We wandelen tijdens onze kruidenstage naar het hoogste punt van Bretagne in de Mont d'Arrée: de Saint Michel de Brasparts.
Het is hier heidegebied zo ver als we kunnen zien met in de verte het stuwmeer van Saint Michel. De bloeiende dophei zet de hele omgeving in een rooie gloed. We beklimmen de berg naar de kapel, maar snuffelen ondertussen wel tussen de heide door naar andere mini-plantjes en zo ontdekken we ook ogentroost en warkruid. Hoogst waarschijnlijk is het hier klein warkruid (Cuscuta epithymum) met rode, zeer fijne wriemelende draden. De plant heeft geen bladgroen en zoekt zijn voedsel dan ook op andere planten. Wanneer deze plantjes in het voorjaar ontkiemen, bevat de kiem nog enig bladgroen. De kiemplanten gaan echter zo gauw mogelijk op zoek naar een waardplant, winden zich om de stengel en dringen met boorwortels het vaatstelsel van de gastheer binnen. Vanaf dat ogenblik is de plant een parasiet en ‘steelt’ hij zijn voedingsstoffen. Eigen bladgroen is dan niet meer nodig. Vandaar die roze tot rode stengels. Hij kan zich nu optimaal ontwikkelen, vertakt zich, bloeit met kleine roze bloemetjes die in een soort bolletje bij elkaar staan en zet zaad. De zaadverspreiding gebeurt via regenwater, of via de maag en uitwerpselen van dieren die van de waardplant eten.
Als herborist zoekt ik natuurlijk naar het gebruik van planten door de mens. Warkruid wil ik niet echt gebruiken. Te weinig opbrengst maar vooral te zeldzaam om zo'n kleinood te plukken. Toch werd het reeds bij Dioscorides vermeld onder de naam epithymon. De Latijnse soortnaam van het Klein warkruid, epithymum is gevormd uit epi: op, en thymus: tijm; dus een op tijm woekerende plant.
Vele volksnamen gelden vaak voor meerdere soorten van een geslacht en zo duidt men met Duivelsnaaigaren alle soorten van Cuscuta aan. Een plant die ogenschijnlijk bestaat uit draadvormige stengels moest wel iets te maken hebben met de duivel, temeer omdat zij nog ten koste van een andere plant leven. Wat was eenvoudiger dan in de stengels het naaigaren van de duivel te zien? Ook Dodonaeus noemde Warkruid: Duyvelsnaeygaren en zelfs Schurft.
Medicinaal vinden we onder meer de Warkruiden vermeld als goed om de urine af te drijven en als purgeermiddel, en zelfs bij vallende ziekte, zwaarmoedigheid, hondsdolheid. Dodonaeus raadt het Klein warkruid aan bij gebreken van de milt en het Groot warkruid ‘om de ghebreken van de lever te ghenesen.’ Interessant is ook dat hij er dezelfde werkingen aan toeschreef als die van de waardplant. 'Schurft is goed tegen de oude koortsen en tegen de geelzucht, vooral diegene die op het hoppekruid of in het vlas groeit. Andere schurften zijn van werking net als de kruiden waar het op groeit'.
Over warkruid: https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/cuscuta-sp-warkruid
http://www.bretagne-vakantie.com/ideeen/beleef-een-bretonse-ervaring/bij-zonsopgang-op-de-toppen-
Over een vorige stage: http://plazilla.com/page/4295072704/dagboek-herborist-kruidenstage-bretagne
woensdag, augustus 20, 2014
zondag, augustus 17, 2014
Chaos de Saint Herbot
Toch nog eens op zoek naar de chaos de Saint Herbot, een chaos van rotsblokken waar de Ellez-rivier onder en over vloeit.
Een geheime plek, ook al omdat het hele gebied afgesloten is, eigendom van de elektriciteitsmaatschappij EDF en dus 'défence d'entrée'.
Een magische plek, ooit ontheiligd door de aanleg van een kleine stuwdam maar ondertussen toch weer in bezit genomen door de natuur. Ik stop bij het ondoordringbare ijzeren hek, gelukkig is er naast het hek een gemakkelijke doorgang en verder zelfs een breed grindpad naar boven. Na een kwartier wandelen en boven gekomen hoor ik het dreigend maar toch lokkend geraas van water. Het geluid wordt steeds sterker maar er is nog steeds geen water te zien en dan als een spookverschijning diep onder mij tussen het gebladerte van kastanjebomen en eiken het schuimbekkend water, de rotsen, het glimmend groen. La cascade de Saint-Herbot.
Onésime Reclus décrit ainsi la cascade en 1899 : « L'Éllez, quittant tout à coup le plateau supérieur, la brande et bouillie de Saint-Michel, s'emprisonne dans un bousculis de roches granitiques ; elle cesse de couler, murmurante à peine, pour bondir en grondant et s'affaler de 70 mètres, tantôt cascade et tantôt rapide, du haut en bas d'une dégringolade de roches monstrueuses, les unes chauves et à peine ombrées de mousse, les autres sylvestres ou tout au moins enlierrées et broussailleuses. »
Charles Le Goffic la décrivit ainsi dans Croc d'argent en 1922 :
"J'évoque Saint-Herbot au pied de sa cascade,
Le cancel dont un ange a ciselé l'arcade,
La table aux crins, naïf hommage des pastours,
Le Rusquec et ses bois, et sa vasque, et ses tours,
Et le val d'Éllez, plein d'odorantes bouffées,
Où l'on marche ébloui dans un conte de fée."
Une légende explique ainsi la présence des innombrables rochers que l'on voit au niveau de la cascade de Saint-Herbot : un géant auquel le seigneur du Rusquec, ennemi de saint Herbot, avait rendu service, voulut le remercier ; il prit tous les blocs qui couvraient la montagne du Rusquec et les jeta dans la rivière qui passait devant la demeure de l'ermite, pensant qu'ils y formeraient une cascade bruyante qui couvrirait sa voix .
Een geheime plek, ook al omdat het hele gebied afgesloten is, eigendom van de elektriciteitsmaatschappij EDF en dus 'défence d'entrée'.
Een magische plek, ooit ontheiligd door de aanleg van een kleine stuwdam maar ondertussen toch weer in bezit genomen door de natuur. Ik stop bij het ondoordringbare ijzeren hek, gelukkig is er naast het hek een gemakkelijke doorgang en verder zelfs een breed grindpad naar boven. Na een kwartier wandelen en boven gekomen hoor ik het dreigend maar toch lokkend geraas van water. Het geluid wordt steeds sterker maar er is nog steeds geen water te zien en dan als een spookverschijning diep onder mij tussen het gebladerte van kastanjebomen en eiken het schuimbekkend water, de rotsen, het glimmend groen. La cascade de Saint-Herbot.
Romantische afbeelding van de chaos de St Herbot |
Onésime Reclus décrit ainsi la cascade en 1899 : « L'Éllez, quittant tout à coup le plateau supérieur, la brande et bouillie de Saint-Michel, s'emprisonne dans un bousculis de roches granitiques ; elle cesse de couler, murmurante à peine, pour bondir en grondant et s'affaler de 70 mètres, tantôt cascade et tantôt rapide, du haut en bas d'une dégringolade de roches monstrueuses, les unes chauves et à peine ombrées de mousse, les autres sylvestres ou tout au moins enlierrées et broussailleuses. »
Charles Le Goffic la décrivit ainsi dans Croc d'argent en 1922 :
"J'évoque Saint-Herbot au pied de sa cascade,
Le cancel dont un ange a ciselé l'arcade,
La table aux crins, naïf hommage des pastours,
Le Rusquec et ses bois, et sa vasque, et ses tours,
Et le val d'Éllez, plein d'odorantes bouffées,
Où l'on marche ébloui dans un conte de fée."
Une légende explique ainsi la présence des innombrables rochers que l'on voit au niveau de la cascade de Saint-Herbot : un géant auquel le seigneur du Rusquec, ennemi de saint Herbot, avait rendu service, voulut le remercier ; il prit tous les blocs qui couvraient la montagne du Rusquec et les jeta dans la rivière qui passait devant la demeure de l'ermite, pensant qu'ils y formeraient une cascade bruyante qui couvrirait sa voix .
vrijdag, augustus 15, 2014
Uhel varr, Viscum album in de Bretoense mythes
Nog op zoek naar mythische verhalen over planten in Bretagne kom ik via vele internetomwegen ook terecht in de merkwaardige kapel van Saint Herbot en zijn leespupiter met de afbeelding van een jongeling 'sous une sorte de verrière, ornée avec des branches de gui'. Gui, Uhel varr, maretak wat anders, de meest mythische plant in het mythische Bretagne.
Un lutrin de la chapelle de Saint Herbot. Le premier de ces figures est celui d'un jeune homme se tenant sous une sorte de verrière, ornée avec des branches de gui.
Le mythe du rameau de gui.
Si le Breton moderne nomme le gui "uhel varr": "haute branche", les autres langues celtiques, comme l'Irlandais ou le gaélique d' Ecosse ont gardé dans le vocabulaire populaire la tournure "qui guérit tout"
On ne trouve pas de gui sur les pommiers et les peupliers au Huelgoat mais à Poullaouen ,il est très peu endémique dans le Finistère.
Le rameau d'or est à rapprocher du rameau vert, qui est un symbole universel de régénérescence et d'immortalité. Le rameau d'or est la branche de gui, dont les feuilles vert pâle se dorent à la saison nouvelle. Aussi. sa cueillette coïncide-t-elle avec la naissance de l'année. Au gui l'an neuf\
Le nom même des druides se compose des deux racines dru-vud. Qui ont le sens de force et de sagesse ou de connaissance, et qui sont représentées par le chêne* et le gui*. Le druide est donc le gui et le chêne, c'est-à-dire la sagesse unie à la force, ou l’autorité sacerdotale investie d'un pouvoir temporel. La conjonction gui-chêne indique que les deux venus demeurent indistinctes dans le même individu. Guénon a incidemment remarqué que ce symbolisme était exactement semblable à celui du sphinx égyptien, tête humaine et corps de lion, symboles de sagesse et de force
Bien que la tradition gréco-romaine n'ait pas connu de modèle du rameau d'or, Virgile place un tel rameau dans la main d'Ênée. Pour la descente aux Enfers: Un rameau, dont la souple baguette et les feuilles d'or, se cache dans un arbre touffu, consacré à la Junon infernale. Tout un bouquet de bois le protège, et l'obscur vallon l'enveloppe de son ombre. Mais il est impossible de pénétrer sous les profondeurs de la terre avant d'avoir détaché de l'arbre la branche au feuillage d'or... Ènée. guidé par deux colombes, se met à la recherche de l'arbre au rameau d'or dans les grands bois et soudain le découvre dans des gorges profondes. (Enéide, chant VI 01. traduction de A. Bellesson).
Muni de ce précieux rameau, il pourra désormais visiter les Enfers. Jean Beaujeu note à propos de ces textes de l’Enéide que la mythologie du gui, très pauvre en Italie était riche dans les pays celtiques et germaniques ;le gui passait pour avoir une puissance magique: II permet d'ouvrir le monde souterrain, éloigne les démons, confère l'immortalité et, détail propre aux Latins, est inattaquable au feu. Tout « passe comme si Virgile avait adopté un thème de son pays natal (la plaine du Pô avait été occupée pendant plusieurs siècles par les Celtes), en lui donnant un caractère latin par la consécration à Proserpine.
Un rite de la cueillette du gui est à observer: le rameau ne devait pas être coupé avec un tranchant de fer. L'usage du fer est interdit dans la plupart des rites religieux, car il est censé chasser les esprits ; il ôterait au rameau de gui ses propriétés magiques. Aussi les druides ne le cueillaient-ils qu'avec une faucille d'or.
Le rameau d'or est le symbole de cette lumière, qui permet d'explorer les sombres cavernes des enfers sans péril et sans y perdre son âme. Force, sagesse et connaissance.
Dictionnaire des symboles ( Mythes, rêves, coutumes, gestes, formes, figures, couleurs, nombres Alain Gheerbrant, Jean Chevalier)
http://an-uhelgoad.franceserv.com/lutrin.htm#lutrin
Un lutrin de la chapelle de Saint Herbot. Le premier de ces figures est celui d'un jeune homme se tenant sous une sorte de verrière, ornée avec des branches de gui.
Le mythe du rameau de gui.
Si le Breton moderne nomme le gui "uhel varr": "haute branche", les autres langues celtiques, comme l'Irlandais ou le gaélique d' Ecosse ont gardé dans le vocabulaire populaire la tournure "qui guérit tout"
On ne trouve pas de gui sur les pommiers et les peupliers au Huelgoat mais à Poullaouen ,il est très peu endémique dans le Finistère.
Le rameau d'or est à rapprocher du rameau vert, qui est un symbole universel de régénérescence et d'immortalité. Le rameau d'or est la branche de gui, dont les feuilles vert pâle se dorent à la saison nouvelle. Aussi. sa cueillette coïncide-t-elle avec la naissance de l'année. Au gui l'an neuf\
Le nom même des druides se compose des deux racines dru-vud. Qui ont le sens de force et de sagesse ou de connaissance, et qui sont représentées par le chêne* et le gui*. Le druide est donc le gui et le chêne, c'est-à-dire la sagesse unie à la force, ou l’autorité sacerdotale investie d'un pouvoir temporel. La conjonction gui-chêne indique que les deux venus demeurent indistinctes dans le même individu. Guénon a incidemment remarqué que ce symbolisme était exactement semblable à celui du sphinx égyptien, tête humaine et corps de lion, symboles de sagesse et de force
Bien que la tradition gréco-romaine n'ait pas connu de modèle du rameau d'or, Virgile place un tel rameau dans la main d'Ênée. Pour la descente aux Enfers: Un rameau, dont la souple baguette et les feuilles d'or, se cache dans un arbre touffu, consacré à la Junon infernale. Tout un bouquet de bois le protège, et l'obscur vallon l'enveloppe de son ombre. Mais il est impossible de pénétrer sous les profondeurs de la terre avant d'avoir détaché de l'arbre la branche au feuillage d'or... Ènée. guidé par deux colombes, se met à la recherche de l'arbre au rameau d'or dans les grands bois et soudain le découvre dans des gorges profondes. (Enéide, chant VI 01. traduction de A. Bellesson).
Muni de ce précieux rameau, il pourra désormais visiter les Enfers. Jean Beaujeu note à propos de ces textes de l’Enéide que la mythologie du gui, très pauvre en Italie était riche dans les pays celtiques et germaniques ;le gui passait pour avoir une puissance magique: II permet d'ouvrir le monde souterrain, éloigne les démons, confère l'immortalité et, détail propre aux Latins, est inattaquable au feu. Tout « passe comme si Virgile avait adopté un thème de son pays natal (la plaine du Pô avait été occupée pendant plusieurs siècles par les Celtes), en lui donnant un caractère latin par la consécration à Proserpine.
Un rite de la cueillette du gui est à observer: le rameau ne devait pas être coupé avec un tranchant de fer. L'usage du fer est interdit dans la plupart des rites religieux, car il est censé chasser les esprits ; il ôterait au rameau de gui ses propriétés magiques. Aussi les druides ne le cueillaient-ils qu'avec une faucille d'or.
Le rameau d'or est le symbole de cette lumière, qui permet d'explorer les sombres cavernes des enfers sans péril et sans y perdre son âme. Force, sagesse et connaissance.
Dictionnaire des symboles ( Mythes, rêves, coutumes, gestes, formes, figures, couleurs, nombres Alain Gheerbrant, Jean Chevalier)
http://an-uhelgoad.franceserv.com/lutrin.htm#lutrin
woensdag, augustus 13, 2014
Rode zonnehoed en de gehakkelde aurelia
Rode zonnehoed en de gehakkelde aurelia. Het zou de titel van een sprookje kunnen zijn. En een sprookje dat is het ook. Zomaar in eigen tuin. En namen van vlinders, Spaanse vlag, Morgenrood, Argusvlinder, Landkaartje lijken al even fantasierijk en sprookjesachtig als namen van planten.
Over de gehakkelde aurelia dan maar. De rupsen leven op de bovenkant van de bladeren, waar ze niet opvallen... omdat ze net op een vogelstrontje lijken. Die vlinders toch, ook al slim met hun mini-hersentjes en ze hebben ook nog een letter C op hun vleugels. De Nederlandse naam Gehakkelde aurelia dankt de vlinder aan de merkwaardige, wat slordige gekartelde vleugelrand, alsof boze beesten er in gebeten hebben. Aurelia betekent goudkleurig dus toch nog iets om trots op te zijn.
En verder alleen maar genieten van een foto te maken of van een foto te bekijken. Lang te bekijken, hoop ik.
Cimicifuga in de overgang van de seizoenen
Cimicifuga racemosa, Zilverkaars bloeit met een meer dan manshoge witte aar. In de schemering onder de oude eik is het alsof de witte bloemen gloeiend hun gedacht zeggen. Praten doe ik nog steeds niet met mijn planten, toch vertellen ze me wat, al weet ik niet altijd wat ze bedoelen. Is er een rationele, rechtstreekse en duidelijke communicatie met planten mogelijk of is dat een contradictie in terminis? Signatuurleer, is dat de taal die planten spreken. Sprakeloos, zonder woorden.
Vrouwenwortel noemden de Noord-Amerikaans Indianen de zilverkaars (black cohosh. bugbane, black snake root). In het najaar groeven ze de wortels op en maakten er medicijnen van die vrouwen verlichting gaven bij pijnlijke menstruatie en geboorte weeën. Tegenwoordig worden extracten uit de wortels voor dezelfde doeleinden gebruikt, maar bovendien bleek zilverkaars een van de nuttigste planten om overgangsklachten bij vrouwen te verhelpen. Toch zijn de extracten in opspraak gekomen omdat ze mogelijk na lang gebruik ook levercellen zouden kunnen beschadigen. Onterecht vind ik, van belang is, voor de werking en de mogelijke bijwerkingen om gestandaardiseerde extracten te gebruiken, ze tijdelijk en afwisselend 2 maanden wel, 1 maand niet, te gebruiken. Veel geneeskruiden worden in de hedendaagse snelle geneeskunde veel te hoog gedoseerd, waardoor er bijwerkingen ontstaan en het vertrouwen in de plant verloren gaat. Spijtig voor de gebruiker en spijtig voor de reputatie van de plant.
En ondertussen doet de zilverkaars onder de eik zijn eigen ding. Groeien en bloeien. Misschien moet de mens alleen maar genieten van zulke krachtige planten om genezen te geraken.
Lees ook: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/53434-zilverkaarswortel-ook-bij-osteoporose.html
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/121618-zilverkaars-in-de-tuin.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/35088-zilverkaars-in-de-overgang.html
Vrouwenwortel noemden de Noord-Amerikaans Indianen de zilverkaars (black cohosh. bugbane, black snake root). In het najaar groeven ze de wortels op en maakten er medicijnen van die vrouwen verlichting gaven bij pijnlijke menstruatie en geboorte weeën. Tegenwoordig worden extracten uit de wortels voor dezelfde doeleinden gebruikt, maar bovendien bleek zilverkaars een van de nuttigste planten om overgangsklachten bij vrouwen te verhelpen. Toch zijn de extracten in opspraak gekomen omdat ze mogelijk na lang gebruik ook levercellen zouden kunnen beschadigen. Onterecht vind ik, van belang is, voor de werking en de mogelijke bijwerkingen om gestandaardiseerde extracten te gebruiken, ze tijdelijk en afwisselend 2 maanden wel, 1 maand niet, te gebruiken. Veel geneeskruiden worden in de hedendaagse snelle geneeskunde veel te hoog gedoseerd, waardoor er bijwerkingen ontstaan en het vertrouwen in de plant verloren gaat. Spijtig voor de gebruiker en spijtig voor de reputatie van de plant.
En ondertussen doet de zilverkaars onder de eik zijn eigen ding. Groeien en bloeien. Misschien moet de mens alleen maar genieten van zulke krachtige planten om genezen te geraken.
Lees ook: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/53434-zilverkaarswortel-ook-bij-osteoporose.html
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/121618-zilverkaars-in-de-tuin.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/35088-zilverkaars-in-de-overgang.html
zondag, augustus 10, 2014
Monarda bloeit en geurt
Ochtend in de tuin. Zon verdrijft de koelte van de nacht. Bergamotbloemen beginnen te geuren. Alle natuurelementen warm, koud, droog, nat komen harmonieus samen in dit ochtendmoment. Even nog wachten en dan de droge bloemen van bergamot, bee balm oogsten.
Van nature is de bergamotplant inheems in Noord-Amerika. Het is een sterk geurende, vaste plant, die bijen, andere bestuivende insecten en zelfs de mens naar de tuin lokt. Deze stevige vaste plant combineert in de geneeskrachtige border bijzonder goed met rode en andere zonnehoeden, kaasjeskruiden, heemst en alsem. Zo krijg je een mooie bloeiende en gezonde border in augustus.
Monarda
De Latijnse naam van de plant Monarda verwijst naar een Spaanse dokter uit Sevilla, Nicolas Monardes, die in 1569 een boek schreef over geneeskrachtige planten uit de nieuwe wereld.
De bloemblaadjes kunnen ook in salades worden verwerkt en de gesnipperde bladeren geven fleur en geur aan confituur en siroop. Vers blad in limonade of wijn geeft je drankje een frisse toets. Verder kan je thee maken van bloemen en/of bladeren, waarbij de bloemen een fijne en de bladeren een meer kruidige smaak geven
Long recognized as a powerful woman’s herb by Native peoples and old time doctors, Monarda was considered an excellent reproductive tonic in the 19th century and was given as a traditional gift to young brides to regulate and improve their cycles. Combine Monarda infused (not essential) oil with Mugwort or American Pennyroyal infused oil and apply to the lower abdomen to ease menstrual cramps or other cyclical discomforts.
Monarda tegen eczeem
Monarda fistulosa essential oil characterized by pronounced therapeutic effects is proposed for the treatment of seborrhea. Studies of its antibacterial, antimycotic, and antiinflammatory activities showed that it inhibits microorganism growth and is superior to hydrocortisone in combination with vitamin B6 by its anti-inflammatory activity. Bull Exp Biol Med. 2009 Oct;148(4):612-4. Study of Monarda fistulosa essential oil as a prospective antiseborrheic agent.
In its general influence monarda punctata is a pure active stimulant of a diffusible character; a few drops of the oil on the tongue will produce a stimulation which will be felt at the tips of the fingers in a few minutes. It stimulates the nervous system and increases the heart's action, taking the place of alcoholic stimulants to a great extent. The essence, tincture or infusion are all prompt in their action. It soothes nervous excitement when due to exhaustion, promoting sleep and rest. Finley Ellingwood, 1919
Weer te veel van het goede, maar waarschijnlijk is Monarda toch goed voor spijsvertering (upset stomach), verkoudheid, kalmerend, menstruatieklachten en voor een vette huid.
Oxymel
Een oxymel maken met Monarda. Oxymel is een oude en mooie bereidingswijze, een mengsel van appelazijn met honing waar dan een kruid, in dit geval Monarda in gemacereerd wordt. These sweet and sour preparations are specific to the respiratory system and can be used for bronchial complaints, especially when there is a lot of mucous present - such as coughs that are thick with mucous.
William Cook, a Physiomedicalist of the 1800s preferred vinegar as a menstruum for issues of the respiratory system. He felt that it concentrated the herb’s actions to the respiratory system.
Nota foto: En op de bergamotbloem zit zo maar een Euplagia quadripunctaria of te wel een Spaanse vlag, een dagactieve nachtvlinder zoals dat zo mooi gezegd wordt. Opvallend is de vleugeltekening. De bovenvleugels zijn zwart met een kenmerkende tekening van roomwitte strepen. De achtervleugels zijn oranjerood met enkele zwarte vlekken. Deze zijn slechts te zien wanneer de vlinder vliegt. Door zijn felrode vleugels is hij dan een opvallende verschijning, hoewel hij op het moment dat hij gaat zitten slechts met moeite weer terug te vinden is.
Van nature is de bergamotplant inheems in Noord-Amerika. Het is een sterk geurende, vaste plant, die bijen, andere bestuivende insecten en zelfs de mens naar de tuin lokt. Deze stevige vaste plant combineert in de geneeskrachtige border bijzonder goed met rode en andere zonnehoeden, kaasjeskruiden, heemst en alsem. Zo krijg je een mooie bloeiende en gezonde border in augustus.
Monarda
De Latijnse naam van de plant Monarda verwijst naar een Spaanse dokter uit Sevilla, Nicolas Monardes, die in 1569 een boek schreef over geneeskrachtige planten uit de nieuwe wereld.
De bloemblaadjes kunnen ook in salades worden verwerkt en de gesnipperde bladeren geven fleur en geur aan confituur en siroop. Vers blad in limonade of wijn geeft je drankje een frisse toets. Verder kan je thee maken van bloemen en/of bladeren, waarbij de bloemen een fijne en de bladeren een meer kruidige smaak geven
Long recognized as a powerful woman’s herb by Native peoples and old time doctors, Monarda was considered an excellent reproductive tonic in the 19th century and was given as a traditional gift to young brides to regulate and improve their cycles. Combine Monarda infused (not essential) oil with Mugwort or American Pennyroyal infused oil and apply to the lower abdomen to ease menstrual cramps or other cyclical discomforts.
Monarda tegen eczeem
Monarda fistulosa essential oil characterized by pronounced therapeutic effects is proposed for the treatment of seborrhea. Studies of its antibacterial, antimycotic, and antiinflammatory activities showed that it inhibits microorganism growth and is superior to hydrocortisone in combination with vitamin B6 by its anti-inflammatory activity. Bull Exp Biol Med. 2009 Oct;148(4):612-4. Study of Monarda fistulosa essential oil as a prospective antiseborrheic agent.
In its general influence monarda punctata is a pure active stimulant of a diffusible character; a few drops of the oil on the tongue will produce a stimulation which will be felt at the tips of the fingers in a few minutes. It stimulates the nervous system and increases the heart's action, taking the place of alcoholic stimulants to a great extent. The essence, tincture or infusion are all prompt in their action. It soothes nervous excitement when due to exhaustion, promoting sleep and rest. Finley Ellingwood, 1919
Weer te veel van het goede, maar waarschijnlijk is Monarda toch goed voor spijsvertering (upset stomach), verkoudheid, kalmerend, menstruatieklachten en voor een vette huid.
Oxymel
Een oxymel maken met Monarda. Oxymel is een oude en mooie bereidingswijze, een mengsel van appelazijn met honing waar dan een kruid, in dit geval Monarda in gemacereerd wordt. These sweet and sour preparations are specific to the respiratory system and can be used for bronchial complaints, especially when there is a lot of mucous present - such as coughs that are thick with mucous.
William Cook, a Physiomedicalist of the 1800s preferred vinegar as a menstruum for issues of the respiratory system. He felt that it concentrated the herb’s actions to the respiratory system.
Nota foto: En op de bergamotbloem zit zo maar een Euplagia quadripunctaria of te wel een Spaanse vlag, een dagactieve nachtvlinder zoals dat zo mooi gezegd wordt. Opvallend is de vleugeltekening. De bovenvleugels zijn zwart met een kenmerkende tekening van roomwitte strepen. De achtervleugels zijn oranjerood met enkele zwarte vlekken. Deze zijn slechts te zien wanneer de vlinder vliegt. Door zijn felrode vleugels is hij dan een opvallende verschijning, hoewel hij op het moment dat hij gaat zitten slechts met moeite weer terug te vinden is.
vrijdag, augustus 08, 2014
Courgettes in de regen
Nog eens een dagje regen in Bretagne. Niks uitzonderlijk, toch was zo'n miezerige dag nu toch al even geleden. Maar voor de tuin mocht het wel. Als mens dan maar wat meer binnen bezig zijn, schrijven en koken. Koken om de overschot aan courgettes te verwerken. M. maakt er soep van en ik maak een courgette-soufflé.
Recept courgettesoufflé
Een te grote courgette in blokjes snijden en met 2 aardappels, curcuma, peper, zout, peterselie en bieslook gaar koken. De courgettepap met 2 opgeklopte eieren voorzichtig mengen, een lepel boekweitmeel er door, wat blokjes harde kaas (kies zelf maar, misschien is roquefort wel lekker, heb ik zelf niet geprobeerd). Alles in een beboterde ovenschotel, nog een laagje maizena of iets dergelijks en parmezaanse kaas er over heen en in een half uurtje in de oven luchtig gaar laten worden. Wij aten het samen met spercieboontjes uit de tuin.
Over courgette
Het Nederlandse woord courgette komt natuurlijk uit het Frans. Het is een verkleinwoord van courge, wat merg betekent.
Le terme « courgette », qui désigne les fruits récoltés avant maturité de certaines variétés de courge, n'est apparu dans la langue française qu'en 1929. Au Québec, sous l'influence des anglophones qui l'ont adopté tel quel dans leur langue, on a tendance à employer le vocable italien zucchini.
Le terme « pâtisson », qui est apparu au XVIIIe siècle, vient de l'ancien français pastitz, qui l'a emprunté à l'italien pasticum, « pâte ». En Europe, on l'appelle également « artichaut d'Espagne » et « bonnet de prêtre ».
L'expression « courge d'été » englobe la courgette, le pâtisson, la courge à cou tors et tous les autres fruits des variétés de courges que l'on récolte avant leur pleine maturité.
Originaire d’Amérique, la courgette a probablement été domestiquée au Mexique et ailleurs en Amérique centrale, il y a environ 9 000 ou 10 000 ans. Au gré des échanges entre les peuples amérindiens, elle s’est rapidement disséminée vers le nord, si bien qu’à l’arrivée des conquérants espagnols, sa culture était largement répandue sur le continent.
Typiquement américaine
La courgette est américaine. Surprenant, non? Qui pourrait imaginer que les légumes les plus populaires de la cuisine italienne – la courgette, la tomate et l’aubergine – ne viennent pas de ce pays? La courgette était absolument inconnue en Europe avant le XVIe siècle.
Elle appartient à la même espèce botanique que la citrouille, du moins certaines variétés, et les courges décoratives, trop amères pour être consommées. C’est dire l’important travail de sélection qui a été mené sur cette espèce, au fil des millénaires, pour en arriver à obtenir des fruits aussi différents les uns des autres.
Pendant longtemps, les fruits de cette espèce étaient cultivés soit pour servir de récipients, soit pour leurs graines nutritives. Ce n'est qu'assez récemment que l'on a sélectionné des variétés cultivées pour leurs fruits immatures. La courgette, qui appartient au sous-groupe des courges dites « à moelle », a probablement été sélectionnée par les peuplades du sud du Mexique, tandis que le pâtisson et la courge à cou tors l'ont été par celles de l'est des États-Unis.
Plus que toute autre, la courge à moelle a enthousiasmé les Européens lors de leur arrivée en Amérique. Au cours des 400 années qui ont suivi sa découverte, ils ont sélectionné des centaines de cultivars dans le but d'obtenir une floraison hâtive, des plants compacts et des fruits uniformes. La courgette est devenue dès lors un incontournable de la cuisine du sud de l'Europe. Les États-Unis, la Chine, le Moyen-Orient et l'Amérique du Sud ont également produit des cultivars adaptés à leur cuisine et à leur climat respectifs.
De courgette werd in de zestiger jaren voor het eerst geintroduceerd in ons land onder de naam "kussa". Destijds werd de groente geen succes. De telers lieten de vruchten te lang doorgroeien.Het was een grote uitgegroeide courgette die wel een gewicht van 15 kilo kon bereiken. Het vruchtvlees was sponzig en flauw van smaak. De gebruikswaarde was nihil. Pas toen er rassen kwamen die jong geoogst werden, kwam de consumptie op gang. Eind 1970 kwam het product weer op de markt onder de Franse naam courgette. En met de hulp van wat gerichte reclame werd ook de courgette uiteindelijk populair, ook al omdat de plant zo makkelijk te kweken is.
Recept courgettesoufflé
Een te grote courgette in blokjes snijden en met 2 aardappels, curcuma, peper, zout, peterselie en bieslook gaar koken. De courgettepap met 2 opgeklopte eieren voorzichtig mengen, een lepel boekweitmeel er door, wat blokjes harde kaas (kies zelf maar, misschien is roquefort wel lekker, heb ik zelf niet geprobeerd). Alles in een beboterde ovenschotel, nog een laagje maizena of iets dergelijks en parmezaanse kaas er over heen en in een half uurtje in de oven luchtig gaar laten worden. Wij aten het samen met spercieboontjes uit de tuin.
Over courgette
Het Nederlandse woord courgette komt natuurlijk uit het Frans. Het is een verkleinwoord van courge, wat merg betekent.
Le terme « courgette », qui désigne les fruits récoltés avant maturité de certaines variétés de courge, n'est apparu dans la langue française qu'en 1929. Au Québec, sous l'influence des anglophones qui l'ont adopté tel quel dans leur langue, on a tendance à employer le vocable italien zucchini.
Le terme « pâtisson », qui est apparu au XVIIIe siècle, vient de l'ancien français pastitz, qui l'a emprunté à l'italien pasticum, « pâte ». En Europe, on l'appelle également « artichaut d'Espagne » et « bonnet de prêtre ».
L'expression « courge d'été » englobe la courgette, le pâtisson, la courge à cou tors et tous les autres fruits des variétés de courges que l'on récolte avant leur pleine maturité.
Originaire d’Amérique, la courgette a probablement été domestiquée au Mexique et ailleurs en Amérique centrale, il y a environ 9 000 ou 10 000 ans. Au gré des échanges entre les peuples amérindiens, elle s’est rapidement disséminée vers le nord, si bien qu’à l’arrivée des conquérants espagnols, sa culture était largement répandue sur le continent.
Typiquement américaine
La courgette est américaine. Surprenant, non? Qui pourrait imaginer que les légumes les plus populaires de la cuisine italienne – la courgette, la tomate et l’aubergine – ne viennent pas de ce pays? La courgette était absolument inconnue en Europe avant le XVIe siècle.
Elle appartient à la même espèce botanique que la citrouille, du moins certaines variétés, et les courges décoratives, trop amères pour être consommées. C’est dire l’important travail de sélection qui a été mené sur cette espèce, au fil des millénaires, pour en arriver à obtenir des fruits aussi différents les uns des autres.
Pendant longtemps, les fruits de cette espèce étaient cultivés soit pour servir de récipients, soit pour leurs graines nutritives. Ce n'est qu'assez récemment que l'on a sélectionné des variétés cultivées pour leurs fruits immatures. La courgette, qui appartient au sous-groupe des courges dites « à moelle », a probablement été sélectionnée par les peuplades du sud du Mexique, tandis que le pâtisson et la courge à cou tors l'ont été par celles de l'est des États-Unis.
Plus que toute autre, la courge à moelle a enthousiasmé les Européens lors de leur arrivée en Amérique. Au cours des 400 années qui ont suivi sa découverte, ils ont sélectionné des centaines de cultivars dans le but d'obtenir une floraison hâtive, des plants compacts et des fruits uniformes. La courgette est devenue dès lors un incontournable de la cuisine du sud de l'Europe. Les États-Unis, la Chine, le Moyen-Orient et l'Amérique du Sud ont également produit des cultivars adaptés à leur cuisine et à leur climat respectifs.
De courgette werd in de zestiger jaren voor het eerst geintroduceerd in ons land onder de naam "kussa". Destijds werd de groente geen succes. De telers lieten de vruchten te lang doorgroeien.Het was een grote uitgegroeide courgette die wel een gewicht van 15 kilo kon bereiken. Het vruchtvlees was sponzig en flauw van smaak. De gebruikswaarde was nihil. Pas toen er rassen kwamen die jong geoogst werden, kwam de consumptie op gang. Eind 1970 kwam het product weer op de markt onder de Franse naam courgette. En met de hulp van wat gerichte reclame werd ook de courgette uiteindelijk populair, ook al omdat de plant zo makkelijk te kweken is.
Zen-nig
De magie van een avond. Na een dag grijze wereld en miezerige regen klaart het 's avonds even op, net genoeg om de aarde op te warmen en de ganse natuur te laten verdampen. Nevel nodigt mij uit om de aarde anders te bekijken. Rivier verdwijnt in de verlossende verte, groot hoefblad lijkt op stap te gaan, stoere eik wordt vloeibaar, verlangens lossen op in de grote leegte. Een ogenblik, even alles ondergaan.
woensdag, augustus 06, 2014
Moet je aan planten vragen of ze geplukt willen worden?
Een vraag die mij regelmatig gesteld wordt: Moet je aan planten vragen of ze geplukt willen worden?
Antwoord: Aan planten vragen of je hen mag plukken, lijkt mij nogal schijnheilig. Je weet toch op voorhand dat je geen antwoord, geen ja of nee krijgt. Ten minste, ik heb nog nooit antwoord gekregen. En ja, ik ga er van uit dat planten niet graag kapot gemaakt worden, dus hun antwoord is, wat mij betreft 'nee'. Het enige wat ik kan doen is planten met respect benaderen, niet meer plukken dan nodig is en bij het plukken zorgen dat de plant niet vernietigd wordt. Oogsten is dikwijls ook een vorm van snoeien waardoor planten, vooral heesterachtigen zoals tijm, salie en lavendel juist steviger gaan groeien. Zelfs het rooien en scheuren van wortels zorgt voor het vermeerderen van planten. In zekere zin kunnen planten door het scheuren en snoeien zich verjongen. En uiteindelijk, ondanks alle mooie woorden blijft het leven ook een 'struggle', een eten of gegeten worden.
Bij dit artikeltje dan maar een afbeelding van de zonnedauw, een klein lief plantje met glinsterende haartjes maar die haartjes blijken grijpgrage tentakels te zijn die insecten kunnen vangen en volledig verteren. Verschrikkelijke vleesetende plantjes dus die zonnedauwtjes. Of ben ik nu met menselijke maatstaven aan het meten?
En verder over de zonnedauw, ooit en af en toe nog in gebruik als hoestwerend middel voor menselijk gebruik. De naam Drosera komt van het Griekse drósos en droseros, dat "dauw" resp. "bedauwd" betekent en betrekking heeft op de uitscheiding van de aan de bladrand staande klierharen. In de oude kruidenboeken heeft de plant de Latijnse naam Rosa solis, dat "dauw van de zon", dus zonnedauw betekent. Het Latijnse rotundifolia betekent "rondbladig".
De raadselachtige dauwdruppels, die ook in de zon niet verdampen, hielden de fantasie van de mensen behoorlijk bezig. In de dertiende de eeuw probeerden alchemisten uit dit vocht goud of een levenselixer "ad longam vitam suam" te maken. Bij de Romeinse geneeskundigen schijnt de plant onbekend geweest te zijn. De plant werd in de Middeleeuwen wel medicinaal toegepast, vooral bij hoesten, longziektes, kinkhoest en tering (= tuberculose).
In Zweden werden Droserasoorten samen met proteolytische enzymen gebruikt om verse melk in zogenaamde taai- of langmelk om te zetten. Daarbij ontstaat een verfrissende, zuur smakende, slijmerige drank met een lange houdbaarheid.
Lees ook http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/39562-in-de-naam-van-zonnedauw.html
Antwoord: Aan planten vragen of je hen mag plukken, lijkt mij nogal schijnheilig. Je weet toch op voorhand dat je geen antwoord, geen ja of nee krijgt. Ten minste, ik heb nog nooit antwoord gekregen. En ja, ik ga er van uit dat planten niet graag kapot gemaakt worden, dus hun antwoord is, wat mij betreft 'nee'. Het enige wat ik kan doen is planten met respect benaderen, niet meer plukken dan nodig is en bij het plukken zorgen dat de plant niet vernietigd wordt. Oogsten is dikwijls ook een vorm van snoeien waardoor planten, vooral heesterachtigen zoals tijm, salie en lavendel juist steviger gaan groeien. Zelfs het rooien en scheuren van wortels zorgt voor het vermeerderen van planten. In zekere zin kunnen planten door het scheuren en snoeien zich verjongen. En uiteindelijk, ondanks alle mooie woorden blijft het leven ook een 'struggle', een eten of gegeten worden.
Bij dit artikeltje dan maar een afbeelding van de zonnedauw, een klein lief plantje met glinsterende haartjes maar die haartjes blijken grijpgrage tentakels te zijn die insecten kunnen vangen en volledig verteren. Verschrikkelijke vleesetende plantjes dus die zonnedauwtjes. Of ben ik nu met menselijke maatstaven aan het meten?
En verder over de zonnedauw, ooit en af en toe nog in gebruik als hoestwerend middel voor menselijk gebruik. De naam Drosera komt van het Griekse drósos en droseros, dat "dauw" resp. "bedauwd" betekent en betrekking heeft op de uitscheiding van de aan de bladrand staande klierharen. In de oude kruidenboeken heeft de plant de Latijnse naam Rosa solis, dat "dauw van de zon", dus zonnedauw betekent. Het Latijnse rotundifolia betekent "rondbladig".
De raadselachtige dauwdruppels, die ook in de zon niet verdampen, hielden de fantasie van de mensen behoorlijk bezig. In de dertiende de eeuw probeerden alchemisten uit dit vocht goud of een levenselixer "ad longam vitam suam" te maken. Bij de Romeinse geneeskundigen schijnt de plant onbekend geweest te zijn. De plant werd in de Middeleeuwen wel medicinaal toegepast, vooral bij hoesten, longziektes, kinkhoest en tering (= tuberculose).
In Zweden werden Droserasoorten samen met proteolytische enzymen gebruikt om verse melk in zogenaamde taai- of langmelk om te zetten. Daarbij ontstaat een verfrissende, zuur smakende, slijmerige drank met een lange houdbaarheid.
Lees ook http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/39562-in-de-naam-van-zonnedauw.html
dinsdag, augustus 05, 2014
Wilgenroosjes en wederiken
In ons overstromingsgebied langs de rivier groeien en bloeien overvloedig veel harige wilgenroosjes, een plant die samen met de andere wilgenroosjes en de basterdwederiken een bijzonder efficiënt middel is tegen goedaardige prostaatvergroting.
Een probleem waar juist mensen van mijn leeftijd last van krijgen. Een voorrecht van de ouderdom zou je kunnen zeggen, net zoals grijs haar en rimpels. De oplossing voor deze problemen is gewoon vroeg dood te gaan, maar daar doe ik niet aan mee. Gelukkig zijn er goede planten om dat vreemde kliertje rond de plasbuis tot de orde te roepen. Naast de Epilobium species zijn ook de brandnetelwortel, pompoenzaad en de tropische palm Serenoa repens een hulp bij BPH.
Vandaag dus de bloeitoppen van het harig wilgenroosje geoogst, een makkelijk werkje al moet ik eerst door manshoge brandnetels, engelwortel en koninginnenkruid waden, maar ook dat is geneeskrachtig. Ik droog enkele bussels van het hele kruid en maak verder een tinctuur van de mooiste bloeitoppen. Er zitten naast bloem, steel en blad ook al groene zaaddozen tussen. Persoonlijk denk ik dat die zaaddelen het meest geneeskrachtig zijn, al wordt dat in wetenschappelijk onderzoek niet specifiek vermeld. Zou nog eens verder onderzocht moeten worden. Thee van het verse kruid is ook te gebruiken, smaakt zelfs enigszins zoet, alleen na langer trekken begint het wat adstringerend (looistoffen) aan te voelen. Werkzame stoffen zijn naast fytosterinen mogelijk ook de looistoffen die ik proef. Ik lees 'ellagitannins from E. hirustum extract were proven to be transformed by human gut microbiota into urolithins. Urolithin C showed the strongest activity in the inhibition of cell proliferation (IC50 = 35.2 ± 3.7 μM), PSA secretion (reduced PSA secretion to the level of 100.7 ± 31.0 ng/ml) and arginase activity (reduced to the level of 27.9 ± 3.3 mUnits of urea/mg of protein). Results of the work offer an explanation of the activity of Epilobium extracts and support the use of Epilobium preparations in the treatment of prostate diseases. Dus.....
Voor verder onderzoek zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epilobium-basterdwederik
zondag, augustus 03, 2014
Thuis in de tuin, hartgespan
Terug in Bretagne. De planten in de tuin zijn flink gegroeid. Zo gaat dat met planten, ze groeien, gelukkig, ook zonder mijn hulp. De nieuwe border staat er groen bij. Mooi rechtop staand hartgespan in bloei, aartsengelwortel royaal in blad, duizendguldenkruid zoals ik ze nog nooit eerder heb gezien en verder moederkruid, puntwederik, Vietnamese koriander, wede, Russische rabarber.....
Hartgespan is wel de meest opvallende plant op dit moment. Het is niet direct een door mij een veel gebruikte plant, toch begeleidt hij mij al een leven lang. Van Baarle, naar Weelde, Keerbergen, Bellegarde over De Haan naar Bretagne. Zo worden planten zwijgzaam gezelschap, genezend door hun aanwezigheid.
Deze Leonurus cardiaca vindt je nauwelijks nog terug in kruidenmengsels of voedingssupplementen, toch heeft hij al een lange geschiedenis van gebruik achter zich en ook wetenschappelijk is er wel wat aandacht aan besteed.
Oorspronkelijk komt de plant uit Siberië. Er bestaat ook een soort die Siberisch hartgespan noemt. De plant is al sinds de Romeinse tijd een belangrijk hartkruid. De oude Grieken gebruikten Leonurus om de angst van jonge moeders te verlichten. Het woord “Leonurus” komt van het Griekse “leoon”, wat “leeuw” betekent; “oura”is ook afkomstig van het Grieks en betekent “staart”. De plant heeft vermoedelijk deze naam gekregen omdat men vond dat de bladrijke bloeistengels op leeuwenstaarten leken! In de Middeleeuwen gebruikte men de plant bij “degenen die aan het baren zijn”. Nicolas Culpeper meldde in 1653 “er is geen beter kruid om melancholische dampen uit het hart weg te nemen, het hart te versterken en de ziel vrolijk, opgewekt en blij te maken”. Ontspannend voor het hart vinden we ook terug in de Nederlandse naam en ook het tweede deel van de officiële naam 'cardiaca' verwijst naar het hart, niet te verwonderen dat ook wetenschappelijk onderzoek daar enige bevestiging van geeft. Met in vitro studies toonden wetenschappers een cardiotonische werking aan. Volgens Van Hellemont is Leonorus cardiaca een hartsedativum. Door gebruik van deze plant zou de diastole toenemen, de polsslag vertragen en een licht bloeddrukverlagend effect optreden.
verdere info zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/leonurus-cardiaca-hartgespan-1
Hartgespan is wel de meest opvallende plant op dit moment. Het is niet direct een door mij een veel gebruikte plant, toch begeleidt hij mij al een leven lang. Van Baarle, naar Weelde, Keerbergen, Bellegarde over De Haan naar Bretagne. Zo worden planten zwijgzaam gezelschap, genezend door hun aanwezigheid.
