dinsdag, september 06, 2011

Koffie en onze genen


Genen die bepalen of je veel koffie drinkt blijken ook van invloed op Parkinson en hoge bloeddruk. Hoeveel koffie je kunt drinken hangt af van de mate waarin je lever de cafeïne kan verwerken. Dit afbreekproces blijkt door je genen te worden bepaald. Ook de verslaving aan koffie blijkt een genetische oorzaak te hebben. Dit concludeert een internationale groep onderzoekers onder leiding van het Erasmus MC. De resultaten uit hun onderzoek geven niet alleen inzicht in het verschil in koffieconsumptie tussen mensen. De gevonden genen blijken ook van invloed op aandoeningen als hoge bloeddruk en de ziekte van Parkinson. Het onderzoek staat gepubliceerd in Molecular Psychiatry.

De lever ziet koffie als een potentieel giftige lichaamsvreemde stof en maakt na het drinken van een kopje koffie verschillende eiwitten aan om onder meer de cafeïne te verwerken. Deze eiwitten bepalen de hoeveelheid koffie die je kunt verwerken en dus drinken. De onderzoekers zochten naar erfelijke variaties die van invloed zijn op het koffiedrinken. Zij vonden dat variaties in het CYPIA1 gen bepalen in hoeverre de lever met de omzetting van cafeïne kan omgaan. Daarnaast vonden zij dat de consumptie van koffie bepaald wordt door het NRCAM gen, een gen waarvan bekend is dat deze ook een rol speelt in andere verslavingen, zoals aan morfine, amfetamine en cocaïne.

Een belangrijk aspect van koffie drinken is dat de consumptie effecten heeft op een groot scala aan ziekten. Dit nieuwe onderzoek toont aan dat de genen die betrokken zijn bij de verwerking van de koffie ook te maken hebben met het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Deze vondst verklaart het fenomeen dat koffie drinken beschermend lijkt te zijn tegen de ziekte van Parkinson. Professor Cornelia van Duijn, hoofdonderzoekster en genetisch epidemioloog aan het Erasmus MC: “Patiënten met de ziekte van Parkinson blijken minder koffie te drinken. Een belangrijke vraag die het onderzoek oproept is of koffie drinken daadwerkelijk beschermt tegen de ziekte van Parkinson of dat de genen die bepalen dat je niet veel koffie inneemt ook toevallig de genen zijn die een rol spelen in processen in het lichaam die uiteindelijk tot de ziekte van Parkinson leiden. Dit vraagt om nader onderzoek.”

Lees ook: https://sites.google.com/site/kruidwis/genotsmiddelen

vrijdag, september 02, 2011

Roomse kervel bij de Lautaret

Bij de bekende col van Lautaret kun je niet alleen stevig fietsen maar ook mooi en zelfs gemakkelijk wandelen, waarbij je verschillende berglandschappen en biotopen kan bewonderen. De mythische berg La Meije, gletsjers, Sentier des crevasses, refuge de l'Alpe en een vallei met Tibetaanse allure.


Een plant die ik op het eind van de wandeling vlakbij de col, min of meer aan de wielen van de motorhome ontdek, is de roomse kervel. Niks bijzonders zul je zeggen, toch was het voor mij de eerste keer dat ik dit geurend kruid zomaar in het wild vind.


Pain de Sucre



Pain de Sucre 3200 meter hoog, geen plantje meer te zien, maar diep onder ons glinstert het meer van Foréant en daar groeit mijn geheim om bergen te beklimmen.

Wandelen bij de col du Lautaret

Bij de bekende col van Lautaret kun je niet alleen stevig fietsen maar ook mooi en zelfs gemakkelijk wandelen, waarbij je verschillende berglandschappen en biotopen kan bewonderen. De mythische berg La Meije, gletsjers, Sentier des crevasses, refuge de l'Alpe en een vallei met Tibetaanse allure.

We rijden van de Franse Queyras via Guillestre en Briançon naar de col de Lautaret, zowat 2067 meter hoog. Van hieruit vertrekt, vreemd genoeg, een bijna vlak wandelpad in de flanken van de Combeynot, de bocht om naar de refuge de l'Alpe 2077 meter.

Sentier des crevasses
Het is het sentier des Crevasses, klinkt gevaarlijk, maar is onschuldig mits je geen ietsiepietsie hoogtevrees hebt. Je maakt ook kennis met verschillende landschappen en biotopen. De weelderige plantengroei van de vochtige voedselrijke helling met lage elzenstruiken en de grote bladeren van de Klierstijl en Alpenzuring, wordt afgewisseld met de voedselarme zure grond en een heideachtig biotoop, vooral bestaand uit rijsbes en bosbes... Verderop, de bocht om, komen we in de kloof van de Romanche, deze rivier heeft hier bij de gletsjers van La Grande Ruine zijn oorsprong. Een deel van het pad loopt nu door de zwarte leisteen langs de ruisseau du Colombie. In de eroderende leisteen kan weinig groen zich handhaven, toch zijn er kleine plantjes die zich verstoppen achter een groter rotsblok of wel maken ze lange, fijne wortels die gewoon mee glijden met het puin. Tijmsoorten en Alpenleeuwenbekjes bijvoorbeeld. Naast al de kleine plantjes kijken we aan de overzijde van de kloof zomaar op de hangende gletsjer van de mythische Meije. We staren een tijdje naar de overkant, de ijstorens zo dichtbij en toch onbereikbaar ver weg.

Refuge de l'Alpe de Villar d'Arêne
We wandelen verder, langzaam komen we weer in de Alpenweilanden, grote hoeveelheden uitgebloeide maar nog steeds imponerende gele gentianen flankeren het pad. We komen bij de refuge, van hieruit kijken we diep de brede beekvallei in richting La Grande Ruine en de 2 hoog gelegen refuges Le Clot du Pavé en Adéle Planchard. De vallei lokt, roept, lonkt maar die roep kunnen we vandaag niet beantwoorden.

Na onze middagpicknick, samen met kippen en honden van de refuge, dalen we zonder kippen met de GR 54 tot Le Pied du Col. Een stevige zigzagafdaling met veel bergbeekjes en watervalletjes. Le pied du col op 1700 meter. Een kleine berekening leert ons dat we zowat 300 meter moeten klimmen om terug bij de motorhome en bij de col du Lautaret te komen. Inge en Karin verkiezen naar beneden naar Villar d'Arêne te wandelen, waar we hen straks kunnen oppikken. Laura, Hilde, David en ik wandelen langs de bergweilanden wel in de buurt van de autoweg naar de col. Niet het mooiste stuk van deze wandeling maar toch vredig, zo wandelend langs de gemaaide golvende weilanden. We zien de motorhome al staan, kruizen nog een moerassig gebiedje met sterk ruikende wilgen (pijnstiller op onze weg) en net voor de col nog een veldje met meesterwortel en naar anijs geurende roomse kervel. Een aromatische afsluiting van deze tocht.

Info La Meije.
La Meije is niet de hoogste maar wel de steilste berg in het Franse Nationale park van de Ecrins. De berg heeft 3 toppen, het hoogste punt noemt Grand Pic de la Meije en is 3984 m hoog, wordt ook wel 'le doigt de Dieu' genoemd omwille van zijn dreigende, waarschuwende vingervorm. De eerste beklimming van La Meije werd voltooid op 16 augustus 1877 door Boileau de Castelnau en Pierre Gaspard.

Info refuge de l'Alpe de Villar d'Arêne.
Een makkelijk toegangkelijke berghut gelegen tussen de bergweilanden op 2079 meter. In de zomer open van 2 juni tot 11 september. Beheerder : KAINCZ André 05320 LES FREAUX. tel.: 04.76.79.93.44. Tel. refuge : 04.76.79.94.66. GPS coördinaten: N / 4985.867 E / 293.809.

woensdag, augustus 31, 2011

Gele gentiaan oogsten


In het algemeen werd de wortel niet voor het tiende jaar uitgegraven, beter was als men nog langer wachtte, om een armdikke grondstof te kunnen oogsten. De wortel werd, na het verwelken van het blad, in het late najaar opgegraven. Het probleem was dat alle planten op dat moment onder een laag sneeuw lagen. Dus werd meestal toch vroeger verzameld of zelfs gewacht tot in het voorjaar. Nadat men de wortels uitgegraven had, liet men de hele oogst een tijd in regen en zon liggen, waardoor zij oppervlakkig schoon spoelden. Men waste ze daarna, sneed de zijwortels weg, verdeelde ze in stukken van enige centimeters, reeg ze aan een touw en liet ze dan opgehangen drogen. Om dit drogen te bevorderen sneed men de wortels ook wel over de gehele lengte door. (Uit gentiaancultuur 100 jaar geleden)


Enkele artikels over gele gentiaan
http://eten-en-drinken.infonu.nl/dranken-overig/22916-gele-gentiaan-likeurplant-voor-de-maag.html
http://eten-en-drinken.infonu.nl/dranken-overig/47612-gentiaanelixir-uit-de-bergen.html
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/opleiding-en-beroep/29892-gentianae-radix-kruidencultuur-100-jaar-geleden.html
http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Herbal_-_Community_herbal_monograph/2010/03/WC500075295.pdf

http://www.florafmd.com/flora/home/Canada/HealthInformation/Encyclopedias/GentianRoot.htm

Gentian root and rhizome, Gentiana lutea L. [Fam. Gentianaceae], otherwise known as Bitter Root, is named after King Gentius of ancient Illyria (180-167 B.C.) who is said to have discovered its medicinal properties. This classical bitter herb is a yellow-flowering perennial native to the alpine meadows of central and southern Europe and western Asia. The commercial supply of gentian root largely comes from the mountains of France, Spain and the Balkans from elevations between 1,000-2,500 meters. Permits are required to harvest gentian, now a protected plant in Germany, Yugoslavia and many other countries, because it has been extirpated from many different areas. Wild harvested plants generally require 7 to 10 years to be harvestable. Traditionally, gentian is used for treating flatulent colic and indigestion. The German Commission E approves gentian root and rhizome for treating digestive complaints including lack of appetite, feeling of distention and flatulence. One clinical trial with 10 healthy subjects showed that gentian root tincture taken by oral dosage increased and prolonged emptying of the gallbladder indicating a choleretic effect (increased bile flow) and stimulated gastric juice secretion. Gentiana lutea and related species from India including G. chirata and G. chirayita, are included in the Ayurvedic Pharmacopoeia, which indicates their use for treating anorexia, dyspepsia and gastrointestinal complaints. In Ayurvedic medicine, gentian's actions are classified as bitter, gastric stimulant and bile stimulant. Animal studies have also documented choleretic properties for gentian, and one compound found in the root called gentianine has been reported to have anti-inflammatory activity. A recent study to discover new natural antioxidants screened seven plants including Vitis vinifera as reference and found that Gentiana lutea was the only one that presented a hydroxyl-radical scavenging activity. 


St Veran, Crête de Curlet en Peperboompje


We zijn in Saint-Veran, de hoogste stad in Europa, zoals de chauvinistische Fransen dat zo hoogdravend kunnen zeggen. Wel degelijk 2000 meter boven de zeespiegel, dus hoog. Voor onze wandeling naar de crête de Curlet dalen wij eerst naar het dorpje Le Raux. Bewonderen een vreemd houten kruis en een plaatselijk kerkhof. En zolang ik zelf niet aan het kruis genageld word of op het kerkhof begraven lig, vind ik kruis en kerkhof interessant. We dalen verder naar de rivier tot bij Pont du Moulin.

En dan naar omhoog, we volgen de gele route door de mooie lariksbossen naar de cabanes de Lamaron. De cabanes zijn nu ruines geworden en vervangen door caravanes. We bevinden ons op  2220 meter, draaien scherp naar links en komen al snel bij de boomgrens en op de crete bij le croix de Curlet. We hebben hier een spectaculair uitzicht op St Véran. Een perfect picknickplekje, dus eten we ons brood, kaas en fruit . En dan kunnen we weer verder over de kam, mooi en niet moeilijk richting de ruwe Pic du Cascavelier. Dan wordt het moeilijker, van het pad af klimmen we tussen de blauwzwarte glimmende rotsen naar de top. Machtig mooi, vooral ook omdat we hier met onze eigen voeten en benen gekomen zijn. Onder ons zien we aan de ene kant de vallei van St-Véran en aan de andere kant het pad waarlangs we terug bij de weilanden van Lamaron kunnen geraken. Sommigen van ons kiezen de kortste weg recht naar beneden door keien en gruis, anderen verkiezen het veilige pad.


In de afdaling vinden we enkele besdragende peperboompjes. Deze Daphne mezereumstruikjes zijn giftig, vooral de rode bessen, toch worden ze, weliswaar sterk verdund, in de homeopathie gebruikt tegen oa gordelroos en zenuwpijn. Onze macho van dienst David likt even aan een besje, zonder gevaarlijke gevolgen gelukkig. We komen dan ook heelhuids weer beneden en genieten na van de inspanning in een café van St-Véran. Daar is een stadje nu eenmaal goed voor.

Terug in de gîte. Naast de dagelijkse witte bonensoep eten we vandaag ook artisjokhartje met geitenkaas en tomaat, varkenvlees met ananas en ovenschotel met courgette, aardappel en kaassaus. Het dessert ben ik vergeten.

zondag, augustus 28, 2011

Herfsttijloos


Op zondag in de Franse Queyras: in aanbidding voor de herfsttijloos


Dodonaeus noemt de herfsttijloos 'ghemeyne Hermodactilen' en wist ook dat ze opgegeten gevaarlijk kunnen zijn. Hij schrijft 'sijn quaet ende fenijnnich van natueren ende daer om oock zoo en worden zy in der medecynen niet ghebruyckt. Die ghemeyne Hermodactilen inghenomen maken tlichaem vol iuecksels ghelijck oft vernetelt waere/ verbrant die maghe ende quetst die inwendighe leden alzoo dat ten laetsten bloedighen camerganck volght ende alzoo doodet den mensche'.
Maar ze aanschouwen in een Alpien bergweiland doet hart en ziel alleen maar goed.

Beredruif en Vetblad


Op onze wandeling tussen Chateau-Queyras en Chateau-Ville-Vieille in de Franse Queyras vinden we grote hoeveelheden berendruif in gezelschap van de echte guldenroede. De glimmende blaadjes van de beredruif waren vroeger de meest gebruikte plant tegen blaasontsteking.

Wat verder in een drassig plekje langs het pad groeien tussen mos en gras een groepje vetblad. Het ziet er wel wat morsig uit vooral door de vliegjes die op het blad plakken. Vetblad is nu eenmaal een vleesetend plantje die zijn energie gedeeltelijk uit verteerde vliegjes moet halen. De enzymen afkomstig van het blad werden vroeger in de Skandinavische landen gebruikt om 'tettmelk' of dikke melk te maken. De Noorse naam luidt dan ook toepasselijk Tettegras.

Dodonaeus in zijn CruydtBoeck schrijft 'De Engelse noemen het butterwort en ook in het Latijn Butyri radix, als of men zei smeerwortel omdat de wortel vol vetheid is als smeer of boter daar ze de kloven van de koeienspenen of uiers mee genezen’.
Het zijn dus niet alleen 3000 meter hoge bergen maar ook 3 cm kleine plantjes die mij verhalen vertellen.

The plant can be used to curdle plant milks. The milk is poured over a strainer on which fresh leaves of butterwort have been laid. The milk is then left for a day or two until it sours when it becomes solid like yoghurt and is considered to be most delicious. A small quantity of the milk can be kept to inoculate further batches. Another report says that the leaves are infused in the milk for some time.
Natuurlijk is het nu niet vanzelfsprekend om zo'n zeldzaam plantje aan uiers te smeren of er melk mee te stremmen.

zaterdag, augustus 27, 2011

Alpenkruidenstage

Op weg naar de Franse Queyras. In een ruk met de motorhome van Brussel naar Chateau-Ville-Vieulle. Via Luxemburg, Metz Nancy, Lyon, Grenoble. Op het laatste moment bij de col problemen met een oververhitte motor. Water kookt en ook het remlichtje wordt rood. Vooral de beklimming van de Izoard was er blijkbaar te veel aan.We geraken toch in Ville Vieulle en de motor start normaal. We zijn net op tijd onze gite voor het avondeten. Copieuze maaltijd bonensoep, stukje pizza met sla, macaroni met kippenbout en een puddingdessertje. Oef..... gelukkig nog wat muntthee achteraf. Vroeg in mijn camperbed 10 uur.

Zo 28 augustus, onze eerste wandeldag
Ville vieille is niet voor niks als onze verblijfplaats gekozen. Vlakbij ligt in de warme helling een mini natuurgebied met maxi-plantengroei. Sentier des astragales, genoemd naar een een bijzondere Vlinderbloemige astragalussoort, die de Franse naam astragale queu de renard draagt. Dus vossenstaart naar de wollige lange bloem of de dikke bruine zaadpluis, die nu eind augustus in grote getale te zien is. We bekijken het gebiedje nu nog oppervlakkig, willen later deze plek nog eens rustiger besnuffelen. Nu wandelen we stevig door richting het hoger gelegen GR-pad 85A, toch bewonderen we nog de bloeiende hysop, zien de Artemisia campestris, jeneverbes, wilde kruisbes en nog veel meer. Hogerop wordt het zicht op Chateau ville vieille ook steeds mooier, langs een mooi beekvalleitje en een lorkenhellingbos klimmen we tot 1750 meter en komen dan op het brede pad van de GR. Op hoogte blijvend, wandelen we tot het dorpje Meyries, onderweg zien de bergweilanden purper van de herfsttijloos. We vallen dan ook op onze knieën om foto's te maken.

Colchicum autumnale is niet alleen mooi maar ook geheimzinnig giftig. Verdund word de bol nog steeds in de homeopathie gebruikt om ontstoken gewrichten te genezen. Colchicine, een alkaloïde, is een heel oud ontstekingsremmend middel dat tegen jicht werd gebruikt. Er is echter maar een klein verschil tussen een werkzame en een giftige dosering en dus voor liefhebbers onmogelijk om goed te doseren. Er was een tijd dat kinderspeelgoed vooral door de natuur werd aangereikt. In de zaaddozen van de herfsttijloos rammelen de zaden. Kinderen plukten deze zaaddozen. Het werd dan een levensgevaarlijk rammelaartje. Nu is er nog niet met de zaden te rammelen en wij wandelen verder naar Le Rouet, waar we de afdaling naar Chateau-Queyras aanvatten. In Rouet is er naast enkele huizen vooral een oud kerkje en kerkhof te bewonderen. De houten gegraveerde kruisen leunen tegen de stenen muur. De zigzag afdaling leidt ons weer door de indrukwekkende lariksbossen, tussendoor krijgen we spectaculair zicht op het chateau van Queyras. Ook hier heeft de fortenbouwer Vauban flink zijn best gedaan.

In het dorp drinken we een biertje en doen wat boodschappen, steken de Guil over, wel langs de brug en volgen dan de weg terug naar Ville-vieille. We wandelen nu langs de Noordkant van de vallei, de ubac genoemd, de plantengroei is dan ook duidelijk anders, meer bos en schaduwminnende planten o.a. de echte guldenroede en de berendruif groeien hier volop. Een combinatie die ons een geneeskrachtige kruidenthee tegen blaasontsteking verschaft.
We klimmen nog even stevig op deze brede grindweg tot we weer op een smaller pad kunnen afdalen naar Ville-vieille. Bij een beekje en dus vochtiger plekje vinden we nog het vleesetend vetblad en verder op zelfs de giftige gele monnikskap en zaaddozen van de martagonlelie. En dan is onze verblijfplaats al in zicht. 

zaterdag, augustus 20, 2011

Vlierbessenbier

We zijn nog steeds in Bretagne, wel op weg naar huis. We overnachten langs de Baie de Morlaix bij het plaatsje Locquénolé.  In de rood geverfde bar-creperie Excalibur bij het 16de eeuwse kerkje ontdek ik een bier met de naam Bonnets rouges waar zomaar vlierbessen in verwerkt zijn. Dat moet een herborist natuurlijk proeven.

Dit vertelt de Bretoense brouwer zelf  over zijn bier Bonnets Rouges Bière aux baies de sureau
En 1675, les bretons se révoltèrent contre le pouvoir royal qui imposait de nouvelles taxes sans l’accord du Parlement de Bretagne.Les révoltés choisirent comme signe de ralliement le célèbre bonnet rouge, symbole de la liberté. Cette bière à la saveur légèrement fruitée (apportée par les baies de sureau), bien maltée, est agrémentée d'une note caramel. C'est aussi le sureau qui permet à la bière d'avoir son éclatante couleur rouge, symbole de la révolte.

Zelf proef ik wel degelijk een bescheiden en beschaafd vleugje vlierbes in dit rode bier. Of stel ik met dat voor?

Alcool : 5,5% volume
Année de création : 1998
Médaille de Bronze 2008 Concours Général Agricole

zondag, augustus 07, 2011

Vijgen / Ficus carica


Vijgenconfituur gemaakt. Gewoon gelijke delen vijgen met suiker laten inkoken. Zoals je ziet heb ik er enkele pruimen bij gedaan, omdat ik die nog liggen had. Vijgenconfituur kan natuurlijk op de boterham gesmeerd worden, maar kan ook als 'medicijn' gebruikt worden. Ik ben niet voor niks herborist en het verschil tussen een medicijn en voedsel is zeer relatief. Het is vooral een kwestie van dosering.

Vijgenconfituur of vijgensiroop is een eenvoudig maar efficiënt laxeermiddel. Verder worden de knoppen van de vijgenboom  (te plukken in het voorjaar) vooral in de gemmotherapie gebruikt tegen maagzweren.

Twee wetenschappelijke samenvattingen over de medicinale werking van Ficus carica. 

De eerste van de zeer kritische http://uvahs.naturalstandard.com/
Figs are thought to have been first cultivated in Egypt. They spread to ancient Crete and subsequently, to ancient Greece where they became a staple in the traditional diet. Figs were regarded with such esteem that laws were created forbidding the export of the best quality figs. Figs were respected in ancient Rome and thought of as a sacred fruit. According to Roman myth, the twin founders of Rome, Romulus and Remus, rested under a fig tree.

Traditionally, figs have been used to treat constipation, bronchitis,hyperlipidemia (high cholesterol), eczema, psoriasis (chronic skin disease),vitiligo (white skin patches), and diabetes (high blood sugar). Topically, its latex has been used to remove warts and treat skin tumors.
At this time, there are no high quality human trials supporting the effectiveness of fig for any indication. However, the antioxidant activity and cytotoxicity against various cancer cell lines reported in fig are potentially promising in its future therapeutic uses.

En de tweede monografie van http://scialert.net/fulltext/?doi=rjmp.2011.246.253&org=10 overzichtsartikel handelt vooral over het gebruik van het blad in de Oosterse geneeskunde.
Traditional uses: The juice of the fruit with honey was prescribed for checking haemorrhage (Vrindamaadhava). In unani medicine, anjeer is used as a mild laxative, expectorant, diuretic; also in the diseases of the liver and spleen as a deobstruent and anti-inflammatory agent.Ficus carica and Juglans regia (Akharot) from a good aphrodisiac tonic in unani medicine Anjeer as a dry fruit is also considered a good nutritional support for diabetics (Khare, 2004). In traditional medicine the roots are used in treatment of leucoderma and ringworms and its fruit which are sweet, have antipyretic, purgative, aphrodisiac properties and have shown to be useful in inflammation and paralysis. Ficus carica is claimed to be useful in liver and spleen disorders, to cure piles and in treatment of gout. Locally the leaves are being used in the treatment of jaundice (Kirthikar and Basu, 1996; Nadkarnim and Nadkarni, 1995).


vrijdag, augustus 05, 2011

Afrikaanse manenrat en de pijlgifboom

Wetenschappers wisten al geruime tijd dat de Afrikaanse manenrat (Lophiomys imhausi) giftig was, maar dat het dier daarvoor een giftige plant gebruikt, is nu pas ontdekt. Het gif van de Acokanthera schimperi is een stof die van nature, in minuscule hoeveelheden, aanwezig is in ons lichaam en het hartritme regelt. Bij een grote hoeveelheid gaat het hart ontzettend snel kloppen, met de dood tot gevolg.

De Afrikaanse manenrat kauwt op de wortels en schors van de giftige boom en smeert dat speeksel daarna aan z’n pels op beide flanken van z’n lichaam. Daarna zorgt de rat ervoor dat roofdieren alleen in die zwart-witte flanken bijten. Het is de eerste keer dat dit soort gedrag ontdekt is bij een zoogdier, zo schrijven de onderzoekers in Proceedings of the Royal Society B.
De haren in de flank bleken onder de microscoop een ongewone structuur te hebben die ervoor zorgt dat de haren doordrenkt blijven met het gif.

Meer info over de plant vind je op:

zondag, juli 17, 2011

Tussen Chatillon en Dole


Regen maakt vandaag mijn wereld klein. Ik ben nog steeds in de Franse Drôme, maar rij vandaag richting België. Eerst via Chatillon-en-Diois naar de col de Menée. Het was weer even geleden dat ik deze smalle col naar Grenoble heb bereden.

De wereld is vandaag met wolken en water bedekt. En de mythische Mont Aiguille; nauwelijks zichtbaar, doemt als een dreigende vierkante blok op uit het regengordijn. De rechte rotsen en de bergbeekjes lijken de weg te versperren. Wel wat apocalyptisch maar nog altijd mooi. 

Voorbij Chichilianne komen we op de departementale weg naar Grenoble, we stoppen even in Vif. Plas en koffiepauze. Vif is niet vief maar toch het geboortedorp van Champeleon de ontcijferaar van het hierogliefenschrift. Dus toch iets om trots op te zijn. Zo heeft elk dorp wel zijn beroemdheid. We rijden naar Grenoble gare. Ik breng Sigrid naar het station. Ze wou enkele dagen het massief van de Chartreuse bewandelen, alleen de immense regen van vandaag heeft haar op andere gedachten gebracht. Dus dan maar de trein in plaats van te voet naar Chambéry. 
Ik zit droog in mijn rijdend huisje en rij uiteindelijk ook via Chambery en vele andere dorpjes en steden nog helemaal tot Dôle.


vrijdag, juli 15, 2011

Echinaceatinctuur en Lavendelsiroop


We plukken wilde lavendel, Lavandula angustifolia, ritsen de bloemen van de stengels, ondertussen maken we een klassieke siroop. Gewoon water met suiker (1 kilo suiker met 1 liter water) mengen, verwarmen even laten koken en die siroop over 100 gr bloemen gieten. Alles samen 24 uur laten trekken, daarna even opkoken  en  gezeefd afvullen in flesjes van bvb 200cc. Variaties zijn natuurlijk mogelijk.



Een klassieke tinctuur: Snij 200 gr verse bloemen met wat blad en wat steel klein, vermeng met 1 liter alcohol van 45% laat 14 dagen macereren (trekken op kamertemperatuur). Uitzeven, uitpersen en de verloren gegane vloeistof (achter gebleven in de planten) weer aanvullen tot 1 liter. Afvullen in 50cc bruine flesjes.
Meer info over bereidingswijzen op http://herborist.infoteur.nl/specials/bereiding-kruiden.html

Begin vorige eeuw kreeg Echinacea als geneeskrachtige plant ook bekendheid in Europa, aanvankelijk vooral in de homeopathie. Met de opkomst van antibiotica nam het gebruik rond het midden van de vorige eeuw echter af, om in de laatste jaren weer een enorme opbloei te beleven. De indicaties variëren van plaatselijke toepassing bij eczeem, verwondingen en brandwonden tot in- en uitwendige toediening bij infecties, poly-artritis en psoriasis. De belangrijkste indicatie is echter de versterking van het afweersysteem oftewel immuunstimulatie, dus te gebruiken bij verkoudheid, griep, infectieziekten en huidinfecties. Uit eigen ervaring weet ik dat knabbelen op de verse bloemen ook zeer goed werkt bij tandpijn, vooral bij ontstoken tandvlees.

Vallei van Pissarotte

Equisetum telmateia
 Na de regen van de vorige dag is het interessant om de idyllische vallei van de Pissarotte bij Establet te bewandelen, want dan is er indrukwekkend meer water in de waterval. De plantengroei in deze vallei is ook zeer gevarieerd, in de hellingen de warmte- en droogteminnende planten zoals Echte lavendel, Kogeldistel, Papierbloem en Gouddistel en in het natte gedeelte langs de beek een overvloed van Reuzepaardestaart en Distel van Montpellier. Deze distel is jong ook te eten op de wijze van artisjok. Jeunes pousses en salades, 
jeunes tiges crues ou cuites, grands capitules jeunes consommés à la manière des artichauts.

Koen achter de waterval

Bois du Fays et ravin de Pissarotte
Le village d'Establet est situé dans un secteur montagneux, sur la route entre Luc-en-Diois et La Motte-Chalancon. Il s'agit d'un affluent du bassin supérieur de la vallée de l'Oule, qui se jette à Rémuzat dans l'Aygues. La zone délimitée est située juste à l'est du village, et couvre les pentes boisées de la montagne de l'Aiguille et d'un petit vallon au nord. L'intérêt naturaliste de cet ensemble provient des milieux boisés et des milieux humides bordant un ruisseau. Le Cordulégastre bidenté est une grosse libellule peu répandue qui caractérise des milieux de ruisseaux à proximité de sources claires. Deux des plus prestigieuses espèces végétales de la Drôme sont présentes ici: le Sabot de Vénus et la Pivoine officinale. D'autres espèces rares ont été signalées ici, comme l'Orchis de Spitzel ou le Cirse de Montpellier.

Voornaamste planten in de vallei van Pissarotte

  • Aconit tue-loup / Aconitum vulparia / gele monnikskap
  • Cirse de Montpellier Cirsium monspessulanum
  • Sabot de Vénus Cypripedium calceolus L. / Vrouwenschoentje
  • Cytise de Sauze Cytisus sauzeanus Burnat & Briq. / Bremsoort
  • Ibéris penné Iberis pinnata L. / Scheefbloem
  • Orchis de Spitzel Orchis spitzelii Sauter ex Koch / Orchidée van Spitzel
  • Pivoine velue Paeonia officinalis subsp. huthii Soldano [1993] / Pioenroos
  • Platanthère verdâtre Platanthera chlorantha (Custer) Reichenb. / Bergnachtorchis
  • Silène des forêts Silene nemoralis Waldst. & Kit. / Silenesoort
  • Silène paradoxale Silene paradoxa L. / Silenesoort
  • Passerine annuelle Thymelaea passerina (L.) Cosson & Germ. / Gewoon vogelkopje
  • Violette admirable Viola mirabilis L. / Wonderviooltje?
http://www.rhone-alpes.ecologie.gouv.fr/include/patnat/znieff2g/26000031.pdf
http://www.lamottechalancon.com/fr/decouverte/vallee-de-loule.html
Over heermoes: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/39117-heermoes-tegen-de-ouderdom.html


donderdag, juli 14, 2011

Hydrolaten, Claire en Sanoflore


Donderdag, volop kruidenstage in Bellegarde en Diois. Volop belangstelling voor het distilleren bij Claire. Nu is er distillatie van moeraspirea, speciaal voor het hydrolaat. Gisteren is er kerryplant gedistilleerd voor de etherische olie. Ik koop shampoo, lavendelhydrolaat en het boekje over hydrolaten van Claire. Daarna sightseeen we via de vallei van de Quint over de col naar Beaufort sur Gervanne.


Een bezoekje aan de tuin van Sanoflore. Vitex, vele soorten lavendel en nog veel meer maken van deze tuin een genot om te bezoeken. In de verte, het decor voor de tuin, zien we de Trois Becs van het massif de Saou en de kalkrotsen van de Vercors. Als toetje bezoeken we nog een kleine marché des producteurs in de abdij van St Croix. En dan terug naar Bellegarde.


maandag, juli 11, 2011

Kruidenwandeling bij Cornillon

Een kleine kruidenwandeling bij Cornillon sur l'Oule. We vertrekken, zoals gewoonlijk mag ik al wel zeggen, op de parking in het dorp Cornillon zelf. Van de openbare toiletten die daar zijn, kan al preventief gebruik gemaakt worden. We draaien het korte straatje in richting kapel of kerkje en dan direct naar rechts en recht naar beneden het romantisch voetpad in.Tussen hagen en heg vinden we al direct een plantenklassieker voor dit soort biotopen, de Stinkende ballote, een sombere lipbloemigen met bescheiden bloem, donkergroen blad en muffe, roetachtige geur, die dan ook nog graag in de schaduw van holle wegen groeit. Dus echt wel een depri-plant, hij wordt dan ook als sedativum gebruikt.

Marnes noires

Van de romantische schaduw wandelen we naar het licht en de warmte van de open helling. Eerst nog langs de geërodeerde gruishelling van de Marnes noires, grijszwart fijngemalen leisteen, waar alleen maar het sterke gras Achnaterum calamagrostis en enkele mooie schermbloemigen met diepe penwortels kunnen groeien. We kijken nu op het 'plan d'eau' onder ons, een oorspronkelijk natuurlijk ontstaan meer in de stuwing van het riviertje de Oule en dan verder afgewerkt tot een zwem- en ploeterplekje voor toeristen. Nu, in Mei, is er gelukkig nog geen toerist te bekennen. Wij, 6 natuurtoeristen hebben het rijk voor ons alleen.

Gorges de l'Oule

We wandelen op dit gemakkelijke en zeer mooie pad naar het begin van de kloof, daar waar de Oule zich een weg gebaand heeft achter de rots van Cornillon door. Maar eerst bewonderen we nog wat warmteminnende plantjes op deze zonnebadende helling. De klassiekers weer, Echte lavendel in gemeenschap met Echte tijm, Gamander en ook enkele pollen Teucrium polium. Ja, sommige planten, die in België niet voorkomen, hebben natuurlijk geen Nederlandse naam. Ook die tijmsoort is wel bijzonder, hij wordt wel met Thymus vulgaris aangesproken maar het is een zogenaamd chemotype met de stof linalol, dat wil zeggen dat hij anders ruikt dan de tuintijm van bij ons, meer zoet citroenig in plaats van scherp harsig (thymol). Zelfs zijn uiterlijk is anders, eerder grijs en kleinbladig.

Aan de ingang van de kloof is een klein strandje, ons geheim zon- en poedelplekje. Je kijkt door de kloof, die ook te bewandelen is, wel gedeeltelijk door het water van de Oule, maar dat gaan we vandaag niet doen: te koud en te hoog water, geen avontuurlijke mensen en we komen ook eerder voor de plantjes en die vinden we niet in het water. Alhoewel in de rotsen halfweg de kloof groeit het mythische Venushaar. Adiantum capillus veneris, zelfs deze verleidelijke, kan ons niet het water inlokken. We kunnen hier ook langs een nevelige waterval helemaal naar een verborgen grot, maar ook dat is vandaag niet mogelijk.

Tijm en anderen

Dus wandelen we terug richting Plan d'eau, eerst nog langs een kleine waterzuiveringsinstallatie en langs de Oule. Hier, in het grind, vinden we veel tweejarige rosetplanten, zoals Toortsen, Slangenkruiden, Reseda's, maar ook veel bloeiende tijm, en niet alleen het chemotype linalol maar ook wat polletjes met thymol. Toch wel bijzonder zomaar in hetzelfde biotoop. Planten in evolutie dus.

We plukken wat bloeiende tijm om er later siroop van te maken. Het is nu ook dé tijd dat deze tijmsoort in het wild en in cultuur geoogst wordt om er etherische olie uit te distilleren. Alleen met het natte en koude weer van de laatste dagen zal dat pas voor de volgende weken zijn.

We picknicken op een echte tafel en bank bij het meer. Wiske blijft wel in beweging, zij kan moeilijk stil zitten en zo komen we nog wat andere planten op het spoor. In een klein moerasgedeelte vind ze Lidrus, geen echte Rus en ook geen lid van de Rus maar een andere, vochtig groeiende Equisetumsoort.

Plan d"Eau

Tevreden wandelen we langs het Plan d'eau, dat nu vrij toegankelijk is maar waar in de zomer wel betaald moet worden. Langs het pad dat ik hier beschrijf kom je er ook in de zomer gratis bij, alhoewel dat niet de bedoeling is en ook enige inspanning vraagt .
We komen nu op de verharde weg bij de ijzeren brug naar de auto toe.We vinden toch nog enkele gewone en bijzondere planten langs de weg. Om te beginnen veel bloeiende kweepeerstruiken met onderbegroeing van Fluitekruid en in de gruishellingen Gele hoornpapaver. Kweepeer is een van de klassieke vruchten, die hier vroeger veel gekweekt werd, en die nu vooral verwilderd voorkomt. Het is het verhaal van vele vruchtbomen, moerbei, kweepeer en lindebloesem, die niet genoeg meer opbrengen en nu een alternatief leven leiden. Er wordt nog wat mee gemaakt maar eerder exclusief, als curiositeit en voor de toerist.

Nog 1000 meter langs de weg naar omhoog en we zijn terug bij de motorhome. Net voor er weer een regenbuitje volgt. Namen van planten klinken nog na in ons hoofd. Dromen we wel eens van Hoornpapaver, Lidrus en Venushaar?

Info Cornillon-sur-l'Oule,

gemeente in de Drôme ( Rhône-Alpes), telt zowat 70 inwoners. Gelegen tussen La Motte-Chalacon en Rémuzat. Het dorpje is gelegen op 560 meter hoogte, maar je kan ook naar het topje van de berg wandelen, naar de ruïnes van het kasteel en genieten van het bijzonder uitzicht over de vallei en je even ook heerser van de streek voelen.

zondag, juli 10, 2011

Kruidenstage

Ondertussen zondag 10 juli.  Iedereen voor de kruidenstage is uiteindelijk geland in Bellegarde. Sigrid en Dick maken de groep compleet. 's Morgens wandelen we via ons ex-huis naar het oude dorp. Bekijken het labyrintje, de oude lindes, het bosje geurende linaloltijm. Ook de hemelsblauw bloeiende, bijna dansende Cigale oftewel Catananche caerulea kunnen we volop bewonderen. Vertrouwdheid hier is er genoeg voor mij, toch is dit niet mijn thuis. Verder wandelend, steken we de weg naar de col Prémol over, naar de vochtige vallei met zijn populieren, ze roepen ons met hun ratelende bladeren, vragen om aandacht. Populus tremula, ratelpopulier en vele anderen bomen zijn blijkbaar vooral geschikt om onze versleten en ontstoken gewrichten te verzorgen. Berk, Es, Wilg. Al lijkt het wandelen wat we nu doen, het beste smeersel voor onze bewegende delen. Bewegen brengt genot, geluk, gezondheid en... ons nu ook naar boven naar het verlaten huis.
Hier en daar vinden we nu ook bloeiende wilde lavendel. Lavandula angustifolia. We plukken kleine boeketjes voor het genot maar ook om straks of morgen een siroop of gelei mee te maken. In de vallei van Marmione vinden we ook nog een veldje akkeronkruiden, vooral de kleine klaproos is nog aardig in rode bloei. Ook enkele Morgensterren toveren hun grote zaadschermen te voorschijn. Een weegbreetje langs de weg, waar anders, verzorgt een bultige beet op een gevoelige plaats en zo ontstaat er toch weer enige harmonie. De natuur bijt, prikt en steekt maar verzacht en troost ook. Planten en mensen. We zijn weer in Bellegarde.

En omdat we toch in Frankrijk zijn, hier de originele tekst over de populier van Dr. Leclerc uit zijn boek Précis de phytothérapie. Wel al gepubliceerd in 1954 maar toch nog de moeite waard om te lezen.

PEUPLIER (Populus nigra L). Synonyme : Peuplier franc (Salicaccées).
Connus surtout comme ingrédients de l'onguent'populeum, les bour­geons du Peuplier qui doivent leur patine dorée à 2 substances colo­rantes, la chrysine et latectocfirys/ne, leur odeur aune huile volatile rappelant celles du baume de tolu et de la camomille et leur astringence à du tanin, renferment, d'après Tilmant, un totum glucosidique, la salipopuline, qui peut être scindé en 2 glucosides distincts, la salicine et la populine. La salicine se décomposant sous l'action de ferments en glucose et en saligénine, l'ingestion de ladrogue aboutit à la mise en liberté, au sein de l'organisme, d'acide salicylique à l'état naissant. Le totum glucosidique, ainsi que l'a remarqué Tilmant, détermine une augmentation de l'acide urique de 38 à 71p. 100 et une diminution de la concentration de l'acide urique sanguin : ainsi s'explique l'utilité des bourgeons de peuplier dans le traitement des manifestât ions névralgiques et arthralgiques liées au rhumatisme chronique (I).

J'ai relaté les observations de deux malades auxquels cette médication fut favorable : l'une concernait une femme atteinte d'arthroses des membres inférieurs avec oligurie et uricémie, l'autre un homme en proie à un rhuma­tisme musculaire des masses sacro-lombaires et à une sciatique opiniâtre. Ils furent considérablement soulagés après avoir fait usage de l'extrait fluide de bourgeon de peuplier à la dose quotidienne de 3 grammes.

En plus de son action uricolytique, le bourgeon de peuplier doit à son essence des propriétés antiputrides qui le classent parmi les balsamiques capables d'assurer l'antisepsie des voies urinaireset de l'appareil respiratoire. J'ai pu le constater chez un malade atteint de bronchite chronique très éten­due avec sécrétions muco-purulentes assez abondantes pour déclencher de fortes quintes et de la dyspsée. Ces symptômes n'amendèrent après qu'il eut pris chaque jour, pendant une semaine, 5 cuillerées à soupe d'un sirop ainsi composé :

Teinture de bourgeons de Peuplier........... 10 g
Alcoolat de Mélisse.................. 20 g
Sirop diacode.................100 g
Sirop d'Erysimum composé............... 270 g (2)

(1) Tilmant. Effets des glucosides des bourgeons de Peuplier sur l'élimination de l'acide urique. C. R. dé l'Acad. de méd., 10 nov. 1936.
(2) H. Leclerc. Les bourgeons de Peuplier. Presse médicale, 22 sept. [934. Les bour­geons du Peuplier. Revue de phytothérapie, déc. 1938.


dinsdag, juli 05, 2011

Onbekende plant?


In de Auvergne, tussen Orcival en Mont Doré, in de buurt van het Lac Guéry vind ik deze samengesteldbloemige plant. Geen Arnica montana, geen Buphtalmum salicifolium maar wat dan wel?