maandag, juni 03, 2024

Spannende gevlekte scheerling

Eindelijk eens de indrukwekkende gevlekte scheerling kunnen fotograferen. Niet dat deze planten zeldzaam zijn, integendeel, ze groeien massaal langs alle Vlaamse en Waalse autowegen maar wel op de middenberm en dat is een plaats als je die zou willen bereiken je vanzelf dood gaat zonder de giftige plant op te eten. 

Ik ben al enkele dagen bezig om afritten en tankstations langs E411 en E42 te bezoeken om de plant te fotograferen maar ze willen blijkbaar alleen maar groeien op de gevaarlijkste, onbereikbare plaatsen.

Maar vandaag vond ik dan eindelijk enkele mooie exemplaren gewoon bij mij in de buurt midden in een wild weiland. Ik wel blij maar toch ook wat ontgoocheld omdat hij zich nu zo gemakkelijk liet benaderen.

Over de plant zelf dan maar. De schernbloemige scheerling is waarschijnlijk de plant waar de gifbeker van Socrates mee gevuld was. De giftigheid van deze plant vind je ook terug in zijn Latijnse naam Conium, wat van kone, doden komt. Het tweede deel van de naam 'maculatum', gevlekt lees je ook in de Nederlandse naam. Het verwijst naar de donkere, onregelmatige vlekken op de steel van de plant. Scheerling is wel een zeer oud woord dat komt van Scerninc, Scarn wat drek of mest betekent. Als je de plant kneust begrijp je waar dat vandaan komt. Al ruikt onze moderne mest toch net iets anders.

Een merkwaardige volksnaam is Herderspijpen, al in 1514 sprak men van Herderspipen, tot in de 19de eeuw werden er van de holle stengels van schermbloemigen fluitjes en blaaspijpjes gemaakt. Vaak met giftige gevolgen, ook al omdat er Conium in plaats van Fluitekruid gebruikt werd. De herdersfluit van de bekende Pan, zou mogelijk wel van Gevlekte scheerling gemaakt geweest zijn. Vandaar mogelijk de vrolijkheid van herdertje Pan.

Het dolle drietal

Gevlekte scheerling hoort bij het dolle drietal samen met Dolle kervel en Hondspeterselie. Ook die namen voorspellen niet veel goeds, al zijn ze in de Oudheid en Middeleeuwen wel veel gebruikt geweest. Zij hoorden natuurlijk zoals vele giftige planten bij de magische heksenkruiden. Conium was ook gewijd aan de tovergodin Hekate. Bij Hyppocrates werd hij Koneion genoemd, maar Dioscorides en Scribonius Largus hadden het over Cicuta. Priesters-magiers uit Babylonië gebruikten de zaden om bescherming van de sterren te krijgen. Maar het allerbekendst is Conium toch omdat de Grieken een aftreksel van de zaden gebruikten om ter dood veroordeelden uit de betere klasse te berechten.

Socrates en de gifbeker
Plato die de dood van de filosoof Socrates beschreef, is daar het bekendste voorbeeld van: 'Socrates liep wat heen en weer en zei dat zijn benen zwaar werden, hij ging daarna op zijn rug liggen....De man, die hem het vergif had toegediend, legde zijn hand op Socrates, onderzocht zijn voeten en benen, daarna prikte hij hard in de voet en vroeg of hij het voelde. Socrates ontkende dat.....Na enige tijd bevoelde hij hem weer en zei dat wanneer het zijn hart bereikte, Socrates zou heengegaan. Het ledigen van de gifbeker heette toen 'to koneion pïnein'. De geschiedschrijver Aelianus beweert dat op het eiland Kos het gebruik werd door zieke en bejaarde mensen om zelfmoord te plegen, om zo de staat niet tot last te zijn. Een vreemde oplossing om het pensioengat in de begroting te verminderen.

Chemie en magie
De plant bevat coniine, een nicotone-achtig alcaloide waarvan 10 mg per kilo mens al dodelijk kan zijn. Het wordt zowel via de mond als via de huid snel opgenomen. In kloosters werd het waarschijnlijk gebruikt om zijn gevoelloos makende, verdovende eigenschappen, mogelijk ook om de seksuele aandrang te verminderen. Hildegard von Bingen noemt het Scherling en verwijst naar de giftigheid, maar schrijft ook ' dat wie door een speer is getroffen... het kruid met water moet koken en het kooksel in een doek op de gekwetste plek moet aanbrengen, waardoor de humoren die daar verzameld zijn worden verdreven.

Heksenzalf
Rond 1600 vinden we het ook terug in de heksenzalven die Giambattista della Porta (1535– 1615) in zijn Magia naturalis beschreef. Della Porta was zeker niet de eerste beste, eerder een genie in die tijd.
  • Lolium temulentum / Dolik, Raaigras 4 delen
  • Hyoscyamus niger / Bilzekruid 4 delen
  • Conium maculatum / Gevlekte scheerling 4 delen
  • Aconitum napellus / Monnikskap 2 delen
  • Papaver rhoeas / Klaproos 4 delen
  • Lactuca virosa / Gifsla 4 delen
  • Portulacca vulgaris / Postelein 4 delen
  • Atropa belladonna / Wolfskers 4 delen
Dit werd tot een zalf verwerkt samen met reuzel en er werd dan nog gelijke hoeveelheden opium aan toegevoegd. Straf en soms dodelijk spul kun je wel zeggen.

Een methode, om met minder gevaar, giftige planten toch te kunnen gebruiken, was het dragen of bewaren van vooral de wortels van dit soort planten, als een soort amulet. Mandragora was daar het bekendste voorbeeld van, maar ook Scheerlingwortel werd geadviseerd aan 'de lijders van vallende ziekte om op 24 juni tussen 11 en 12 uur de wortel uit den grond te graven en vervolgens met een draad om de hals te hangen, en de genezing zal dan niet uitblijven'.

Onschuldiger is dan toch gewoon de planten als curiositeit te kweken en er een mooi verhaal bij te vertellen. En dat probeer ik hier en nu te doen.

Geen opmerkingen: