dinsdag, januari 07, 2020

Taxus baccata

Als je in Bretagne woont en door het mythische woud van Huelgoat dwaalt, kom je ook af en toe imponerende Taxusbomen tegen. De Taxus heeft in de volksmond de weinig flaterende naam ‘venijnboom’. Deze naam heeft hij waarschijnlijk te danken aan het feit dat al zijn onderdelen giftig zijn met uitzondering van de felrode zaadmantel. Zowel mens als dier gaan er dus beter omzichtig mee om.

Botanisch 
Deze traag groeiende conifeer, die best gedijt in enigszins kalkhoudende grond, behoort samen met de jeneverbes tot de inheemse naaldboomsoorten. Ze worden niet echt bij de familie van de coniferen ingedeeld omdat ze geen kegels dragen maar wel zogenaamde schijnbessen. De taxus is een van de weinige echt wintergroene struiken en bomen van onze streken. Hij verdraagt zelfs strenge vorst, al is een beschutte plaats tegen oostenwind aan te raden.

Vrouwelijke bomen hebben kleine, alleenstaande, groene bloemen. De bloemen zijn moeilijk zichtbaar tot de vlezige zaadrok opzwelt en in de loop van september helder rood wordt. Typisch is dat de top van het zaadje niet omsloten wordt door de zaadrok. De zaadjes zijn blauw-violet. De taxus komt van nature voor in Europa en Noord Afrika. Hij is zeldzaam geworden in het wild en is daarom beschermd. Hij is echter des te meer aanwezig in tuinen en parken als solitaire of als haagplant. Redenen hiervoor zijn het feit dat hij altijd groen blijft, weinig last heeft van ziekten en gemakkelijk te snoeien is. Hij laat stevige snoei toe en zelfs voor vormsnoei leent hij zich heel goed. Over de hoogte en stamomtrek van de taxus worden nogal uiteenlopende cijfers gepubliceerd. De hoogte kan variëren van 1 tot 40 meter en de boomstammen kunnen een doorsnede tot 4 meter bereiken. Hij houdt van schaduw. Zo kan hij het perfect vinden onder een beuk. Taxus kan heel oud worden. Er zijn exemplaren gekend van meer dan 1000 jaar oud. Hoe oud ze precies zijn is moeilijk te zeggen omdat de meeste oude exemplaren holle stammen hebben en een betrouwbare telling van de jaarringen dus niet mogelijk is.

Taxus bij St Rivoal
Etymologie naalden van de taxus
De naam Taxus zou afgeleid zijn van het Griekse ‘taxon’ of ‘toxo’ wat ‘boog’ betekent. Andere bronnen vermelden dat de naam van het Latijnse ‘texo’ afkomstig is. ‘Texo’ betekent weven wat zou verwijzen naar het feit dat taxusbast vroeger gebruikt werd voor weef- en vlechtwerk. Baccata verwijst naar de rode schijnbessen. Het woord ‘toxisch’ zou een afgeleide zijn van taxus.

Volksgebruik 
Het zeer buigzame, taaie hout werd gebruikt voor vlecht- en snijwerk en voor het maken van bogen en schilden. Caesar zou opdracht gegeven hebben om Duitse taxusbossen te kappen omdat hij het hout nodig had om voldoende bogen te maken. Ook de Kelten maakten hun bogen en pijlen van taxushout. Ze doopten daarbij hun pijlen in taxus-as om de vijand dodelijk te treffen. Ze gebruikten de boom ook bij massale zelfdoding bij verlies in de oorlog.
Taxus werd vroeger veel aangeplant bij kerkhoven en bij pastorijen. Hij is het symbool van dood en rouw maar ook voor onvergankelijkheid. Deze schijnbare tegengestelde symboliek zit in het feit dat de boom heel giftig is maar zelf altijd groen en dus ‘levend’ blijft.

Taxine
Alle delen van de boom bevatten taxine, een alkaloïde, behalve de zaadmantel. Dit giftige bestanddeel blijft ook werkzaam na koken, drogen of bewaren van het plantenmateriaal. De naalden hebben het hoogste taxinegehalte en dit neemt toe met het vorderen van de seizoenen. Jonge lente- en zomerscheuten zijn dus minder gevaarlijk. Zaden bevatten ook taxine. Als er op de zaden gekauwd wordt, komt de taxine vrij en kan dit fatale gevolgen hebben voor zowel mens als dier. Bij vogels gaan de zaadjes in hun geheel door het spijsverteringsstelsel en veroorzaken voor hen daardoor geen kwalijke gevolgen.

Werking 
Het alkaloïde taxine werkt in op het hart en het ademhalingsstelsel, eerst stimulerend daarna verlammend met mogelijk de dood als gevolg. Paclitaxel en baccatine worden gebruikt in de chemotherapie onder andere onder de merknaam Taxol als cytostatica. In elke cel bevinden zich microtubuli. Dit zijn kleine, buisvormige structuren die de cel zelf aanmaakt en onmisbaar zijn voor de celdeling. Taxol verstoort de celdeling enerzijds door de aanmaak van microtubuli aan te wakkeren en anderzijds door te verhinderen dat de bestaande microtubuli worden afgebroken. Hierdoor stikt de cel als het ware in de eigen microtubuli en wordt een normale celdeling onmogelijk gemaakt.

Uit Herba 66 geschreven door Hilde.


zaterdag, januari 04, 2020

Over een winterse groente: pastinaak

Het gebeurt niet zelden dat een populaire voedselplant plaats moet ruimen voor een ander, doorgaans gemakkelijker te telen cultuurgewas. De pastinaak is hiervan een schoolvoorbeeld. De Egyptenaren en de Grieken vermelden de pastinaak al in hun geschriften. Tot ver in de middeleeuwen vormde de pastinaak een vast onderdeel van ons dagelijks menu en was hij in elke tuin terug te vinden.

Na al die tijd is hij bij ons in onbruik geraakt, maar in veel landen wordt hij nog steeds geapprecieerd in soepen en bij vleesschotels. De zoete wortel mag in ieder geval niet ontbreken in een echte hutspot. Bovendien heeft de pastinaak de eigenschap soepen en sauzen te binden en is hij ook rauw erg lekker.

Wellicht heeft de introductie van de aardappel en later, in de 19de en vooral de 20ste eeuw de opkomst van onze oranje peentjes, het lot van de pastinaak bezegeld. De lange teeltduur van de pastinaak (ten minste 200 dagen) in vergelijking met de wortel (80 tot 150 dagen, afhankelijk van het ras) heeft z'n verdwijning mede in de hand gewerkt. In het wild treft men de pastinaak nog veel aan op braakliggende terreinen, waar hij bloeit met platte, gele schermen, maar in de groentetuin wordt hij steeds zeldzamer. Toch blijft de pastinaak een typische inlandse groente, al hebben de eerste groenten-etende mensen er niet meteen veel aan gehad. Pas eeuwen later verkreeg men door veredeling de dikke en vlezige, witte wortel van nu.

Dodonaeus over pastinaak
Dit gheslacht van wortelen wordt gheheeten in Griecx ende in Latijn Elaphoboscum van sommighen oock als Dioscorides seyt Elaphicon, Nephrion, Ophigenion, Ophioctonon, Herpyoees, Lyme ende Cerviocellus.

Dat ierste wordt hier te lande in onse Apoteken ghenaemt Pastinaca/ ende daer naer in Neerduytsch Pastinaken/ hoe wel dat dese niet en sijn die oprechte Pastinaken/ als in tvoorgaende capittel ghenoch ghebleken es/ ende daer om worden zy beeter ghenaemt in Hoochduytsch Moren/ ende Zam moren. Daer naer die selve oock nu hier te lande Tamme mooren gheheeten worden. In Franchois worden dese wortelen Cheruy ghenaempt.
Dat wildt gheslacht heet in sommighe Apoteken Branca leonina oft Baucia. In Hoochduytsch Wild moren. In Neerduytsch Wilde moren. In Franchois Cheruy saulvage.

Cracht ende werckinghe vlgs Dodoens

  • Die wortelen van Moren in die spijse ghelijck die Peen ghebruyckt/ gheven beeter voetsel/ ende meer dan die Peen/ ende sijn goet der longhene/ den nieren ende der borsten.
  • Die selve wortelen doen oock water maken/ versueten die pijne van der sijden/ verdrijven die winden ende weedom van den buyck/ ende sijn goet den ghenen die verreckt sijn oft van binnen ghequetst oft gheborsten.
  • Tsaet van den Moren es goet tseghen alle fenijn/ ende het gheneest alle beten ende steken van alle cruypende ende fenijnnighe ghedierten met wijn ghedroncken. Ende es zoo sterck daer tseghen datmen ghescreven vindt dat als die herten dit cruyt eten dat huer gheen fenijnnich ghedierte ghehinderen oft gheletten en kan.
Pastinaak tegen onvruchtbaarheid? Een Iraans onderzoek.
Background and Objective: Infertility is a major problem in medical sciences. Despite recent advances in diagnosing and treatment of infertility, it is still one of the most important medical problems. The aim of this study is to review the role of the parsnip (Pastinaca sativa L), a proposed remedy as to a fertile agent in the viewpoint of Iranian traditional medicine (ITM) and review the evidence in the conventional medicine.

Method: In this literature research, we investigated some important Persian medical and pharmaceutical manuscripts in ITM. The search was conducted with the keyword of the fertile agent, and the parsnip was one of the choices mentioned as a fertile agent which is also available. In order to assessment of current findings, a search was done in the PubMed and Google Scholar databases.

Result: In ITM, the parsnip is recognized as a stomach astringent, liver and uterine tonic and stimulates ovulation. It is named as semen or sexual desire increaser and fertile agent. In the viewpoint of ITM, attention to the health of main or vital members of the body (including the heart, brain, and liver) In addition to the health of the urogenital system, may have led to the treatment of infertility.

Conclusion: In some studies, the effects of the parsnip on spermatogenesis, number, and sperm motility are investigated but no studies have been done on women's infertility. This review shows that the parsnip can be as a fertile agent in female infertility. So, further clinical research is recommended.

woensdag, december 25, 2019

Met mijn katten en mijn maretakken een magische kerst

Een kerst met mijn katten en al de groene bomen buiten. Een kerst met een wild bruisende rivier. Een kerst met de oude, aftakelende populier vol met immense maretakken, de ultieme kerstboom. Een boom vol met groene ballen en glinsterende bessen.


Meer nog dan hulst en klimop, verleent de maretak (Viscum album Linné), ook bekend onder zijn Engelse naam mistletoe, de kerstperiode een magische glans. Terwijl spar, hulst en klimop vandaag de dag vooral sfeerbrengers zijn, blijft de maretak ook nuchtere geesten tot enig gelovig gedrag aanzetten. Onder een aan muur of plafond bevestigde bussel mistletoe wordt nog altijd met overgave gekust, precies als in laat-middeleeuws Engeland, toen de kissing bush – een kroon van den, klimop en hulst met erbovenop fruit, papieren rozetten en kaarsen en in het midden een bosje maretak – een populair kerst- of midwinterattribuut werd.

De biologie van de plant is niet vreemd aan de bijzondere positie die hij inneemt. De maretak is wat botanici een halfparasiet noemen, een plant die deels zélf voor voedingsstoffen zorgt via fotosynthese, maar ten dele ook teert op de stofwisseling van een waardplant door mineralen te onttrekken aan diens sap. Favoriete waardplanten van Viscum album zijn, in Noord- en West-Europa, loofbomen met een zachte schors, zoals appel, meidoorn, linde, iep, wilg, populier, berk en es; twee ondersoorten uit de berglanden van Frankrijk tot Oostenrijk prefereren den, zilverspar en lork. Iets minder geliefde gastheren zijn kastanje, acacia en esdoorn; vrijwel nooit vindt men de maretak op eiken.

De botanische kenmerken van de maretak zijn godsdiensthistorisch niet zonder belang. Want de plant is niet alleen wintergroen, hij groeit in de hoogte op hout dat ‘s winters ogenschijnlijk morsdood is. De maretak die op eiken werd gevonden, moet wel helemaal als heel bijzonder zijn ervaren. De eik was daarenboven in een aantal culturen van de Europese oudheid een heilige boom, die met een hele rits hemel- en dondergoden werd geassocieerd, waarschijnlijk omdat geen boom zo vaak door de bliksem wordt getroffen. De Griekse Zeus (wiens belangrijkste heiligdom te Dodona oorspronkelijk een eikenbos was), de Romeinse Jupiter, de Baltische Perkunas (van wie de naam “eik” betekent), de Germaanse Thor, enz. Bij de Kelten bekleedde de eik zo’n belangrijke plaats dat Plinius de naam van de Gallische en Britse priesterkaste, de druïden (Gallisch *druis / druides) afleidde van het Griekse woord voor eik, drūs. Mogelijk ten onrechte, overigens: nogal wat hedendaagse keltologen denken *druis te kunnen terugvoeren tot *dru-wid, waarin ze dan deru- “sterk”, “stevig” en wid- “weten”, “kennis” herkennen.

Plinius' etymologie is gebaseerd op het rituele gebruik dat hij beschrijft in zijn Naturalis Historia (16:249-251) en dat we allemaal kennen uit Asterix de Galliër. De zesde dag van de maan klommen de druïden in de heilige eiken om met een gouden sikkel maretak te snijden, die werd opgevangen in een witte mantel omdat hij de grond niet mocht raken; vervolgens werden twee witte stieren geofferd. Met de geoogste mistletoe brouwden Panoramix’ collega’s, nog altijd volgens Plinius, een drank die bijzondere eigenschappen had: hij beschermde tegen alle mogelijke vergiften en genas onvruchtbaarheid.

Dit oogsten van de maretak zou volgens sommige auteurs aan de basis liggen van het zeer populaire Franse aguilaneuf. Aguilaneuf (of één van zijn tientallen varianten) verwijst naar het gebruik met Nieuwjaar te gaan bedelzingen, en lijkt zowel te slaan op het lied dat wordt gezongen als op de gift die de zanger krijgt. De etymologie is verre van duidelijk, maar men heeft wel gui, “maretak” in willen herkennen. Aguilaneuf zou dan een verbastering zijn van "au gui l’an neuf!", de kreet waarmee de druïden zouden hebben opgeroepen tot het oogsten van de maretak. Want lezen we bij Ovidius niet “Ad viscum Druidae cantare solebunt”: “de druïden hadden de gewoonte tot de maretak te zingen”? Dit vers zou echter apocrief zijn, en ook Plinius’ beweringen worden wel eens in twijfel worden getrokken – de man heeft wel meer verzonnen. Zodat sommigen de maretak elke rol in de druïdische religie ontzeggen. Tenminste, in de oorspronkelijke druïdische religieuze praktijk, die in de eerste eeuwen CE verdween – want hedendaagse druïden gaan uiteraard vrolijk met de maretak te keer. Recente archeologische vondsten lijken echter te bevestigen dat de Kelten wel degelijk met Viscum album in de weer waren. In de maag van veenlijken, afkomstig van ritueel ter dood gebrachte mensen, zijn zeer hoge concentraties van maretakpollen aangetroffen, wat suggereert dat het galgenmaal van de slachtoffers bestond uit iets waarin maretak was verwerkt. Bovendien kan het zeer karakteristieke en in de Keltische kunst veel voorkomende motief van het dubbele blad van de maretak moeilijk worden genegeerd. In de 5de eeuw BCE doet het zijn intrede als een variant op het mediterrane palmbladmotief en het lijkt eveneens verband te houden met het denkbeeld van de Levensboom. Maar, zelfs indien de maretak inderdaad een cruciale rol heeft gespeeld in de Keltische religie: is er daarom enige relatie tussen de praktijken van de druïden en de latere kerstmistletoe? Dit valt te betwijfelen: het druïdische ritueel voltrok zich immers niet ter gelegenheid van de winterzonnewende, een tijdstip dat in de Keltische kalender trouwens nauwelijks belang lijkt te hebben gehad.

Hoe ook, het Europese volksgeloof van later eeuwen bleef de plant uitzonderlijke eigenschappen toedichten. Hij zou bescherming bieden tegen zowel vuur als water, kon bliksem afweren en vergif neutraliseren en werd geacht allerlei kwalen te genezen (van vallende ziekte tot flatulentie) en de vruchtbaarheid van mens en vee te bevorderen. Plinius schrijft dat in zijn tijd werd geloofd dat onvruchtbare vrouwen na contact met een maretak zwanger werden, en mogelijk is het kussen onder de mistletoe nog een verre echo van dit geloof. De naam “maretak” zelf is trouwens een expliciete verwijzing naar de wereld van de magie: “mare” is een oud woord voor kwelgeest, denk aan “nachtmerrie” en maretak betekent “tak waarop de mare rust” of juist “tak die tegen de mare beschermt”.

In de Keltische talen verwijst de naam van de plant dan weer naar zijn medicinale kwaliteiten en betekent zo veel als “allesgenezer” (omnia santantem bij Plinius): Iers uile-iceadh of uile-ic(c), Schots uil-ioc, Welsh oll-iach. In Scandinavië werd maretak beschouwd als beschermer tegen twist en vijandigheid, als vredesbrenger. Bosjes werden boven de deur gehangen om bezoekers een veilig welkom te heten, en als vechtende krijgers mekaar troffen onder een boom waarin mistletoe groeide, moesten zij onmiddellijk de wapens neerleggen. Niettemin was het precies een maretak waarmee in de Scandinavische mythologie Balder, de vriendelijkste van alle goden, werd gedood. Alles in de hemel en op de aarde had een eed gezworen de lieflijke Balder nooit enig kwaad te berokkenen. Tijdens een spel zette de boosaardige Loki de blinde Hodur, Balders broer, ertoe aan ook met pijl en boog te schieten: Loki zou de pijl wel richten. Hodur spande de boog, Loki richtte… en schoot Balder dood – met een uit maretak gesneden pijl. Omdat de maretak noch tot de hemel, noch tot de aarde behoort, gold de universele eed niet voor hem.

Niet tot de ene, noch tot de andere wereld behoren: dát is waarschijnlijk wat de maretak heilig maakt, ánders – en daarom ook beladen met kracht en potentieel gevaarlijk. Regels gelden niet voor een wezen dat zich aan de categorieën van het bestaan onttrekt en evenmin voor wie zich in de invloedssfeer van zo’n wezen bevindt. Onder de mistletoe is alles anders: oorlog wordt er vrede, lichamelijk contact dat anders niet wordt getolereerd, kan er plots wel – vreemde vrouwen kussen, bijvoorbeeld. Als plant uit de schemerzone tussen verschillende werelden, heeft hij ook associaties met de onderwereld: de gouden twijg, die Aeneas in boek 6 van Vergilius’ Aeneis snijdt voor hij in de onderwereld afdaalt, kan vrijwel zeker met de maretak worden geïdentificeerd.

Al deze mythisch-religieuze associaties zijn er waarschijnlijk de oorzaak van, dat Viscum album niet alleen tot vandaag tot de verbeelding spreekt, maar tevens de midwinterplant is die eeuwenlang niet was toegelaten in de kerk. Niettemin werd ook hij met Jezus Christus in verband gebracht. Zo heeft hij namen gekregen als herbe de la Croix en lignum Crucis, die waarschijnlijk samenhangen met het geloof dat Jezus’ kruis van maretakkenhout was getimmerd en met de opvatting dat de T-vorm van de maretak de vorm van het kruis imiteert.

maandag, december 23, 2019

Ander kerstgroen: hulst

Bij de kerst hoort traditioneel nog ander groen dan de klassieke kerstboom. Het gebruik om andere wintergroene planten tijdens de winterzonnewende in huis te halen dateert van vóór het christendom.

De Romeinen maakten ter gelegenheid van de Kalender van januari slingers van laurier, Taxus, Buxus, rozemarijn, brem, den en van kermes-, steen- en kurkeik; in Gallië en Brittannië werden hulst, klimop, den en maretak tot kransen en slingers geweven. De vroege christenen namen het gebruik over, blijkbaar tot ongenoegen van de kerkvaders, die het als heidens veroordeelden. “Als gij de tempels hebt verzaakt, maak dan van uw eigen huisdeur geen tempelschrijn!” maande de kerkvader Tertullianus in De Idolatria. Niet alleen immergroene planten werden gebruikt. Men sneed ook ogenschijnlijk dode takken die binnenskamers in de warmte gingen bloeien. Verwante gebruiken hielden het trouwens uit tot in de 20ste eeuw: op het Limburgse platteland sneed men tot voor kort barbaratakken, kersen- of berkentwijgen die in water werden gezet opdat ze met Kerstmis zouden bloeien; in Scandinavië deed men hetzelfde met een lijsterbestak.

Waarom precies groenblijvers werden (en worden) gebruikt om met de winterzonnewende huis en erf te versieren, ligt voor de hand. Midwinter is de somberste periode van het jaar, het moment waarop de natuur zo dood lijkt dat je moeite hebt om te geloven dat het nog ooit anders wordt. Door hun wintergroene karakter wijzen de groenblijvers op de permanente aanwezigheid van leven, ook in de donkerste dagen. Hulst, maretak en klimop hebben bovendien de sympathieke eigenschap in hartje winter bessen te dragen, waardoor ze even symbolisch zijn als de besloze concurrentie maar bovendien een stuk decoratiever en spectaculairder.

Hulst  / Ilex aquifolium L.
komt van oudsher zeer frequent voor in kerstversiering. Uiteraard omdat het, met zijn donkergroene, glanzende en stekelige bladeren en zijn helrode bessen, zo’n bijzonder opvallende plant is, veruit de opvallendste struik of boom in het Europese winterlandschap. Het volksgeloof wil, dat alleen de mannelijke hulst stekelig is, de bladeren van de vrouwelijke zijn gaaf en zacht.

Een andere traditie verbindt de plant zeer nauw met het leven en lijden van Christus. Hulst ontstond waar Jezus’ voeten de grond betraden; de stekelige bladeren zijn een verwijzing naar zijn doornenkroon, de rode bessen symboliseren het bloed dat hij vergoten heeft. Het Duitse Stechpalme zou refereren aan de legende waarbij de hulst de palm was waarvan men ter gelegenheid van Jezus’ intocht in Jeruzalem takken had gesneden. Toen het volk “Kruisig hem” riep, zou de palm van droefenis stekels hebben gekregen. Verder heet de hulst in een paar Europese talen Christusdoorn en 16de-eeuwse Engelse auteurs noemden hem met een woordspeling de Holy Tree.

Hij wordt beschouwd als een geluksbrenger. Plinius schrijft dat een dicht bij huis geplante hulst bescherming biedt tegen heksen, bliksem en vergif, en dat een projectiel van hulsthout de kracht heeft gelijk welk wild dier te vellen, zelfs als het zijn doel mist! Een Engels bijgeloof stelt dat jonge meisjes op kerstavond een takje hulst met rode bessen aan hun bed moeten hangen, ter bescherming tegen boze geesten. Terwijl de rest van het kerstgroen wordt verbrand of weggegooid na de kerstperiode (meestal vlak na Driekoningen, in sommige streken pas met Lichtmis), werd hulst in veel streken bewaard om het huis tegen blikseminslag te beschermen. Tot in de 19de eeuw dacht men in sommige streken van Engeland dat het ongeluk bracht géén hulst in huis te hebben met Kerstmis. Al was het ook niet verstandig om vóór kerstnacht hulst in huis te hebben, want dat kon eveneens ongeluk brengen.

woensdag, december 18, 2019

Serotonine: chemie van de levenslust

Serotonine is een zogenaamde neurotransmitter. Neuro-transmitters zijn boodschappers die in de hersenen informatie van de ene cel naar de andere overbrengen. Een groot aantal van deze chemische transmitterstoffen is reeds bekend. Serotonine beïnvloedt het slaap-waakritme, ons seksueel gedrag, de agressie, geheugen, eetlust, angst en ons levensgevoel. Licht, suikers en beweging stimuleren de aanmaak van serotonine. Ook kruiden kunnen de serotonine aanmaak bevorderen, dat zijn vooral planten die we adaptogenen zijn gaan noemen.

Panax ginseng, maar vooral Rhodiola rosea kan het serotonine-gehalte verhogen.
Bij de rhodiola
De belangrijkste werkzame stoffen van Rhodiola zijn de fenylpropanoïden o.a. salidroside en rosavine. Deze beînvloeden de werking van neurotransmitters, in het bijzonder serotonine. Rhodiola verbetert het transport van 5 HTP naar de hersenen. Verder remt het twee enzymen, te weten MAO (monoamine oxidase) en COMT (catechol-no-methyltransferase). Deze enzymen breken serotonine af tot het inactieve 5-hydroxy-indolazijnzuur.

Ook het alombekende sint-janskruid Hypericum perforatum heeft een invloed op de neurotransmitters. Het wordt niet voor niks tegen depressie gebruikt.

De Afrikaanse plant Griffonia simplicifolia staat vooral bekend om het hoge gehalte 5 hydroxy tryptofaan (5 HTP), de directe voorloper van serotonine. 5 HTP wordt in de lever en in de hersenen zeer makkelijk omgezet naar serotonine.
Griffonia simplicifolia is een ongeveer drie meter hoge houterige klimstruik uit West-Afrikaanse landen, vooral Ghana, Ivoorkust en Togo. Traditioneel hebben de zaden een reputatie als lustopwekkend middel (afrodisiacum), antibioticum en als een middel tegen diarree. De bladeren van deze plant worden gebruikt voor wondgenezing. De struik heeft echter ook de aandacht getrokken van westerse onderzoekers, omdat de zaden rijk zijn aan 5-HTP, dat in het lichaam snel de hersenen bereikt en daar in serotonine wordt omgezet. Serotonine is de sleutel voor diverse hersenfuncties. Een tekort aan serotonine kan depressie veroorzaken, evenals slapeloosheid, obsessief gedrag, en vreetbuien die tot zwaarlijvigheid leiden. Diverse reguliere medicijnen zijn gericht op het verhogen van de beschikbare hoeveelheid serotonine in de hersenen: ofwel via het intensiveren van het gebruik van de beschikbare serotonine (serotonine-heropnameremmers, SSRI’s) ofwel via remming van de afbraak ervan (MAO-remmers). 5-HTP verhoogt, als directe precursor van serotonine, de hoeveelheid serotonine in de hersenen. Griffoniazaad-extract wordt onder meer gebruikt bij de behandeling van depressie, slapeloosheid, eetstoornissen, fibromyalgie en chronische hoofdpijn

Een goede bloedcirculatie naar de hersenen is van belang.  Omega-3 vetzuren genereren 'goede' eicosanoïden (lokaal werkende weefselhormonen) die een goede bloeddoorstroming stimuleren. Zonder voldoende zuurstof kunnen de hersencellen niet voldoende ATP (energie) produceren om optimaal te werken. Onder een bepaald ATP niveau beginnen hersencellen af te sterven.

Een stabiele bloedsuikerspiegel. Glucose is de 'brandstof' waarvan neuronen in de hersenen voor bijna 100% afhankelijk zijn. Andere cellen en organen kunnen naast glucose ook vet verbranden om ATP te produceren, neuronen kunnen dit niet. De neuronen kunnen voor hooguit 2 minuten glucose in de vorm van glycogeen opslaan. Dit betekent dat er een constante stroom van bloedsuiker naar de hersenen nodig is.

vrijdag, december 13, 2019

Klimop in december

Nu in december is de groene glimmende klimop in de blote bomen zichtbaarder dan ooit. Het is alsof er plots klimopbomen ontstaan. 
Klimop bloeit in september-december en is in die periode een bron van nectar en stuifmeel aangezien er dan niet zoveel gewassen bloeien. Daarmee trekt de plant tijdens de bloei vlinders en andere nectarzoekers aan. De vruchten rijpen na de winter (maart) en zijn geliefd bij vogels (onder andere merels) die vervolgens zorgen voor de verspreiding van het zaad. Klimopblad is het favoriete voedsel van sommige rupsen en wandelende takken. Verder is een klimopstruik een slaap- en schuilplaats voor allerlei vogels. Ook nestelen heggenmus, merel, winterkoning erin en is het voor vlinders zoals de gehakkelde aurelia een plek om te overwinteren.

In de klassieke oudheid had klimop behalve op het fysieke vlak (leverprotectie) ook symbolisch een beschermende functie. De plant had eigenlijk een dubbelrol: hij was het symbool/zinnebeeld van dronkenschap maar gaf ook bescherming tegen dronkenschap omdat het blad de wijn onschuldig zou maken. Daarnaast zou hij aan de mens goddelijke vermogens schenken in de vorm van helderziendheid en profetie. Of was die profetie een uiting van dronkenschap? In de middeleeuwen zouden door het dragen van een klimopkrans heksen te herkennen zijn. Klimop is ook het zinnebeeld van liefde. Daarbij gaat het om eigenschappen zoals onsterfelijkheid, uitgelatenheid, trouw, gehechtheid, vasthoudendheid, blijvende affectie en vriendschap. Het groenblijvende karakter en de hechtende eigenschappen van klimop ondersteunen deze toegedichte eigenschappen. Een vorm van signatuurleer.

Inhoudsstoffen en werking 
Zoals vele andere planten heeft klimop inhoudsstoffen die een gunstige of juist nadelige uitwerking kunnen hebben in of op het menselijk lichaam. Jonge uitlopers en gedroogd blad werden al in het oude Egypte en Griekenland toegepast tegen hoofdpijn. Bladextracten waren slijmoplossend, zweetafdrijvend en koortsdrukkend en er werden magische krachten aan toegeschreven. Het zou bij uitwendig gebruik helpen bij builen en blauwe plekken. Dit sluit aan bij het hedendaagse volksgebruik van klimop in de wondverzorging als omslag bij brandwonden en zweren. Tegenwoordig gaat het in de fytotherapie vooral om het gebruik van droogextracten die worden toegepast bij hoest als gevolg van longproblemen. Het extract heeft een antiseptische, mucolytische en ontstekingsremmende werking die waarschijnlijk berust op de aanwezigheid van saponinen, met name alfa-hederine in het blad. Daarnaast wordt het inwendig gebruikt als pijnstiller tegen krampen.

Naast positieve eigenschappen kan het gebruik van klimop ook negatieve effecten hebben. Bij een te hoge concentratie van in de plant aanwezige saponin-glycosiden (waarvan de belangrijkste alfa-hederin, hederasaponin C en hederasaponin D zijn) zal er bij inname sprake zijn van vergiftigingsverschijnselen. Vooral bladeren en bessen bevatten genoemde stoffen. Het eten van grote hoeveelheden bessen leidt daarbij tot braken, diarree, koorts en stuipen. De bessen zijn erg bitter en nodigen niet uit tot consumptie. Het eten van bladeren kan leiden tot krampen. Contact met het plantensap uit de bladeren – bijvoorbeeld bij snoeiwerkzaamheden – kan leiden tot dermatitis; hiervoor wordt de stof falcarinol verantwoordelijk gehouden.

Referenties

  • European Medicines Agency. Community herbal monograph on Hedera helix L., folium. 2011. 
  • European Medicines Agency. Assessment report on Hedera helix L., folium. 2011
  • Paulsen E, Christensen LP, Andersen KE. Dermatitis from common ivy (Hedera helix ssp. helix) in Europe: past, present and future. Contact Dermatitis 2010;62(4):201-9. 
  • Morfin-Maciel BM, Rosas-Alvarado A, Velázquez-Sámano G. Anaphylaxis due to ingestion of ivy syrup (Hedera helix L.). Report of two cases. Rev Alerg Mex 2012;59(1):31-6


vrijdag, december 06, 2019

Peyote, de rituele cactus.

Mijn rituele peyotecactus
Mijn rituele peyote-cactus is zowat 50 jaar jong. Ooit gekocht op de bloememmarkt in Amsterdam. Vader-bloemist deed in gladiolen en de zoon verhandelde hallucinogenen. De jaren 70 weet je wel, tijd van de hippies en de provos.  Veel van mijn peyote-cactus heb ik niet gegeten, wel er af en toe aan gelikt. Likken ook een ritueel.

Het gebruik van planten in religieuze rituelen gaat honderden en in sommige gevallen zelfs duizenden jaren terug. Peyote was bijvoorbeeld zo'n tweeduizend jaar geleden bij de Tolteken bekend, terwijl het rituele gebruik van de San Pedro-cactus, vastgesteld door motieven op ceremonieel aardewerk, ten minste drieduizend jaar lijkt terug te gaan.

De beroemde peyote-cactus (Lophophora williamsii) is de eerste hallucinogene plant die door de Europeanen in Amerika werd ontdekt. Hij wordt vooral in verband gebracht met de Huichol- Indianen uit de Sierra Madre in Mexico, al wordt hij ook gebruikt door de Tarahumara-Indianen, de Noord-amerikaanse Kiowa's en Comanches en de in recenter tijden gevestigde Native American Church.

Ecologie van de Peyote
Deze cactus groeit vooral in het Noorden van Mexico en in het Zuiden van Texas. Er zijn verschillende andere botanische soorten zoals Lophophora caespitosa, L. diffusa en L. Jourdaniana. De geslachtsnaam Lophophora betekent "borstelig begroeid, borstel dragend", wat verwijst naar de wollige pluizenbundels die op elke knobbel van de bol zitten. Deze pluisjes beschermen de bloemknoppen en de kleine zaadjes. De psychedelische cactus is natuurlijk bekend om zijn ritueel gebruik toch is hij ook een botanisch fenomeen. Om te overleven trekt hij zich namelijk in de winter in de grond terug voor een soort winterslaap. Zo beschermt hij zich tegen de koude, uitdrogende winden . Met zijn lange, krachtige wortel is hij stevig in de grond verankerd. Als in de herfst de droogtetijd begint, dan schrompelt de plant van boven zo sterk in elkaar, dat deze vaak de helft van zijn normale volume verliest. Vastgehouden door de sterke ondergrondse wortel wordt het bovengrondse deel door de verschrompeling onder de grond getrokken. Al gauw blaast de wind er zand en stof overheen en heeft de plant zijn winterkwartier betrokken. In de lente zuigt het rimpelige plantaardige lichaam snel al het nu weer voorhanden zijnde water op, zwelt binnen een paar dagen op tot zijn vroegere omvang, groeit nu rustig verder in licht en warmte en staat spoedig in bloei.

Geschiedenis van peyote
De eerste gedetailleerde beschrijving van de cactus werd gegeven door Francisco Hernandez, arts van koning Filips de Tweede van Spanje, die een studie van de geneeskunde van de Azteken had gemaakt. Hij schrijft: De wortel is bijna middelgroot, ontwikkelt geen takken of bladeren boven de grond, maar vertoont een bepaalde wolligheid, waardoor hij niet goed door mij kon worden afgebeeld. Zowel mannen als vrouwen schijnen erdoor te worden geschaad. Hij blijkt vrij zoet van smaak en matig pikant. Fijngemalen en aan gebracht op pijnlijke gewrichten schijnt hij verlichting te geven. Wonderbaarlijke eigenschappen worden aan deze wortel toegeschreven, als tenminste geloof kan worden gehecht aan wat hierover in het algemeen door de Azteken wordt gezegd. Hij stelt degenen die hem verorberen in staat in de toekomst te zien en zaken te voorspellen.

De werking van de peyote-cactus
Peyote is een hallucinogene cactus die een grote verscheidenheid aan effecten teweeg te brengen. Zijn belangrijkste alkaloïde bestanddeel is mescaline, maar hij bevat ook rond de dertig andere psychoactieve stoffen. Gebruikers kunnen helder gekleurde beelden ervaren, flikkerende aura's rondom objecten, gevoel van gewichtloosheid en ook ongebruikelijke gehoor- en gevoelsensaties Chemisch gezien berust de werking waarschijnlijk op de beïnvloeding van de biogene aminenstofwisseling. De neurotransmitters die de prikkels in het zenuwstelsel moeten overbrengen worden verstoord, waardoor de werkelijkheid anders wordt waargenomen.
Natuurlijk is dat een nuchtere, materiële en mogelijk ook té nuchtere kijk op deze en andere heilige planten. Door ze als chemische drugs te bekijken en te gebruiken en ze weg te halen uit hun spirituele en rituele context, verliezen deze planten hun positieve en bewustzijnsveruimende werking. Het is zoals de sjamaan Maria Sabina verklaarde 'het godenvlees heeft zijn sacrale kracht verloren'.

Literatuur over Lophophora williamsii
  • The peyotebook. A study of Native Medicine. Mount Guy
  • Cactus et medicine. Soulaire J.
  • Over de planten der goden. Schultes en Hofmann. Spectrumbook.
  • De lessen van Don Juan. Carlos Castaneda. De beruchte boeken van Castaneda waarmee voor mij
  • de kennismaking met de peyote begon

dinsdag, december 03, 2019

Meidoorn, verhalen en verzinsels

Meidoorn, zijn bloesem en zijn bessen behoren zonder meer bij de toptien van onze geneeskrachtige planten. Veilig, goed werkzaam, goed wetenschappelijk onderzocht, makkelijk te oogsten en te gebruiken voor onze geliefde hart. Meer dan genoeg redenen om bloesem en bessen te bewonderen en te waarderen. Niet te verwonderen dus dat er over de struik in het verleden ook vele verhalen verteld werden.


Volgens een Teutoonse legende zou de meidoorn ontstaan zijn uit een bliksemschicht, en daarom werd de heester vaak gebruikt voor begrafenisvuren, de kracht van de heilige rook zou de overledene rechtstreeks naar de hemel brengen.
In het oude Griekenland en Rome gebruikte men de meidoorn vooral bij huwelijksplechtigheden, bij de Grieken was de meidoorn gewijd aan de godin Maia, naar wie de maand mei genoemd is, in christelijke tijden werd de boom ook gekerstend en gewijd aan Maria. Meidoorns staan dan ook vaak bij Mariakapelletjes. Net als andere doornige struiken werd van de meidoorn gedacht dat hij de kracht had om bliksem en bozen te weren.

De meidoornbloesems symboliseren de ontluikende lente en de wedergeboorte van het leven. Onze voorouders omheinden hun heilige plaatsen met meidoornhagen, terwijl de Romeinen de hagedoorn wijdden aan de beschermgodin van de “huisdorpels”. Een ander boek vertelt dat de Romeinen met de meidoorn op de proppen kwamen toen Christus het levenslicht nog moest zien. Zij plantten de meidoorn rond hun weiden om het Romeinse vee binnen de perken te houden.
Toen de christenen het voor het zeggen kregen, kwamen Mariakapelletjes wel eens naast of midden in een meidoornstruik terecht. Zo’n kapelletje moest de ‘heidenen” eraan herinneren dat ze voortaan gunsten moesten afsmeken bij Maria en niet langer bij een of andere heidense god.

De bekendste heilige meidoorn is die van Glastonbury. Volgens de legende kwam Jozef van Arimathea in hartje winter van '63 na Christus naar dit plaatsje in Engeland. Hij stak zijn wandelstok in de grond. Toen gebeurde het grote wonder : de stok kreeg bloesems, net alsof het lente was. Een wandelstok uit meidoornhout gemaakt, hielp niet alleen bij het wandelen, maar maakte ook een beetje indruk. Hij beschermde, volgens de overlevering, de wandelaar tegen vermoeidheid. En voor de boeren, die net als Jozef de timmerman nogal last hadden van houtsplinters, kon de meidoorn een uitkomst zijn. Een papje van fijngestampte bessen en bladeren zorgden ervoor dat diepliggende splinters uit de huid loskwamen.
De nabijheid van de meidoornstruik inspireerde op haar beurt ook de ‘christelijke’ verhalen. Zo was het vlug algemeen aanvaard dat de meidoorn Christus’ doornenkroon symboliseerde. De meidoornbloesem met hun rode meeldraden, stelden dan weer zijn wonden voor.

Beschermstruik

Wie of wat er nu tussen zijn takken hing, een christelijk kapel of een Romeinse vogel, het deerde de meidoorn niet. Hij bleef alles met veel liefde beschermen. De bliksem kreeg geen kans als er een
meidoorn in de buurt stond. Maria kon zich in haar kapelletje veilig voelen. De reden voor de bliksemvriendelijkheid ligt voor de hand. Er zit namelijk niet veel vocht in de struik. Daardoor trekt
hij de bliksem niet zo intensief aan.

Een oude spreuk uit “De magische Kruidentuin” van Scott Gunningham zegt het zo :

Pas goed op voor een eikenboom
De bliksem zet je onder stroom
Rust niet tegen een essenstam,
Die zet je hart in vuur en vlam,
Zit maar onder een meidoorn neer
Hij is echt de beste beschermheer.

Je zorgt dus best voor meidoornstruiken rond je huis. Die waren trouwens ook voor andere dingen goed. Om te beginnen konden de heksen dan niet binnendringen om kwaad aan te richten. Dat was natuurlijk meegenomen. Zelfs als je met een heks getrouwd was, niet in heksen geloofde of geen meidoornstruiken naast je deur wilde, deed je er toch goed aan, tenminste toch een meidoorntak boven je deur te hangen. Dan was je huis beschermd tegen ziekten. Als je dan toch links of rechts door een microbe besmet werd, kon je nog altijd door een tunnel van meidoorntakken kruipen. Je beeldde je dan maar in dat je alle kwalen aan die takken liet hangen. Je kwam moreel gesterkt uit de tunnel te voorschijn. Als dat ook nog niet hielp, dan ging je best naar een tovenaar of kruidenvrouw die een meidoorn-toverstok had. De toverstok zorgde ervoor dat kwade geesten, die voor ziekten en andere ellende zorgden, uit de buurt bleven. Soms verjoegen ze ‘het boze’ uit de stallen door bloesems samen met meidoornhout te verbranden. De rook ontsmette de stal van het boze oog.
Meidoornbladeren in een kinderwiegje joegen boze geesten weg en hazelaar- en meidoorntakken werden bij het bruidsbed geplaatst. In huis opgehangen boden ze bescherming tegen blikseminslag.

Meistruik
De Engelsen gebruikten meidoorntakken vol bloesems, geplukt op de vooravond van 1 mei. Tussen de takken staken ze blauwe en gele bloemen. In de periode voor dat de aardappel het voornaamste voedingsmiddel werd, waren de koeien en hun producten speciaal beschermd. Kippen die zo vriendelijk waren een ei te leggen op Goede Vrijdag kregen ook een vriendelijke tik op hun kop. Een tijdje later hingen ze die eieren in de meistruik. De versierde struik kreeg een plek voor het huis. Die voorkwam het bederf van room- en melkproducten. Werd de melk ondanks de struik toch zuur, dan moest er magie of een andere bovennatuurlijk kracht aan het werk zijn. Dan moest je je weiland beschermen door er takken lijsterbes tussen te steken. Die konden de eventuele zwarte magie breken. De meistruik bleef twee weken staan tot de bloesems helemaal verwelkt waren.

Liefdessymbool
Als een meisje vroeger op 1 mei een meidoorntak voor haar deur zag hangen, ging haar hart sneller
slaan. Ze wist dan dat een bedeesde minnaar haar het hof wilde maken. Als het meisje een blauw of wit lint aan de tak vastmaakte, mocht de jongen naar binnen komen. Soms gebeurde het wel eens dat een boze pa of ma de tak over de haag wierp en een gevarendriehoek in de plaats hing ...
Als je wat ouder werd, nog op liefdespad wilde, je huis vol witte en blauwe linten lag en er nooit een meidoorntak in de wijde omgeving te bespeuren viel, moest je, voor je schoonheid door ouderdom verdween de wei in, want :

‘Als op 1 mei, een schone meid
zich ’s morgens in het veld neer vleit
en zich baadt in meidoorndauw
blijft ze een hemelschone vrouw’

Veel lieflijke, vreemde maar ook duidelijk verouderde verhalen zelfs wat met een seksistisch of discriminerend tintje. Verhalen zijn ook voor niks verhalen, verzinsels. Bedoeld om de mensenbezig te houden? Of mogelijk toch met een verborgen betekenis?

Boek:De groene middeleeuwen

DE GROENE MIDDELEEUWEN (600-1600): DUIZEND JAAR GEBRUIK VAN PLANTEN

Nederlandse musea en (universiteits) bibliotheken beschikken over een fraaie verzameling middeleeuwse plantenboeken die in de loop van eeuwen door particuliere verzamelaars bijeen zijn gebracht. Het boek De groene middeleeuwen (600-1600) - Duizend jaar gebruik van planten licht een aantal van deze boeken uit en beschrijft ze in woord en beeld, met vele prachtige afbeeldingen. Dit boek schetst de historische context van het medische gebruik van planten van de klassieke oudheid tot het einde van de middeleeuwen aan de hand van een selectie van bewaard gebleven boeken. Daarnaast gaat dit boek uitgebreid in op het gebruik van planten als voeding of kleurstof, planten in de literatuur en in middeleeuwse boekdecoraties. Met vele verduidelijkende afbeeldingen is het een prachtig boek. Voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de geneeskunde en de ontwikkeling van het denken over ziekte en gezondheid, is dit een waardevol boek.

Ter illustratie zijn in de bijlagen van het boek enkele passages uit Herbarium van Apuleius Platonicus (6e eeuw, handschrift) en uit Ortus Sanitatis (1497, drukwerk) vertaald. De besproken kruiden zijn Arnoglossa (Plantago major L., weegbree), Hypericum (Hypericum perforatum L.), Artemisia (Artemisia absinthium L.), Mandragora (Mandragora officinarum L.) en Tanacetum (Tanacetum vulgare L.). Apuleius Platonicus somt bij weegbree wel 26 recepten op, voor zeer uiteenlopende aandoeningen. De schrijvers van het boek verbazen zich hierover en nemen het duidelijk niet al te serieus, maar veel van deze toepassingen van weegbree zijn ook vandaag de dag nog in gebruik. De verschillende auteurs spreken ook af en toe hun verbazing uit over de veelzijdigheid die aan de planten werd toegedicht. “Verrassend is dat de opgegeven toepassingen soms sterk lijken op de werking die de homeopathie nog steeds aan bepaalde planten toeschrijft.” Ik krijg de indruk dat de auteurs, overwegend kunsthistorici, niet precies het verschil kennen tussen homeopathie en kruidengeneeskunde. En waarom is het verrassend dat de kennis van duizend jaar geleden vandaag de dag nog klopt? Weegbree is in die duizend jaar echt niet veranderd. Is men wellicht verrast dat kruiden  een werking zouden kunnen hebben?

maandag, december 02, 2019

Artisjok voor de lever

Artisjok (Cynara cardunculus L.) is een vaste plant die in het Middellandse Zeegebied voorkomt en ook in Bretagne veel gekweekt wordt. Van oorsprong komt deze plant uit Noord-Afrika. Inmiddels wordt het volop gekweekt als groente.

In de fytotherapie wordt het blad gebruikt [1]. In de Commission E-monografie van artisjok wordt melding gemaakt van het gebruik bij het stimuleren van de galproductie, buikpijn, opgeblazen gevoel, misselijkheid en winderigheid [2]. De British Herbal Pharmacopoeia noemt een effect op de lever [3]. In vivo vertoont artisjok leverbeschermende en -stimulerende eigenschappen [4,5]. De plant heeft weinig bijwerkingen. Voorzichtigheid is echter geboden bij galstenen, galgangverstoppingen en bij allergie voor artisjok of aanverwante soorten [6].

In onderzoeken op ratten heeft artisjokblad ook cholesterolverlagende en vetverlagende eigenschappen laten zien [7]. Artisjok kan de lever beschermen door een antioxidatieve werking. In dierproeven met ratten is aangetoond dat een artisjokextract leverbeschermend werkt bij vergiftigingen [4]. Daarnaast helpt het gebruik van artisjok bij regeneratie van de lever [5].
Ook bij suikerziekte lijkt gebruik van artisjok functioneel te kunnen zijn. Het verlaagt de postprandiale bloedsuikerspiegelstijging, stimuleert de alvleesklierfunctie en remt het enzym α-amylase in ratten [10]

Referenties
| [1] American Botanical Council. Herbal Medicine: Expanded Commission E. Artichoke leaf. Integrative Medicine Communications. 2000. cms.herbalgram.org/expandedE/Artichokeleaf.html; geraadpleegd: 19-09-2019. [2] American Botanical Council. The Commission E Monographs. Artichoke leaf. cms.herbalgram. org/commissione/Monographs/Monograph0008.html; geraadpleegd: 19-09-2019. [3] British Herbal Pharmacopoeia. British Herbal Medicine Association, Exeter; 1996. [4] Adzet T. et al. Action of an artichoke extract against carbon tetrachloride-induced hepatotoxicity in rats. Acta Pharm Jugos. 1987;37(3):183-188. [5] Maros T. et al. Wirkungen der Cynara scolymus Extrakte auf die Regeneration der Rattenleber. Arzneiforsch. 1966;16:127-129. [6] Brendieck-Worm C. et al. Phytotherapy in der Tiermedizin. Thieme Verlag, Stuttgart; 2018. [7] Iwu MM. Handbook of African Medicinal Plants. CRC Press, Boca Raton; 1993. [8] Gabrisch K. et al. Krankheiten der Heimtiere. Schlüterse Verlag, Hannover; 2014. [9] Ettinger S. et al. Textbook of Veterinary Internal Medicine. Elsevier, St. Louis; 2017. [10] Ben Salem M. et al. Protective effects of Cynara scolymus leaves extract on metabolic disorders and oxidative stress in alloxan-diabetic rats. BMC Complement Altern Med. 2017;17(1):328. [11]Reed SM. et al. Equine Internal Medicine. Saunders, Philadelphia; 2018.

zondag, december 01, 2019

Ook aan de haver?

Haver, een gewoon graan dat vroeger vooral voedsel voor paarden was, wordt nu opnieuw ontdekt als cholesterolverlager. In de fytotherapie en de homeopathie is het ook altijd bekend geweest als goed voor de spijsvertering, als versterkend middel en als sedativum.

Haver in de voeding
Diverse onderzoeken hebben uitgewezen dat haver een gunstige invloed heeft op onze algehele conditie. Het uithoudings­vermogen wordt vergroot, we zijn in staat tot grotere inspanningen te leveren en ver­moeidheid treedt minder snel op. Ook in de topsport wordt gebruik gemaakt van deze eigenschappen van haver. Zo gebruikten Duitse kanovaarders tijdens de voorbe­reidingen op het wereldkampioenschap van 1975 een voeding die o.a. was geba­seerd op haver, namelijk haverslijm met melk of vruchtesap.
Deze versterkende eigenschappen van haver worden o.a. benut in situaties van lichamelijke zwakte, zoals na een langdurige ziekte, operaties e.a. Ook bij algehele luste­loosheid kan aan haver gedacht worden. De activerende werking is onder meer ook uit dierproeven gebleken; dieren ontwik­kelden namelijk een overmoedig en soms doldriest gedrag. In hoeverre het laatste verschijnsel overdraagbaar is in de mense­lijke situatie moet nog blijken. Het prestatiebevorderende effect is toe te schrijven aan het feit dat ons organisme in staat is om het zetmeel van de haver in direct bruikbare en opneembare bestand­delen af te breken, waardoor mogelijk een directe inwerking op het spierstelsel het gevolg is. Het is gebleken dat haver makkelijk te ver­dragen is, de maag niet belast en dat er geen aversie optreedt, ook niet op langere termijn.

Havergraan slijmstofplant

Van de slijmvormende eigenschappen van haver wordt ook gebruik gemaakt bij bepaalde aandoeningen van het maag-darmstelsel. Met name in gevallen van ont­stekingen in dit gebied (gastro-enteritis) zorgt het haverslijm ervoor dat het slijm­vlies bedekt wordt met een dun slijmlaagje, waardoor irriterende stoffen (bacteriën, gifstoffen, stofwisselingsprodukten) het slijmvlies niet verder kunnen beïnvloeden. Ook planten als lijnzaad, heemst, gerst en kaasjeskruid hebben een soortgelijke werking.
Door het verzachtend effekt van haver op de slijmvliezen is de plant ook te gebruiken bij diarree.

Haver als sedativum (kalmerend middel)
Behalve als waardevol voedingsmiddel is haver ook bekend vanwege zijn werking op het zenuwstelsel. Alcoholische extracten uit de verse, bloeiende plant staan al lang bekend als mild kalmeringsmiddel. Als zodanig wordt het voorgeschreven bij sla­peloosheid, nerveuze hartkloppingen, ver­minderd concentratievermogen en neuras­thenie (nerveuze uitputting o.a. gepaard gaande met slapeloosheid en prikkelbaarheid).
Als kalmeringsmiddel kan Avena sativa gecombineerd worden met bijvoorbeeld citroenmelisse, hop, passiebloem. In 1971, wel al lang geleden, verscheen een bericht dat de toe­passing beschrijft van haver bij opiumverslaafden. Met name in India is geëxperi­menteerd op dit gebied, waarbij men met afkooksels van de vruchtjes opmerkelijke resultaten verkreeg. De resultaten van dit onderzoek hebben aanleiding gegeven om het sedatieve effekt in dubbelblind onderzoeken na te gaan bij nicotineverslaving. Ook hier waren de uitkomsten positief. Dus rokers, op naar de haver.

Haver als kiezelzuurplant
Door het gehalte aan kiezelzuur, vooral in het haverstro, wordt de plant toegepast bij huidaandoeningen. Haverstrobaden waren in de volksgeneeskunde zeer populair en vooral Kneipp maakte er veelvuldig gebruik van bij bindweefselzwakte, eczeem, reumatische aandoeningen e.a. Ook gebruikte hij de thee bij reuma en jicht. Recente onderzoeken hebben aange­toond dat deze thee in staat is de urinezuurspiegel in het bloed te doen dalen. Dezelfde onderzoeken hebben eveneens aangetoond dat er een verhoogde diurèse (vochtuitscheiding via de nieren) bereikt wordt. Inhoudsstoffen als saponinen en flavonen zouden hiervoor verantwoordelijk zijn.
Tevens heeft men ontdekt dat de oplosbare kiezelzuren in de urine de kristallisatie van andere urinebestanddelen kunnen verhin­deren, waardoor een preventieve werking ten aanzien van nierstenen ontstaat.

Haver als cholesterolverlager
De meeste recente ontdekking en gebruikt van haver en haverzemelen heeft te maken met de cholesterolverlagende werking. Niet te verwonderen, veel ballaststoffen in granen beïnvloeden het cholesterol, bij haver komen daar nog de slijmstoffen bij, waardoor havermout, havervlokkenpap, muesli met havervlokken of haverbrood een efficiënte en aangename bijdrage kan leveren aan het verlagen van het bloedcholesterol.

Tenslotte
Het onderzoek naar haver gaat onverminderd verder, maar nu al kan geconcludeerd worden dat de haver een zeer vooraanstaande plaats kan innemen, zowel in de voeding als in de fytotherapie.

Voor verder onderzoek naar haver
J Pharm Pharmacol. 1975 Feb;27(2):92-8. The pharmacology of Avena sativa. Connor J, Connor T, Marshall PB, Reid A, Turnbull MJ.
Med J Aust. 1974 Aug 24;2(8):306-7. Letter: Treatment of nicotine addiction with Avena sativa. Gabrynowicz JW.
Wolever TM, Gibbs AL, Brand-Miller J, et al. Bioactive oat β-glucan reduces LDL cholesterol in Caucasians and non-Caucasians. [Journal Article, Multicenter Study, Randomized Controlled Trial, Research Support, Non-U.S. Gov't] Nutr J 2011.:130.

zaterdag, november 23, 2019

Wandelen in Weris

Tijdens onze wandeling in Weris zijn we niet alleen met maretakken en menhirs bezig maar oogsten we deze keer ook de wortels van smeerwortel. Een goed moment, het afstervende blad is nog juist herkenbaar en de wortels hebben de energie van de zomer in zich opgeslagen.

Smeerwortel / Symphytum officinale is een inheemse vaste plant uit de familie van de ruwbladigen. Aai maar eens over het blad, dan zul je direct voelen dat deze plant ruw bladig is. De smeerwortel zelf heeft zijn naam ook niet gestolen. Het is de zwarte wortel die medicinaal het meest gebruikt word en dan vooral ook als smeersel (zalf), om de gewrichten te smeren en omdat er zoveel smeer (slijmstof) in de plant aanwezig is. Dat de plant smerig zou zijn, gaat mij iets te ver als naamverklaring. Ook de officiële Latijnse naam Symphytum verwijst naar zijn werking op het beenderstelsel ter genezing van botbreuken. Sumphuton betekent samengroeien. Ook in oude kruidenboeken zoals het Antidotarium Nicolai wordt hij Simfitum of Walwortel genoemd. Bij genezing van botbreuken ontstaat er een verdikking op de plaats waar het bot zich herstelt (callusvorming), een soor wal, verhoging dus. Mogelijk vandaar Waelwortel al zou waelen ook van kenteren kunnen komen, of van het Oudhoogduits wallen, wellen is helen, of zelfs waal als poel of plas. Genoeg mogelijkheden dus maar allemaal betekenissen die iets vertellen over de werking of de groeiplaats van de plant..

De naam Waelwortel en vele andere namen vinden we ook bij onze goeie ouwe Dodonaeus terug. Hij schrijft in zijn Cruydt-boeck: 'Dit cruyt heet in Griecx Symphyton, ende Symphyton mega. In Latijn Symphytum magnum en Solidago. In die Apoteke Consolida maior. In Hoochduytsch Walwurtz/ Schmerwurtz/ Schwartwurtz/ Schantzwurtz/ Beinwellen. In Neerduytsch Waelwortel. In Franchois Consyre'.

En over de medicinale werking heeft hij zoals gewoonlijk een mooi verhaal in petto: 'Die selve wortele ghestooten heylt ende gheneest alle versche wonden gelijck een plaester daer op gheleyt/ ende es soo seer heylsaem dat zy met eenen huspot oft andere stucken van vleesch ghesoden/ die stucken al tsamen aen een doet wassen'.

Ik heb het nog niet geprobeerd om brokken vlees in een hutsepot terug aan mekaar te laten groeien, maar het is wel een beetje waar, omdat de slijmstoffen in deze plant een waterbindend vermogen hebben. Veel van die straffe verhalen waren, volgens mij, toch vooral bedoeld om de werking van de plant beter te onthouden. Dus als geheugensteuntje.

vrijdag, november 22, 2019

Zomaar een blaasontsteking

Stel je voor. Krijg ik zomaar een blaasontsteking. Voor de eerste keer in mijn leven. Gelukkig zijn er ook eenvoudige kruidenmiddelen die dat kunnen genezen. Toch een beetje oppassen dat er geen nierontsteking van komt. De belangrijkste kruiden tegen blaasontsteking zijn vooral heide-achtigen zoals beredruif en recenter cranberry.

Cystitis is echter een typische vrouwelijke aandoening. Eén op drie vrouwen worden er mee geconfronteerd en bij de helft van de vrouwen komt de ontsteking regelmatig terug.
Levensbedreigend is deze blaasontsteking niet, maar ze kan wel pijnlijk zijn. Door een aantal
eenvoudige voorzorgsmaatregelen, zoals voldoende drinken, kan het risico op een infectie worden verkleind. De belangrijkste symptomen zijn vaak, moeilijk en pijnlijk urineren, soms met lage rugpijn en buikpijn, met troebele of sterk ruikende urine en zelfs met bloed in de urine.
Wanneer de infectie tot de blaas beperkt blijft, treedt meestal geen koorts op. Maar wanneer de
nieren geïnfecteerd geraken, kan dit hoge koorts, misselijkheid, vermoeidheid en hevige rugpijn het
gevolg zijn.

Vrouwelijke kwaal

Het feit dat drie keer zoveel vrouwen dan mannen last hebben van deze infectie, is vooral een
anatomische kwestie. De vagina, de uitgang van de urethra de urinebuis die naar de blaas loopt en
de anus liggen heel dicht bij elkaar. Een gevolg daarvan is dat de Escherichia coli bacteriën, die in
de darmen leven en er de spijsvertering bevorderen, gemakkelijker in de schede en de urethra terecht komen.
In de vagina kunnen de bacteriën weinig kwaad. Melkzuurbacteriën creëren er een zuur milieu, maar in de urinewegen kunnen ze zich wel vermenigvuldigen en een infectie veroorzaken.
Daarenboven is de urethra van de vrouw veel korter dan die van de man. De bacteriën moeten dus minder weg afleggen om de blaas te bereiken. Het voorkomen van bacteriën in de urine (bacteriurie), wil daarom niet zeggen dat er een infectie is. Daarvoor moet eerst een weefselreactie optreden. Dat gebeurt bij een zogeheten bacteriële adhesie of aanhechting. De E. coli bacteriën hebben een soort uitsteeksels, fimbriae of pili genoemd, waarmee ze zich aan het slijmvlies van de blaaswand kunnen vasthechten. Die pili produceren zogenaamde adhesines, die zich vasthechten aan specifieke monosaccharide receptoren op de urothele cellen. Als dit massaal gebeurt, krijgt men een ontstekingsreactie en de typische symptomen van een blaasontsteking.

Wetenschappelijk onderzoek Cranberry
Lang voordat de West Europeanen voet aan wal zetten in Noord Amerika, gebruikten de Indianen de cranberry omwille van haar voedzame en medicinale kwaliteiten. Ook de blanken zagen al snel het nut van het rode besje in. Omwille van de rijkdom aan vitamine C werd het tijdens scheepsreizen gebruikt als preventief middel tegen scheurbuik. Lang vóór de ontdekking van antibiotica gebruikte men in de Verenigde Staten geplette cranberry's en cranberrysap om urineweginfecties te voorkomen en te behandelen.
Men heeft lang gedacht dat de heilzame werking gelegen was in het feit dat de bessen de urine zuurder zou maken, en zo de bacteriën zou doden. Tot in de jaren zeventig door onderzoek bleek dat de urine van proefpersonen die geregeld cranberrysap dronken niet zuurder was dan die van mensen die geen sap gebruikten. In 1984 publiceerden onderzoekers van de Universiteit van Youngstown een studie, waaruit bleek dat de aanhechting van de E. colli bacterie aan de cellen van de wand van de urinewegen, verhinderd werd door de gunstige invloed van het cranberrysap. Ondertussen is er een lawine aan onderzoeken geweest waaruit bleek dat het vooral de rode kleurstoffen, proanthocyanidinen uit Cranberries zijn, die de aanhechting van de bacteriën aan de blaaswand verhinderen, waardoor deze met de urine uit het lichaam verwijderd kunnen worden. Het dagelijks drinken van twee glazen cranberrysap kunnen bijdragen tot het voorkomen van steeds terugkerende urinaire infectie.

Meer onderzoek
Phytothérapie (2019) 17:196–200 Effet synergique d’extraits de cannelle et de canneberge sur l’inhibition de l’adhésion d’Escherichia coli uropathogène aux cellules épithéliales de la vessie
Synergistic Effect of Cinnamon and Cranberry extracts on the Inhibition of uropathogenic Escherichia coli adherence to uroepithelial Cells. A. Leblanc1*, C. Blondeau1, S. Holowacz1, C. Langlois1 et L. Haddioui2
L’effet inhibiteur des proanthocyanidines (PACs) de type A de la canneberge sur l’adhésion d’Escherichia coli aux cellules uroépithéliales est bien documenté. Cette adhésion étant une des étapes précoces des infections urinaires (IU), la canneberge est utilisée dans la prévention de ces infections. La cannelle étant une autre source alimentaire de PACs de type A, nous avons testé son potentiel antiadhésif dans un modèle in vitro de cellules épithéliales de vessie humaine (lignée cellulaire T24). Dans ce modèle, un extrait de cannelle de Ceylan standardisé à plus de 8 % de PACs de type A2 a inhibé l’adhésion d’Escherichia coli. L’effet observé était dépendant de la dose de PACs. Les tests effectués en association avec un extrait de canneberge ont montré un effet synergique entre les deux extraits associés en certaines proportions. Ces résultats suggèrent que la cannelle pourrait être utile dans la prise en charge des IU.

The inhibitory effect of cranberry type-A proanthocyanidins (PACs) on the adhesion of Escherichia coli to uroepithelial cells is well known. As this adhesion is one of the early stages of urinary tract infections, cranberry is used for the prevention of these infections. Cinnamon, another food source of type-A PACs, was tested for its nonadhesion potential in an in vitro model of human bladder epithelial cells (T24 cell line). In this model, a Ceylon cinnamon extract standardized to contain more than 8% A2-type proanthocyanidins (PACs) inhibited the adhesion of Escherichia coli. The effect observed was dependent on the dose of PACs. Tests carried out in combination with a cranberry extract have shown a synergistic effect between the two extracts combined in certain proportions. These results suggest that cinnamon may be useful in the management of urinary tract infections.

vrijdag, november 08, 2019

Ricinus communis (kruisboom of wonderboom)

Ricinus communis bevat giftige toxalbumines (zogenaamde lectines, waarvan ricine de voornaamste is in alle plantendelen. De zaden zijn de giftigste onderdelen van de plant. Uit de zaden wordt echter ‘wonderolie’ gewonnen. Omdat ricine achterblijft in de eiwitpulp die overblijft na het uitpersen van de zaden bevat wonderolie geen ricine. Wonderolie is hierdoor vrijwel niet giftig, maar werkt in doseringen van 10 gram of meer laxerend.

Ricine kan de eiwitsynthese stilleggen, waardoor cellen hun functie niet meer goed kunnen uitvoeren en/of celdood intreedt. Ricine kan zo een necrotiserende werking hebben op maag- en darmslijmvlies, lever, nieren, milt en het lymfatische systeem. De acute toxiciteitsgegevens voor Ricinus communis gelden voornamelijk de zaden en ricine. Fatale doses variërend van één tot zes zaden voor een kind en één tot twintig zaden voor een volwassene zijn gerapporteerd. In de literatuur worden diverse gevallen van vergiftiging met Ricinus communis beschreven waarbij acute en (sub)chronische toxiciteit optreedt in meerdere organen. Dit kan leiden tot dodelijke intoxicatie.

Gebruik in de volksgeneeskunde

Alle plantendelen van Ricinus communis kennen wereldwijd vele toepassingen in de volksgeneeskunde. De zaden worden gebruikt voor het afvoeren van wormen in de ingewanden en ook voor geboortebeperking. De zaden worden samen met de bladeren verpulverd en gebruikt in kompressen voor diverse huidaandoeningen, hoofdpijn en oorontsteking. De anti-microbiële activiteit van de zaden zou de werkzaamheid (behalve bij hoofdpijn) kunnen verklaren. Het gebruik van de zaden wordt vanwege de aanwezigheid van ricine voor elke toepassing afgeraden.
De olie uit Ricinus communis wordt uitwendig gebruikt bij bindvliesontsteking en bij vervuiling in het oog. Met olie doordrenkte tampons worden gebruikt bij gonorroe en bij sterke afscheiding. Wonderolie wordt vnl gebruikt als laxeermiddel bij kortdurende behandelingen van obstipatie. Hierbij wordt een dosis van 10-60 ml voor volwassenen aangegeven

De olie wordt, vaak in combinatie met een aftreksel van de bladeren van Ricinus communis, gebruikt bij huidaandoeningen, verbrandingen, reuma, gewrichtspijn, spit, pijn in de heup, hoofdpijn,
waterzucht, bloedstuwing en als menstruatie bevorderend middel. Ook wordt de olie toegepast als oordruppels bij oorontsteking of gehoorproblemen. De effectiviteit van de olie van Ricinus communis bij deze toepassingen is echter niet aangetoond.
  • Anonymous (2007) Final report on the safety assessment of Ricinus Communis (castor) seed oil, hydrogenated castor oil, glyceryl ricinoleate, glyceryl ricinoleate SE, ricinoleic acid, potassium ricinoleate, sodium ricinoleate, zinc ricinoleate, cetyl ricinoleate, ethyl ricinoleate, glycol ricinoleate, isopropyl ricinoleate, methyl ricinoleate and octyldodecyl ricinoleate. Int. J. Toxicol., 26, 31-77. 149 NTP (1992) 
  • Toxicity studies of castor oil (CAS No. 8001-79-4) in F344 rats and B6C3F1 mice (dose feedstudies), NTP TOX 12 NIH publication no. 92-3131. Via internet: http://ntp.niehs.nih.gov/ntp/htdocs/ST_rpts/tox012.pdf. 


woensdag, oktober 23, 2019

Heemst en andere wortels

Valeriaan, heemst, kalmoes
Voor ik morgen weer naar Belgie vertrek om mijn 32ste opleiding herborist op te starten, heb ik vandaag nog wat planten verzameld om in het weekend als demonstratiemateriaal te gebruiken. Geurige rozemarijn en salie, venkelzaden en wortels van valeriaan en heemst. 

De heemst, marshmallow in het Engels, of Althaea offïcinalis in het Latijn. Deze plant word in de geneeskunde al lang gebruikt vanwege zijn verzachtende slijmstoffen. In Frankrijk werden de gedroog­de wortels, Hochets de Guimauve, door de drogisten en apothekers verkocht om baby's te helpen bij het doorkomen van de tandjes. De wortels zijn hard en vezelig genoeg om er een baby op te laten bijten en worden langzaam zacht naarmate de slijmstoffen vrijkomen. Daarbij zijn ze ietwat zoet van smaak. De wortel heeft nog als extra voordeel dat hij een licht kalmerende invloed heeft op het maagvlies.

Heemstwortels zijn qua vorm en smaak als het ware voor dit doel geschapen zijn. Ze lijken op dunne, bleekgele peentjes en kunnen worden vastgehouden en besabbeld als een fopspeen. De plant met fluweelachtige grijze bladeren en dito roze bloemen, groeit op vochtige plaatsen aan de zeekant, maar is ondertussen zeer zeldzaam geworden. Volgens de Engelsen omdat hij vroeger te veel werd geoogst en verkocht door duistere 'apothekers' uit Londen als onfeilbaar papmiddel voor schade aan praktisch alle menselijke weefsels. Culpepper noemt bijvoorbeeld 'hijgen, kinkhoest, zwellingen, spierpijn, bloedige ontlasting... scherpe gistende lichaamsvochten... rupturen, krampen en stuipen van de zenuwen... de belastingen in de keel die algemeen bekend staan als koningsziekte, van die knobbeltjes die achter de oren opzwellen en ontstekingen en zwellingen in de borst van vrouwen'. Allemaal kwalen waar heemst voor gebruikt werd.

Het woord ‘Heemst’ en ‘Althaea’
Een etymologische verklaring voor het woord ‘Heemst’ lijkt er vreemd genoeg niet te zijn. Wel zou ook Hemst, Himst en Hoemst gebruikt geweest zijn. Daarentegen zijn er heel wat verklaringen voor de oude benaming ‘Witte malve’ of ‘Malassoo’, wat ‘week maken’ betekent. De officiële naam ‘Althaea’ was reeds bij Dioscorides bekend en is afgeleid van het Griekse ‘althaino’ (helen of genezen). Zoals bij vele andere planten speelt de geneeskracht een rol in de naamgeving. Bij Heemst vinden we dit ook terug in een aantal volkse benamingen zoals ‘Tandwortel’ en ‘Witte pappel’. De Duitse naam ‘Weispappel’ lezen we reeds bij Konrad van Megenberg (± 1250) en ‘Sammetpapel’ bij Cordus in zijn ‘Botanologicon’ uit 1534 en is terug te voeren tot het gebruik als papje bij abcessen.

Slijmplanten met hun vliesvorming op de huid zijn altijd als verzachtend, kalmerend en beschermend omschreven. Sterke verhalen hierover vinden we terug bij de Romeinse cultuurhistoricus M. Terrentius Varro (116 - 27 v. Chr.) die beschrijft hoe de priesteressen van Apollo over gloeiende kolen liepen met heemstzalf aan hun voeten. Iets gelijkaardigs vinden we ook bij de bekende Albertus Magnus. Hij vertelt dat magiërs met ingesmeerde handen allerlei voorwerpen uit het vuur konden halen zonder zich te verbranden.

Voor moderne magiërs, nep psychologen en andere mensenmanipulators volgt hier een Frans recept om vuurvast te worden: Heemstsap, vers eiwit, zaad van vlokruid (Plantago psyllium), fijngestampte kalk en mieriksap mengen; de handen hiermee insmeren, laten opdrogen en dan een tweede laag aanbrengen. Wanneer dit opgedroogd is, kan men met deze handen gloeiend ijzer dragen zonder zich te verbranden.

Uitproberen is natuurlijk op eigen risico!

zondag, oktober 20, 2019

Huelgoat, het meer en koninginnekruid


Het terras van ´La Grotte´
Zondagse boodschappen doen in mijn Bretoens stadje Huelgoat en zoals gewoonlijk ook even gestopt bij de sprookjesnatuur van ´Le chaos´. Het rustige water van het meer dat zich plots tussen granieten rotsen door in ´le trou du diable´ stort. Van uit het Tiercécafé ´La Grotte´, genietend van een kleintje koffie, heb ik een mooi zicht op dat kolkend waterspektakel.

De eiken bij het begin van het woud beginnen hun bruin blad te verliezen, gestreepte leeuwenbek en uitgebloeid koninginnekruid laven zich aan het opstuivende water en terwijl alle planten langzaam aftakelen gaat navelkruid juist nu nieuw, fris blad vormen. Ieder plantje, boom en mens zijn eigen ritme, zo is het goed, zo zou het altijd mogen zijn.

Uitgebloeid koninginnekruid bij Huelgoat
Over koninginnekruid.
Een plant met blauw bloed. Het koninginnekruid, ook wel bekend onder de naam leverkruid. Geen zeldzame plant, want overdadig groeiend langs voedselrijke beekjes overal ten lande. Ook geen plant die we nog veel gebruiken, maar wel een vaste plant met een oude reputatie. Dus toch de moeite waard.

De oorsprong van de naam moeten we in Duitsland zoeken. En dan stuiten we al gelijk op een kleine vergissing, want het koninginnekruid blijkt niets met een koningin van doen te hebben, maar wel met een keizerin. Om precies te zijn keizerin Cunegonda, de echtgenote van Hendrik de Heilige. Omdat zij een klooster stichtte werd zij na haar dood, zo omstreeks 1030, heilig verklaard. Dat kon blijkbaar niet verhinderen dat taalbarbaren Cunegonda, Kunigunde verbasterden tot 'Königin', dat wij weer braaf in koningin vertaalden. In de apothekersboeken werd het Herba Sanctae Kunigundae genoemd.

Latere kruidkundigen gebruikten aftreksels van de bloemen en de bladeren als middel tegen hysterie, lever-, milt- en galblaasontstekingen. In grotere hoeveelheden werkte het als een braakmiddel. Het meest bekend was de plant als levermiddel, vandaar leverkruid. Dit is ook een vorm van signatuurleer, de bloemen hebben namelijk de kleur van de lever en met nog meer fantasie ook de vorm van een lever. We gebruiken de Eupatorium nu nauwelijks nog, ook al omdat er, o vreemd lot, leverbeschadigende pyrrolizidine-alcaloïden in ontdekt zijn. Aan de andere kant, leverdrainerende planten gebruiken als antigifmiddel lijkt mij de logica zelf, onze Mariadistel is daar een mooi voorbeeld van.

De soortnaam ‘cannabinum’ is afkomstig van Cannabis, spijtig genoeg verwijst het alleen maar naar de gelijkaardige vorm van het blad en niet naar een hallucinerende werking. Een oude Duitse naam is ook ‘Wasserhanf’ dus waterhennep, omdat hij vooral op vochtige plaatsen groeit.

Ook de naam Boeltjeskruid, bij Dodonaeus Boelkenscruydt, spreekt tot de verbeelding. Boelen, boeleren zou zo iets betekenen als vrijen, de plant werd vroeger als minnedrank gebruikt. Rond 1500 spreken Gesner en Brunswijck over Mannskraft en ook Mannsliebe wijst in dezelfde richting. Vroeger mengden de vrouwen de jonge blaadjes door de sla om die als liefdesmiddel te gebruiken

Dodoens over de plant. 
Boelkens cruyt manneken/ in water oft wijn ghesoden/ es goet ende seer sonderlinghe teghen oude verstoptheyt der leveren/ ende der milten/ ende tgheneest die oude ende verouderde derdedaechse cortsen in dijer manieren inghenomen.
Dit selve cruyt ghesoden ende ghedroncken/ gheneest oock die quetsuren ende wonden/ ende es een seer goet wondecruyt/ ghenesende alle inwendighe ende uutwendighe wonden ende quetsuren.
Dat Boelkens cruyt wijfken es van ghelijcken werckinghe/ ende wordt noch boven dat andere tot den wonden drancken ghepresen.


maandag, oktober 14, 2019

Ajuin, oude en nieuwe recepten.

Wat is het verschil tussen voeding en medicijn, als uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de gewone ui, met zijn deftige naam Allium cepa, stoffen bevat zoals cepaënen en zwiebelanen, die een anti-inflammatoire en anti-astmatische werking bezitten. Dus een gewone groente met een medicinale werking .

Etymologie en botanie
De wetenschappelijke naam voor de gewone ui is dus Allium cepa L, volgens de binaire nomenclatuur die door Carl von Linné (Species Plantarum, 1753) werd ingevoerd. Het geslacht Allium omvat meer dan 600 soorten en hoort bij de deftige familie van de Lelie-achtigen. In het Hoogduits heette de ui nog Cibolla, waarvan het in bepaalde streken van Duitsland nog gebruikelijke "Bolle" afkomstig is (en onze eigen bloembol dus ook). In de volkstaal van het oude Rome had men nog een andere naam voor de ui, namelijk unio, hetgeen "enkele ui" betekende ter onderscheiding van knoflook dat in meerdere teentjes is verdeeld. Het Engelse "onion" en het Franse "oignon" zijn op deze volksnaam terug te voeren. Knoflook heette bij de Romeinen overigens allium; deze term werd pas veel later gebruikt als de ge slachtsnaam Allium voor alle lookgewassen.

Volkse middelen
In de volksgeneeskunde werd en wordt de ui in de vorm van vers geperst sap of als afkooksel of thee bij verschillende ziekten en klachten zowel inwendig als uitwendig toegepast. Zo wordt bijvoorbeeld het verse perssap gebruikt bij huidaandoeningen, insektensteken, zwellingen, ontstekingen, steenpuisten en zweren als als ontsmettend en rijpingbevorderend middel; galenische zalfbereidingen worden als bactericide en fungicide therapeuticum ingezet bij ontstoken wonden en bij nagelbedontstekingen.

Een oeroude methode van toepassing in de volksgeneeskunde is de volgende: men bakt de ui in de schil in een oven tot ze geheel zacht is. Vervolgens verwijdert men de droge buitenschil; de weke massa wordt tot een papje fijn gedrukt en aangebracht op de aangetaste plek.  En wie kent nog de doorgesneden ajuin naast het bed, die de kwaadaardige bacteriën in de slaapkamer onschadelijk moesten maken?

Inwendig worden zowel sap als afkooksels toegepast als expectorans bij bijvoorbeeld angina, keelontsteking, hoesten en heesheid. Een heel eenvoudige hoestsiroop kun je maken door gelijke delen gesnipperde ui te mengen met suiker en dit 24 uur op kamertemperatuur te laten trekken, dan uitzeven en deze siroop als slijmoplossend hoestdrankje te gebruiken. Best is deze siroop regelmatig vers te bereiden en ook ajuin van goede kwaliteit (scherp en rood) te gebruiken.

De verse ui en haar bereidingen worden ook als spijsverteringsmiddel gebruikt. De milde galdrijvende, laxerende en diuretische werking is hierbij ondersteunend. Tenslotte geldt de ui op grond van haar bloedsuikerverlagende activiteit als een goed aanvulling bij lichte vormen van suikerziekte (ouderdomsdiabetes).

Ui, ouderwets en modern
Deze toepassingsvormen illustreren de betekenis van de ui als "huismiddel" en in de volksgeneeskunde. In de moderne fytotherapie worden het simplex en de daaruit gewonnen extracten toegepast bij
(1) symptomen die het gevolg zijn van arteriosclerose,
(2) hart-circulatieziekten en
(3) astma en klachten betreffende de ademhalingswegen.

Deze toepassingsgebieden zijn wetenschappelijk redelijk goed onderbouwd en de werkzame inhoudsstoffen van de ui grotendeels bekend, waardoor we in staat zijn de werkzame fracties en stoffen uit het ruwe materiaal te extraheren en zo gestandaardiseerde preparaten te verkrijgen.
De nieuwste uitkomsten van fytotherapeutisch onderzoek dienden als basis voor de ontwikkeling van een reukloos, gemakkelijk oplosbaar en goed te ver werken droog extract. Dit extract bevat vooral de polaire werkzame inhoudsstoffen in geconcentreerde vorm, maar mist de kwalijk riekende zwavelverbindingen, die voor het therapeutische effect minder belangrijk lijken te zijn en veel mensen ook afschrikken. Door deze nieuwe bereidingswijzen wordt de ordinaire ajuin een modern medicijn, gestandaardiseerd, goed gedoseerd en gemakkelijk in gebruik. Wat niet wegneemt dat voor de puur natuur kruidenliefhebbers de oude bereidingswijzen, zoals siroop en een doorgesneden ui naast je bed, nog altijd te gebruiken zijn en goede resultaten kunnen geven.

Voor verdere studie
Het wetenschappelijk onderzoek is overdonderend veel, hier enkele titels in verband met de luchtwegen en de bloedvaten:

  • Hubbard GP, Wolffram S, de Vos R, et al. Ingestion of onion soup high in quercetin inhibits plateletaggregation and essential components of the collagen-stimulated platelet activation pathway in man: a pilot study. Br J Nutr 2006 ;96(3):482-488. View Abstract
  • Kaiser P, Youssouf MS, Tasduq SA, et al. Anti-allergic effects of herbal product from Allium cepa (bulb). J Med Food 2009 Apr; 12(2):374-82. The results have shown a promising anti-allergic profile of ALC-02 that could be attributed to its potential antihistaminic, anti-inflammatory, and antioxidant activities