In een heilig bosch was, zoo meen ik te mogen aannemen, eene afgezonderde plaats meer rechtstreeks voor de godsdienstplechtigheden bestemd. In zoodanige plaats stond de geheimzinnige wagen van Nerthus, de moederaarde, die alleen aangeraakt mocht worden door de priesters, die den wagen rondvoerden, wanneer zij merkten, dat de godin er plaats in had genomen. Daar stonden de oudste en zwaarste boomen, waaronder de altaren waren opgericht en waaraan de offergaven bevestigd werden. In lateren tijd waren daar de beelden der goden. Daar werden de veldteekens bewaard, nabootsingen van dieren, die Claudius Civilis, toen hij tegen de Romeinen optrok, uit de bosschen medenam, waaronder iedere stam gewoon was te vechten en die de oorsprong der zoogenaamde heraldieke figuren zijn. Deze heiligste plaats in het heilige zal wel vroegtijdig afgerasterd of omheind geweest zijn, zooals zij later was. De Northumberlandsche koning Edvine vroeg, toen hij in het jaar 627 gedoopt zou worden, aan den voornaamsten der heidensche priesters, die zelf in hem het oude geloof aan het wankelen had gebracht, wie het eerst de altaren en de tempels der afgoden met de heg of omheining, die er om heen was, zou ontwijden? De priester antwoordde, dat hij zelf het zou doen en hij vernietigde wat hij vroeger geheiligd had.
Het monotheistisch christendom verdrong de goden en hunnen dienst uit de bosschen, doch het volk, dat hardnekkig vasthield aan het polytheistisch geloof der vaderen, bracht, zoowel openlijk als in het geheim, zijne vereering over naar de overblijfsels van zijne vroegere heiligdommen, naar die boomen, welke de getuigen waren geweest van zijnen godsdienst. Eerst toen Bonifacius den heiligen eik bij Geismar aan den Edder, bij Fritzlar, deed omhouwen, was het christendom in die streek gevestigd.
Al mocht de bekeerde heiden, voordat hij gedoopt werd, ook plechtig verzekeren: ‘Ec forsacho allum diabolis wercum und wordum, Thunaer ende Woden ende Saxnote ende allun them unholdun, the hira genotas sint, d.i.: Ik verzeg alle werken en woorden des duivels, Thonar en Wodan en Saxnot en alle booze geesten, die hunne gezellen zijn,’ - het heidensche zuurdeesem bleef werken.
De Gids. Jaargang 45(1881)L.A.J.W. baron Sloet van de Beele
Geen opmerkingen:
Een reactie posten