planten bevatten namelijk zogenoemde fyto-oestrogenen ('fyto' betekent 'plant-afgeleid'), dit zijn niet-steroïdale inhoudsstoffen, die structurele gelijkenis vertonen met endogene oestrogenen en die de werking ervan nabootsen. Fyto-oestrogenen kunnen op natuurlijke wijze het hormonentekort in menopauzale vrouwen aanvullen en de menopauzale symptomen helpen verlichten (6). Belangrijk bijkomend voordeel is dat, gezien de hormonale activiteit van fyto-oestrogenen veel zwakker is dan die van lichaamseigen hormonen, de invloed op hormoon-afhankelijke kankers, zoals borst- en baarmoederkankers, afgezwakt wordt.

Planten, die rijk zijn aan oestrogenen, komen normaal niet als dusdanig voor in onze voeding, zodat ze enkel kunnen opgenomen worden onder vorm van afgeleide producten of voedingssupplementen. Het blijkt duidelijk dat menopauzale vrouwen massaal overschakelen van HST op alternatieve preparaten op basis van natuurlijke fyto-oestrogenen met een geschikt veiligheidsprofiel. Tal van klinische studies ondersteunen de werkzaamheid van fyto-oestrogenen met betrekking tot symptomen van de menopauze, terwijl er ook sterke epidemiologische aanwijzingen zijn over een oorzakelijk verband tussen een typisch Aziatisch voedingspatroon, waarin oestrogeen-rijke soja een belangrijke rol speelt, en de geringe incidentie van hormoon-afhankelijke kankers en menopauzale klachten bij Aziatische vrouwen.

Er zijn slechts een beperkt aantal oestrogene planten, die regelmatig gebruikt worden bij behandeling van menopauzale symptomen. In België zouden een 20-tal fyto-oestrogene preparaten commercieel beschikbaar zijn, afgeleid van soja (Glycine max L., isoflavonen, zoals genisteïne en daïdzeïne), rode klaver (Trifolium pratense L., coumestrol als actief fyto-oestrogeen), zwarte zilverkaars (Cimicifuga racemosa L.), kuisboom of monnikspeper (Vitex agnus-castus L.) en yam (Dioscorea villosa L.)

Hop (Humulus lupulus L.)
In 1999 publiceerde de onderzoeksgroep van prof. dr. Denis De Keukeleire van de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen, Universiteit Gent, voor het eerst dat hop het sterkste fyto-oestrogeen in de natuur bevat, namelijk 8-prenylnaringenine, ook hopeïne genoemd, behorend tot de klasse van de polyfenolen, meer specifiek tot de subklasse van de prenylflavonoïden (7). Deze revelerende en intrigerende vinding werd inmiddels door 5 onafhankelijke onderzoeksgroepen uit Duitsland, Engeland en Japan bevestigd (8). Bovendien heeft een Japanse onderzoeksgroep gevonden dat hopeïne een krachtige werking bezit tegen botontkalking (9), terwijl aan een Frans onderzoekscentrum aangetoond werd dat hop warmte-opwellingen sterk reduceert (10). Hopeïne lijkt dus wel een 'wondermolecule' te zijn voor menopauzale vrouwen. Bovendien is er in hop nog een ander bestanddeel aanwezig, xanthohumol, dat, zoals hopeïne, behoort tot de groep van de prenylflavonoïden, doch, in tegenstelling tot hopeïne, geen oestrogene activiteit vertoont. Aan het Duitse Centrum voor Kankeronderzoek te Heidelberg werd de anti-kankerwerking van xanthohumol in detail bestudeerd in het kader van een omvangrijke studie, waarbij meer dan 2.000 plantaardige verbindingen onderzocht werden aan de hand van een 20-tal anti-kankertesten. Enkel xanthohumol was actief in alle testen, wat de uitzonderlijke waarde van deze hopverbinding illustreert. Xanthohumol vertoont een opmerkelijk breed spectrum van inhibitiemechanismen bij initiatie, promotie en progressie van kankers (11).


De voedingssupplementen vervaardigd uit hop, die thans op de markt zijn, richten zich op de kalmerende (sedatieve) werking van de plant. Meestal gaat het om combinaties met andere planten, zoals valeriaan en citroenmelisse. Zowat 1% van de wereldproductie aan hop (99% is bestemd voor de brouwerijen) wordt als zodanig gebruikt ofwel onder vorm van een eenvoudig waterig-alcoholisch extract. Er is slechts één registratie van hop als fytotherapeuticum bekend, namelijk in de Duitse Farmacopee. De indicaties worden in de monografie Lupuli strobulus beschreven als rustgevend en slaapbevorderend.

Originele toepassingen van hop bij bestrijding van menopauzale symptomen
In het licht van de huidige kennis lijkt exploitatie van de bijzonder sterke oestrogene eigenschappen van hop als voedingssupplement en, op iets langere termijn, als fytotherapeuticum, aangewezen. In eerste instantie kunnen menopauzale symptomen en klachten verholpen worden, terwijl de mogelijke proliferatieve werking van hopeïne opgeheven wordt door de anti-proliferatieve activiteit van xanthohumol. Hiertoe dienden bepaalde hopcultivars geselecteerd, die bijzonder rijk zijn aan prenylflavonoïden. Een hoogtechnologische extractiemethode werd geoptimaliseerd, teneinde maximale oestrogene kracht en anti-kankerwerking te bekomen. Het proces van de hopplant tot het voedingssupplement wordt gevolgd via hoogwaardige analytische procedures, terwijl de kwaliteit gegarandeerd wordt door het inschakelen van zeer selectieve en gevoelige bioassays, die enerzijds de oestrogene activiteit exact bepalen, anderzijds de kanker-chemopreventieve werking bekrachtigen.

Referenties
1. Writing Group for the Women's Health Initiative Investigators. Risks and benefits of estrogen plus progestin in healthy postmenopausal women. Journal of the American Medical Association 288:321-333 (2002). S. Ramsay. Trial of HRT to prevent CHD halted early because of increased harm. Lancet 360:146-146 (2002).
2. The American College of Obstetricians and Gynecologists (ACOG; www.acog.org), zie: http://www.acog.org/from_home/publications/press_releases/nr08-30-02.cfm.
3. The Report on Carcinogens, 10th Edition, zie: http://ntp-server.niehs.nih.gov/.
4. The American College of Obstetricians and Gynecologists. Use of botanicals for management of menopausal symptoms, zie: http://www.acog.org/from_home/publications/misc/pb028.htm.
5. V. Beral and the Million Women Study collaborators. Breast cancer and hormone replacement therapy in the Million Women Study. Lancet 362:419-427 (2003).
6. H. N. Hodis et al. Hormone therapy and the progression of coronary-artery atherosclerosis in postmenopausal women. New England Journal of Medicine 349:535-545 (2003).
7. S. R. Milligan, J. C. Kalita, A. Heyerick, H. Rong, L. De Cooman, D. De Keukeleire. Identification of a potent phytoestrogen in hops (Humulus lupulus L.) and beer. Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism 84:2249-2252 (1999). Vervolgpublicaties: R. S. Milligan, J. C. Kalita, V. Pocock, V. Van de Kauter, J. F. Stevens, M. L. Deinzer, H. Rong, D. De Keukeleire. The endocrine activities of 8-prenylnaringenin and related hop (Humulus lupulus L.) flavonoids. Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism 85:4912-4915 (2000). S. R. Milligan, J. C. Kalita, V. Pocock, A. Heyerick, L. De Cooman, H. Rong, D. De Keukeleire. Oestrogenic activity of the hop phyto-oestrogen, 8- prenylnaringenin. Reproduction 123: 235-242 (2002).
8. N. G. Coldham, M. J. Sauer. Food and Chemical Toxicology 39:1211-1224 (2001). S. Gester et al. Tetrahedron 57:1015-1018 (2001). O. Zierau et al. Planta Medica 68:449-451 (2002). O. Schaefer et al. Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology 84:359-360 (2003). T. Takamura-Enya et al. Food and Chemical Toxicology 41:543-550 (2003).
9. M. Miyamoto, Y. Matsushita, A. Kikokawa, C. Fukuda, Y. Iijima, M. Sugano, T. Akiyama. Estrogenic effects of 8-isopentenylnaringenin on bone metabolism, Planta Medica 64: 769-769 (1998).
10. P. Goetz, Traitement des bouffées de chaleur par insuffisance ovarienne par l'extrait de houblon (Humulus lupulus). Revue de Phytothérapie Pratique (4):13-15 (1990).
11. C. Gerhauser, A. Alt, E. Heiss, A. Gamal-Eldeen, K. Klimo, J. Knauft, I. Neumann, H. R. Scherf, N. Frank, H. Bartsch, H. Becker. Cancer chemopreventive activity of xanthohumol, a natural product derived from hop. Molecular Cancer Therapeutics 1: 959-969 (2002).


Prof. dr. Denis De Keukeleire

Universiteit Gent, Faculteit Farmaceutische Wetenschappen, Vakgroep Geneesmiddelenleer , Laboratorium voor Farmacognosie en Fytochemie



 


   

dinsdag, augustus 20, 2024

Minou

 

Een dag na de dood van mijn Minou. Mijn kat dus. Verwondering bij mezelf over het verdriet dat blijft vreten. Ik zoek troost bij mijn vriendin, bij lieve buren, bij facebook en bij niets vermoedende on-kruiden. Haagwinde de plant die nooit opgeeft en klein kaasjeskruid het broodje uit mijn jeugd. Niet dat dit soort planten wonderen verrichten tegen verdriet, ze zijn eerder bezigheidstherapie. Dus kijken, fotograferen en schrijven maar.

Dus over haagwinde, niet direct de lievelingsplant van tuinmensen maar de witte wortels weten wel wat overleven is en de bijna doorzichtige bloemen zijn witte wonderlijke schoonheden. Als geneeskruid wordt de plant niet veel meer gebruikt maar de wortels zijn in het verleden wel als laxeermiddel in gebruikt geweest. En in winden en binden zijn ze ook meesters.

Kaasjeskruiden daarentegen voelen over het algemeen zacht aan, het zijn dan ook echte slijmstofplanten. Planten die verzachtend zijn voor de luchtwegen en.... wat zachtheid, troost kan ik nu goed gebruiken. Zijn katten juist niet populair om hun aaiende troostkwaliteiten. Minou, mijn kat, misschien tot ooit ergens anders.


woensdag, augustus 14, 2024

Bijvoet wetenschappelijk bekeken

Artemisia vulgaris, een plant die een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van de Europese geneeskunde, werd in de Middeleeuwen de ‘moeder van de kruiden’ genoemd en onder meer gebruikt bij de behandeling van gynaecologische en urologische aandoeningen en ziekten van het maag-darmkanaal. De plant neemt een belangrijke plaats in, zowel in Europa als in Aziatische landen, voornamelijk China en India.

Momenteel is A. vulgaris het onderwerp van talrijke fytochemische en farmacologische onderzoeken. Fytochemische studies hebben de rijke samenstelling van de bovengrondse delen van deze plant bewezen, die bestaat uit sesquiterpenoïde lactonen, flavonoïden en coumarines, en een essentiële olie gemaakt van kwalitatief variabele componenten. Op hun beurt hebben farmacologische onderzoeken het bewijs geleverd van zeer waardevolle, voorheen onbekende biologische activiteiten van A. vulgaris, waaronder antioxiderende, hypolipemische, hepatoprotectieve, krampstillende, pijnstillende, bloeddrukverlagende, oestrogene, cytotoxische, antibacteriële en antischimmeleffecten. Vanwege de grote variabiliteit in de chemische samenstelling is deze soort ook onderworpen aan biotechnologisch onderzoek.

Een groot deel van dit onderzoek wordt uitgevoerd door niet-Europese onderzoekscentra. Dit komt omdat de soort wijd verspreid is over maar liefst vier continenten – Europa, Azië, Noord-Amerika en Zuid-Amerika – en er buiten Europa een grotere belangstelling voor deze soort bestaat. In Oost-Aziatische landen, voornamelijk China en Japan, maar ook in Europa staat deze soort bekend als specerij. In Europa is de huidige belangstelling voor de soort als specerij beslist niet zo groot als in Azië; het wordt echter steeds vaker gebruikt in de cosmetica-industrie. De tot nu toe bewezen biologische activiteiten van de A. vulgaris hebben de hoop doen rijzen op een heropleving voor deze middeleeuwse ‘kruidenmoeder’.

Antioxidant Effect

In 2008, scientists from Cairo (Egypt) evaluated for the first time the antioxidant activity of A. vulgaris. They found that the aqueous extract of the herb was able to scavenge 2,2-diphenyl-1-picrylhydrazyl (DPPH) radicals at IC50 = 11.4 μg/mL and nitric oxide (NO) radicals at IC50 = 125 mg/mL in the first part of the experiment. They also estimated total phenols, flavonoids, and flavonols as 19 ± 0.16 mg/g gallic acid equivalents and 7.96 ± 0.76 and 3.4 ± 0.0 mg/g rutoside equivalents, respectively. In the second part of the experiment, they observed a significant increase in the levels of ascorbic acid and glutathione, and an increase in the activity of superoxide dismutase in the blood of rats administered with the extract at a dose of 100 mg/kg body weight (BW). The results of the study showed that A. vulgaris exhibits antioxidant activity and can thus be helpful to treat oxidative stress-related diseases [8].

Some newer investigations documented the antioxidant activity of the whole plant [101], its aerial parts [102] and leaf extracts [59], and its essential oil [120].

Various modern techniques have been applied in the above studies. Oyedemi and Coopoosamy proved the strong antioxidant potential of the extracts of A. vulgaris obtained from South Africa based on lipid peroxidation, protein glycation, xanthine oxidase, and the sTable DPPH radical scavenging assays [101]. Ben Nasr et al. investigated the antioxidant potential of the aqueous extracts of Tunisian A. vulgaris using the following in vitro techniques: ABTS (2,2′-azino-bis(3-ethylbenzothiazoline-6-sulfonic acid assay), DPPH, hydroxyl, superoxide, and NO scavenging assays, ferric reducing power activity assay (for determining total antioxidant capacity), and thiobarbituric acid reactive species assay (for determining the inhibition of lipid peroxidation) [103].

Hypolipemic Effect

An extract obtained from the root of A. vulgaris was tested by a Hindu team. They analyzed the rats in which hyperlipidemia had been caused by the administration of a high-fat diet for a period of 30 days. In the following month, the rodents received a standard diet. The team found that the A. vulgaris root extract showed a significant lipid profile-normalizing activity. Total cholesterol (TC) was reduced to 180 mg/dL, triglycerides (TG) to 147.2 mg/dL, low-density lipoprotein (LDL) cholesterol to 126.3 mg/dL, and very low-density lipoprotein (VLDL) cholesterol to 28.2 mg/dL, while the level of high-density lipoprotein (HDL) cholesterol and atherogenicity indicator (AI) increased to 68 and 2.63 mg/dL, respectively, compared to the control group (TC = 282.23 mg/dL, TG = 243.2 mg/dL, LDL cholesterol = 209.16 mg/dL, VLDL cholesterol = 47.56 mg/dL, HDL cholesterol = 34.17 mg/dL, and AI = 8.2 mg/dL) [9].

The hypolipidemic and anti-inflammatory effects of the A. vulgaris extract were studied in hypercholesterolemic rats by a Chinese team. They induced hypercholesterolemia in rats by feeding them with a high-fat diet containing 3% cholesterol in olein oil, for 8 weeks. This led to a significant increase in the serum levels of triglycerides, TC, LDL cholesterol, malondialdehyde, NO, and tumor necrosis factor-α and a significant decrease in the serum level of HDL cholesterol, activity of hydroxymethylglutaryl-CoA reductase in the liver, and activity of paraoxonase-1 as compared to the normal control group. Treatment of rats with A. vulgaris extract at a dose of 100 mg/kg per day for 4 weeks normalized the serum lipid profile, significantly increased the paraoxonase-1 activity, and decreased the serum levels of malondialdehyde, NO, and tumor necrosis factor-α as compared to the high-fat diet-treated animals. Moreover, the extract caused a decrease in the activity of hydroxymethylglutaryl-CoA reductase as compared to both high-fat diet-treated animals and control ones [104].

Hepatoprotective Effect

In 2005, two teams from Pakistani universities in Karachi investigated the hepatoprotective properties of A. vulgaris herb extracts in in vivo studies on mice. They divided the test rodents into five groups and conducted an experiment. The first and second groups were administered with a saline solution; two hours later, the second group received an additional 700 mg/kg d-galactosamine and 1 μg/kg lipopolysaccharide, which caused liver inflammation as confirmed by elevated levels of hepatic function indicators—alanine aminotransferase (ALAT) and aspartate aminotransferase (ASPAT). The third, fourth, and fifth groups were given different, prophylactic, doses (from 150 to 600 mg/kg BW) of a crude hydromethanolic extract prepared from the aerial parts of A. vulgaris, and an hour later, received d-galactosamine and lipopolysaccharide. A significant reduction was noted in ASPAT and ALAT activities in plasma in all the three groups. The results observed in these groups were confirmed by a histopathological examination of the liver, which showed a decrease in cellular edema and apoptotic cell count, and no hyperemia of the hepatic parenchyma, relative to the second group [105].

Antispasmodic Effect

A group of researchers in Cardiff (UK) tested the extracts prepared from the herb of A. vulgaris for their activity toward biogenic amine receptors in the smooth muscles of the gastrointestinal tract and respiratory tract of guinea pigs. The antagonistic effects of chloroform and methanol extracts were determined using concentration–response curves for contractions of the trachea and the small intestine under the influence of 5-hydroxytryptamine, methacholine, histamine, and phenylethylamine. The team found that both extracts had an antagonistic effect on the H1 receptors and caused the relaxation of smooth muscles. Two main compounds were isolated from the chloroform fraction—yomogin and 1,2,3,4-diepoxy-11(13)-eudesmen-12,8-olide—of which the former showed significant antagonism toward the H1 receptor in the ileum [10].

Researchers in São Paulo (Brazil) studied the antinociceptive activity of A. vulgaris herb extracts and observed their antispasmodic effects. They demonstrated that in mice treated with 500 or 1000 mg/kg hydroethanolic extract, a 48% or 59% inhibition of abdominal contractions was caused by the acetic acid solution, respectively [11].

Bronchodilatory Effect

Khan and Gilani tested the antispasmodic, bronchodilatory, tracheorelaxant, and antidiarrheal activities of the crude extract of A. vulgaris in the isolated tissue preparations of rabbit jejunum and guinea pig trachea, and also analyzed the in vivo castor oil-induced bronchodilation. They found that the A. vulgaris extract exhibited a combination of anticholinergic and Ca2+ antagonist mechanisms, which seemed pharmacologically promising for the treatment of airways disorders. The authors supposed that alkaloids, coumarins, flavonoids, saponins, sterols, tannins, and terpenes are the compounds responsible for the concentration-dependent (0.03–10 mg/mL) broncholytic effect of the A. vulgaris extract [106].

Natividad et al. proved that the Philippines A. vulgaris medicinal plant exhibited antagonistic activity at selected biogenic amine receptors in the smooth muscles of the airways and gastrointestinal tract. The chloroform and methanol extracts of the plant showed histamine H1 antagonism in the ileum and trachea. The researchers indicated that yomogin (sesquiterpenoid lactone) was the compound responsible for these activities [10].

Analgesic Effect

The team from São Paulo (Brazil) also investigated the antinociceptive properties of a hydroalcoholic extract prepared from the aerial parts of A. vulgaris using a mice model. Two tests were performed by the researchers: a hot plate test to measure the central analgesic effect and a writhing test to measure the peripheral analgesic effect. In the hot plate test, the control group was given only water, while the test group received 500 or 1000 mg/kg of A. vulgaris extract. Mice given 20 mg/kg BW morphine were adopted as the positive control. The response time (response latency) was determined after placing the rodents on a plate heated to 55 °C. The time taken by the mice to respond was not found to decrease after the administration of the A. vulgaris extract. In the writhing test, the mice were divided into groups and were given water, 20 g/kg BW morphine, and the hydroalcoholic extract of A. vulgaris at doses of 100, 250, 500, and 1000 mg/kg BW. After 30 min, the rodents were administered with a 0.8% acetic acid solution and writhing episodes were determined for the next 10 min. No decrease in the number of episodes was observed with the extract administered at the doses of 100 and 250 mg/kg BW; however, a decrease was observed with the higher doses of the extract (i.e., 500 and 1000 mg/kg BW). The results proved that the tested extracts of the A. vulgaris herb had a moderate peripheral antinociceptive effect but not a central effect [11].

MAO Inhibitory Effect

Lee et al. (South Korea) isolated flavonoids (jaceosidine, eupafolin, luteolin, quercetin, apigenine) and coumarins (esculetin, esculetin-6-methylether, scopoletin) from 80% aqueous ethanol extracts of whole A. vulgaris plants, and indicated that these compounds are good inhibitors of mouse brain monoamine oxidase (MAO) enzyme. The compounds showed MAO inhibitory effects at the IC50 values of 19.0, 25.0, 18.5, 12.5, 1.0, 31.1, 32.2, and 45.0 µmol, respectively [107].

Antihypertensive Effect

The aqueous and chloroform extracts of the aerial parts of A. vulgaris were tested by two teams from the Philippines to determine the hemodynamic potential of the plant. They found that the administration of a 10% solution of the aqueous extract into the isolated perfused mesentery of rats effectively reversed the hypertensive effect induced by noradrenaline; however, the baseline blood pressure values and heart rate remained unaltered [12].

The Chinese team performed a systematic review of randomized controlled trials based on a review of articles published from 1980 to 2013 in databases (CENTRAL, Pubmed, CBM, CNKI, VIP, and online clinical trial registry websites). They exhibit that in randomized controlled trials, moxibustion (a traditional Chinese method that uses the heat generated by burning herbal preparations containing A. vulgaris to stimulate acupuncture points) showed lowering of the blood pressure compared to antihypertensive drugs by stimulation of acupoint KI 1. Meta-analysis showed superior effects of moxibustion plus antihypertensive drugs (like: Metoprolol, Nifedipine, Enalapril) on systolic blood pressure (WMD (weighted mean difference): −4.91 [−7.54, −2.28]) but no superior effects on diastolic blood pressure (WMD: −6.38 [−17.17, 4.41]) [108].

Estrogenic Effect

The flavonoids present in the aerial parts of A. vulgaris were evaluated for estrogenic activity by three scientific institutions from USA and South Korea in cooperation. Saccharomyces cerevisiae fungi containing an expression plasmid with the cDNA of the human estrogen receptor and a reporter plasmid with the α-galactosidase gene was used in the experiment. The estrogenic effect, 5% relative to 17-β-estradiol, was observed in the polar extract (extraction with ethyl acetate), whereas the less polar ethanolic extract showed no activity. After testing the individual flavonoids of the plant, it was observed that the transcription of the reporter gene was significantly induced by eriodictyol and apigenin. The activity was also found to be concentration-dependent [12].

Shaik et al. (India) confirmed the strong anti-implantation and estrogenic activities of the leaf extracts from A. vulgaris on female Wistar rats [109].

Cytotoxic Effect

A methanolic extract prepared from the aerial parts of A. vulgaris was tested by Turkish teams to analyze its cytotoxic effects on human cancer cell lines (MCF7—estrogen-dependent breast adenocarcinoma cell line, A549—non-small cell lung cancer cell line, HeLa—cervical cancer cell line), and normal cell lines (A7R5—vascular smooth muscle cell line, 293T—human embryonic kidney cell line transformed with SV40 large T antigen). Cytotoxic activity was assessed by real-time electrical impedance measurements. A statistically significant inhibitory effect was observed against MCF7 (IC50 = 190 ng/mL), HeLa (IC50 = 284 ng/mL), A7R5 (IC50 = 382 ng/mL), and 293T (IC50 = 317 ng/mL), whereas a weak influence was found on A549 (IC50 = 778 ng/mL) cells [14]. Saleh et al. from Saudi Arabia evaluated the toxicity of the essential oil extracted from the buds and leaves of the A. vulgaris plant, and characterized its growth inhibitory effects on cancer cells. The results demonstrated that the essential oil-induced apoptosis in HL-60 leukemic cell line was mediated by caspase-dependent pathways, involving caspase-3, -9, and -8, which were initiated by Bcl-2/Bax/Bid-dependent loss of mitochondrial membrane potential, leading to the release of cytochrome c to the cytoplasm to activate the caspase cascade. The results showed that the studied essential oils were more efficient in inducing apoptosis in different cancer cell lines than noncancerous cells. Based on these observations, the authors suggested that A. vulgaris might be a promising source of new anticancer agents [111].

The latest study from 2020 was performed by a Serbian team on methanolic extracts of the A. vulgaris plant. The researchers proved the genotoxic and cytotoxic activities of the extracts, both separately and in co-treatment with a known mutagen (mitomycin C). They used the cytokinesis-block micronucleus assay for measuring the micronucleus frequency in human peripheral blood lymphocytes and MTT assay as the proliferation test in SW-480 human colon cancer cells and human periodontal ligament stem cells used as control. The results of the cytokinesis-block micronucleus assay showed that both extracts significantly increased the micronucleus frequency in the peripheral blood lymphocytes treated with the A. vulgaris extract at all the tested concentrations (10, 50, 100, and 250 μg/mL), except the lowest one (10 μg/mL). The extracts induced cytotoxic activity only in co-treatment with mitomycin C after long-term exposure and did not significantly affect the viability of the human periodontal ligament stem cells. The researchers indicated that these activities were induced by the flavonoids and other phenolic compounds present in the plant [110].

Antifungal and Antibacterial Activities


Researchers from Romania investigated the antifungal activity of a commercial preparation of the essential oil extracted from the A. vulgaris herb against Candida albicans. The disk-diffusion method was used in the in vitro experiment. The observed inhibition zone measured 12.5 mm. The zone of the positive control, carried out with nystatin, measured 15.0 mm, while that of the negative control, carried out with an empty paper disc, measured 6.0 mm. The results thus confirmed the antifungal activity of the essential oil of the herb against C. albicans [15].

In 2006, Blagojević et al. from Serbia and Montenegro also studied the effects of A. vulgaris essential oil on various microorganisms. The oil was isolated from the aerial and underground parts of the plant by steam distillation. After 10- and 30-fold dilutions, the zone of inhibition of pathogen growth on paper filters was examined. The oil extracted from the aerial parts exhibited inhibitory activity against various bacteria (Escherichia coli, Salmonella enteritidis, Pseudomonas aeruginosa, Klebsiella pneumoniae, and Staphylococcus aureus) and fungi (C. albicans and Aspergillus niger), which was attributed to its high levels of 1,8-cineole and β-thujone. On the other hand, the oil extracted from the underground parts of the plant exhibited only a low activity against the listed pathogens, due to the low level of 1,8-cineole and the lack of β-thujone in the roots [16].

In another experiment, an aqueous leaf extract of A. vulgaris was found to exhibit antibacterial activity against the C and D serotypes of Streptococcus mutans [3].

Some recent studies also documented the antimicrobial activity of the whole plant and leaf extracts [102,113,121] as well as the essential oil of A. vulgaris [67,112].

Anti-Inflammatory Activity

El-Tantawy from Pakistan tested the anti-inflammatory and hypolipidemic effects of A. vulgaris extract in hypercholesterolemic rats. Hypercholesterolemia was induced in the rats by feeding them with a high-fat diet containing 3% cholesterol in olein oil, for 8 weeks. Treatment of these rats with A. vulgaris extract at a dose of 100 mg/kg per day for 4 weeks normalized the serum lipid profile, significantly increased the paraoxonase-1 activity, and decreased the serum levels of malondialdehyde, NO, and tumor necrosis factor-α as compared to the animals that received only high-fat diet. Moreover, the extract caused a significant decrease in the activity of hydroxymethylglutaryl-CoA reductase as compared to both high-fat diet-treated animals and control ones [104].

Afsar et al. from India studied the anti-inflammatory activity of a methanolic extract of A. vulgaris leaves using the cotton pellet granuloma method. The A. vulgaris extract was administered to rats (150–250 g BW) at doses of 200 and 400 mg/kg BW, respectively, after surgical insertion of cotton pellets into their groin region. The study was conducted following the guidelines of the “cotton pellet granuloma method.” The extract showed anti-inflammatory activity at both 200 and 400 mg/kg, whereas the results were more significant at 400 mg/kg compared with the control [115].

The latest study performed on the extracts of Tunisian A. vulgaris plants proved their moderate anti-inflammatory activity based on lipoxygenase inhibition assay [103].

Antiallergenic Effect

Olsen et al. from Denmark studied the specificity and efficacy of immunotherapy with A. vulgaris extracts on 25 patients having seasonal rhinoconjunctivitis for more than two years and only two clinically important allergies—either to A. vulgaris and Betula verrucosa or to A. vulgaris and Phleum pratense. Twenty patients completed two years of specific immunotherapy. Nine patients were treated with the extracts of A. vulgaris and 11 with the extracts of either B. verrucosa or P. pratense. Treatment with A. vulgaris was followed by a significant decrease in skin and eye sensitivity to A. vulgaris but not to B. verrucosa or P. pratense. No significant decrease was observed in medicine consumption or symptom scores. The patients treated with B. verrucosa or P. pratense experienced a significant decrease in skin and eye sensitivity to these organisms, but not to A. vulgaris, and showed a significant decrease in medicine consumption and symptom scores in the B. verrucosa or P. pratense season but not in the A. vulgaris season. The treatment was both effective and specific, with one unexplained exception that both patient groups (A. vulgaris and B. verrucosa or P. pratense) experienced decreased skin sensitivity to A. vulgaris [116].

Antimalarial Activity

Kodippili et al. from Sri Lanka investigated the antimalarial (both antiparasitic and antidisease) activity of the A. vulgaris extract. They assessed the antiparasitic activity of the extract at three doses (250, 500, and 1000 mg/kg) in vivo in the Plasmodium yoelii rodent malaria model, using distilled water as the negative control and Coartem as the positive control. In the 4-day suppressive assay, the oral administration of the extract at 500 and 1000 mg/kg significantly inhibited parasitemia by 65.16% and 51.46%, respectively. The antinociceptive activity of the extract was analyzed using the hot plate test, which indicated a central, supraspinally mediated response in relieving pain. The antidisease activity of the extract was further corroborated by the increased survival of the infected mice treated with the 500 mg/kg dose. The A. vulgaris extract was well tolerated by the mice over a period of 14 days (assay of subchronic toxicity), with no overt signs of toxicity or stress. Hepatotoxicity (evaluated in terms of the serum levels of glutamic–oxaloacetic transaminase and serum glutamic–pyruvic transaminase), renotoxicity (in terms of serum urea and creatinine), and hematotoxicity (in terms of total RBC, WBC, and differential leukocyte counts) were also ruled out. Based on these findings, the authors concluded that A. vulgaris leaf extract is orally active and nontoxic, and that A. vulgaris is a weed with the potential to act as a cheap source of the antimalarial plant [117].

Another team from the same center from Sri Lanka studied the ethanolic leaf extract of A. vulgaris for antiparasitic activity in Plasmodium berghei ANKA murine malaria model that elicits similar pathogenesis as falciparum malaria. The extract at doses of 500, 750, and 1000 mg/kg significantly inhibited parasitemia by 79.3%, 79.6%, and 87.3% respectively, in the 4-day suppressive assay. Chronic administration of the extract at high dose ruled out the overt signs of toxicity and stress as well as hepatotoxicity, renotoxicity, and hematotoxicity. Therefore, the authors claimed that the oral administration of a crude extract of A. vulgaris is nontoxic and induces antimalarial (antiparasitic) effects [118].

Anthelmintic Activity

Caner et al. from Turkey proved that the extracts of A. vulgaris and A. absinthium induce anthelmintic effects against trichinellosis (Trichinella spiralis) in rats. The results of trichinoscopy and artificial digestion showed that during the enteral (adult) phase of the illness, 300 mg/kg of methanol extracts prepared from the aerial parts of A. vulgaris and A. absinthium reduced the larval rate by 75.6% and 63.5% in the tongue, 53.4% and 37.7% in the diaphragm, 67.8% and 46.2% in the quadriceps, and 66.7% and 60.5% in the biceps–triceps muscles of rats, respectively. Furthermore, during the parenteral (encapsulated larvae) phase, 600 mg/kg dose of both the plant extracts decreased the larval rate by 66.4% and 59.9% in the tongue, 57.4% and 50.0% in the diaphragm, 47.6% and 43.7% in the quadriceps, and 60.2% and 46.4% in the biceps–triceps muscles of rats, respectively. In addition, antibody analysis showed that A. vulgaris extract can significantly reduce the antibody response [119].

Insecticidal Activity


The insecticidal activity of A. vulgaris was studied by a Hindu team from Tiruchirappalli in India. They exposed the larvae of Aedes aegypti (Egyptian mosquito, dengue virus vector) to various concentrations of the essential oil extracted from the A. vulgaris herb. Even at a low concentration of 10 ppm, insecticidal activity was observed after 24 h, while the best results were seen at a concentration of 500 ppm, where after 8 h of exposure to the oil solution, the larvae mortality rate was 100%. Thus, the study showed that the essential oil of A. vulgaris might serve as a potential insecticide [17].

The activity of essential oil obtained from the leaves and nanoparticles prepared with leaf extracts was evaluated by Lavor et al. from Brazil and Balasubramani et al. from India [122,123].

Furthermore, other teams have documented the effect of different raw materials against another insect species—Culex quinquefasciatus [124] and some stored product insects [125]

https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC7583039/

dinsdag, augustus 13, 2024

Mucuna en Parkinson

De ziekte van Parkinson (ZvP) is een zich geleidelijk aan ontwikkelende neurologische aandoening die wordt veroorzaakt door de afbraak van specifieke zenuwcellen in de hersenen. Met name de zwarte kern (substantia nigra) is aangedaan, waardoor er een tekort aan dopamine in het lichaam ontstaat met als gevolg verschijnselen als beven, spierstijfheid, problemen bij het lopen en bij de coördinatie. Er komen echter ook moeilijkheden op mentaal, emotioneel en cognitief gebied voor.

Mucuna pruriens (L.) DC. waarvan de bonen in de ayurveda, de traditionele Indiase geneeskunst, al eeuwenlang worden gebruikt voor de behandeling van stoornissen in het centrale zenuwstelsel, waaronder de ZvP  – staat in dit verband in de belangstelling. M. pruriens bevat naast een natuurlijke hoeveelheid levodopa [5] ook andere stoffen*, die mogelijk zelf werkzaam zijn bij de ZvP dan wel het effect van levodopa versterken met minder bijwerkingen dan de reguliere medicamenteuze behandeling. Dit bleek uit resultaten van de eerste pilot-onderzoeken met preparaten van M. pruriens. Deze inhoudsstoffen zouden niet alleen de plant, maar ook kwetsbare dierlijke en humane cellen tegen oxidatieve schade kunnen beschermen.

Oxidatieve stress bij de ziekte van Parkinson 
De exacte oorzaken voor het ontstaan van de ZvP zijn nog niet helder. Potentieel etiologische factoren als veroudering, genetische predispositie en toxische stoffen uit bijvoorbeeld de voeding of het milieu dragen bij aan specifieke kwetsbaarheden in de hersenen. De nieuwste wetenschappelijke inzichten duiden echter steeds meer op een gemeenschappelijk pathofysiologisch mechanisme. Een mitochondriale ontregeling en de daarmee samenhangende oxidatieve stress [13] blijken thans de cruciale factoren in het ziekteproces bij de ZvP. Hersencellen van de substantia nigra, die dopamine aanmaken, zijn extra gevoelig voor oxidatieve stress door uiteenlopende risicofactoren die in een delicate balans met elkaar verkeren. Een endogene of exogene oxidatieve stimulus kan al gauw tot een ontsporing en de vorming van diverse vrije radicalen leiden. Deze vrije radicalen brengen op hun beurt grote schade toe aan DNA, aan membranen (met name de lipiden), eiwitten en uiteindelijk aan de hersencellen zelf en kunnen zo de ZvP bevorderen. Deze bevindingen passen in de door natuurartsen gelanceerde oude antioxidantenhypothese. De keuze van een therapie met antioxidanten lijkt daarom de aangewezen weg, niet alleen voor behandeling van symptomen, maar ook voor neuroprotectieve doeleinden, om verdere afbraak van hersencellen zoveel mogelijk te voorkomen.

*Behalve levodopa bevatten de bonen tetrahydro-isochinolinen, noradrenaline en misschien ook tryptaminederivaten zoals serotonine, die als neurotransmitters bij overdracht van signalen binnen de hersenen betrokken zijn. Over het al of niet voorkomen van tryptamine afgeleide stoffen als serotonine zijn echter tegengestelde resultaten gepubliceerd. Andere belangrijke inhoudsstoffen zijn de antioxidanten co-enzym Q10 [3, de gereduceerde vorm van nicotine adenine dinucleotide (NADH), glutathion (GSH) en polyfenolen/ ijzerchelatoren. Al deze antioxidanten vervullen een specifieke functie in de mitochondriale elektronentransportketen en de energieproductie in de mitochondriën 

Enkele onderzoeken
  • Misra L, Wagner H. Extraction of the bioactive principles from Mucuna pruriens seeds. Ind J Biochem Biophys 2007;44:56-60. 
  • Latté KP. Mucuna pruriens (L.)DC. – Die Juckbohne. Ztsch Phytother 2008;29:199-206. 8 Kasture S, Pontis S, Pinna A, Schinto N, Spina L, Longoni R, Simola N, Ballero M, Morelli M. Assessment of symptomatic and neuroprotective efficacy of Mucuna pruriens seed extract in rodent model of Parkinson’s disease. Neurotox Res 2009;15:111-22. 
  • Anoniem. An alternative medicine treatment for Parkinson’s disease: results of a multicenter clinical trial. HP-200 in Parkinson’s disease study group. J Altern Complement Med 1995;1(3):249-55. 
  • Manyam BV, Parikh KT. HP-200: a herbal drug for treatment of Parkinson’s disease. Parkinson Magazine 1997;8:10-11

zondag, augustus 11, 2024

Ik kan me de eerste heggeranken nog herinneren in de holle wegen van Hoegaarden. Hoe zij met
tientallen scheuten ontsproten uit die dikke bietwortel en hoe de gekrulde stengels als voelsprieten
zich om tak en vinger draaiden. Planten werden voor de eerste keer levend voor mij. Ze bewogen!!!

Dat deze levende plant ook voor de mensheid wat heeft betekent, kon ik toen natuurlijk niet weten. Ik ga maar weer 2000 jaar terug, tot bij Plinius die de naam bryonia al vermelde. Die naam is afgeleid van het Griekse „bryo", groeien, spruiten, op grond van het snel en talrijk ontspruiten van loten aan de wortelstok. 'dioica' betekent tweehuizig omdat mannelijke en vrouwelijke bloempjes aan verschillende planten groeien. 

De naam „Heggerank" slaat op de plaats waar de plant veelvuldig voorkomt, aan heggen en hekken. De bryonia alba verschilt alleen maar in een paar opzichten van de bryonia dioica doordat hij eenhuizig is en de rijpe bessen zwart zijn en niet rood.Oorspronkelijk inheems in het Middellandse-Zeegebied, in Midden- Europa op vochtige plaatsen langs hagen en hekken. Hij bloeit met groene, onooglijke maar wel mooie bloemen van juni tot september. In het voorjaar of in de herfst worden de, soms tot 2,5 kg wegende, bietachtige wortels opgegraven en meestal vers verwerkt. Gedroogde wortels zijn minder krachtig. Voor de
homeopathische oertinctuur worden de verse, vlak voor de bloei uitgegraven wortels gebruikt.
Al in de oudheid was heggerank bekend; in de Middeleeuwen werd de wortel vaak gebruikt om als valse  mandragorawortel (alruinwortel) voor veel geld verkocht te worden; de wortel werd daartoe in vorm bijgesneden, hij had namelijk geen beentjes zoals de echte Alruin.

Bryonia, geneeskrachtig en giftig maar vroeger wel gebruikt.
Bryonia, wel een geneeskrachtige maar ook zeer giftige plant en dus nu niet meer toegepast in de natuurgeneeskundige fytotherapie. Het is wel een voorbeeld van een plant die ondanks zijn sterke, gevaarlijke werking in het verleden toch veel gebruikt geweest is.
Zo vermeld Dodonaeus, de bryoniewortel niet alleen als sterk laxeermiddel, maar 'het treckt af die taeye fluymen/ ende doet die urine lossen/ ende es seer goet om die herssenen/ borste ende die inwendige leden van fluymen ende groven taeyen vochticheden te suyveren ende te reynighen'. Dus wel een totaal reinigend en uitscheidend middel, maar wel wat te straf voor onze geciviliseerde organen. Verder vermeld hij het ook nog tegen epilepsie 'die wortel van Bryonia alle daghen een jaar lanck duerende ontrent een vieren deel loots inghenomen gheneest die vallende sieckte'. Ook was het goed voor een verstopte milt, bracht het de menstruatie op gang en was ook heilzaam voor de huid. Of zoals hij schrijft 'die wortel van Bryonia reynicht oock die huyt/ ende doet die rimpelen ende fronsen vergaen/ ende verdrijft dat sproet litteken/ ende alderhande vlecken ende masen met meel van Erven (erwten) ende van Foenum Graecum (fenegriek) daer op ghestreken'. Dus een anti- rimpelcrème avant la lettre. Dat zou ik nog wel willen proberen!

Straffe geneeskrachtige kost allemaal. Konden de mensen vroeger meer aan? Was de dosering anders? Of keek men niet zo nauw, was het er op of er onder? Het was zeker niet zo dat Dodonaeus de gevaren van Bryonia niet kende. Onder 'Hindernisse' schrijft hij: Die wortel van Bryonia duer huer fortselijcke cracht beruert die maghe ende die inwendighe leden seer/ ende daer en boven es die Bryonie met bladeren/ vruchten/ stelen/ ende wortelen in alder manieren seer quaet den bevruchten vrouwen tzy bereyt oft onbereyt/ oft in eenighe medecyne vermenght/ alzoo datmen den selven die selve oft eenighen medecynen daer af niet ingheven en kan sonder groot letsel ende hindernisse. En om de bijwerkingen 'die quaetheyt' te verzachten, adviseert hij 'Mastix/ Gengebeer (gember) ende Caneel neempt ende die selve met huenich daer Rosynen in ghesoden hebben/ ingheeft'.

Wat er ook van zei, vandaag gebruiken wij Bryonia dioica niet meer in de fytotherapie, wel is het nog een veel gebruikt homeopathisch middel. Het geneesmiddelenbeeld van het Bryoniatype geeft een duidelijke relatie met droge slijmvliezen, zoals b.v de bronchieën: droge hoest die in warme vertrekken erger wordt, hevige, stekende pijn bij hoestaanvallen, waarbij de zieke vaak de handen tegen de borst drukt; bovendien droge mond en darmslijmvliezen met obstipatie. Het bryoniatype heeft de neiging om veel koud water te drinken. Het word ook toegepast bij stekende pijnen met geringe bewegingen in spieren, pezen en gewrichten (b.v. bij acute gewrichtsreuma) met een duidelijke verergering van de klachten bij het ontwaken en een aanmerkelijke verbetering door druk op de pijnlijke plaatsen, de patiënt gaat dan ook vaak op de pijnlijke kant liggen. Een typische homeopatische beschrijving van sterk verdunde en gepotentieerde tincuur van heggerank en dus zeker niet om zelf te maken en inwendig te gebruiken.

Namen Bryonia dioica
Heggenrank, Bryone (Frans), White bryony (Engels), Zaunrübe (Duits) Volgens Dodoens: Die witte Bryonie heet in Griecx Ampelos leuce, Psilothron ende Bryonia. In Latijn Vitis alba. In Arabeusch Alphesera/ van Mattheus Sylvaticus Viticella. In die Apoteke Bryonia. In Hoochduytsch/ Stickwurtz ende Hunds kurbs. Hier te lande Bryonie. In Franchois Coulevree.

Voor verdere studie
J Nat Prod. 2002 Feb;65(2):179-83. Anti-inflammatory and anti-tumor-promoting effects of cucurbitane glycosides from the roots of Bryonia dioica. Ukiya M, Akihisa T, Yasukawa K, Tokuda H, Toriumi M, Koike K, Kimura Y, Nikaido T, Aoi W, Nishino H, Takido M. Phytomedicine. 1999 Jul;6(3):147-55.
On the mechanism of action of plant adaptogens with particular reference to cucurbitacin R diglucoside.
Panossian A, Gabrielian E, Wagner H

zaterdag, augustus 03, 2024

Teunisbloem bloeit

Als je de fluorescerend gele teunisbloem in de schemering vlammend ziet open gaan, lijken elfjes en andere etherische wezens niet veraf. Deze schoonheid van de schemering wordt overdag een verlept lelijk eendje. Zonnebaden lijkt dus niks voor tere wezens.

De tweejarige Oenothera werd rond 1600, waarschijnlijk zelfs als een soort groente, vanuit Noord-Amerika naar Europa gebracht. Veel gegeten hebben we het niet, al smaken de vlezige wortels wel wat naar ham. In Frankrijk noemt men het nog wel ‘jambon des jardiniers’.

Bloem van Teunis

De Nederlandse naam teunisbloem komt mogelijk van de heilige Antonius, niet die van Padua maar die van bij ons, een twijfelachtig verhaal wel. Deze Antonius is de vuurheilige, meestal afgebeeld met vlammen in de hand of onder zijn voeten, hij is ook de genezer van allerlei vuurziektes. De zwavelgele bloemen van onze teunisbloem, die pas in de schemering open gaan zouden op vlammen lijken. Vandaar het verband. Nogal geforceerd verhaal vind ik. Of zouden de bloemen gewoon bloeien rond de feestdag van Antonius? Of is het gewoon een verbastering van de Latijnse naam Oeno-thera tot An-tonius?

Oenothera

Maar waar komt die Oenothera dan vandaan? Van Oinos, wijn en Ther ‘dier’, omdat het kruid je zo wild maakt alsof je teveel wijn gedronken heb. In elk geval mij maakt het niet wild dronken, of is dat geen referentie? Andere wijnverklaringen: het zou naar wijn ruiken of smaken, het zou je goesting geven naar wijn, het zou je nuchter houden bij het drinken van wijn. Allemaal beweringen die proefondervindelijk gecontroleerd kunnen worden, maar het moet wel gedaan worden. Proefpersonen gevraagd! In Duitsland wordt de plant ook ‘weinblumen’ genoemd.

Nachtkaars, Nachtschone

Wel een beetje vreemd dat de Nederlandse naam niet verwijst naar het meest opvallende aan deze teunisbloem , het snel opengaan van de bloem in de schemering. In vele volksnamen vind je dat wel terug. Kleijn vermeld bvb Nachtkaars, Nachtbloem, Nachtpitjes en Nachtschone. En de Duitse naam is Nachtkerze en de Engelse Evening primrose.

Vroeger gebruik bij de Indianen

In de oudste Europese kruidenboeken vind je deze Amerikaanse plant natuurlijk niet terug. Alhoewel er enige verwarring kan ontstaan omdat Theoprastus de naam onothera al voor onze jaartelling gebruikte, hij had het waarschijnlijk over de verwante Wilgeroosjes. Hij schreef ‘Onothera, sive onear, hilaritatum efferens in vino’ of ‘een kruid goed in wijn om je opgewekt te maken’. Alsof wijn alleen dat al niet doet.

Bij verschillende Indianenstammen in Amerika werd Teunisbloem vooral op de huid gebruikt tegen kneuzingen, blauwe plekken en abcessen. Verder ook als kompres op aambeien. De Cherokees zouden de plant ook tegen vetzucht gebruikt hebben. Hadden zij dat nodig? Ook Porcher (1883) vermeldt de bovengrondse plant tegen huidkwalen en Dr. Griffith had in zijn praktijk goede resultaten bij ‘tetter’: eczeem, psoriasis en herpes.

Hedendaags, vetzuren voor de huid

Toch wel opvallend omdat ook het hedendaags gebruik, vooral dan de olie uit het zaad, weer opnieuw gebruikt wordt tegen eczeem. De zaden van Oenothera biennis bevatten veel gamma-linoleenzuur. GLA is een vetzuur dat in het lichaam omgezet wordt in een hormoonachtige, ontstekingsremmende stof, prostaglandine E1 (PGE1). Deze olie is werkzaam bij de behandeling van allergieën en allergisch eczeem. Het zijn de enige indicaties die wetenschappelijk ook redelijk onderbouwd zijn. Verder zijn er aanwijzigen dat de olie, als aanvulling bij andere kruiden ook te gebruiken is in de overgang, bij mastalgie (pijn in de borsten) en reumatoïde artritis. Al wordt er commercieel wel wat overdrijven met het opsommen van al die wonderbaarlijke werkingen van de teunisbloem.

Teunisbloemolie wetenschappelijk onderzoek. In dierproeven werden de volgende effecten van het toedienen van teunisbloemolie vastgesteld:

  • een experimenteel opgewekte bloeddrukstijging was geringer wanneer teunisbloemolie in het dieet voorkwam dan wanneer een dieet met olijfolie werd gegeven; bovendien werd de trombocytenaggregatie geremd;
  • de door alcohol veroorzaakte embryo-beschadigingen bij rat­ten werden sterk verminderd door gelijktijdige toediening van teunisbloemolie;
  • prostaglandine E1 verminderde de ontwenningsverschijnselen na een chronisch alcoholgebruik bij muizen; omdat de syn­these van dit prostaglandine door een dieet met teunis­bloemolie toeneemt, zou de olie een gunstig effect bij alcoholmisbruik kunnen hebben (het alcoholpromillage daalt natuurlijk niet!).
  • bij mensen met een hoger linolzuurgehalte in hun vetweefsel werd een lagere bloeddruk gemeten dan bij vergelijkbare personen met een lager gehalte aan linolzuur;
  • teunisbloemolie had een positieve invloed op hyperactieve kinderen, en soms verdwenen ook andere symptomen zoals eczemen;
  • teunisbloemolie leidde bij 62% van de proefpersonen tot een. volledige verbetering van het premenstruele syndroom (PMS);
  • teunisbloemolie had in een dosering van 2 g bij volwassenen en van 1 g bij kinderen een positief effect op atopisch (= met allergie verbandhoudend) eczeem.

vrijdag, augustus 02, 2024

Fenegriek tegen Alzheimer?

Fenegriek (Trigonella foenum-graecum L.) wordt traditioneel gebruikt in de ayurvedische en Chinese geneeskunde. De bladeren en zaden bevatten alkaloïden, coumarines, flavonoïden en saponinen. Van de inhoudsstoffen trigonelline, diosgenine en 4-hydroxy-isoleucine is bekend dat ze neuroprotectieve eigenschappen hebben. Bij gebruik van het totaalextract zijn daarnaast ook anti-depressieve en kalmerende effecten gevonden. Voor het mogelijk onderliggende werkingsmechanisme wijzen onderzoekers met name antioxidatieve eigenschappen aan. Uit preklinische studies blijkt daarnaast dat het extract beschermend kan werken tegen mitochondriale disfunctie die kan ontstaan door opeenstapeling van amyloïde-bètaplaques [5]

Foroumandi et al. voerden een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie uit om het effect van fenegriekzaadextracten op het geheugen,depressie, kwaliteit van leven, bloeddruk en op antioxidatieve capaciteit te onderzoeken bij patiënten met de ziekte van Alzheimer. De deelnemers woonden in een geriatrische instelling en hadden de diagnose milde tot matige alzheimer, die gecategoriseerd was met stadium 2 of lager volgens het klinische dementiebeoordelingsdomein (CDR). Deelnemers (n=38) in de interventiegroep namen gedurende 4 maanden dagelijks 5 ml van een fenegriekzaadextract in (equivalent aan 500 mg droogextract). Patiënten in de controlegroep (n=40) kregen een placebo die enkel water bevatte. Alle proefpersonen werd gevraagd om tijdens de behandeling hun fysieke activiteit, dieet of voedingssupplementengebruik niet te veranderen. Bij aanvang werden de depressie en de geheugenstatus beoordeeld met behulp van een geriatrische depressieschaal en een vragenlijst over klinische dementie (CDR). De levenskwaliteit werd beoordeeld met behulp van een vragenlijst (SF-36). De follow-up vond plaats gedurende vier sessies met maandelijkse bezoeken waarbij depressie, geheugen en kwaliteit van leven steeds werden beoordeeld. Om effecten op oxidatieve stress te bepalen werden er bloedmonsters afgenomen bij aanvang van de studie en na de interventie van vier maanden. Hiermee werden de TAC- en MDA-spiegels* in het serum bepaald. Ook werd de bloeddruk gemeten bij aanvang en aan het einde van de interventie. 

De resultaten van het onderzoek tonen aan dat dagelijks gebruik van 5 ml van dit fenegriekzaadextract de CDR-scores, bloeddruk en parameters van oxidatieve stress verbeterde bij patiënten met milde tot matige alzheimer. Aan het einde van de interventie was de CDR-score significant verschillend tussen de groepen. Deze score was gedaald in de interventiegroep, terwijl deze steeg in de placebogroep. Daarnaast was de antioxidatieve capaciteit toegenomen in de interventiegroep, wat bleek uit lagere MDA-waarden en hogere TAC-waarden. Deze waarden waren in de placebogroep respectievelijk juist gestegen of onveranderd gebleven. Ook was de bloeddruk lager bij mensen in de interventiegroep, en scoorden ze beter op de vragenlijsten voor geheugen en levenskwaliteit. Scores voor depressieve gevoelens bleven echter onveranderd bij beide groepen. Verder werden er geen bijwerkingen gevonden van het gebruik van deze dosis fenegriek [6].

Fenegriek lijkt dus mogelijk een positief effect te kunnen hebben op de geheugenfunctie en kwaliteit van leven bij milde tot matige gevallen van de ziekte van Alzheimer, maar niet op depressieve gevoelens. Dit laatste is opmerkelijk omdat in eerdere studies fenegriek wel depressieve gevoelens verbeterde bij vrouwen in de menopauze [7]. Mogelijk komt dit verschil doordat andere oorzakelijke factoren een rol spelen bij depressies bij vrouwen in de menopauze dan bij patiënten met milde vormen van de ziekte van Alzheimer. Meer studies waarbij wordt gekeken naar het effect van fenegriek op depressieve gevoelens zouden dit kunnen onderzoeken. Het bloeddrukverlagende effect is echter wel in lijn met eerdere resultaten van klinische studies bij gezonde mensen en patiënten met diabetes type 2 [8,9]. Foroumandi et al. gebruikten een relatief kleine studiepopulatie en volgden patiënten slechts voor een relatief korte periode. De positieve resultaten van deze studie zijn veelbelovend, maar deze dienen bevestigd te worden in vervolgonderzoek met een langere onderzoeksduur en met een bij voorkeur grotere studiepopulatie, om de effecten beter te kunnen beoordelen op klinische relevantie.

Referenties: [1] Tiwari S. et al. Alzheimer’s disease: pathogenesis, diagnostics, and therapeutics. Int J Nanomed. 2019;14:5541-5554. [2] Breijyeh Z. & Karaman R. Comprehensive review on Alzheimer’s disease: causes and treatment. Molecules. 2020;25(24):5789. [3] De la Rosa A. et al. Physical exercise in the prevention and treatment of Alzheimer’s disease. J Sport Health Sci. 2020;9(5):394- 404. [4] Nunomura A. et al. Involvement of oxidative stress in Alzheimer disease. J Neuropathol Exp Neurol. 2006;65(7):631-641. [5] Varshney H. & Siddique YH.Pharmacological attributes of fenugreek with special reference to Alzheimer’s disease. Curr Alzheimer Res. 2023;20(2):71-79. [6] Foroumandi E. et al. The effects of fenugreek seed extract supplementation in patients with Alzheimer’s disease: a randomized, double‐blind, placebo‐controlled trial. Phytother Res. 2023;37(1):285- 294. [7] Khanna A. et al. Efficacy of a novel extract of fenugreek seeds in alleviating vasomotor symptoms and depression in perimenopausal women: a randomized, double‐blinded, placebo‐controlled study. J Food Biochem. 2020;44(12):e13507. [8] Hadi A. et al. The effect of fenugreek seed supplementation on serum irisin levels, blood pressure, and liver and kidney function in patients with type 2 diabetes mellitus: a parallel randomized clinical trial. Complement Ther Med. 2020;49:102315. [9] Prasath R. et al. Impact of fenugreek on blood pressure. Annals of RSCB. 2021;25(2):2685-2691.

zondag, juli 14, 2024

Tuin vol gedichten en gedachten. Verloren maar ooit beleefd

Planten in mijn tuin zijn meer dan planten, ze vertegenwoordigen gedachten en gevoelens van de tuinmens, ze vertellen het verhaal van de vrouw of de man achter de planten. Gedichten, gedachten, geloof en gezondheid.

Glad gazon of wild grasland, reuzebereklauwen of beschaafde hostas, bescheiden vergeetmenietjes of overdonderende gladiolen...... ze spreken allemaal hun eigen taal maar ze spreken ook de taal van de tuinman. De tuin stelt bewust of onbewust de ziel van de tuineigenaar ten toon. De tuinman, een open tuinboek.

Verloren maar ooit beleefd
Een tuinmens die steeds maar verhuisd. Je moeizaam maar met plezier opgebouwde tuin verlaten en opnieuw beginnen. Een vreemde vorm van masochisme of toch zinvol? Het voordeel is dat ik veel later die verlaten tuinen nog eens kan bezoeken en bekijken wat er van geworden is. Verwoest of verkracht door de volgende eigenaar of verlaten en opnieuw ingenomen door de echte natuur.
Een herborist, tuinmens op den dool, die tussendoor toch nog eens zijn vroegere tuinen kan en wil bezoeken. Of tenminste wat daar nog van over is. Of toch beter maar leven van tuinherinneringen?

Verleden tuin Schriek.
Begeesterend, spannend en emotioneel vind ik het rondsnuffelen tussen de resten van planten die ik daar ooit gezaaid en geplant heb. Zien hoe ze hun eigen gang gaan, zich flink uitbreiden of overwoekerd worden door de echte natuur. Zuiderse Monnikenpepers, waarvan de bloeitakken zich kronkelend door de open serredeur naar buiten wringen; Marokkaanse munt, onvervalst geurend en woekerend tegen huizenhoge bamboes op, stevige Griekse alant, aardperen en gele agrimonies die zich zonder problemen handhaven. Natuurlijk zijn er vele tere, ooit vertroetelde plantjes verdwenen, niet alles kan zich in dit geweld van groei staande houden. Gelukkig denk ik minder aan de planten die er niet meer zijn, dan aan de nog aanwezige kruiden. Uit het oog is in dit geval, gelukkig wel een beetje uit het hart.

Herinnering van lang geleden. Donderdag, Ik kom hier vandaag nog wat planten oogsten voor de herboristenopleiding van vanavond in Haasrode en voor de cursus van de volgende dagen helemaal in Natoye. Vooral het plukken van de Vitextakken vol zoet geurende zaden dompelt mij onder in een Oosterse sfeer van duizend en één nachten, niet verwonderlijk voor een zaadje dat hormonaal werkzaam is. Gelukkig brengt het ploeterend oogsten van ondergrondse aardpeerknollen en alantwortels mij terug naar de aardse werkelijkheid. En een half uur later rij ik weg met een auto vol van aardse en hemelse geuren, op weg naar de mensen.

zondag, juni 09, 2024

Meidoorn ook te gebruiken bij ouderdomsdiabetes?

Meidoorn kennen we vooral om zijn versterkende werking op het hart, uit nieuwe onderzoeken lijkt nu dat Crataegus species ook nuttig kunnen zijn voor diabetespatienten.

Studies met diermodellen voor diabetes laten zien dat extracten van Crataegus-soorten verhoogde glucosespiegels kunnen verlagen en insulineresistentie kunnen verminderen. Dit gebeurt via meerdere aangrijpingspunten in het glucosemetabolisme [1,2]. Daarbij laten Crataegus-extracten een vergelijkbare werkzaamheid zien als metformine [1], het vaakst gebruikte medicijn bij diabetes type 2 en een goed voorbeeld van een multitarget-antidiabeticum. Proanthocyanidinen en andere flavonoïden die rijkelijk aanwezig zijn in blad, bloem en bes van Crataegus-soorten worden beschouwd als de belangrijkste actieve stoffen. Voorbeelden daarvan zijn catechinen, procyanidin B2, -B5 en -C1, hyperoside en 3-epicorosolzuur [1]. 

Werking

In enkele in vitro-testen remmen Crataegus-extracten spijsverteringsenzymen die glucose vrijmaken uit voeding (α-amylase, α-glucosidase). In vivo-testen (diermodellen) laten zien dat deze extracten de opname van glucose in de lever, skeletspieren en vetweefsel stimuleren via activering van weefselspecifieke glucosetransporters (GLUT-1, GLUT-2, GLUT-4). Verder beïnvloeden Crataegus-extracten de aanmaak (genexpressie) of activiteit van eiwitten die deel uitmaken van insulinesignaalroutes. Zo bevorderen ze in de lever de bij diabetes verstoorde opslag van glucose als glycogeen en remmen ze de ontregelde vorming van glucose uit glycogeen en uit niet-koolhydraatbronnen (gluconeogenese) [1,2]. Verder verlagen ze verhoogde gehaltes van triglyceriden en cholesterol [2]. 

In de alvleesklier blijken Crataegus-extract en -flavonoïden in staat om streptozotocin-geïnduceerde schade aan de insulineproducerende bètacellen (een veelgebruikt diermodel voor diabetes type 1 en 2 ) deels te kunnen voorkomen of herstellen. Hiermee beschermen ze de insulineproductie. Daarnaast verminderen bepaalde polyfenolextracten van Crataegus spp. diabetesgerelateerde oxidatieve stress en inflammatie in de lever, alvleesklier, skeletspieren en bloedvaten [2]. 

Crataegus tegen complicaties bij diabetes

Hyperglykemie-geïnduceerde oxidatieve stress en inflammatie dragen bij aan insulineresistentie en complicaties van diabetes. Crataegus-extracten zijn rijk aan antioxidanten en laten in in vivo-testsystemen onder hyperglykemische condities een afname zien van oxidatieve stress en inflammatie [2]. Een extract van Crataegus-zaad verbeterde bij een in vivo-studie de diabetes veroorzaakte maaglediging [2]. Andere proefdierstudies laten beschermende effecten zien van Crataegus-extracten tegen hartspierhypertrofie, hartfalen en cognitieve veranderingen bij diabetes en tegen diabetische nefropathie van flavonoïden uit Crataegus-blad [2]. C. microphylla-extract kon in vivo endotheeldisfunctie door diabetes voorkomen [3]. Gebruik van dagelijks 1200 mg extract van C. laevigata (LI132) gedurende zestien weken kon bij diabetespatiënten met hypertensie de bloeddruk verder omlaag brengen, terwijl ze al behandeld werden met bloeddrukverlagers. Er werden geen interacties gezien met de gebruikte ACE-remmers, calciumantagonisten, bètablokkers en diuretica [4]. 

Conclusie

Van de diverse meidoornsoorten die onderzocht zijn in relatie tot diabetes wordt Crataegus pinnatifida (Chinese meidoorn) relatief vaak genoemd. Andere voorbeelden zijn C. monogyna en C. laevigata [1,2]. Meidoornextracten bieden door hun multitarget-werking en goede verdraagbaarheid een mogelijk interessante optie voor nader klinisch onderzoek bij diabetes type 2 en de complicaties daarvan. 

Referenties

[1] Rutkowska M. et al. Anti-diabetic potential of polyphenol-rich fruits from the Maleae tribe - a review of in vitro and in vivo animal and human trials. Nutrients. 2023;15(17):3756. [2] Gheitasi I. et al. Molecular mechanisms of hawthorn extracts in multiple organs disorders in underlying of diabetes: a review. Int J Endocrinol. 2022;2022:2002768. [3] Topal G. et al. Effects of Crataegus microphylla on vascular dysfunction in streptozotocin-induced diabetic rats. Phytother Res. 2013;27(3):330-337. [4] Walker AF. et al. Hypotensive effects of hawthorn for patients with diabetes taking prescription drugs: a randomised controlled trial. Br J Gen Pract. 2006;56(527):437-443.

Drs. L.K. (Lan Kiauw) de Munck-Khoe

woensdag, juni 05, 2024

Verhalen over de klaproos

De opvallende klaproos die vroeger zoveel in graanakkers voorkwam heeft in het verleden de fantasie van de mensen geprikkeld en zo er voor gezorgd dat er vele vreemde namen en verhalen zijn ontstaan over deze plant.

Op het eerste zicht onwaarschijnlijke namen met pater, zoals bloedpater, korenpater en patersbloem. Deze namen verwijzen naar een kinderlokker, een wezen donkerrood van kleur, die zich in de korenvelden verstopte en de kinderen meesleurden, die ‘eenen voet in het koren durfden zetten’. Zij snijden of trappen onmeedogend de teenen der kinderen af, om hun langs daar het bloed uit te zuigen’. De kinderschrik is blijkbaar ooit in het leven geroepen om kinderen er van te weerhouden om in het koren klaprozen te gaan plukken omdat plat getrapt koren moeilijk te oogsten was. De naam korenpater verwijst naar bedelmonniken, die vroeger langs de deuren gingen om voedsel te bedelen.

De benaming klaproos komt in het Nederlands mogelijk voor het eerst voor in Dictionarium Latinogermanicum uit 1542. Maar Dioscorides gebruikte in zijn Materia Medica uit de eerste eeuw na Christus al de term oxutonon, samengesteld uit het Griekse oxus, schel, doordringend en tonos, geluid, verwijzend naar het klappend geluid dat een blaadje maakt. De klap van de roos dus. Het geluid krijgt men als men een bloemblaadje bolvormig vouwt. Het bladbuideltje sla je op je voorhoofd stuk, waardoor de samengeperste lucht het kleine zakje met een knal doet openspringen. Klap - roos.

Er werden wel meer kinderspelletjes gespeeld met de klaproos. De naam inktbloem verwijst naar het maken van inkt met de bloemblaadjes. Al in 1698 werd de klaproos in Blankaarts Den Nederlandschen Herbarius genoemd als middel ‘om wijn rood te maken, of een Aqua Vitae een schoone koleur te geven’.

Aan de kruis- of radvormige stempel op de zaaddoos kleeft dikwijls zwart-violet stuifmeel. Kinderen drukken daarmee een stempel op hun voorhoofd, dat lijkt op het askruisje dat op Aswoensdag in de kerk werd uitgedeeld. Vandaar ook de volkse benamingen kruisbloem, assekruis en kruisjeszetter.
Er zijn volgens Kleijn (1970) drie verklaringen voor de naam 'donderbloem' bij de klaproos: 1. Gebaseerd op een kinderspelletje waarbij kinderen de bloemblaadjes opbliezen tot een ballonnetje en dat kapot lieten knappen tussen hun handen of op hun voorhoofd. Het geluid wat hierbij klonk was de 'donder'. 2. Men geloofde vroeger dat bij donder in de lucht de bloem ging trillen. 3. De klaproos werd gebruikt als een onweer-afleidend middel. Het huislook heeft een soortgelijke verklaring, het werd vroeger veel door mensen op het dak geplaatst (waar het gewoon door kan groeien) omdat het tegen blikseminslag zou beschermen (WBD flora 2002). Brok (1991) geeft als benoemingsmotieven bij de klaproos ook nog de afschrikkende werking van de naam. Klaprozen groeien vaak tussen het koren en als kinderen de klaproos gingen plukken, trapten ze het koren plat. De naam 'donderbloem' diende dus om kinderen tegen te houden. Bij God, welke kinderen kruipen, verstoppen en spelen nog vuile spelletjes tussen het koren?


maandag, juni 03, 2024

Klaprozen

Massaal klaprozen en echte kamille dit jaar bij Hastiere. Door het omwoelen van de grond voor de bouw van windmolens voelen de akkerkruiden zich in hun element en ook ik voel me extra uitgelaten. Geur, gevoel van vroeger. Plukken en ruiken. Fyto- en psychotherapie.

Klaproosbloemen zijn ook geneeskrachtig. Papaver rhoeas flores bevatten alkaloïden met mysterieuze namen zoals rhoeadine, rhoeagenine, narcotilline, protopine, sanguinarine, berberine, somniferine, coptisine, magnoflorine. Daarnaast zitten er nog anthocyaanglycosiden in, voornamelijk cyanidine, mecocyanine en cyanine. Ook de aanwezige slijmstoffen zijn interessant voor de medicinale werking.

In de fytotherapie behoort de klaproos tot een van de beste hoeststillers. De rhoeadine werkt als centrale onderdrukker van het hoestcentrum. De slijmstoffen vermijden de hoestprikkel door taai slijm in het ademhalingsstelsel los te maken en te verwijderen.

Het mecocyanine, als rood gekleurde flavonoïde geëvolueerd tot anthocyaan, draagt als spasmolyticum bij tot de hoestwerende werking van de klaproos. Het is tevens een anti-oxidant en helpt recidieven vermijden. 

Klaproos werkt verzachtend op de keel en luchtwegen, werkt goed als hoestbedarend middel door de rustgevende eigenschappen en is slijmoplossend en krampwerend, waardoor de hoestneiging verdwijnt. Milde gevallen van bronchitis, hoest en kramphoest kunnen met medicijnen op basis van klaproos verdreven worden. Daarnaast werkt het goed tegen kinkhoest, strottenhoofdontsteking met heesheid, keel- en amandelontsteking. Dat laatste gebeurt voornamelijk in combinatie met andere kruiden. 

Voor het gebruik van de geneeskracht van Papaver rhoeas worden de bloemblaadjes aangewend. De maximale dosering is ongeveer 1,5 gram per dag. Andere toepassingsmogelijkheden zijn moedertinctuur, fijngemalen poeder in capsules en een hoestsiroop. 

Recept hoestsiroop

Overgiet 250 gram verse gewassen bloemblaadjes met een halve liter kokend water in een propere fles of bokaal. Sluit deze goed af en laat ze een dag staan. Zeef het en voeg vervolgens 750 gram honing aan het geheel toe. Verwarm langzaam maar niet warmer dan 35 graden. Meng het geheel zorgvuldig tot er een homogeen geheel ontstaat. De maximale dosering is twee glaasjes siroop per dag.

Recept voor bloemen-borstthee 

Meng gelijke delen bloemen van toorts (Verbascum thapsus), echte heemst (Althea officinalis), groot kaasjeskruid (Malva sylvestris), driekleurig viooltje (Viola tricolora) en grote klaproos (Papaver rhoeas). Overgiet één eetlepel met één kop kokend water, laat tien minuten trekken, zeef en drink drie kopjes per dag.

Uit de verse bloembladeren wordt de klaprozensiroop, Sirupus Rhoeados, bereid die in de apotheek werd gebruikt om drankjes wat kleur of smaak te geven. Deze siroop wordt in de geneeskunde ook tegen borst- en keelaandoeningen gebruikt. De gedroogde bloembladeren vormen onder andere een bestanddeel van de Species pectorales of borstkruiden, een volksmiddel bij hoest. In de volksgeneeskunde dienen de bloembladeren van de klaproos als pijnstillend en prikkelverminderend middel bij hoest, keelpijn en longaandoeningen. Vroeger werden zij ook gebruikt ter bereiding van de echte klaproos-borstbonbons.

Recept hoestsiroop Sirupus rhoeados 

Laat 5 delen bloemblaadjes in 36 delen water een half uur trekken en bereid dan met 64 delen suiker 100 delen siroop.

Spannende gevlekte scheerling

Eindelijk eens de indrukwekkende gevlekte scheerling kunnen fotograferen. Niet dat deze planten zeldzaam zijn, integendeel, ze groeien massaal langs alle Vlaamse en Waalse autowegen maar wel op de middenberm en dat is een plaats als je die zou willen bereiken je vanzelf dood gaat zonder de giftige plant op te eten. 

Ik ben al enkele dagen bezig om afritten en tankstations langs E411 en E42 te bezoeken om de plant te fotograferen maar ze willen blijkbaar alleen maar groeien op de gevaarlijkste, onbereikbare plaatsen.

Maar vandaag vond ik dan eindelijk enkele mooie exemplaren gewoon bij mij in de buurt midden in een wild weiland. Ik wel blij maar toch ook wat ontgoocheld omdat hij zich nu zo gemakkelijk liet benaderen.

Over de plant zelf dan maar. De schernbloemige scheerling is waarschijnlijk de plant waar de gifbeker van Socrates mee gevuld was. De giftigheid van deze plant vind je ook terug in zijn Latijnse naam Conium, wat van kone, doden komt. Het tweede deel van de naam 'maculatum', gevlekt lees je ook in de Nederlandse naam. Het verwijst naar de donkere, onregelmatige vlekken op de steel van de plant. Scheerling is wel een zeer oud woord dat komt van Scerninc, Scarn wat drek of mest betekent. Als je de plant kneust begrijp je waar dat vandaan komt. Al ruikt onze moderne mest toch net iets anders.

Een merkwaardige volksnaam is Herderspijpen, al in 1514 sprak men van Herderspipen, tot in de 19de eeuw werden er van de holle stengels van schermbloemigen fluitjes en blaaspijpjes gemaakt. Vaak met giftige gevolgen, ook al omdat er Conium in plaats van Fluitekruid gebruikt werd. De herdersfluit van de bekende Pan, zou mogelijk wel van Gevlekte scheerling gemaakt geweest zijn. Vandaar mogelijk de vrolijkheid van herdertje Pan.

Het dolle drietal

Gevlekte scheerling hoort bij het dolle drietal samen met Dolle kervel en Hondspeterselie. Ook die namen voorspellen niet veel goeds, al zijn ze in de Oudheid en Middeleeuwen wel veel gebruikt geweest. Zij hoorden natuurlijk zoals vele giftige planten bij de magische heksenkruiden. Conium was ook gewijd aan de tovergodin Hekate. Bij Hyppocrates werd hij Koneion genoemd, maar Dioscorides en Scribonius Largus hadden het over Cicuta. Priesters-magiers uit Babylonië gebruikten de zaden om bescherming van de sterren te krijgen. Maar het allerbekendst is Conium toch omdat de Grieken een aftreksel van de zaden gebruikten om ter dood veroordeelden uit de betere klasse te berechten.

Socrates en de gifbeker
Plato die de dood van de filosoof Socrates beschreef, is daar het bekendste voorbeeld van: 'Socrates liep wat heen en weer en zei dat zijn benen zwaar werden, hij ging daarna op zijn rug liggen....De man, die hem het vergif had toegediend, legde zijn hand op Socrates, onderzocht zijn voeten en benen, daarna prikte hij hard in de voet en vroeg of hij het voelde. Socrates ontkende dat.....Na enige tijd bevoelde hij hem weer en zei dat wanneer het zijn hart bereikte, Socrates zou heengegaan. Het ledigen van de gifbeker heette toen 'to koneion pïnein'. De geschiedschrijver Aelianus beweert dat op het eiland Kos het gebruik werd door zieke en bejaarde mensen om zelfmoord te plegen, om zo de staat niet tot last te zijn. Een vreemde oplossing om het pensioengat in de begroting te verminderen.

Chemie en magie
De plant bevat coniine, een nicotone-achtig alcaloide waarvan 10 mg per kilo mens al dodelijk kan zijn. Het wordt zowel via de mond als via de huid snel opgenomen. In kloosters werd het waarschijnlijk gebruikt om zijn gevoelloos makende, verdovende eigenschappen, mogelijk ook om de seksuele aandrang te verminderen. Hildegard von Bingen noemt het Scherling en verwijst naar de giftigheid, maar schrijft ook ' dat wie door een speer is getroffen... het kruid met water moet koken en het kooksel in een doek op de gekwetste plek moet aanbrengen, waardoor de humoren die daar verzameld zijn worden verdreven.

Heksenzalf
Rond 1600 vinden we het ook terug in de heksenzalven die Giambattista della Porta (1535– 1615) in zijn Magia naturalis beschreef. Della Porta was zeker niet de eerste beste, eerder een genie in die tijd.
  • Lolium temulentum / Dolik, Raaigras 4 delen
  • Hyoscyamus niger / Bilzekruid 4 delen
  • Conium maculatum / Gevlekte scheerling 4 delen
  • Aconitum napellus / Monnikskap 2 delen
  • Papaver rhoeas / Klaproos 4 delen
  • Lactuca virosa / Gifsla 4 delen
  • Portulacca vulgaris / Postelein 4 delen
  • Atropa belladonna / Wolfskers 4 delen
Dit werd tot een zalf verwerkt samen met reuzel en er werd dan nog gelijke hoeveelheden opium aan toegevoegd. Straf en soms dodelijk spul kun je wel zeggen.

Een methode, om met minder gevaar, giftige planten toch te kunnen gebruiken, was het dragen of bewaren van vooral de wortels van dit soort planten, als een soort amulet. Mandragora was daar het bekendste voorbeeld van, maar ook Scheerlingwortel werd geadviseerd aan 'de lijders van vallende ziekte om op 24 juni tussen 11 en 12 uur de wortel uit den grond te graven en vervolgens met een draad om de hals te hangen, en de genezing zal dan niet uitblijven'.

Onschuldiger is dan toch gewoon de planten als curiositeit te kweken en er een mooi verhaal bij te vertellen. En dat probeer ik hier en nu te doen.