Mogelijk stamt de pronkboon Phaseolus coccinaeus af van de wilde soort Phaseolus formosus. Deze klimplant is in België eenjarig en rechtswindend. De bloem is trosvormig, en de bloei vindt plaats van juni tot eind september. De plant is weinig vatbaar voor ziekten en heeft weinig last van ruwe weersomstandigheden. Doordat de plant niet snel kapot waait wordt hij vanouds als windkering bij snijbonen, augurken, en vroeger ook bij tabak gebruikt. Ook in de siertuin kan hij mooi staan. Al snel leerde de mens de voedzame kenmerken van de soorten van het geslacht Phaseolus kennen en cultiveerde tal van varianten, zoals de bruine boon, de kievitsboon, de sperzieboon en de snijboon.
De pronkboon behoort tot de Azteekse of prehistorische bonen en zou gevonden zijn in prehistorische graven. Ze worden in vele vormen door de Mexicanen en Z. Amerikanen gekweekt en gegeten. Is beschreven in 1633, was in Engeland omstreeks 1650. Clusius zag de eerste pronkboon in een klooster te Lissabon. Die was vanuit Peru naar Spanje gebracht. Hij kreeg ze direct uit Brazilië, schonk ze aan vrienden en zorgde zo voor zijn verspreiding. A. Munting; ‘Phaseolus americanus niger flore phoeniceo of zwarte Amerikaanse boon met een als brandende mooie rode kleur die het oog zeer bevallig is en die van velen Piet Hein bonen genoemd wordt omdat de admiraal Piet hein die in1628 de Spaanse zilvervloot genomen heeft die eerst uit Amerika in deze landen bracht.’
En nu afwachten of deze eetbare pronkboon mijn bosbalkon wil versieren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten