Ook nu vind ik nog hondsdraf als ik langs winterse boswegen wandel. En... als ik de geur van hondsdraf ruik, word ik teruggeworpen in de tijd, naar het Moriske die langs de bosrand zijn eigen kleine avonturen beleefde.
De naam Hondsdraf kende ik toen niet, maar de geur van dit kruipend plantje, dat uitbundig langs de bosrand groeide en waar we doorheen liepen of kropen, zal voor altijd verbonden blijven met mijn jeugd. Dit altijd groene plantje groeit weelderig op vochthoudende, beschaduwde grond samen met brandnetel en andere ruigtekruiden.
Etymologie en volks gebruik
De naam hondsdraf is mogelijk afgeleid van Gundreba, gund van wond, etter en reba van rank, en is verder nog terug te vinden als Gondref, Hondraf en Onderhave. Volgens andere opvattingen zou de naam Gundelrebe te maken hebben met de Oudnoorse walkurensagen, of zou "gun" wijzen op vochtigheid en dus de standplaats van de plant aangeven. In Duitsland behoorde Hondsdraf tot de negen witte donderdagskruiden en was het een "cultusspijs" die het hele jaar door gegeten als groente of in soep beschermde tegen allerlei ziekten.
Vroeger werd het kruid ook Nepeta glechoma genoemd wegens de nauwe verwantschap met Kattekruid. Nog andere namen waren Hoefijzertjes, Kruip-door-de-tuin, Blauwe ganzemuur, Knikelblèden, Puteblome,Tongerbloem (beschermt huis tegen donder en onweer), Zere ogenbloem (reeds Otto Brunfels vernoemt het in 1532 tegen "flyssende Augen"). Bij Hildegard von Bingen (12e eeuw) was het bekend als geneeskruid bij borstkwalen en als wondmiddel. Brunfels loofde Hondsdraf als effectief bij "vloeiende ogen" en bij zweren, uitslag en fistels.
Dodonaeus en hondsdraf
Volgens Dodonaeus opent 'Onderhave in water ghesoden ende ghedroncken die verstoptheyt van der levere ende van der milten, ende es seer goet seven daghen achter een ghebruyckt, den ghenen die de geelsucht hebben. Onderhave in der selver manieren dertich oft veertich daghen ghebruyckt es goet den ghenen die dat sciatica dat es pijne in die hope hebben. Dit self cruyt ghewreven ende in die ooren ghesteken/ beneempt dat tuyten ende gheneest dat qualick hooren'.
Dus vooral goed volgens Dodoens voor lever en gal, geelzucht, isschias en uitwendig in de oren gestoken tegen oorsuizingen.
Abraham Munting en hondsdraf
Wel veel merkwaardige toepassingen omdat hondsdraf hedendaags, als het al nog gebruikt wordt vooral voor de luchtwegen bekend is. In het door mij hoog gewaardeerde standaardwerk van Abraham Munting Nauwkeurige beschrijving der Aardgewassen worden nochtans dezelfde toepassingen vermeld als bij Dodoens. Hondsdraf is ook een bittersmakende plant, en dat zijn meestal planten die spijsvertering, gal en lever aanzetten. Ook uitwendig vermeld Munting de plant. 'Het sap op wennen en wratten gelegd, doet ze verdwijnen en afvallen', schrijft hij.
Tegen jeuk
In vele recentere volkse literatuur is het vooral bekend tegen jeuk en andere irritatie op de huid, meer bepaald veel in gebruik en ook werkzaam tegen brandnetelirritatie. Mellie Uyldert schrijft in dat verband dat er in de buurt van planten, die irriteren ook altijd een plant groeit, die de irritatie wegneemt. Brandnetel en hondsdraf groeien dikwijls in hetzelfde biotoop.
Deze werking op de huid is mogelijk te verklaren door de recent gevonden anti-inflammatoire werking van hondsdraf, de extracten remmen verschillende ontstekingsfactoren zoals IFN gamma, TNF-alpha en IL-6, ook bij sommige reumatische aandoeningen en bij bursitis zou hondsdraf werkzaam kunnen zijn.
Hondsdraf, voor mij herinnering uit een ver, kind zijn verleden maar ook nu nog klein geurgeluk als ik door winterse bossen dwaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten