Point de vue in Bonsoy: berk en Maasvallei |
in den bossche en achter strate,
‘s zomers, ‘s winters, vroeg of late,
bleekgebolden berkenboom!
Edeldrachtig houtgewas,
‘s zomers laat ge uw' teere takken,
hangend haarwijs, ommezwakken,
of ‘t een spruitend water was.
Lijzig door uw hoofdgewaai,
ruischt het dan, of, in uwe armen,
honge een' bende bie'n te zwarmen,
rustloos, in den zonnelaai.
‘s Winterdaags, alhier aldaar,
om uw' blanken hals en rugge,
zwart gelijk een meuzievlugge,
zwiert uw schudderachtig haar.
Reuzen zijn de boomen dan,
die malkander, bloot van armen,
slingervuisten, dat men ‘t karmen
heinde en verre hooren kan.
Daar noch eek noch essche en wast,
hooge in ‘t noorden, hoore ik melden,
‘t land der skandinaafse helden,
staat gij, rotse- en wortelvast.
‘s Scheemans roede en ‘s boden staf,
‘t heidensch recht- en vredeteeken,
esschen hout en was ‘t, noch eeken:
‘t was uw' berken borst, die ‘t gaf.
"Berk," zoo hiet de noordsche B,
een der zestien ruinenstaven,
die, onroomsch, te weten gaven
wat ons voorvolk dacht en dee.
Schald, die wijsheid wist, hij nam,
eer hem pergamenten blâren,
of papier, berijmbaar waren,
uwen bast, o berkenstam.
‘t Schamel daaglijksch-broodgenot
spaart de berk u, bezembinders.
"Spaart den berk, gij haat uw' kinders,"
leert u, ouderen, ‘t Woord van God.
Weg en woonstede opgefrischt,
maakt den berkmei torreveerdig:
morgen draagt men ‘t Hoogeerweerdig
om den dorpe en... kermesse is ‘t!
Daarom heffe ik, overwaar,
komende in den bossche u tegen,
of omtrent des Konings wegen,
u den hoed, o berkelaar!
Guido Gezelle vertelde in zijn gedicht "Betula Alba" over het schrijven op de bast van berk in plaats van op papier en perkament. Zo vond in het middeleeuwse Noordwest-Rusland, rond de stad Novgorod, een levendige correspondentie plaats op stukjes berkenbast. Raadsels, liefdesbrieven en huwelijksaanzoeken werden in een nat stukje berkenbast gekrast. Het leken wel e-mails, of "b-mails" zoals de onderzoekers ze noemden.
Heel andere koek zijn de "Senior Rollen van het boeddhisme". Van deze berkenbastvellen wordt aangenomen dat ze ca. 2.000 jaar geleden geschreven zijn door monniken van het oude Gandhara (nu Noordwest-Pakistan). De manuscripten met de leer en poëzie van Boeddha werden in 1994 in prima conditie gevonden in Afghanistan, verstopt in aardewerken potten. Zulke potten werden meestal gebruikt voor het opslaan van voedsel of voor het plaatsen van kleine giften in het graf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten