Taxus baccata is een van de bomen uit de Keltische kalender. Idho, werd de taxus bij de Kelten genoemd. Deze langzaam groeiende, altijd groene conifeer kan wel vijftienhonderd jaar oud en twintig meter hoog worden en groeit op een bijzondere manier. Als na een groot aantal jaren de centrale stam afsterft, groeien er nieuwe stammen in een cirkel om de oude stam heen. Op deze manier kan de taxus uiteindelijk een omtrek van wel twaalf meter krijgen. Soms is de centrale stam geheel verdwenen en lijkt de boom op een kring van palissaden.
De taxus was een heel geliefde boom bij
de Kelten. Het harde, taaie en fijnnervige hout was bij uitstek
geschikt voor bogen, speren en houtsnijwerk. Vanwege zijn dichte
groei is de taxus de best denkbare boom voor heggen. Dezer dagen
komen oude taxusbomen niet veel meer voor, omdat ze in het verleden
te veel zijn gekapt.
Zoals de naam venijnboom al aangeeft is
deze conifeer erg giftig. De pit van de bes, indien fijngemalen (door
b.v. koe of paard) is dodelijk, net als de bast en de naalden. Ze
werden ook gebruikt voor pijlgif. Daarom is de taxus ook archetypisch
met de dood verbonden.
Volgens Robert Graves is het Latijnse
woord taxus verbonden met het Griekse woord toxon voor boog en met
toxicon, het Griekse woord voor vergif. In 1966 werd ontdekt dat
taxol, een giftige component uit de bast van de taxus,
kankergezwellen doodt. De taxus heeft echter evenzeer de
archetypische bijbetekenis van verjonging, eeuwig leven, omdat hij meer dan duizend jaar oud kan worden, is hij er bij wijze van
spreken dus 'altijd'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten