Een ochtend als een ander. Wel zon zomaar. Even langs de straatkant ons wild katje tot de orde roepen. Bij het huisje, de ruine van de buren speelt de zon met de teunisbloemen en zelfs de lelijke fijnstraal ziet er plotsklaps sierlijk uit. Assepoetser, lelijk eendje....Eten met de ogen kun je best in de ochtend.
De Canadese fijnstraal dus, niet direct de mooiste en ook niet de geneeskrachtigste, toch heeft ook deze plant een verhaal te vertellen.
De oorspronkelijk uit Noord Amerika afkomstige pioniersoort breidt zich, na in de 17e eeuw in Europa te zijn ingevoerd, nog steeds uit en is nu vrij algemeen. Je vindt de soort op open en droge zandige omgewerkte grond op akkers, in verwaarloosde tuinen maar ook tussen plaveisel en dergelijke. In hedendaagse termen zou je het een invasieve plant kunnen noemen.
De officiële naam is Erigeron, van het Griekse eri: vroeg en geron: grijs of grijsaard, kort na de bloei verschijnt een witte haarkroon, de vrucht, vergelijk Duitse Altemanneskraut of Altgreis, een oude man in het voorjaar. Sommigen van de vroege soorten zijn wat behaard met een donzige bedekking. Het gewas kan ook zo genoemd zijn naar het vruchtenpluis dat zich al vroeg ontwikkelt. Frans erigéron âcre.
Dodonaeus schrijft ‘Dit kruid is hier te lande grind-cruydt en cruys-cruydt en van sommige ook cruys-wortel genoemd, in Hoogduitsland Creutzwurtz en Grindkraut, in Frankrijk senesson, in Spanje bon varon en yerva cana, dat is grijskruid, in Italië cardoncello en spebeoja, in Engeland grounsell. De Latijnse naam is Senecio en de Griekse Erigeron omdat het zo gauw grijs wordt en vergaat'.
Deze grijsaard werd door de oude Germanen voor berokingen en wassingen gebruikt. De plant zou de kracht bezitten giftige dieren en muggen te verdrijven en vlooien te doden. De bladeren werden als omslag tegen slangenbeten, zweren en wonden gebruikt.
Het is een oud toverkruid, een berufkraut. Bij het eigenlijke beroepskruid, Erigeron acer, bezit het zaadje een kleine grijze baard en met wat fantasie zou dit een kobold kunnen zijn. In de Johannesnacht werd het verzamelde kruid in de kamer aan een balk gehangen zodat het huis van gespuis gevrijwaard zou zijn. Tegen verheksing werd het kruid aan de deur gespijkerd of in de wieg gelegd.
Fantastische verhalen inderdaad, maar toch ook fantastische wetenschappelijke onderzoeken. Bijvoorbeeld: ECM Erigeron canadensis significantly inhibited inducible nitric oxide synthase (iNOS)-derived NO and cyclooxygenase-2 (COX-2) derived PGE2 production in LPS-stimulated RAW264.7 macrophages. These inhibitory effects of ECM were accompanied by decreases in LPS-induced nuclear translocations and transactivities of NFκB. Moreover, phosphorylation of mitogen-activated protein kinase (MAPKs) including extracellular signal-related kinase (ERK1/2), p38, and c-jun N-terminal kinase (JNK) was significantly suppressed by ECM in LPS-stimulated RAW264.7 macrophages. Further studies demonstrated that ECM by itself induced heme oxygenase-1 (HO-1) protein expression at the protein levels in dose-dependent manner. However, zinc protoporphyrin (ZnPP), a selective HO-1 inhibitor, abolished the ECM-induced suppression of NO production.
En de conclusie: These results suggested that ECM-induced HO-1 expression was partly responsible for the resulting anti-inflammatory effects. These findings suggest that ECM exerts anti-inflammatory actions and help to elucidate the mechanisms underlying the potential therapeutic values of Erigeron Canadensis L.
Nogal ingewikkeld voor zo'n eenvoudig plantje.
Nutr Res Pract. 2014 Aug;8(4):352-9. doi: 10.4162/nrp.2014.8.4.352. Epub 2014 May 15.
Anti-inflammatory effect of methanol extract from Erigeron Canadensis L. may be involved with upregulation of heme oxygenase-1 expression and suppression of NFκB and MAPKs activation in macrophages. Sung J1, Sung M1, Kim Y1, Ham H1, Jeong HS1, Lee J1.
dinsdag, september 11, 2018
zondag, september 02, 2018
Boekweit bijna rijp
In Bretagne wordt weer meer boekweit geteeld. Logisch voor een landstreek waar zoveel boekweitpannenkoeken, crêpes de blé noir, gegeten worden. Toch komt het meeste boekweitmeel nog steeds van verre Oosterse landen.
Boekweit is sedert de Middeleeuwen als kultuurplant in Europa bekend. Van oorsprong is het kruid waarschijnlijk in zijn wilde vorm afkomstig uit China, uit de provincie Yunnan, waar ook nu nog een wilde ondersoort groeit (Fagopyrum esculentum subspecie ancestralis). Tegen het einde van de Middeleeuwen was het gewas over gans Europa verspreid en werd het vooral gewaardeerd voor zijn vruchten (zaden, graan) wegens zijn hoge voedingswaarde. In de 17° en 18° eeuw werd het alleen nog beschouwd als voeding voor de armere bevolking. Als wetenschappelijke interessante geneeskrachtige plant, moest men wachten tot in de 20° eeuw.
De voornaamste inhoudsstoffen van Boekweit zijn de flavonoïden met rutoside als belangrijkste vertegenwoordiger. Door farmacologische en klinische studies ontdekte men een vermindering van de capillaire permeabiliteit, verbeterde microcirculatie in de aders, evenals oedeem- en ontstekingsremmende werking. Ook het neutraliseren van zuurstofradicalen wordt toegeschreven aan de werking van flavonoïden. Voor de toekomst is het afwachten op verder onderzoek, in hoeverre bioflavonoïden uit natuurlijke voedingsbronnen zoals boekweitkruid, ook bij aandoeningen van hart- en vaatziekten en als bescherming tegen kanker, zijn nut kan bewijzen. Te gebruiken bij
veneuze aandoeningen (spataderen, aambeien), oedemen, arteriosclerose.
Werken flavonoïden kankerbeschermend ?
Bij het uitgebreid onderzoek met flavonoïden werd ook gekeken of flavonoïden anti-mutagene en anti-cancerogene invloed hebben. Zo zijn er een aantal vaststellingen over een in-vitro-tumorremming door flavonoïden. Quercetine remt in-vivo bepaalde kinasen, die de celaanmaak sturen; ze hebben de mogelijkheid tumorpromotoren te remmen, en vertonen in hoge dosis een anti-mutageen effect. Voor de eventuele inzet van flavonoïden bij tumortherapie, moet er echter nog meer onderzoek worden verricht.
Vaatvernauwende activiteit
Rutoside behoort tot de flavonoïden, welke de auto-oxidatie van hormonen zoals adrenaline kan verhinderen. Door deze wisselwerking verlengt de halfwaardetijd van het sympathomimeticum 'adrenaline', en daardoor eveneens de vaatvernauwende werking.
Remming yan de hyaluronidase. Hyaluronzuur is een belangrijk bestanddeel van het basaalmembraan van de vaten en oefent tegelijkertijd een permeabiliteitsbarriere uit. Bij ontstekingsreacties kan deze hyaluronzuurstructuur door hyaluronidase enzymatisch worden afgebouwd, waardoor de vaatwand beschadigt. Rutoside is een remstof voor hyaluronidase. Een voorbehandeling met rutoside vermindert de capillairschade die door hyaluronidase kan ontstaan.
Lichtovergevoelige effecten van boekweit
Bij paarden, koeien, schapen, geiten en varkens kan na het eten van vers bloeiend boekweitkruid en na inwerking van zonlicht, vergelijkbaar met Sint-janskruid, een fotosensibiliserende reactie optreden. Dit verschijnsel is reeds honderden jaren bekend en het ziektebeeld met symptomen zoals rusteloosheid, zwellingen en ontstekingen wordt fagopyrisme genoemd. Verantwoordelijk hiervoor is de stof fagopyrine en verbindingen hiervan, die net als hypericine uit Sint-janskruid tot de naphthodiantronen behoort. Bij in-vitro onderzoeken met ethanolisch boekweitextract (0,5% fagopyrine) werd een geringe phototoxiciteit waargenomen, vergelijkbaar met hypericine. Een waterig, fagopyrine-vrij extract vertoonde geen photoxiciteit. Een phototoxiciteit is tot op heden bij de mens nog niet vastgesteld. Als gevolg van de geringe wateroplosbaarheid van naphthodiantrone zijn vergiftigingen van bereidingen met boekweitkruid die in de handel zijn, in therapeutische doseringen, niet te verwachten.
Klinische studies
Voor de verschillende hier geciteerde farmacologische werkingen van rutoside en aanverwante verbindingen, bestaan er in de literatuur talrijke bewijzen. Maar ook de werking van boekweitkruid bij 'chronisch veneuze insufficiëntie' (CVI) is op grond van aktuele klinische studies goed gedocumenteerd: In een gerandomiseerde, placebo gecontroleerde dubbelblinde studie kon men voor theebereiding uit boekweitkruid, de klinische werking in de zin van oedeembescherming worden bewezen. Aan de studie namen 67 patiënten deel met CVI in de stadia I en II. De therapie bestond in 3 x dagelijks, l filterbuiltje fagorutine thee; als placebo diende een -rutosidevrije-thee, bereid uit bladeren van Malva (kaasjeskruid). Het onderscheid tussen de placebo- en de onderzoeksgroep (verumgroep), bedroeg na 12 weken proeffase, meer dan 100 ml.
Verdere info. https://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/58199-boekweit-botanisch-en-geschiedkundig-bekeken.html
Boekweit is sedert de Middeleeuwen als kultuurplant in Europa bekend. Van oorsprong is het kruid waarschijnlijk in zijn wilde vorm afkomstig uit China, uit de provincie Yunnan, waar ook nu nog een wilde ondersoort groeit (Fagopyrum esculentum subspecie ancestralis). Tegen het einde van de Middeleeuwen was het gewas over gans Europa verspreid en werd het vooral gewaardeerd voor zijn vruchten (zaden, graan) wegens zijn hoge voedingswaarde. In de 17° en 18° eeuw werd het alleen nog beschouwd als voeding voor de armere bevolking. Als wetenschappelijke interessante geneeskrachtige plant, moest men wachten tot in de 20° eeuw.
Boekweitveld in Bretagne |
veneuze aandoeningen (spataderen, aambeien), oedemen, arteriosclerose.
Werken flavonoïden kankerbeschermend ?
Bij het uitgebreid onderzoek met flavonoïden werd ook gekeken of flavonoïden anti-mutagene en anti-cancerogene invloed hebben. Zo zijn er een aantal vaststellingen over een in-vitro-tumorremming door flavonoïden. Quercetine remt in-vivo bepaalde kinasen, die de celaanmaak sturen; ze hebben de mogelijkheid tumorpromotoren te remmen, en vertonen in hoge dosis een anti-mutageen effect. Voor de eventuele inzet van flavonoïden bij tumortherapie, moet er echter nog meer onderzoek worden verricht.
Vaatvernauwende activiteit
Boekweit in bloei |
Remming yan de hyaluronidase. Hyaluronzuur is een belangrijk bestanddeel van het basaalmembraan van de vaten en oefent tegelijkertijd een permeabiliteitsbarriere uit. Bij ontstekingsreacties kan deze hyaluronzuurstructuur door hyaluronidase enzymatisch worden afgebouwd, waardoor de vaatwand beschadigt. Rutoside is een remstof voor hyaluronidase. Een voorbehandeling met rutoside vermindert de capillairschade die door hyaluronidase kan ontstaan.
Lichtovergevoelige effecten van boekweit
Bij paarden, koeien, schapen, geiten en varkens kan na het eten van vers bloeiend boekweitkruid en na inwerking van zonlicht, vergelijkbaar met Sint-janskruid, een fotosensibiliserende reactie optreden. Dit verschijnsel is reeds honderden jaren bekend en het ziektebeeld met symptomen zoals rusteloosheid, zwellingen en ontstekingen wordt fagopyrisme genoemd. Verantwoordelijk hiervoor is de stof fagopyrine en verbindingen hiervan, die net als hypericine uit Sint-janskruid tot de naphthodiantronen behoort. Bij in-vitro onderzoeken met ethanolisch boekweitextract (0,5% fagopyrine) werd een geringe phototoxiciteit waargenomen, vergelijkbaar met hypericine. Een waterig, fagopyrine-vrij extract vertoonde geen photoxiciteit. Een phototoxiciteit is tot op heden bij de mens nog niet vastgesteld. Als gevolg van de geringe wateroplosbaarheid van naphthodiantrone zijn vergiftigingen van bereidingen met boekweitkruid die in de handel zijn, in therapeutische doseringen, niet te verwachten.
Klinische studies
Voor de verschillende hier geciteerde farmacologische werkingen van rutoside en aanverwante verbindingen, bestaan er in de literatuur talrijke bewijzen. Maar ook de werking van boekweitkruid bij 'chronisch veneuze insufficiëntie' (CVI) is op grond van aktuele klinische studies goed gedocumenteerd: In een gerandomiseerde, placebo gecontroleerde dubbelblinde studie kon men voor theebereiding uit boekweitkruid, de klinische werking in de zin van oedeembescherming worden bewezen. Aan de studie namen 67 patiënten deel met CVI in de stadia I en II. De therapie bestond in 3 x dagelijks, l filterbuiltje fagorutine thee; als placebo diende een -rutosidevrije-thee, bereid uit bladeren van Malva (kaasjeskruid). Het onderscheid tussen de placebo- en de onderzoeksgroep (verumgroep), bedroeg na 12 weken proeffase, meer dan 100 ml.
Verdere info. https://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/58199-boekweit-botanisch-en-geschiedkundig-bekeken.html
Rozenbottel ook om te vermageren
En omdat het ook rozenbotteltijd is. Een foto en een moeilijk wetenschappelijk artikel over rozenbottels.
De rode vruchten van onze inheemse hondsroos, de rozenbottels zijn niet alleen een rijke bron van vitamine C maar bevatten ook veel andere stoffen en stofjes waaronder transtiliroside, een substantie met anti-obese of vermagerend effect.
Remming vetzucht, daling bloedvetten
Uit dieronderzoek is gebleken dat het extract van de vruchten en zaden van hondroos helpt tegen gewichtstoename en toename van buikvet, factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van obesitas, metabool syndroom en diabetes type 2. Muizen kregen gedurende twee weken een 80% acetonextract toegediend van rozenbottels (50 mg/kg/dag) en rozenbottelzaden (12,5 en 25 mg/kg/dag). Het effect was dat vanaf de vijfde dag het tot een significante remming van gewicht en vetmassa kwam en een significante daling van de bloedspiegels van triglyceriden en vrije vetzuren.
Trans-tiliroside is het belangrijkste bestanddeel in rozenbottel dat verantwoordelijk is voor een krachtige anti-obese werking bij een lage dosering (en daarbij niet giftig is); trans-tilirose is voor zijn werking overigens afhankelijk van andere bestanddelen in rozenbottel. Toediening van trans-tiliroside in een dosis van 0,1-10 mg/kg/dag gedurende 15 dagen leidde bij de proefdieren tot een significant minder sterke toename van de plasmaglucosespiegel na intraperitoneale toediening van glucose (1 g/kg), wat betekent dat trans-tiliroside helpt bij het verbeteren van de glucosetolerantie.
Ook zorgde trans-tiliroside voor toename van de expressie van PPAR-alfa (peroxisome proliferator-activated receptor alfa) mRNA in de lever, wat aangeeft dat de vetstofwisseling wordt gestimuleerd door trans-tiliroside. De onderzoekers stelden vast dat trans-tiliroside een veel sterkere anti-obese werking heeft dan orlistat, een lipaseremmer die de opname van voedingsvetten tegengaat en wel wordt voorgeschreven aan mensen met overgewicht of obesitas.
De rode vruchten van onze inheemse hondsroos, de rozenbottels zijn niet alleen een rijke bron van vitamine C maar bevatten ook veel andere stoffen en stofjes waaronder transtiliroside, een substantie met anti-obese of vermagerend effect.
Remming vetzucht, daling bloedvetten
Uit dieronderzoek is gebleken dat het extract van de vruchten en zaden van hondroos helpt tegen gewichtstoename en toename van buikvet, factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van obesitas, metabool syndroom en diabetes type 2. Muizen kregen gedurende twee weken een 80% acetonextract toegediend van rozenbottels (50 mg/kg/dag) en rozenbottelzaden (12,5 en 25 mg/kg/dag). Het effect was dat vanaf de vijfde dag het tot een significante remming van gewicht en vetmassa kwam en een significante daling van de bloedspiegels van triglyceriden en vrije vetzuren.
Trans-tiliroside is het belangrijkste bestanddeel in rozenbottel dat verantwoordelijk is voor een krachtige anti-obese werking bij een lage dosering (en daarbij niet giftig is); trans-tilirose is voor zijn werking overigens afhankelijk van andere bestanddelen in rozenbottel. Toediening van trans-tiliroside in een dosis van 0,1-10 mg/kg/dag gedurende 15 dagen leidde bij de proefdieren tot een significant minder sterke toename van de plasmaglucosespiegel na intraperitoneale toediening van glucose (1 g/kg), wat betekent dat trans-tiliroside helpt bij het verbeteren van de glucosetolerantie.
Ook zorgde trans-tiliroside voor toename van de expressie van PPAR-alfa (peroxisome proliferator-activated receptor alfa) mRNA in de lever, wat aangeeft dat de vetstofwisseling wordt gestimuleerd door trans-tiliroside. De onderzoekers stelden vast dat trans-tiliroside een veel sterkere anti-obese werking heeft dan orlistat, een lipaseremmer die de opname van voedingsvetten tegengaat en wel wordt voorgeschreven aan mensen met overgewicht of obesitas.
vrijdag, augustus 24, 2018
Vlierbessen. Ze zijn er weer.
Vlierbessen. Ze zijn er weer. Siroop, sap, gelei, confiture, vlierazijn. Dus veel mee mogelijk in de keuken en ook als medicijn staat de vlier in mijn toptien. Die waardering voor de vlier is waarschijnlijk al duizenden jaren oud.
Opgravingen suggereren dat de vlier reeds in het Steentijdperk als medicinale plant werd ingezet, met zekerheid weten we dat deze plant al sinds 2500 jaar in de volksgeneeskunde wordt ingezet als middel bij griep, hoest, verkoudheden en om "slijmen op te lossen".
Zo maakten de Grieken en Romeinen gretig gebruik van de gewone vlier. Galenus (131 - 201 n. C.) beschreef de vlier als "heet en droog" en daarom aan te raden bij koude en vochtige aandoeningen zoals verkoudheden en slijmvliesaandoeningen. Dodonaeus (1517 - 1585) kende er onder meer slijmoplossende en ontzwellende eigenschappen aan toe.
'In den voor-christelijken tijd', zegt de dichter Frederik Van Eeden, "had de vlier nog andere eigenschappen. Had iemand kiespijn of koorts, hij behoefde slechts een vliertakje in den grond te steken zonder een woord te spreken, de pijn of de koorts bleef dan aan
het takje kleven en ging over op de persoon, die er het eerst voorbij kwam". Nogal een vreemde en asociale manier om van een ziekte af te geraken. De vlier aldus Van Eeden "stond ook in nauwe betrekking tot het podagra (jicht). Deze kwaal schijnt in den ouden tijd als vereerend voor den patiënt te zijn aangemerkt, omdat zij een bewijs leverde, dat hij tot de bevoorrechte klasse behoorde. Zoodra iemand den eersten aanval van podagra voelde, werd hij met vlierbladeren bekranst." Ziekte als een statussymbool, waar heb ik dat meer gehoord?
Ook Dodonaeus maakt in zijn Cruydeboec van 1563 eveneens gewag van het gebruik van vlierbladeren bij of liever tegen het pootje, maar op een meer prozaïsche wijze dan Van Eeden.
De weledele heer Dodonaeus is altijd nuchter, nooit raakt hij eens in extase over een mooie bloem, hij denkt alleen maar aan de "cracht en werkinghe." "Die bladeren gruen ghestooten zijn goet gheleyt op die heete swillinghen ende vergaringhen, ende met bocken oft ossen ruet (= vet) vermenght versueten zij die pijne van de flederzijn daer op gheleyt." Over de verdere uitwerking van vlier op het menschelijk lichaam is Dodoens niet erg te spreken, maar hij overdrijft wel een beetje: "Die vlier es van zijn eyghen natuere den menschelijcker natueren heel tseghen ende contrarie, hy maeekt groote walginghe ende beruerte in die maghe, dermen ende buyck, hy onstelt dat heel lichaem ende beneemt die eracht,macht ende ghesondheyt van der Jeuere (lever)". Maar Dodoens geeft ook nog een toepassing aan, die ons niet bekend was "Die besickens (= bessen) sonderlinghe die platte sadekens zijn goed den gehenen die seer vet zijn ende gheerne magherder waren, omtrent een vierendeel loots swaer tsmorghens met wijn inghenomen ende langhe tijt gebruyckt." Van blauwzuur was Dodoens niet bang en gelijk had hij. Een beetje pitjes hebben mij ook nooit kwaad gedaan.
Naast al die empirische kennis uit het verleden, kon rond de eeuwwisseling de virologe Dr. Mumcuoglu uitgebreid de antivirale werking van de proteïnes in vlierbessen aantonen.
Zowel in de bloesems als de bessen zitten als werkzame stoffen heel wat flavonoïden zoals quercetine, isoquercitrine, hyperoside, astragaline, kaemferol. Naast deze algemeen weerstandsverhogende stoffen zitten bevatten bes en bloesem ook specifieke eiwitten, de zogenaamde hemagglutinine-eiwitten.
De beschermende werking van de vlierbes dankt ze in de eerste plaats aan het hemagglutinine-eiwit SAN-III, dat zorgt voor een 'inhibitie' of afremmen van het hemagglutinine van een virus. Dit hemagglutinine is een stof in de eiwitmantel van een virus, waarmee het zich aan de cellen in het lichaam hecht. Dit hemagglutinine afremmen betekent dus zoveel als het ziekmakend vermogen van een virus afzwakken. Daarnaast werd ook aangetoond dat de vlierbes dankzij haar bijzondere anthocyanen (kleurstoffen) een 'immunomodulerende' werking heeft, waardoor ons lichaam een betere weerstand heeft tegen virussen. De bessen zijn rijk aan anthocyanen zoals chrysanthemine (cyanidine 3-glucoside), sambucyanine (cyanidine 3-xyloglucoside), sambucine (cyanidine 3-rhamnoglucoside) en daarvan afgeleide verbindingen, die mede instaan voor de afweerstimulerende werking.
Voor het vlierazijnrecept zie https://hagezussen.wordpress.com/2016/08/24/vlierbessen-balsamico-azijn/
dinsdag, augustus 14, 2018
Artisjok bij Roscoff
Niet dat ik een grote artisjok-eter ben, maar als je in Bretagne woont, de artisjokvelden bij Roscoff aanschouwt en tijdens onze kruidenstage echte artisjokliefhebbers onder de deelnemers heb, dan wil ik deze rituele delicatesse ook wel eens proeven en er zeker wat over schrijven. Bij deze dus.
Het moet heel, heel lang geleden zijn, dat men in het Nabije Oosten, op het idee is gekomen de nog niet ontloken bloemknoppen van een wilde distel te eten. De Grieken kenden dit gerecht, kinara, al vele eeuwen voor Christus, en nog altijd eten de armsten op Kreta, de monniken van kleine afgelegen kloostertjes, de geitenhoeders in de bergen in mei de jonge anghinari, rauw met wat grof zout. In de Middeleeuwen leerden de Arabieren op Sicilië en in Zuid-Italie de Italianen hun karchouf appreciëren. De Italiaanse koks in het gevolg van Catharina de Médici brachten de carciofo naar Frankrijk, waar ze een groot succes bleken-niet in het minste omdat de artichauts golden als machtig afrodisiacum. 'Artichauts, artichauts, c'est pour monsieur et madame, pour réchauffer le corps et l'âme, et pour avoir le cul chaud', zongen de artisjokkenverkopers in de zeventiende eeuw in de straten van Parijs, en dat was duidelijke taal.
Ook de serieuze Dodonaeus schreef al "Die bollen, voor spijse ingenomen, verwecken ende maeken lust tot bijslaap maar ... als sij rouw ghegethen worden sonderlinghe als zij oudt sijn soo zijn se quaet om verteren ...” Toch beschrijft Dodoens ook de zuiverende werking van artisjok, al heeft hij het dan vooral over de wortel, terwijl we medicinaal nu meer het blad gebruiken. Die wortel van Artichauts in wijn ghesoden ende ghedroncken iaecht af duer die urine alle quade vuylicheyt des bloets/ ende doet dat water stincken ende swaer van ruecke worden/ ende verdrijft/ ende gheneest mits dyen den quaden stanck van den oocxselen/ en van den gheheelen lichaem. Artisjokken zijn zeer goed voor de lever. Samen met een andere distel Silybum en paardenbloem Vandaar dat men er in Italië een aperitief van maakt, Cynar, dat de spijsvertering helpt, ook al wordt de lever door de alcohol op proef gesteld. Drink Cynar met ijsblokjes, water en een schijfje sinaasappel.
Het moet heel, heel lang geleden zijn, dat men in het Nabije Oosten, op het idee is gekomen de nog niet ontloken bloemknoppen van een wilde distel te eten. De Grieken kenden dit gerecht, kinara, al vele eeuwen voor Christus, en nog altijd eten de armsten op Kreta, de monniken van kleine afgelegen kloostertjes, de geitenhoeders in de bergen in mei de jonge anghinari, rauw met wat grof zout. In de Middeleeuwen leerden de Arabieren op Sicilië en in Zuid-Italie de Italianen hun karchouf appreciëren. De Italiaanse koks in het gevolg van Catharina de Médici brachten de carciofo naar Frankrijk, waar ze een groot succes bleken-niet in het minste omdat de artichauts golden als machtig afrodisiacum. 'Artichauts, artichauts, c'est pour monsieur et madame, pour réchauffer le corps et l'âme, et pour avoir le cul chaud', zongen de artisjokkenverkopers in de zeventiende eeuw in de straten van Parijs, en dat was duidelijke taal.
Ook de serieuze Dodonaeus schreef al "Die bollen, voor spijse ingenomen, verwecken ende maeken lust tot bijslaap maar ... als sij rouw ghegethen worden sonderlinghe als zij oudt sijn soo zijn se quaet om verteren ...” Toch beschrijft Dodoens ook de zuiverende werking van artisjok, al heeft hij het dan vooral over de wortel, terwijl we medicinaal nu meer het blad gebruiken. Die wortel van Artichauts in wijn ghesoden ende ghedroncken iaecht af duer die urine alle quade vuylicheyt des bloets/ ende doet dat water stincken ende swaer van ruecke worden/ ende verdrijft/ ende gheneest mits dyen den quaden stanck van den oocxselen/ en van den gheheelen lichaem. Artisjokken zijn zeer goed voor de lever. Samen met een andere distel Silybum en paardenbloem Vandaar dat men er in Italië een aperitief van maakt, Cynar, dat de spijsvertering helpt, ook al wordt de lever door de alcohol op proef gesteld. Drink Cynar met ijsblokjes, water en een schijfje sinaasappel.
donderdag, augustus 02, 2018
Arnica op de Puy de Sancy
Arnica op de Puy de Sancy |
Deze Arnica of Valkruid is nu één van onze bekendste geneeskruiden. In de klassieke oudheid echter was Valkruid, die tot de familie der Asteraceae behoort, blijkbaar niet bekend. Waarschijnlijk is het Hildegard von Bingen geweest die voor het eerst het gebruik van Arnica beschreven heeft. Zij heeft het over een ‘Wuntwurz’ en wolfesgelegena, te gebruiken bij kneuzingen en blauwe plekken, dé indicaties waar Valkruid later voor bekend werd.
Zij kende wolfesgelegena vooral als liefdestoverij. Ze schrijft, ‘ de wolfesgelegena is zeer warm, ze heeft een giftige warmte in zich. Als een man of vrouw in liefde ontvlamt en als iemand, hij of zij, op de huid met met groene wolvesgelegena aangeraakt wordt dan zal het de aangeraakte in de liefde van een ander laten ontbranden en als het kruid gedroogd is dan wordt de man of vrouw door de liefdesvlam geheel razend zodat ze vrijwel uitzinnig worden’.
De Gart der Gesundheit zegt; ‘Flores sancti Johannis Latijn. De meesters spreken dat deze bloemen zijn van natuur getemperd en worden tot een ziekte genuttigd genaamd Amor hereos, dat is een zorgvuldige begeerte van de man tot een vrouw of een vrouw tot een man. Ettelijke meesters die spreken dat dit is duivelsliefde en niet menselijk. Daarom wie zo’n melancholicus is alzo dat hij nog dag nog nacht rust heeft in zijn hoofd en altijd graag bij vrouwen zijn wil, diezelfde neemt tot hem deze bloemen en zijn fantasie en kwade wil die wordt veranderd in een goede. En u zal ook daarmee gedenken de kuisheid Sint Johannes en hem offeren een pater noster en een Ave Maria, u wordt verlost van deze kwade melancholie zonder twijfel’.
Het kruid verschijnt als Arnich bij Matthaus Sylvaticus in 14de eeuw. Conrad Gessner in zijn Hort Germaniae van 1561 geeft het de namen Alisma alpinum en Caltha alpina’. Dan komt de naam Wolfzeilia en Wolverley van Wohl; welzijn, en verleiden. Wolverlei en Valkruid zijn nu ook de namen die we gebruiken.
Op de Puy de Sancy wemelt het van de toeristen en toch groeien gentianen en Arnica's er in overvloed. Ze wachten als het ware om de geforceerde en gekneusde spieren en gewrichten van de onervaren wandelaars te verzorgen, want daar zijn de valkruidbloemblaadjes bijzonder goed in. De aanblik alleen al kikkert ons zo op, waardoor we beslissen om over de kammen naar het stadje Mont Dore te wandelen. Een stevige wandeling op en neer tussen 1400 en 1700 meter hoogte via col de la Cabane, col de Cuzeau en als toetje afdalend langs La Grande Cascade naar Le Mont Dore, waar in het café de Paris de frisse drankjes ons goed smaken.
Op de Puy de Sancy wemelt het van de toeristen en toch groeien gentianen en Arnica's er in overvloed. Ze wachten als het ware om de geforceerde en gekneusde spieren en gewrichten van de onervaren wandelaars te verzorgen, want daar zijn de valkruidbloemblaadjes bijzonder goed in. De aanblik alleen al kikkert ons zo op, waardoor we beslissen om over de kammen naar het stadje Mont Dore te wandelen. Een stevige wandeling op en neer tussen 1400 en 1700 meter hoogte via col de la Cabane, col de Cuzeau en als toetje afdalend langs La Grande Cascade naar Le Mont Dore, waar in het café de Paris de frisse drankjes ons goed smaken.
zaterdag, juli 14, 2018
Gele gentiaan en anderen bij Chianale
Voor de verandering steken we de laatste dag van onze kruidenstage de Col Agnel over, de grens tussen Franse Queyras en het Italiaanse Pontechianale. Niet alleen de taal, de huizen en de mensen zijn anders maar ook de plantengroei. Op onze gemakkelijke wandeling in de vallei van het Middeleeuwse Chianale naar Maddalena vinden we een overvloed aan planten met als zeldzame schoonheid de Oranjelelie, maar ook een feeëriek hellingbos met geelbloeiende goudenregen valt bijzonder op.
Gele gentiaan zijn hier helemaal niet zeldzaam en als we dan op een picknickplekje wat verpletterde planten vinden, kunnen we het als rechtgeaarde herboristen niet laten om zo'n eerbiedwaardige wortel te oogsten.
Gentiana lutea L., de Gele gentiaan is samen met het duizendguldenkruid onze bekendste bitterstofplant.Van nature komt hij nog steeds veel voor op bergweilanden, waar hij veelvuldig vertrappeld wordt door onschuldige koeienpoten, maar dat lijkt zijn stevige wortel niet te deren. Met zijn recht omhoog groeiende bloemstengel en zijn gegroepeerde gele bloemen in verschillende etages, verschilt hij veel van de lage, blauwbloeiende berggentiaantjes.
Volgens Dioscorides is de naam afkomstig van koning of doctor Gentius van Illurië (ca. 167 voor Christus). Hij zou een gentiaansoort als middel tegen de pest gebruikt hebben. Dioscorides is ongetwijfeld de bekendste doctor-herborist uit de Oudheid. Hij adviseerde de Gentiaan tegen een waslijst van kwalen en problemen. Petrus Nijlandt (1682) omschrijft het gebruik als volgt : "Voor vergift, en beten van verwoet Gedierte / Voor verstoppinge van het Ingewandt, slappe Maag, Wormen, Graveel en opgestopte Maendstonden der Vrouwen / Voor alderhande Koortsen / Voor Zijdepijn, en die van binnen gekwetst zijn.' Dodonaeus bestrijkt zelfs de huid met het sap van de wortel 'voor placken van de Huid'. Culpeper, de bekendste Engelse herborist, schrijft in zijn 'Complete Herbal' uit 1826 : 'they are under the dominion of Mars ... it strengthens the stomach exceedingly, helps digestion, comforts the heart ... the powder of the dry roots helps the bitings of mad dogs and venemous beasts ... '.
De plant was en is opgenomen in vele farmacopeeën o.a. als 'Radix Gentianae rubrae' in de Pharmacopoea Borussica (1799) als Tinctura amara.
Recept:
Vrij vertaald is dit een bittertinctuur met de bloeitoppen van duizendguldenkruid, de onrijpe bitter appelsienen, de gentiaanwortel en een soort geelwortel (Curcuma zedoaria Rosc.).
Herbal products derived from Gentiana spp. roots, are very effective for improving appetite. There are two pharmacological mechanisms by which bitter tastants impact digestion:
(1) the cephalic-response model: this hypothesis is that the bitter substances pass to a special group of cells in the cerebral cortex and it stimulate the vagus nerve to both the salivary gland and the stomach,
(2) the local-response model: bitter tastants act directly on the mucosa of the upper part of the gastrointestinal tract and especially on the bitter receptors to release of saliva and gastric juices. The last hypothesis is supported by recent studies that bitter, sour, sweet and umami taste receptor cells are present in the stomach, duodenum, jejunum, ileum and colon of rats.
Meer info over gele gentiaan op https://eten-en-drinken.infonu.nl/dranken-overig/22916-gele-gentiaan-likeurplant-voor-de-maag.html en https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5634738/
Gele gentiaan zijn hier helemaal niet zeldzaam en als we dan op een picknickplekje wat verpletterde planten vinden, kunnen we het als rechtgeaarde herboristen niet laten om zo'n eerbiedwaardige wortel te oogsten.
Gentiana lutea L., de Gele gentiaan is samen met het duizendguldenkruid onze bekendste bitterstofplant.Van nature komt hij nog steeds veel voor op bergweilanden, waar hij veelvuldig vertrappeld wordt door onschuldige koeienpoten, maar dat lijkt zijn stevige wortel niet te deren. Met zijn recht omhoog groeiende bloemstengel en zijn gegroepeerde gele bloemen in verschillende etages, verschilt hij veel van de lage, blauwbloeiende berggentiaantjes.
Volgens Dioscorides is de naam afkomstig van koning of doctor Gentius van Illurië (ca. 167 voor Christus). Hij zou een gentiaansoort als middel tegen de pest gebruikt hebben. Dioscorides is ongetwijfeld de bekendste doctor-herborist uit de Oudheid. Hij adviseerde de Gentiaan tegen een waslijst van kwalen en problemen. Petrus Nijlandt (1682) omschrijft het gebruik als volgt : "Voor vergift, en beten van verwoet Gedierte / Voor verstoppinge van het Ingewandt, slappe Maag, Wormen, Graveel en opgestopte Maendstonden der Vrouwen / Voor alderhande Koortsen / Voor Zijdepijn, en die van binnen gekwetst zijn.' Dodonaeus bestrijkt zelfs de huid met het sap van de wortel 'voor placken van de Huid'. Culpeper, de bekendste Engelse herborist, schrijft in zijn 'Complete Herbal' uit 1826 : 'they are under the dominion of Mars ... it strengthens the stomach exceedingly, helps digestion, comforts the heart ... the powder of the dry roots helps the bitings of mad dogs and venemous beasts ... '.
De plant was en is opgenomen in vele farmacopeeën o.a. als 'Radix Gentianae rubrae' in de Pharmacopoea Borussica (1799) als Tinctura amara.
Recept:
- Summitatum Centaurii minoris
- Pomorum Aurantii immaturorum
- Radicis Gentianae
- Singulorum Uncias duas
- Zedoariae Unciam unam concisis etcontusis affundi Spiritus Vini rectificati Libras tres.
Vrij vertaald is dit een bittertinctuur met de bloeitoppen van duizendguldenkruid, de onrijpe bitter appelsienen, de gentiaanwortel en een soort geelwortel (Curcuma zedoaria Rosc.).
Herbal products derived from Gentiana spp. roots, are very effective for improving appetite. There are two pharmacological mechanisms by which bitter tastants impact digestion:
(1) the cephalic-response model: this hypothesis is that the bitter substances pass to a special group of cells in the cerebral cortex and it stimulate the vagus nerve to both the salivary gland and the stomach,
(2) the local-response model: bitter tastants act directly on the mucosa of the upper part of the gastrointestinal tract and especially on the bitter receptors to release of saliva and gastric juices. The last hypothesis is supported by recent studies that bitter, sour, sweet and umami taste receptor cells are present in the stomach, duodenum, jejunum, ileum and colon of rats.
Meer info over gele gentiaan op https://eten-en-drinken.infonu.nl/dranken-overig/22916-gele-gentiaan-likeurplant-voor-de-maag.html en https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5634738/
maandag, juli 09, 2018
Astragalus alopecurus |
Konings- en andere kaarsen zijn niet alleen verzachtend voor de luchtwegen door de slijmstoffen maar ook ontstekingswerend door de stof harpagoside en daardoor ook te proberen bij reumatische klachten. Verse bladeren kun je
als cataplasma gebruiken op pijnlijke gewrichten en het aftreksel als zitbad bij ontstoken aambeien. Chemisch gezien verenigt het kruid de anti-inflammatoire werking van het harpagoside (zoals in Duivelsklauw), met de verzachtende werking van de slijmstoffen en de anti-bacteriele effecten van de koffiezuuresters. De zaden van Verbascum sinuatum zouden giftig zijn voor vissen, vandaar dat traditioneel de toortsen ook bij het vissen gebruikt werden. Als je de hele plant in het water sopt, zouden de arme diertjes op het droge springen. Ik ben zelf geen visser en heb dit truukje nog niet geprobeerd, maar de plant bevat ook zeepstoffen, die licht giftig zijn voor vissen. Vandaar misschien het effect.
Bij Les Meyries, de warme kant / L'Adret |
L’adret (terme géographique de 1927, issu du vieux français adrecht, « adroit », « endroit » ou « bon côté ») est l'ensemble des versants d’une vallée de montagne qui bénéficient de la plus longue exposition au soleil. Le versant opposé, moins ensoleillé et plus froid, est l'ubac.
Le terme provient du latin dirēctu(m), participe passé du verbe dirigĕre (« diriger »), et de l'adjectif dirēct(us) (« direct »). Il a pour homologues en vieux français adrecht, du latin ad rēct(um) (« en ligne droite » ou « droit »), dreit ou drecht en provençal, dret en occitan et dritto en italien.
En versant sud, ou adret, la température est plus élevée et, de ce fait, la végétation monte plus haut qu'en versant nord, ou ubac. Par journée ensoleillée, un adret alpestre peut recevoir de 8 à 10 fois plus de chaleur qu'un ubac de même pente, facteur qui conditionne la répartition des espèces : essences résistant à la sécheresse en adret (pin sylvestre, pin à crochets), essences recherchant l'humidité en ubac (hêtre, sapin, épicéa, pin cembro et mélèze).
donderdag, juli 05, 2018
Op zoek naar de rozenwortel
Medische en mythische planten ontdekken is al genees- en geestkracht op zich. Zo is dat ook met de rozenwortel. Aarde en hemelse geuren. Eén zijn met de plant in het immense landschap.
Rozenwortel emotioneel: een persoonlijke impressie van jaren geleden.
Om zeven uur word ik wakker met rondom mij bergen tot 3000 meter. Droom ik of is dit werkelijkheid? Het moet vandaag voor mij een mythische dag worden. Het zoeken van de Rozenwortel, het bergpad, de inspanning. het ritueel. Om zeven uur dertig ben ik al op pad, alleen in de bergen, temperatuur nauwelijks 14 graden, ik wandel door de wolken naar de zon, temperatuur 23 graden. Na 4 uur wandelen ontdek ik de eerste rozenwortels op 2560 meter hoogte tussen een chaos van rotsblokken (éboulis), zijn geliefde groeiplaats.
Alleen op de wereld met mijn rozenwortels, vraag ik of ik iets van hen mag meenemen. Ik kniel tussen de rotsen, scheur een stuk wortel van de plant, en voel dan zowel de sponzige, sappige als tanige delen. Ik herken het etherische rozenaroma maar ook de aardse wortelgeur. Ik ben weer thuis in de bergen bij mijn rozenwortels.
De rest van de dag wandel ik op het ritme van de Rhodiola, over cols, langs gletsjers op eenzame, heilige hoogte om pas 's avonds weer af te dalen naar de vallei van de mensen.
Daar is een andere oogst aan de gang, het hooien van de kruidige graslanden. De kruidenthee voor de koe, het schaap en de geit met zwartmoeskervel, bergvenkel, vrouwenmantel, veldsalie en wilde tijm.
Ik wandel de boeren voorbij met mijn eigen oogst en op het ritme van Rho-di-o-la, Ro-zen-wor-tel bereik ik de vreemde wereld van de grote mensen. Mijn opdracht is volbracht! Ik kan weer even bijna helemaal gelukkig zijn.
woensdag, juli 04, 2018
Herinnering aan Bellegarde
'ons' huis |
Vitex voor het huis |
De plaats waar we verschillende jaren gewoond hebben.
Het huis en 'mijn' planten zijn er nog steeds. De monnikenpeper voor het huis groeit er goed in de warmte van de asfalt. Deze mythische plant trekt zich blijkbaar niks aan van uitlaatgassen en motorenherrie. Herinnering is hier alom aanwezig. We wandelen achter het huis de trap op naar de schamele resten van het oude dorp. Bloeiende bezembrem en bosjes wilde tijm geuren ons tegemoet. Boven zijn de resten van een lang geleden aangelegd labyrint nog net zichtbaar. We wandelen over de kam met zicht op de oude kruidentuin, plukken bloeiende wilde lavendel en via een geitenpad komen we in het gehucht Le Passol uit. De oude populieren met de hun geur van wierook heb ik hier leren waarderen. Terug in Bellegarde dalen we af in de verwildering van de kruidentuin. Veel planten zijn verdwenen maar de oude getrouwen alant, alsem, bonenkruid en muskaatsalie houden meer dan stand. We dompelen ons onder in de geur van heimwee, plukken wild om ons heen alsof we de hele tuin mee willen dragen en verlaten volgeladen van geur en geestkracht ons oude dorp. Het ga je goed Belle Garde.
In het oude dorp van Bellegarde |
Over het oude gebruik van de monikkenpeper / Vitex agnus-castus
Het cultische gebruik van Vitex was in de antieke oudheid wijdverbreid. Zo bericht Pausanias" in de 2de eeuw over een aan Asklepios, de Griekse god van de geneeskunst, gewijde tempel waarin zich als zinnebeeld van de geneeskracht van de struik, een uit vitexhout vervaardigd godenbeeld bevond. Maar ook de medische toepassing ging met magische voorstellingen gepaard. Zo schrijft Dioscorides dat de takken, als men ze in de hand houdt, een bescherming vormen tegen aanvallen door wolven. Homerus noemt de struik lugos, wilgenteen en beschouwde hem eveneens als onheil bezwerend en als kuisheidssymbool. Volgens de Griekse mythologie werd de godin Hera onder een Agnus castusstruik geboren. Hera werd door het volk als 'hoedster van het huwelijk' vereerd.
De Vestaalse Maagden in Rome droegen twijgen van Vitex als kuisheidssymbool. De omstreeks 330 in Pergamum geboren Oribasius, de latere arts en vriend van keizer Julianus Apostata, voert in zijn omvangrijke werk Sunagogai iatrichai - Verzamelingen met een medische inhoud "Agnifoliae semen" op onder de "officinale middelen".
Kuislam.
In de elfde eeuw ontwikkelde zich aan de hand van de Latijnse naam Agnus castus de Duitse benaming Keuschlamm (kuislam), die voor het eerst wordt aangetroffen bij Albertus Magnus. In de eerste Duitstalige Naturgeschichte van Konrad von Megenberg (14de eeuw), wordt de plant Kauschlamp genoemd. Andere volksnamen zijn: Keuschstrauch, kuischboom of kuisheidsplant in het Nederlands en chastetree in het Engels. De in de antieke oudheid heersende opvatting die tot uitdrukking kwam in het feest ter ere van Demeter werd door het christendom overgenomen. Zo werd bij de inkleding van novices de weg naar het klooster met bloemen van Agnus castus bestrooid, een gebruik dat thans nog in enkele streken van Italië in zwang schijnt te zijn. De naar peper geurende en smakende vruchten werden in Zuid-Europa als specerij gebruikt.
Monniken peper
Deze naam is een, op het eerste zicht contradictorische combinatie. Een peper voor de monniken, is dat niet stimulerend? Het wordt begrijpelijk als je de peperachtige smaak van de rijpe vruchten ervaart. De benamingen mönchspfeffer, mönchssamen en pfefferbaum wijzen duidelijk op het gebruik van de peperachtige vruchten in de kloosterkeuken. De in de vorige eeuw hier en daar gebruikelijke naam gewürzmülle slaat niet alleen op de kruidige zaden, maar ook op de witviltige takken en onderkant van de bladeren, die eruitzien alsof ze met meel (mulle) bestoven zijn. De bladeren hebben eveneens een scherpe smaak en werden af en toe in plaats van hop bij het brouwen gebruikt.
woensdag, juni 27, 2018
Met de bende in de bergen. Col d' Urine en zijn bergflora.
Er bestaan bergen met vreemde namen. Col d’Urine bijvoorbeeld. Wat moet iemand zich daarbij voorstellen? Op een zeer zonnige woensdag eind juni proberen we daar een antwoord op te vinden. De tocht begint op de parking net voor het dorpje Le Roux in de Queyras waar we langs het kerkhofje de GR 58 oppikken. Een héél bloemig pad met wondklaver Anthyllis vulneraria, esparcette Onobrychis viciifolia, ratelaar Rhinanthus, een wemeling van kleuren.
Het gras verandert echter vrij snel in steengruis waarin we langzaam naar beneden schuiven tot aan het water. Nu nog even de rivier oversteken en de beklimming kan beginnen.
Bosflora
De col d’Urine is nog ver zodat de snelheid waarmee de hoogtemeters elkaar opvolgen nogal meevalt. Toch zitten er wat steilere en venijnige stukjes bij. Nu en dan moet er een tandje bij gestoken worden. Een koekoek Cuculus canorus meldt zijn aanwezigheid en roept zijn naam. We bereiken het bos waar de typische bosplanten zeer weelderig bloeien. De soorten wisselen elkaar af, alsof ze afgesproken hebben dat ze zich elk op hun eigen veldje nestelen. De zwarte rapunzel Phyteuma nigrum bijt de spits af en daarna volgen bosooievaarsbek Geranium sylvaticum en boterbloemen Ranunculus spec., een prachtig bloeiende zuurbes Berberis vulgaris en aan de overkant de berendruif Arctostaphylos uva- ursi. Hier duiken de eerste alpenroosjes Rhododendron ferrugineum op en de Europese trollius Trollius europaeus, een ranonkelachtige die best te vergelijken is met een uit de kluiten gewassen gesloten boterbloem.
Tijdens het stijgen, kruisen we verschillende beekjes. Op die vochtiger plaatsen staat het knikkend nagelkruid Geum rivale te bengelen. Ook de rondbladige steenbreek Saxifraga rotundifolia staat graag wat vochtig. Er is opvallend veel vrouwenmantel Alchemilla mollis, zelfs op het pad, maar ook leverbloempje Hepatica nobilis, boshengel Melampyrum sylvaticum, meesterwortel Peucedanum ostruthium, alpenvlas Linum perenne ssp. alpinum en alpenzenegroen Ajuga pyramidalis laten zich zien. Het einde van het bos is nog niet in zicht maar de vanilleorchis Nigritella en de fel blauwe voorjaarsgentiaantjes of lentegentiaantjes Gentiana verna vertellen ons dat we straks toch het bos achter ons zullen laten.
De boomgrens voorbij
Voorbij de boomgrens verwelkomen de Pyrenese ranonkel of Pyrenese boterbloem Ranunculus pyrenaeus (jawel, in de Alpen) en de voorjaarszonnebloemen Doronicum ons in de alpenweide. Ook de alpenmarmotten Marmota marmota hebben ons opgemerkt en slaan luid alarm. Was het al heel warm in het bos, dan valt de zon ons hier wel letterlijk op het hoofd. We wandelen verder, vrij vlak, over tapijten van bergnagelkruid geum montanum waar af en toe een kratzdistel Cirsium spinosissimum tussen staat.
Het pad blijft lang vlak waardoor het vermoeden rijst dat de echte klim net voor de col zal starten en wel eens zeer intens zou kunnen zijn. We rekenen even en komen tot de conclusie dat de col nog net haalbaar is voor de middag. Enkele meters verder wordt deze berekening al van tafel geveegd. De vondst van rozenwortel Rhodiola rosea doet namelijk menig herboristenhart wat sneller slaan en we nemen dus de tijd om de plant uitvoerig te bewonderen en te fotograferen. Konden we nu maar de heerlijke rozengeur van de wortels opsnuiven …
De col wacht
De col wacht, de weide wordt langzaam rotsachtig, nog snel eens ruiken aan de laatste vanilleorchis Nigritella. Steeds minder planten vergezellen ons bij de laatste klim naar de col. En klimmen is het wel, met de wind op kop over stenige paden en rotsblokken. Net voor de col steken we nog een eenzaam sneeuwveldje over. Op de col ruikt het gelukkig helemaal niet naar urine maar we ruiken wel de mist die opsteekt … Italiaanse mist want de col d’Urine, die 2525 meter hoog is, bevindt zich pal op de grens tussen Frankrijk en Italië. Dat vertelt ons de grenspaal uit 1823. De zon is niet langer van de partij en er staat een felle wind maar de middagpauze werd al te lang uitgesteld. Na zo’n stevige klim is een picknick meer dan welkom. We eten met zicht op de Tête de Pelvas, een berg die nog een
paar honderd meter boven de col uitsteekt en waar de rotsblokken zo lijken afgedonderd.
Afdalen Col d' Urine
Het is fris. We blijven niet langer dan nodig boven, het verlangen naar wat warmte en zon is groot. De gletsjerranonkel Ranuculus glacialis en enkele ‘kwastjes’ Soldanella alpina zwaaien ons uit. Afdalen gaat snel en gemakkelijk. De ruigte van het hooggebergte maakt plaats voor de groene alpenweide. We wanen ons weer in een postkaartjesdecor met de staalblauwe hemel, roze bergflanken van de bloeiende alpenroosjes Rhododendron ferrugineum en hier en daar nog een restje sneeuw. Bij een beekje trekt wat veenpluis Eriophorum angustifolium onze aandacht. Lager is het weer warm, zo warm dat de geur van de wilde bloemen echt opvalt. Onze zintuigen worden verwend.
De bosooievaarsbekken Geranium sylvaticum zijn de voorlopers van het bosbiotoop dat we opnieuw bereiken. Hier staan nog wat planten die deze morgen niet op ons traject te zien waren en ons lijstje nu aanvullen. Tweebloemig viooltje Viola biflora, uitgebloeide gulden sleutelbloemen Primula veris, vogelmelk Ornithogalum, bolrapunzels Phyteuma orbiculare en zonneroosjes Helianthemum. De wilde akelei Aquilegia vulgaris komt voor in een schakering van blauw tot donkerpaars. De martogonlelie Lilium martagon staat nog in knop, bij de berganemoon daarentegen zijn den(lang)harige zaadpluizen al te zien. Ook het berglazerkruid Laserpitium siler is met zijn witte schermbloemen opvallend aanwezig. De grijsgroene gevederde bladeren ruiken naar een mengeling van selder Apium graveolens en venkel Foeniculum vulgare. De zaden bevatten een etherische olie waarvan de werking gelijkaardig zou zijn als die van de venkel Foeniculum vulgare.
Eenmaal uit het bos, komen we weer op het GR-pad. De esparcette Onobrychis viciifolia en de ratelaars Rhinanthus staan er in volle zon nog even enthousiast bij als deze morgen. Niets op deze tocht leerde ons iets bij waarom die col nu col d’Urine heet. Maar door al dat moois onderweg vragen we ons dit al lang niet meer af.
Het gras verandert echter vrij snel in steengruis waarin we langzaam naar beneden schuiven tot aan het water. Nu nog even de rivier oversteken en de beklimming kan beginnen.
Bosflora
De col d’Urine is nog ver zodat de snelheid waarmee de hoogtemeters elkaar opvolgen nogal meevalt. Toch zitten er wat steilere en venijnige stukjes bij. Nu en dan moet er een tandje bij gestoken worden. Een koekoek Cuculus canorus meldt zijn aanwezigheid en roept zijn naam. We bereiken het bos waar de typische bosplanten zeer weelderig bloeien. De soorten wisselen elkaar af, alsof ze afgesproken hebben dat ze zich elk op hun eigen veldje nestelen. De zwarte rapunzel Phyteuma nigrum bijt de spits af en daarna volgen bosooievaarsbek Geranium sylvaticum en boterbloemen Ranunculus spec., een prachtig bloeiende zuurbes Berberis vulgaris en aan de overkant de berendruif Arctostaphylos uva- ursi. Hier duiken de eerste alpenroosjes Rhododendron ferrugineum op en de Europese trollius Trollius europaeus, een ranonkelachtige die best te vergelijken is met een uit de kluiten gewassen gesloten boterbloem.
Tijdens het stijgen, kruisen we verschillende beekjes. Op die vochtiger plaatsen staat het knikkend nagelkruid Geum rivale te bengelen. Ook de rondbladige steenbreek Saxifraga rotundifolia staat graag wat vochtig. Er is opvallend veel vrouwenmantel Alchemilla mollis, zelfs op het pad, maar ook leverbloempje Hepatica nobilis, boshengel Melampyrum sylvaticum, meesterwortel Peucedanum ostruthium, alpenvlas Linum perenne ssp. alpinum en alpenzenegroen Ajuga pyramidalis laten zich zien. Het einde van het bos is nog niet in zicht maar de vanilleorchis Nigritella en de fel blauwe voorjaarsgentiaantjes of lentegentiaantjes Gentiana verna vertellen ons dat we straks toch het bos achter ons zullen laten.
De boomgrens voorbij
Rhodiola rosea |
De col wacht
De col wacht, de weide wordt langzaam rotsachtig, nog snel eens ruiken aan de laatste vanilleorchis Nigritella. Steeds minder planten vergezellen ons bij de laatste klim naar de col. En klimmen is het wel, met de wind op kop over stenige paden en rotsblokken. Net voor de col steken we nog een eenzaam sneeuwveldje over. Op de col ruikt het gelukkig helemaal niet naar urine maar we ruiken wel de mist die opsteekt … Italiaanse mist want de col d’Urine, die 2525 meter hoog is, bevindt zich pal op de grens tussen Frankrijk en Italië. Dat vertelt ons de grenspaal uit 1823. De zon is niet langer van de partij en er staat een felle wind maar de middagpauze werd al te lang uitgesteld. Na zo’n stevige klim is een picknick meer dan welkom. We eten met zicht op de Tête de Pelvas, een berg die nog een
paar honderd meter boven de col uitsteekt en waar de rotsblokken zo lijken afgedonderd.
Afdalen Col d' Urine
Martagonlelie |
De bosooievaarsbekken Geranium sylvaticum zijn de voorlopers van het bosbiotoop dat we opnieuw bereiken. Hier staan nog wat planten die deze morgen niet op ons traject te zien waren en ons lijstje nu aanvullen. Tweebloemig viooltje Viola biflora, uitgebloeide gulden sleutelbloemen Primula veris, vogelmelk Ornithogalum, bolrapunzels Phyteuma orbiculare en zonneroosjes Helianthemum. De wilde akelei Aquilegia vulgaris komt voor in een schakering van blauw tot donkerpaars. De martogonlelie Lilium martagon staat nog in knop, bij de berganemoon daarentegen zijn den(lang)harige zaadpluizen al te zien. Ook het berglazerkruid Laserpitium siler is met zijn witte schermbloemen opvallend aanwezig. De grijsgroene gevederde bladeren ruiken naar een mengeling van selder Apium graveolens en venkel Foeniculum vulgare. De zaden bevatten een etherische olie waarvan de werking gelijkaardig zou zijn als die van de venkel Foeniculum vulgare.
Eenmaal uit het bos, komen we weer op het GR-pad. De esparcette Onobrychis viciifolia en de ratelaars Rhinanthus staan er in volle zon nog even enthousiast bij als deze morgen. Niets op deze tocht leerde ons iets bij waarom die col nu col d’Urine heet. Maar door al dat moois onderweg vragen we ons dit al lang niet meer af.
Met dank aan Hilde.
donderdag, juni 21, 2018
Sint Janskruid ook afslankend?
Je kent Sint Janskruid waarschijnlijk als een kruid met een milde anti-depressieve werking, maar volgens onderzoekers van Banaras Hindu University in India heeft Hypericum perforatum nog meer toepassingen. Toen de Indiërs een extract aan proefdieren gaven, ontdekten ze dat het ook een afslankende werking heeft.
Studie
De onderzoekers gaven ratten gedurende 30 dagen een dieet dat extra veel vet bevatte. Een controlegroep kreeg normaal voer. Vanaf dag 16 kreeg een deel van de vetgemeste proefdieren dagelijks 100 of 200 milligram Hypericum perforatum-extract per kilogram lichaamsgewicht.
Het humane equivalent van die doses is ongeveer 1200-2400 milligram extract per dag.
De onderzoekers gebruikten een extract op alcoholbasis. Het bestond voor 3 procent uit hyperforin en voor 0.3 procent uit hypericin.
Resultaten
De ratten die werden vetgemest werden zwaarder en dikker dan ratten die normaal voer kregen. De toediening van Hypericum perforatum in zowel de relatief hoge als de lage dosering remde die toename.
Een deel van de vetremmende werking van Hypericum perforatum zat hem in het verminderen van de eetlust. "Hypericum perforatum increases the quantity of serotonin present within synaptosomes by inhibiting synaptosomal uptake of serotonin", verklaren de onderzoekers. "This increased level of serotonin caused by Hypericum perforatum extract reduces the food intake and suppresses the appetite."
In de vetgemeste ratten stegen de insuline- en de glucosespiegel, maar het extract reduceerde die toename.
In reageerbuisstudies remt Hypericum perforatum de werking van insuline in vetcellen. In spiercellen heeft Hypericum perforatum kennelijk een tegenovergestelde werking.
Te zwaar en somber? Sint Janskruid slaat twee vliegen in één klap
Conclusie
"Taken together, Hypericum could be the antidepressant therapy of choice for patients suffering from comorbid diabetes and obesity", concluderen de onderzoekers.
Bron: ISRN Pharmacol. 2011;2011:505247.
Studie
De onderzoekers gaven ratten gedurende 30 dagen een dieet dat extra veel vet bevatte. Een controlegroep kreeg normaal voer. Vanaf dag 16 kreeg een deel van de vetgemeste proefdieren dagelijks 100 of 200 milligram Hypericum perforatum-extract per kilogram lichaamsgewicht.
Het humane equivalent van die doses is ongeveer 1200-2400 milligram extract per dag.
De onderzoekers gebruikten een extract op alcoholbasis. Het bestond voor 3 procent uit hyperforin en voor 0.3 procent uit hypericin.
Resultaten
De ratten die werden vetgemest werden zwaarder en dikker dan ratten die normaal voer kregen. De toediening van Hypericum perforatum in zowel de relatief hoge als de lage dosering remde die toename.
Een deel van de vetremmende werking van Hypericum perforatum zat hem in het verminderen van de eetlust. "Hypericum perforatum increases the quantity of serotonin present within synaptosomes by inhibiting synaptosomal uptake of serotonin", verklaren de onderzoekers. "This increased level of serotonin caused by Hypericum perforatum extract reduces the food intake and suppresses the appetite."
In de vetgemeste ratten stegen de insuline- en de glucosespiegel, maar het extract reduceerde die toename.
In reageerbuisstudies remt Hypericum perforatum de werking van insuline in vetcellen. In spiercellen heeft Hypericum perforatum kennelijk een tegenovergestelde werking.
Te zwaar en somber? Sint Janskruid slaat twee vliegen in één klap
Conclusie
"Taken together, Hypericum could be the antidepressant therapy of choice for patients suffering from comorbid diabetes and obesity", concluderen de onderzoekers.
Bron: ISRN Pharmacol. 2011;2011:505247.
donderdag, juni 14, 2018
Aardamandelen verhogen testosteronspiegel
In onze contreien gebruiken sportvissers aardamandelen of te wel tijgernoten als aas, maar een paar honderd kilometer naar het zuiden zijn diezelfde knolletjes een normaal voedingsmiddel. Jordaanse onderzoekers vertellen in BMC Complementary and Alternative Medicine dat tijgernoten de concentratie testosteron kunnen verdubbelen. Bij ratten tenminste.
Tijgernoten heten ook wel aardamandelen. Het zijn geen noten, maar knolletjes van de plant Cyperus esculentus. Die knollen zijn eetbaar, smaken naar hazelnoten en verhogen volgens traditionele genezers in India en de Arabische wereld de libido. De onderzoekers, verbonden aan de Jordan University of Science & Technology, wilden met hun dierstudie achterhalen of tijgernoten inderdaad proseksuele effecten hebben. Hun hypothese was dat tijgernoten de concentratie testosteron in het lichaam verhogen.
De onderzoekers verdeelden mannelijke ratten in twee groepen: een groep die een hoog-intensief en een groep met een matig-intensief seksueel gedrag. Van beide groepen kreeg een deel gedurende 30 dagen elke dag via de orale route gedroogde tijgernoten toegediend.
Bij ratten die aan het begin van het experiment seksueel matig-actief waren, verhoogde een dosis van 2 gram gedroogd tijgernootpoeder per kilogram lichaamsgewicht per dag na 30 dagen de testosteronspiegel met 225 procent.
Studie
De onderzoekers verdeelden mannelijke ratten in twee groepen: een groep die een hoog-intensief en een groep met een matig-intensief seksueel gedrag. Van beide groepen kreeg een deel gedurende 30 dagen elke dag via de orale route gedroogde tijgernoten toegediend.
Resultaten
Bij ratten die aan het begin van het experiment seksueel matig-actief waren, verhoogde een dosis van 2 gram gedroogd tijgernootpoeder per kilogram lichaamsgewicht per dag na 30 dagen de testosteronspiegel met 225 procent. Tijgernootpoeder verhoogde ook de testosteronspiegel van de ratten met een hoge seksuele activiteit. Een deel van die dieren kreeg per kilo 1 gram gedroogd tijgernotenpoeder per dag [T1], een ander deel twee keer zoveel [T2]. Het humane equivalent van de beproefde doses is, voor een man van plusminus tachtig kilo, ongeveer 11-22 gram tijgernootpoeder per dag.
Mechanisme
In tijgernoten zit relatief veel zink, quercetine [J Endocrinol. 2004 Jun;181(3):493-507.] en vitamine C en E. De onderzoekers vermoeden dat die stoffen verantwoordelijk zijn voor de gemeten effecten. Of dat echt zo is?
Conclusie
"The present study supports the hypothesis that Cyperus esculentus tubers have aphrodisiac activity, enhancing male sexual libido and performance", schrijven de onderzoekers. "The observed improvements in copulatory behavior after the administration of tiger nut could be partially attributed to increased serum testosterone levels in male rats."Future investigations are warranted to confirm these effects of tiger nut in humans."
Bron:BMC Complement Altern Med. 2015; 15: 331.
Tijgernoten heten ook wel aardamandelen. Het zijn geen noten, maar knolletjes van de plant Cyperus esculentus. Die knollen zijn eetbaar, smaken naar hazelnoten en verhogen volgens traditionele genezers in India en de Arabische wereld de libido. De onderzoekers, verbonden aan de Jordan University of Science & Technology, wilden met hun dierstudie achterhalen of tijgernoten inderdaad proseksuele effecten hebben. Hun hypothese was dat tijgernoten de concentratie testosteron in het lichaam verhogen.
De onderzoekers verdeelden mannelijke ratten in twee groepen: een groep die een hoog-intensief en een groep met een matig-intensief seksueel gedrag. Van beide groepen kreeg een deel gedurende 30 dagen elke dag via de orale route gedroogde tijgernoten toegediend.
Bij ratten die aan het begin van het experiment seksueel matig-actief waren, verhoogde een dosis van 2 gram gedroogd tijgernootpoeder per kilogram lichaamsgewicht per dag na 30 dagen de testosteronspiegel met 225 procent.
Studie
De onderzoekers verdeelden mannelijke ratten in twee groepen: een groep die een hoog-intensief en een groep met een matig-intensief seksueel gedrag. Van beide groepen kreeg een deel gedurende 30 dagen elke dag via de orale route gedroogde tijgernoten toegediend.
Resultaten
Bij ratten die aan het begin van het experiment seksueel matig-actief waren, verhoogde een dosis van 2 gram gedroogd tijgernootpoeder per kilogram lichaamsgewicht per dag na 30 dagen de testosteronspiegel met 225 procent. Tijgernootpoeder verhoogde ook de testosteronspiegel van de ratten met een hoge seksuele activiteit. Een deel van die dieren kreeg per kilo 1 gram gedroogd tijgernotenpoeder per dag [T1], een ander deel twee keer zoveel [T2]. Het humane equivalent van de beproefde doses is, voor een man van plusminus tachtig kilo, ongeveer 11-22 gram tijgernootpoeder per dag.
Mechanisme
In tijgernoten zit relatief veel zink, quercetine [J Endocrinol. 2004 Jun;181(3):493-507.] en vitamine C en E. De onderzoekers vermoeden dat die stoffen verantwoordelijk zijn voor de gemeten effecten. Of dat echt zo is?
Conclusie
"The present study supports the hypothesis that Cyperus esculentus tubers have aphrodisiac activity, enhancing male sexual libido and performance", schrijven de onderzoekers. "The observed improvements in copulatory behavior after the administration of tiger nut could be partially attributed to increased serum testosterone levels in male rats."Future investigations are warranted to confirm these effects of tiger nut in humans."
Bron:BMC Complement Altern Med. 2015; 15: 331.
maandag, mei 28, 2018
Zuring
Wegkanten en weilanden zien weer roestig rood van de bloeiende zuring. Rumex is het Latijnse woord voor deze plant met bitterzure smaak. De verwijzing in de naam naar die zure smaak, vinden we in alle talen terug. Het Franse woord 'oseille' komt van het grieks 'oxus' = zuur. Weinig planten dragen zo duidelijk hun eigenschappen in hun naam. Rumex was ook de naam voor een lans of werpspies, wat verwijst naar het pijlvormig blad van zuring.
Vele soorten.
Schapenzuring, ridderzuring, Spaanse zuring, veldzuring, zijn enkele zuringsoorten die ook nu nog veel voorkomen. In ons land groeien een twintigtal wilde soorten zuring. Sommige daarvan, onder andere de veldzuring, zijn bruikbaar in de keuken. De meeste soorten zijn echter te bitter om in de keuken gebruikt te worden. Men vindt zuring in weilanden, aan de boskant, op zandgronden en op wegbermen. Langs sommige autowegen zien de bermen in het voorjaar rood van de in zaad schietende schapenzuring. De veldzuring is mogelijk het meest in het wild geplukte keukenkruid terwereld. Zuring wordt al als keuken- en geneeskrachtig kruid beschreven sinds er boeken bestaan. De zuring verbastert gemakkelijk, wat betekent dat de verschillende soorten elkaar onderling bestuiven, dus bevruchten, Daardoor wordt identificatie of het determineren van de zuringsoort moeilijk.
Geschiedenis
Zuring was, net als spinazie, in de middeleeuwen een symbool van de groene kleur. Groen had in de middeleeuwen ook de betekenis van 'jong' of ' vers'. Het was al in de Oudheid vermaard en werd toen ook gebruikt. De Egyptenaren en de Romeinen gebruikten zuring als verteringsbevorderend kruid bij het nuttigen van vette spijzen. Horatius (geboren in 65 voor Christus), spreekt in zijn 'Drie liederen uit mijn landhuis' over zuring.'Non attagen ionicusiucundior quam lecta de pinguissimisoliva ramis arborumaut herba lapathiprata amantis et gravimalvae salubres corpori. ' Antoon Van Wilderode vertaalde het zo: 'Geen parelhoen of korhaan uit Ionïe zal mij zo zalig smaken als olijven met zorg verzameld van de rijkste takken en zuring die zo graag groeit in de weiden en malve, medicijn bij constipatie'. Horatius kende blijkbaar ook de genezende eigenschappen van zuring. Zo was zuring, overgoten met witte wijn, volgens hem goed voor hen die last hadden van aerofagie of winderigheid: 'si dura morabitur alvus' 'Als de buik, zo dik als een biekorf, verstopt blijft.'
Petrus Nijlandt citeert verschillende beroemde voorgangers
Verfrissend en licht laxerend zijn zeker ook nu nog eigenschappen van veldzuring en schapenzuring. Ook tegen huidirritatie, bijensteken en netelprik kan het blad en sap verzachtend werken
Vele soorten.
Schapenzuring, ridderzuring, Spaanse zuring, veldzuring, zijn enkele zuringsoorten die ook nu nog veel voorkomen. In ons land groeien een twintigtal wilde soorten zuring. Sommige daarvan, onder andere de veldzuring, zijn bruikbaar in de keuken. De meeste soorten zijn echter te bitter om in de keuken gebruikt te worden. Men vindt zuring in weilanden, aan de boskant, op zandgronden en op wegbermen. Langs sommige autowegen zien de bermen in het voorjaar rood van de in zaad schietende schapenzuring. De veldzuring is mogelijk het meest in het wild geplukte keukenkruid terwereld. Zuring wordt al als keuken- en geneeskrachtig kruid beschreven sinds er boeken bestaan. De zuring verbastert gemakkelijk, wat betekent dat de verschillende soorten elkaar onderling bestuiven, dus bevruchten, Daardoor wordt identificatie of het determineren van de zuringsoort moeilijk.
Geschiedenis
Zuring was, net als spinazie, in de middeleeuwen een symbool van de groene kleur. Groen had in de middeleeuwen ook de betekenis van 'jong' of ' vers'. Het was al in de Oudheid vermaard en werd toen ook gebruikt. De Egyptenaren en de Romeinen gebruikten zuring als verteringsbevorderend kruid bij het nuttigen van vette spijzen. Horatius (geboren in 65 voor Christus), spreekt in zijn 'Drie liederen uit mijn landhuis' over zuring.'Non attagen ionicusiucundior quam lecta de pinguissimisoliva ramis arborumaut herba lapathiprata amantis et gravimalvae salubres corpori. ' Antoon Van Wilderode vertaalde het zo: 'Geen parelhoen of korhaan uit Ionïe zal mij zo zalig smaken als olijven met zorg verzameld van de rijkste takken en zuring die zo graag groeit in de weiden en malve, medicijn bij constipatie'. Horatius kende blijkbaar ook de genezende eigenschappen van zuring. Zo was zuring, overgoten met witte wijn, volgens hem goed voor hen die last hadden van aerofagie of winderigheid: 'si dura morabitur alvus' 'Als de buik, zo dik als een biekorf, verstopt blijft.'
Petrus Nijlandt citeert verschillende beroemde voorgangers
- Tegen ontsteking van de maag, lever en gal en de onmatige dorst in hete koortsen: Kook drie handen vol zuring in voldoende gerstewater tot een pint, als het door gezeefd is doe er drie ons siroop bij dat van zuringsap gemaakt is en laat hiervan dikwijls drinken. Hiertegen kan ook nuttig het sap dat uit de zuring geperst is of het gedistilleerde water dat hier uit gemaakt is gebruikt worden. Dodonaeus, Fuchsius, Durantus.
- Tegen zwellen van de ogen: Leg zuringbladeren enige tijd onder de hete as en bindt ze op de ogen. Ravelingius.
- Tegen schurft: Neem sap van zuring en van duivenkervel, van elk een half mutsje en laat dit enige dagen achtereen nuchter innemen. Stocker.
- Tegen nierstenen: Kook de wortel van zuring in wijn en laat er van drinken. Ravelingius.
Verfrissend en licht laxerend zijn zeker ook nu nog eigenschappen van veldzuring en schapenzuring. Ook tegen huidirritatie, bijensteken en netelprik kan het blad en sap verzachtend werken
vrijdag, mei 18, 2018
Kamillebloemen oogsten
Net wat bloemen van echte kamille geoogst. Deze Matricaria recutita is een veel voorkomend akkeronkruid, maar deze bloemhoofdjes mooi en veilig plukken is niet altijd gemakkelijk. Hoe veilig zijn planten langs akkers en braakliggende terreinen?
Een interessante zeer oude Oosterse bereidingswijze is de bloemen in sesamolie laten trekken. In gebruik tegen oa migraine.
Een wetenschappelijk onderzoek:
Migraine is a chronic recurring headache for which no complete treatment has been found yet. Therefore, finding new treatment approaches and medicines is important. In this review, we consider the probable mechanism of action of a traditional and ethnic formulary of chamomile extract in sesame oil as a new topical medication for migraine pain relief. Chamomile oil is prepared in Traditional Persian Medicine by boiling aqueous extract of chamomile in sesame oil. To optimize the procedure, we can use a Clevenger-type apparatus to extract the essential oil and add it to the end product. The preparation includes both essential oils (chamazulene and bisabolol oxide) and polyphenols (a flavonoid such as apigenin and its derivatives). It probably possesses pain relief effects for migraines because of the following properties: (1) chamazulene and apigenin, which inhibit iNOS expression in activated macrophages and can lead to the prohibition of NO release and synthesis; (2) chamomile flavonoids, which have a strong inhibitory effect on endogenous prostaglandin E2 (PGE2) levels in RAW 264.7 macrophages and can play the role of selective COX-2 inhibitor; (3) chamomile polyphenols, which possess anti-inflammatory effects due to the inhibition of pro-inflammatory biomarkers in THP1 macrophages and which can reduce inflammation in neurovascular units (NVU) at the site of migraine pain; (4) chamomile, which has neuroprotective effects because of reduced NO levels; (5) sesamine in sesame oil, which possesses an anti-inflammatory effect. These effects are supported by main pathophysiological theories of migraine such as neural and sensitization theories. Chamomile oil is a traditional formulation still used in Iran as an ethno-medicine. Because of the mentioned mechanisms of action, it can be hypothesized that chamomile oil is a novel medicine for the relief of migraine pain.
Potential effect and mechanism of action of topical chamomile (Matricaria chammomila L.) oil on migraine headache: A medical hypothesis. Med Hypotheses. 2014 Nov;83(5):566-9.
Een interessante zeer oude Oosterse bereidingswijze is de bloemen in sesamolie laten trekken. In gebruik tegen oa migraine.
Een wetenschappelijk onderzoek:
Migraine is a chronic recurring headache for which no complete treatment has been found yet. Therefore, finding new treatment approaches and medicines is important. In this review, we consider the probable mechanism of action of a traditional and ethnic formulary of chamomile extract in sesame oil as a new topical medication for migraine pain relief. Chamomile oil is prepared in Traditional Persian Medicine by boiling aqueous extract of chamomile in sesame oil. To optimize the procedure, we can use a Clevenger-type apparatus to extract the essential oil and add it to the end product. The preparation includes both essential oils (chamazulene and bisabolol oxide) and polyphenols (a flavonoid such as apigenin and its derivatives). It probably possesses pain relief effects for migraines because of the following properties: (1) chamazulene and apigenin, which inhibit iNOS expression in activated macrophages and can lead to the prohibition of NO release and synthesis; (2) chamomile flavonoids, which have a strong inhibitory effect on endogenous prostaglandin E2 (PGE2) levels in RAW 264.7 macrophages and can play the role of selective COX-2 inhibitor; (3) chamomile polyphenols, which possess anti-inflammatory effects due to the inhibition of pro-inflammatory biomarkers in THP1 macrophages and which can reduce inflammation in neurovascular units (NVU) at the site of migraine pain; (4) chamomile, which has neuroprotective effects because of reduced NO levels; (5) sesamine in sesame oil, which possesses an anti-inflammatory effect. These effects are supported by main pathophysiological theories of migraine such as neural and sensitization theories. Chamomile oil is a traditional formulation still used in Iran as an ethno-medicine. Because of the mentioned mechanisms of action, it can be hypothesized that chamomile oil is a novel medicine for the relief of migraine pain.
Potential effect and mechanism of action of topical chamomile (Matricaria chammomila L.) oil on migraine headache: A medical hypothesis. Med Hypotheses. 2014 Nov;83(5):566-9.
zaterdag, mei 05, 2018
Koffie levensverlengend.
Als gezondheidsfreak wordt regelmatig beschuldigend gekeken naar mijn koffiegebruik. Koffie is toch niet gezond? Toch blijkt uit heel veel wetenschappelijk onderzoek dat een beperkt maar regelmatig koffiegebruik niet alleen geen kwaad kan maar zelfs goed is tegen vele chronische klachten en mogelijk zelfs levensverlengend kan zijn. Elke dag twee of drie koppen koffie drinken vertraagt waarschijnlijk het verouderingsproces op moleculair niveau. Dat schrijven epidemiologen van de universiteit van Harvard in de Journal of Nutrition.
Studie
De onderzoekers gebruikten gegevens die waren verzameld vanaf 1976 in de Nurses Health Study. Ze hadden van 4780 vrouwen gegevens over hun leefstijl - inclusief hun koffieconsumptie. Bovendien wisten ze hoe lang de telomeren van hun bloedcellen waren.
Als je het heel simpel wilt zeggen, dan zijn telomeren een soort biologische klok. Hoe langer je telomeren zijn, des te langer heb je nog te leven.
Resultaten
Er was geen verband tussen de inname van namaakkoffie - dat verschrikkelijke spul waar ze de cafeïne uit hebben weggehaald - en de telomeerlengte. Maar bij de studiedeelnemers die een paar koppen echte koffie per dag dronken hadden een verhoogde kans op een telomeerlengte die groter was dan gemiddeld.
De kans op een bovengemiddelde telomeerlengte was optimaal bij een inname van 2-3 koppen echte koffie per dag.
Waarom namaakkoffie de telomeerlengte niet beschermt weten de onderzoekers niet. Ze opperen de mogelijkheid dat cafeïne complexen vormt met bioactieve stoffen in koffie die in het lichaam minder snel worden afgebroken of een verhoogde biobeschikbaarheid hebben. [Food Biophys 2009;4:321-30.]
Conclusie
"Our findings suggest that higher consumption of coffee - especially caffeinated coffee - is associated with longer telomeres, but additional studies are needed to clarify how coffee consumption is involved in telomere biology", resumeren de onderzoekers. "Future studies can provide mechanistic understanding by examining how specific compounds in coffee are involved in telomere maintenance."
"In addition, conducting observational and randomized clinical studies that examine other populations or obtain repeated measurements of telomere length for each participant will further clarify the shape of the dose-response curve for coffee consumption and telomere length."
"Understanding coffees effect on telomeres may help us discover new pathways by which coffee consumption influences health and longevity."
Bron:
J Nutr. 2016 Jun 8. pii: jn230490. [Epub ahead of print].
Studie
De onderzoekers gebruikten gegevens die waren verzameld vanaf 1976 in de Nurses Health Study. Ze hadden van 4780 vrouwen gegevens over hun leefstijl - inclusief hun koffieconsumptie. Bovendien wisten ze hoe lang de telomeren van hun bloedcellen waren.
Als je het heel simpel wilt zeggen, dan zijn telomeren een soort biologische klok. Hoe langer je telomeren zijn, des te langer heb je nog te leven.
Resultaten
Er was geen verband tussen de inname van namaakkoffie - dat verschrikkelijke spul waar ze de cafeïne uit hebben weggehaald - en de telomeerlengte. Maar bij de studiedeelnemers die een paar koppen echte koffie per dag dronken hadden een verhoogde kans op een telomeerlengte die groter was dan gemiddeld.
De kans op een bovengemiddelde telomeerlengte was optimaal bij een inname van 2-3 koppen echte koffie per dag.
Waarom namaakkoffie de telomeerlengte niet beschermt weten de onderzoekers niet. Ze opperen de mogelijkheid dat cafeïne complexen vormt met bioactieve stoffen in koffie die in het lichaam minder snel worden afgebroken of een verhoogde biobeschikbaarheid hebben. [Food Biophys 2009;4:321-30.]
Conclusie
"Our findings suggest that higher consumption of coffee - especially caffeinated coffee - is associated with longer telomeres, but additional studies are needed to clarify how coffee consumption is involved in telomere biology", resumeren de onderzoekers. "Future studies can provide mechanistic understanding by examining how specific compounds in coffee are involved in telomere maintenance."
"In addition, conducting observational and randomized clinical studies that examine other populations or obtain repeated measurements of telomere length for each participant will further clarify the shape of the dose-response curve for coffee consumption and telomere length."
"Understanding coffees effect on telomeres may help us discover new pathways by which coffee consumption influences health and longevity."
Bron:
J Nutr. 2016 Jun 8. pii: jn230490. [Epub ahead of print].
zaterdag, april 28, 2018
Bosandoorn
Op ons kruidenweekend bij Bonsoy maakten we een wilde soepwandeling: berenklauw, look zonder look, vogelmuur, daslook, goudveil en nog veel meer werden geplukt en verwerkt in de soep. Brood en een dipsaus van mayonaise met gemixte daslook en een geplette verse geitenkaas zomaar gemengd met bosandoorn. Ja bosandoorn toch een plantje met wat vreemde, roetachtige smaak, maar gemengd met geitenkaas en lichtjes gesmolten in de warme wilde soep een delicatesse. Met dank aan Virginie voor de suggestie.
Wat wetenschappelijk onderzoek Stachys sylvatica / Bosandoorn
Stachys is one of the largest genera in the Lamiaceaeplant family. It is a genus of about 300 species and a subfamily of Lamioideae. The distribution of the genusbcovers Europe, Asia, Africa, Australasia, and North America. This plant grows in different regions of Iran's provinces such as Isfahan, Chaharmahal and Bakhtiari, and Lorestan. In traditional medicine, this herb is considered as anti-pain, anti-neuralgia, antioxidant, antipyretic, and appetizer[62].
Sereshti et al. investigated the effect of aqueous and alcoholic extracts of the plant Stachys sylvatica on T. vaginalis in vitro. Their results indicated that aqueous and alcoholic extracts of the plant after 72 hours in medium culture TYI-S-33 had no effect on T. vaginalis, and metronidazole was more effective than this extract.
Nat Prod Res. 2012;26(18):1676-81. doi: 10.1080/14786419.2011.613384. Epub 2011 Oct 20.
Essential oil composition and antioxidant activity of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) from different wild populations in Kosovo. Hajdari A1, Novak J, Mustafa B, Franz C. Leaves and inflorescences of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) were collected from three different wild populations in Kosovo to study the natural variation of the chemical composition of essential oils, total flavonoids, total phenolics and the antioxidant activity. Essential oils were obtained by steam distillation and analysed by GC-FID and GC-MS, whereas total flavonoids, total phenolics and antioxidant activities were determined by spectrophotometric methods. Yields of essential oils ranged from 0.001% to 0.007% (v per dry weight). Twenty-eight volatile constituents were identified. The main constituents were α-pinene, β-pinene and germacrene-D. Total phenolics ranged from 39.3 to 70.8 mg g⁻¹ dry mass, whereas total flavonoid content ranged from 30.44 to 70.63 mg g⁻¹ dm. The antioxidant activity, as measured by the DPPH method, exhibited a rather high degree of activity ranging from 25.5% to 57.2%, whereas the FRAP antioxidant activity showed a lower variability and ranged from 93 to 133.4 mg g⁻¹ dm.
Wat wetenschappelijk onderzoek Stachys sylvatica / Bosandoorn
Stachys is one of the largest genera in the Lamiaceaeplant family. It is a genus of about 300 species and a subfamily of Lamioideae. The distribution of the genusbcovers Europe, Asia, Africa, Australasia, and North America. This plant grows in different regions of Iran's provinces such as Isfahan, Chaharmahal and Bakhtiari, and Lorestan. In traditional medicine, this herb is considered as anti-pain, anti-neuralgia, antioxidant, antipyretic, and appetizer[62].
Sereshti et al. investigated the effect of aqueous and alcoholic extracts of the plant Stachys sylvatica on T. vaginalis in vitro. Their results indicated that aqueous and alcoholic extracts of the plant after 72 hours in medium culture TYI-S-33 had no effect on T. vaginalis, and metronidazole was more effective than this extract.
Nat Prod Res. 2012;26(18):1676-81. doi: 10.1080/14786419.2011.613384. Epub 2011 Oct 20.
Essential oil composition and antioxidant activity of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) from different wild populations in Kosovo. Hajdari A1, Novak J, Mustafa B, Franz C. Leaves and inflorescences of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) were collected from three different wild populations in Kosovo to study the natural variation of the chemical composition of essential oils, total flavonoids, total phenolics and the antioxidant activity. Essential oils were obtained by steam distillation and analysed by GC-FID and GC-MS, whereas total flavonoids, total phenolics and antioxidant activities were determined by spectrophotometric methods. Yields of essential oils ranged from 0.001% to 0.007% (v per dry weight). Twenty-eight volatile constituents were identified. The main constituents were α-pinene, β-pinene and germacrene-D. Total phenolics ranged from 39.3 to 70.8 mg g⁻¹ dry mass, whereas total flavonoid content ranged from 30.44 to 70.63 mg g⁻¹ dm. The antioxidant activity, as measured by the DPPH method, exhibited a rather high degree of activity ranging from 25.5% to 57.2%, whereas the FRAP antioxidant activity showed a lower variability and ranged from 93 to 133.4 mg g⁻¹ dm.
- Hajdari A, Novak J, Mustafa B, Franz C. Essential oil composition and antioxidant activity of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) from different wild populations in Kosovo. Natural product research 2012; 26(18): 1676-1681.
- Sereshti M, Yousofi Darani H, Zebardast N, Rafean M, Manochehre Naeini K, Yousofi HA. Effect of ethanolic and watery extract of aerial parts of Stachys Lavandulifolia on Trichomonas vaginalis, in vitro. Journal of medicinal plants 2012; 1(41): 159-165.
vrijdag, april 27, 2018
Gele velden
Koolzaadveld bij Pont-ar-Gorret |
Op vele plaatsen zie je nu de bermen en akkerranden geel kleuren door raapzaad of koolzaad. Ze lijken erg op elkaar. Raapzaad is een inheemse wilde plant, terwijl koolzaad vooral is aangeplant voor landbouwdoeleinden en is verwilderd.
Het verschil?
Bij raapzaad zijn de bloemknopjes korter dan de al bloeiende bloemen, terwijl bij koolzaad de knopjes boven de bloeiende bloemen uitsteken. Raapzaad bloeit over het algemeen ook iets eerder dan koolzaad, maar op dit moment treft je beide bloemen aan.
Koolzaad heet officieel Brassica napus, het is één van de vele leden van de Kruisbloemen-familie, waar o.a. alle koolsoorten, die we als winter-groenten kennen, maar ook radijs, rettich, rucola, mosterd, Kailaan en Yu Choy Sum bij horen. De heldergele koolzaad-bloemen groeien uit dikke knoppen, ze hebben 4 kroon- en 4 kelkblaadjes, die samen een -dubbel- mooi ‘kruisje’ vormen en staan in trossen bij elkaar. Koolzaad-bloemen hebben een fijne zoete smaak en zijn zeer geschikt voor fijne garneringen. Vanaf half April tot eind Juni zijn de bijen ook blij met deze bloemen, imkers brengen daarom jaarlijks hun bijen-volken naar de bloeiende Koolzaad-velden. De Koolzaad-honing is goed voor de luchtwegen en werkt inwendig sterk reinigend. De zaden bevatten veel 43% koolzaad-olie, die na koude persing dient als natuurlijke grondstof voor o.a sla-olie, margarine en mayonaise, maar ook voor bio-diesel. In Noord Amerika wordt deze brandstof ‘Canola’ genoemd, wat staat voor: CAN-adian Oil Low Acid. Koolzaad is ontstaan uit een kruising van wilde kool en raapzaad.
Het verschil?
Bij raapzaad zijn de bloemknopjes korter dan de al bloeiende bloemen, terwijl bij koolzaad de knopjes boven de bloeiende bloemen uitsteken. Raapzaad bloeit over het algemeen ook iets eerder dan koolzaad, maar op dit moment treft je beide bloemen aan.
Koolzaad heet officieel Brassica napus, het is één van de vele leden van de Kruisbloemen-familie, waar o.a. alle koolsoorten, die we als winter-groenten kennen, maar ook radijs, rettich, rucola, mosterd, Kailaan en Yu Choy Sum bij horen. De heldergele koolzaad-bloemen groeien uit dikke knoppen, ze hebben 4 kroon- en 4 kelkblaadjes, die samen een -dubbel- mooi ‘kruisje’ vormen en staan in trossen bij elkaar. Koolzaad-bloemen hebben een fijne zoete smaak en zijn zeer geschikt voor fijne garneringen. Vanaf half April tot eind Juni zijn de bijen ook blij met deze bloemen, imkers brengen daarom jaarlijks hun bijen-volken naar de bloeiende Koolzaad-velden. De Koolzaad-honing is goed voor de luchtwegen en werkt inwendig sterk reinigend. De zaden bevatten veel 43% koolzaad-olie, die na koude persing dient als natuurlijke grondstof voor o.a sla-olie, margarine en mayonaise, maar ook voor bio-diesel. In Noord Amerika wordt deze brandstof ‘Canola’ genoemd, wat staat voor: CAN-adian Oil Low Acid. Koolzaad is ontstaan uit een kruising van wilde kool en raapzaad.
dinsdag, april 24, 2018
Over Jim Duke
In December 2017 overleden James A. Duke.
Remembering Jim Duke by Mark Blumenthal
HerbalGram. 2018; American Botanical Council
The worlds of ethnobotany and herbal medicine have lost one of their truest and strongest champions with the passing of Jim Duke, PhD, at age 88 in December 2017. Jim was one of the most prolific and influential people in the modern herbal medicine scene and was respected by scientists, herbalists, and the many thousands of readers of his books and articles.
I met Jim at the first Herb Trade Association symposium in Santa Cruz, California, in the spring of 1977. Over the years, he sent me large manila envelopes full of photocopied botanical research articles from the US Department of Agriculture (USDA) addressed to “Dr. Mark Blumenthal” so he could use the USDA’s franking privileges (free mail for government employees). Jim was the first person who consistently, and jokingly, referred to me as “Doctor.” (I do not have a formal advanced degree, like many of my herbal brothers and sisters.) Jim was one of my most influential mentors and exhibited a passion for all vascular plants, their myriad properties, and their countless benefits for indigenous peoples as well as those in developed societies — the stuff of ethnobotany.
I am profoundly grateful to have known and learned from him, and that he supported my efforts to start and build ABC. He was one of the first three board members when ABC was founded in November 1988, along with the late Professor Norman Farnsworth, PhD, a respected pharmacognosist, and me. (The esteemed Professor Varro Tyler, PhD, joined the board a few years later.) Until his passing, Jim remained on the ABC Board of Trustees as the Director Emeritus, or “Director Demeritus,” as he frequently referred to it in his usual way of wryly twisting language.
We took numerous trips together to the Peruvian Amazon and Andean highlands, as well as Belize, Costa Rica, Kenya, and South Africa. We even found ourselves hanging out in Seoul, South Korea, at the 3rd International Ginseng Symposium in 1980.
I have so many fond memories of Jim; here are but a few:
His singing and playing a beat-up Spanish guitar in the screened-in bar at Explorama Lodge on the Amazon, downriver from Iquitos, Peru. (On many trips to Amazonia, he would take a beat-up acoustic guitar and leave it there for the locals.)
Drinking the crude aguardiente rum distilled from the fermented sugarcane juice, which was squeezed out of the caña (sugarcane) by a primitive press powered by an ox that tread a well-worn circular path on the bank of the Amazon near Explorama.
Eating suri — the nutritious larvae of the South American palm weevil — at a rustic, no-frills camp on the Napo River. (Being omnivorous, he ate the suri; being vegetarian, I did not.)
His “Dukeisms”: Jim’s well-known wordplay (e.g., as in the double entendre “Herbalbum,” his anthology of “Varicose Verse,” and his book Lewd Latin Lexicon) and stream-of-consciousness emails (Steven Foster, an inveterate and unrepentant archivist, has collected hundreds of them). He penned articles for HerbalGram when it was still a newsletter in the early- to mid-80s, and I enjoyed the challenge of editing his often-poetic prose.
We extend our deep gratitude to Helen Lowe Metzman for her contribution to this issue, and to Jim’s life. Helen is the chief gardener at Jim and his wife Peggy’s six-acre Herbal Vineyard at their home in rural Maryland, and was Jim’s right-hand helper for the past decade. The day after Jim passed over, Helen sat down at his desk and wrote a heartfelt tribute on his old desktop computer. We include Helen’s account in our special section devoted to Jim.
To provide a detailed insight into Jim’s professional life and publications, Steven Foster, botanist, author, and co-author of one of Jim’s most popular books (Peterson Field Guide to Medicinal Plants and Herbs of Eastern and Central North America) has written what will no doubt become the definitive summary of Jim’s many botanical accomplishments. Included in Steven’s compelling 7,000-plus-word article is the story of how Jim documented the potential adverse effects of the proposed use of nuclear weapons in the 1960s to create a new Panama Canal on the plants, environment, and native peoples of the region. Jim spent a considerable amount of time in Panama inventorying the plants of the rainforest and befriending the local people.
I’ve never known anyone like Jim Duke, and I know that my life and the lives of so many others who respected, admired, and loved him are immensely richer for having known him. Whether you knew Jim or not, you will enjoy reading Helen and Steven’s tributes to him in our 18-page spread with colorful photos and stories of the man who helped propel herbal medicine in ways that can never be fully measured.
Remembering Jim Duke by Mark Blumenthal
HerbalGram. 2018; American Botanical Council
The worlds of ethnobotany and herbal medicine have lost one of their truest and strongest champions with the passing of Jim Duke, PhD, at age 88 in December 2017. Jim was one of the most prolific and influential people in the modern herbal medicine scene and was respected by scientists, herbalists, and the many thousands of readers of his books and articles.
I met Jim at the first Herb Trade Association symposium in Santa Cruz, California, in the spring of 1977. Over the years, he sent me large manila envelopes full of photocopied botanical research articles from the US Department of Agriculture (USDA) addressed to “Dr. Mark Blumenthal” so he could use the USDA’s franking privileges (free mail for government employees). Jim was the first person who consistently, and jokingly, referred to me as “Doctor.” (I do not have a formal advanced degree, like many of my herbal brothers and sisters.) Jim was one of my most influential mentors and exhibited a passion for all vascular plants, their myriad properties, and their countless benefits for indigenous peoples as well as those in developed societies — the stuff of ethnobotany.
I am profoundly grateful to have known and learned from him, and that he supported my efforts to start and build ABC. He was one of the first three board members when ABC was founded in November 1988, along with the late Professor Norman Farnsworth, PhD, a respected pharmacognosist, and me. (The esteemed Professor Varro Tyler, PhD, joined the board a few years later.) Until his passing, Jim remained on the ABC Board of Trustees as the Director Emeritus, or “Director Demeritus,” as he frequently referred to it in his usual way of wryly twisting language.
We took numerous trips together to the Peruvian Amazon and Andean highlands, as well as Belize, Costa Rica, Kenya, and South Africa. We even found ourselves hanging out in Seoul, South Korea, at the 3rd International Ginseng Symposium in 1980.
I have so many fond memories of Jim; here are but a few:
His singing and playing a beat-up Spanish guitar in the screened-in bar at Explorama Lodge on the Amazon, downriver from Iquitos, Peru. (On many trips to Amazonia, he would take a beat-up acoustic guitar and leave it there for the locals.)
Drinking the crude aguardiente rum distilled from the fermented sugarcane juice, which was squeezed out of the caña (sugarcane) by a primitive press powered by an ox that tread a well-worn circular path on the bank of the Amazon near Explorama.
Eating suri — the nutritious larvae of the South American palm weevil — at a rustic, no-frills camp on the Napo River. (Being omnivorous, he ate the suri; being vegetarian, I did not.)
His “Dukeisms”: Jim’s well-known wordplay (e.g., as in the double entendre “Herbalbum,” his anthology of “Varicose Verse,” and his book Lewd Latin Lexicon) and stream-of-consciousness emails (Steven Foster, an inveterate and unrepentant archivist, has collected hundreds of them). He penned articles for HerbalGram when it was still a newsletter in the early- to mid-80s, and I enjoyed the challenge of editing his often-poetic prose.
We extend our deep gratitude to Helen Lowe Metzman for her contribution to this issue, and to Jim’s life. Helen is the chief gardener at Jim and his wife Peggy’s six-acre Herbal Vineyard at their home in rural Maryland, and was Jim’s right-hand helper for the past decade. The day after Jim passed over, Helen sat down at his desk and wrote a heartfelt tribute on his old desktop computer. We include Helen’s account in our special section devoted to Jim.
To provide a detailed insight into Jim’s professional life and publications, Steven Foster, botanist, author, and co-author of one of Jim’s most popular books (Peterson Field Guide to Medicinal Plants and Herbs of Eastern and Central North America) has written what will no doubt become the definitive summary of Jim’s many botanical accomplishments. Included in Steven’s compelling 7,000-plus-word article is the story of how Jim documented the potential adverse effects of the proposed use of nuclear weapons in the 1960s to create a new Panama Canal on the plants, environment, and native peoples of the region. Jim spent a considerable amount of time in Panama inventorying the plants of the rainforest and befriending the local people.
I’ve never known anyone like Jim Duke, and I know that my life and the lives of so many others who respected, admired, and loved him are immensely richer for having known him. Whether you knew Jim or not, you will enjoy reading Helen and Steven’s tributes to him in our 18-page spread with colorful photos and stories of the man who helped propel herbal medicine in ways that can never be fully measured.
maandag, april 16, 2018
Weegbree moet het nu waar maken
Vers weegbreeblad moet nu maar eens onze redder in luchtwegennood worden. Na weken problemen met keel, krampachtig hoesten en veel slijm en vele goede kruiden (salie, tijm...) geprobeerd te hebben is het nu de beurt aan weegbreeblad.
Vers weegbreeblad is er in principe genoeg te vinden toch valt het nog vies tegen om genoeg planten in eigen tuin te ontdekken. En ik wil juist vers blad gebruiken omdat vers in dit geval beter werkzaam is dan gedroogd. We plukken 3 maal daags 5 blaadjes om 1 kop thee te trekken. En nu enkele dagen afwachten op de resultaten.
Over Plantago lanceolata of smalle weegbree.
De plant komt oorspronkelijk uit Europa en West-Azië, maar werd door de Europeanen over de gehele wereld verspreid als ‘het voetspoor van de blanke man’. Het weegbree-zaad wordt kleverig in vochtige toestand en blijft dan gemakkelijk plakken aan de voetzolen van wie er overheen loopt.
De soortnaam ‘Plantago’ komt van het Latijnse woord ‘planta’ voor ‘voetzool’. ‘lanceolata’ betekent ‘lancetvormig’ en verwijst naar de bladvorm. De grote weegbree, Plantago major, heeft bredere, meer ronde bladeren – ze zijn ook donkerder groen van kleur – en zoekt de vochtige schaduw op, terwijl de smalle weegbree een voorkeur heeft voor zandige, drogere bodems, en in het algemeen een ‘drogere’ indruk maakt. Plantago lanceolata, komt iets minder voor dan de grote weegbree, maar beide behoren tot de meest algemene onkruiden die langs onze wegen, in onze tuinen en graslanden voorkomen.
Smalle weegbree is een overblijvende plant met een korte, stevige wortelstok en lange, smalle bladeren, die rechtstreeks uit de grond lijken te komen (wortelrozet). Daartussen rijzen stevige, bladerloze stelen omhoog, die uitmonden in een groen-bruinige aar, die vele nietige, doorzichtige, geurloze bloempjes verenigt.
De bloempjes zijn tweeslachtig, de meeldraden ontwikkelen zich echter later dan de stijl, waardoor men bovenaan de aar meestal alleen stijlen ziet uitsteken en onderaan alleen meeldraden (met de opvallend witte helmknoppen), ofwel onderaan alleen stijlen en bovenaan nog gesloten bloempjes. De bloei, die al in april kan starten, loopt soms door tot aan de eerste vorst. De vrucht is een tweehokkige doosvrucht die met een dekseltje openspringt.
Alom bekend is het gebruik om vers geplukt (iets gekneusd) weegbreeblad als noodpleister direct op een verse wond te leggen of om daarmee bij insectensteken jeuk en zwelling acuut te verlichten.
Van oudsher worden weegbreepreparaten ingezet in voorjaarskuren om het bloed te reinigen, maar vooral ook bij catarrale luchtwegproblemen en huidaandoeningen. Terecht, zo beseft men meer en meer, want bij wetenschappelijk onderzoek worden steeds meer farmacologische effecten aangetoond en ‘geneeskrachtige stoffen’ ontdekt.
Zo wordt de antibacteriële, ontsteking remmende werking van Plantago lanceolata vooral toegeschreven aan de iridoïdglycosiden, met als hoofdbestanddeel aucubine (de activiteit ervan vermindert wel bij opwarmen). Het verzachtend effect op de hoestprikkel verbindt men vooral met het hoge gehalte aan slijmstof-polysacchariden. Als verdere belangrijke inhoudsstoffen van Plantago lanceolata worden genoemd: flavonoïden (vooral apigenine en luteoline), fenylethanoïden (acteoside), looistoffen, coumarine-glycosiden (aesculetine), chlorogeenzuur, enzymen (invertase), vrij veel kiezelzuur en een hoog gehalte aan kalium.
Het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA) concludeerde in een ‘assessment report’ dat er voldoende evidence is voor de (orale en oromucosale) toepassing van extracten van Plantago lanceolata in de ‘symptomatische behandeling van geïrriteerd mond- en keelslijmvlies, gepaard gaande met droge hoest’. En dat hebben we nu net nodig.
Vers weegbreeblad is er in principe genoeg te vinden toch valt het nog vies tegen om genoeg planten in eigen tuin te ontdekken. En ik wil juist vers blad gebruiken omdat vers in dit geval beter werkzaam is dan gedroogd. We plukken 3 maal daags 5 blaadjes om 1 kop thee te trekken. En nu enkele dagen afwachten op de resultaten.
Bijschrift toevoegen |
De plant komt oorspronkelijk uit Europa en West-Azië, maar werd door de Europeanen over de gehele wereld verspreid als ‘het voetspoor van de blanke man’. Het weegbree-zaad wordt kleverig in vochtige toestand en blijft dan gemakkelijk plakken aan de voetzolen van wie er overheen loopt.
De soortnaam ‘Plantago’ komt van het Latijnse woord ‘planta’ voor ‘voetzool’. ‘lanceolata’ betekent ‘lancetvormig’ en verwijst naar de bladvorm. De grote weegbree, Plantago major, heeft bredere, meer ronde bladeren – ze zijn ook donkerder groen van kleur – en zoekt de vochtige schaduw op, terwijl de smalle weegbree een voorkeur heeft voor zandige, drogere bodems, en in het algemeen een ‘drogere’ indruk maakt. Plantago lanceolata, komt iets minder voor dan de grote weegbree, maar beide behoren tot de meest algemene onkruiden die langs onze wegen, in onze tuinen en graslanden voorkomen.
Smalle weegbree is een overblijvende plant met een korte, stevige wortelstok en lange, smalle bladeren, die rechtstreeks uit de grond lijken te komen (wortelrozet). Daartussen rijzen stevige, bladerloze stelen omhoog, die uitmonden in een groen-bruinige aar, die vele nietige, doorzichtige, geurloze bloempjes verenigt.
De bloempjes zijn tweeslachtig, de meeldraden ontwikkelen zich echter later dan de stijl, waardoor men bovenaan de aar meestal alleen stijlen ziet uitsteken en onderaan alleen meeldraden (met de opvallend witte helmknoppen), ofwel onderaan alleen stijlen en bovenaan nog gesloten bloempjes. De bloei, die al in april kan starten, loopt soms door tot aan de eerste vorst. De vrucht is een tweehokkige doosvrucht die met een dekseltje openspringt.
Alom bekend is het gebruik om vers geplukt (iets gekneusd) weegbreeblad als noodpleister direct op een verse wond te leggen of om daarmee bij insectensteken jeuk en zwelling acuut te verlichten.
Van oudsher worden weegbreepreparaten ingezet in voorjaarskuren om het bloed te reinigen, maar vooral ook bij catarrale luchtwegproblemen en huidaandoeningen. Terecht, zo beseft men meer en meer, want bij wetenschappelijk onderzoek worden steeds meer farmacologische effecten aangetoond en ‘geneeskrachtige stoffen’ ontdekt.
Zo wordt de antibacteriële, ontsteking remmende werking van Plantago lanceolata vooral toegeschreven aan de iridoïdglycosiden, met als hoofdbestanddeel aucubine (de activiteit ervan vermindert wel bij opwarmen). Het verzachtend effect op de hoestprikkel verbindt men vooral met het hoge gehalte aan slijmstof-polysacchariden. Als verdere belangrijke inhoudsstoffen van Plantago lanceolata worden genoemd: flavonoïden (vooral apigenine en luteoline), fenylethanoïden (acteoside), looistoffen, coumarine-glycosiden (aesculetine), chlorogeenzuur, enzymen (invertase), vrij veel kiezelzuur en een hoog gehalte aan kalium.
Het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA) concludeerde in een ‘assessment report’ dat er voldoende evidence is voor de (orale en oromucosale) toepassing van extracten van Plantago lanceolata in de ‘symptomatische behandeling van geïrriteerd mond- en keelslijmvlies, gepaard gaande met droge hoest’. En dat hebben we nu net nodig.
Abonneren op:
Posts (Atom)