Deze Leonurus cardiaca vindt je nauwelijks nog terug in kruidenmengsels of voedingssupplementen, toch heeft hij al een lange geschiedenis van gebruik achter zich en ook wetenschappelijk is er wel wat aandacht aan besteed.
Oorspronkelijk komt de plant uit Siberië. Er bestaat ook een soort die Siberisch hartgespan noemt. De plant is al sinds de Romeinse tijd een belangrijk hartkruid. De oude Grieken gebruikten Leonurus om de angst van jonge moeders te verlichten. Het woord “Leonurus” komt van het Griekse “leoon”, wat “leeuw” betekent; “oura”is ook afkomstig van het Grieks en betekent “staart”. De plant heeft vermoedelijk deze naam gekregen omdat men vond dat de bladrijke bloeistengels op leeuwenstaarten leken! In de Middeleeuwen gebruikte men de plant bij “degenen die aan het baren zijn”. Nicolas Culpeper meldde in 1653 “er is geen beter kruid om melancholische dampen uit het hart weg te nemen, het hart te versterken en de ziel vrolijk, opgewekt en blij te maken”. Ontspannend voor het hart vinden we ook terug in de Nederlandse naam en ook het tweede deel van de officiële naam 'cardiaca' verwijst naar het hart, niet te verwonderen dat ook wetenschappelijk onderzoek daar enige bevestiging van geeft. Met in vitro studies toonden wetenschappers een cardiotonische werking aan. Volgens Van Hellemont is Leonorus cardiaca een hartsedativum. Door gebruik van deze plant zou de diastole toenemen, de polsslag vertragen en een licht bloeddrukverlagend effect optreden.
verdere info zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/leonurus-cardiaca-hartgespan-1
woensdag, juli 30, 2014
Laserpitium in de Drôme en de Alpes de Haute Provençe
De forse schermbloemige Laserpitium is een vertrouwde plant voor mij. In de droge, stenige hellingen van de Franse Drôme kom ik hem regelmatig tegen. En nu hij ook als geneeskrachtige plant herontdekt is kan ik hem als herborist natuurlijk nog meer waarderen. De plant lijkt, oppervlakkig bekeken, wel wat op venkel en ook medicinaal heeft hij mogelijk dezelfde kwaliteiten oa gasverdrijvend en spijsverteringbevorderend, maar ook voor huid bezit de etherische olie verjongende eigenschappen. Tegen rimpels dus. En dat kan ik wel gebruiken.
Verder blijkt uit onderzoek van Tirillini et al. focused our investigation on the antifungal activities of Laserpitium garganicum subsp. garganicum(Ten.) Bertol essential oil. L. garganicum subsp. garganicum (Ten.)Bertol. (=Laserpitium siler L. subsp. garganicum (Ten.) Arcangeli) isa perennial herb belonging to the Apiaceae family. This plant is described as a subspecies of L. siler or a species of Laserpitiumin the Flora Europaea and the Flora d’Italia, respectively. Tirillini etal. tested L. garganicum subsp. garganicum essential oil against some phytopathogens and opportunistic human fungi. A few studieshave reported the biologically a ctive components isolated from L. siler,mainly sesquiterpene lactones, and one refers to sesquiterpene lactonesfrom the roots of L. garganicum. Tirillini et al. [27] identified fifty-sixcompounds in L. garganicum essential oil, representing 92.3% of the total oil.
Tirillini B, Pagiotti R, Angelini P, Pintore G, Chessa Ml, et al. (2009) Chemical composition and fungicidal activity of the essential oil of Laserpitium garganicum from Italy. Chem Nat Comp 45: 103-105.
Fournier says about this herb that its root which is bitter and a bit pungent, and even more the seeds which have a smell of anis mingled with that of coriander, have been reputed as diuretic, emmenagogue and stomachic. the seeds have been used as a substitute to fennel or caraway. In alpine Austria they made with its essential oil, which is of a blue color, an aromatic liqueur. The mountain people sometimes ate the root as a vegetable.
http://www.pfaf.org/user/Plant.aspx?LatinName=Laserpitium+siler
http://www.google.com/patents/WO2014030117A2?cl=en
Verder blijkt uit onderzoek van Tirillini et al. focused our investigation on the antifungal activities of Laserpitium garganicum subsp. garganicum(Ten.) Bertol essential oil. L. garganicum subsp. garganicum (Ten.)Bertol. (=Laserpitium siler L. subsp. garganicum (Ten.) Arcangeli) isa perennial herb belonging to the Apiaceae family. This plant is described as a subspecies of L. siler or a species of Laserpitiumin the Flora Europaea and the Flora d’Italia, respectively. Tirillini etal. tested L. garganicum subsp. garganicum essential oil against some phytopathogens and opportunistic human fungi. A few studieshave reported the biologically a ctive components isolated from L. siler,mainly sesquiterpene lactones, and one refers to sesquiterpene lactonesfrom the roots of L. garganicum. Tirillini et al. [27] identified fifty-sixcompounds in L. garganicum essential oil, representing 92.3% of the total oil.
Tirillini B, Pagiotti R, Angelini P, Pintore G, Chessa Ml, et al. (2009) Chemical composition and fungicidal activity of the essential oil of Laserpitium garganicum from Italy. Chem Nat Comp 45: 103-105.
Fournier says about this herb that its root which is bitter and a bit pungent, and even more the seeds which have a smell of anis mingled with that of coriander, have been reputed as diuretic, emmenagogue and stomachic. the seeds have been used as a substitute to fennel or caraway. In alpine Austria they made with its essential oil, which is of a blue color, an aromatic liqueur. The mountain people sometimes ate the root as a vegetable.
http://www.pfaf.org/user/Plant.aspx?LatinName=Laserpitium+siler
http://www.google.com/patents/WO2014030117A2?cl=en
maandag, juli 28, 2014
Peyresq, paddenstoelen, mensen en andere planten
Vandaag een bijzondere wandeling gemaakt in de Alpes de Haute Provençe. We vertrekken vanuit ons verblijf in Peyresq 1550 meter naar het Plan du Rieu 2054 meter ocharme maar 500 hoogtemeters. Eerst langs de rechte witte rotsen die het dorp domineren, dan door de hellingbossen met vooral grove den. Eens stevig doorstappen is altijd weer een vreemd genot, eens minder met planten bezig zijn, al zie ik ze in mijn ooghoeken altijd wel voorbij paraderen. Onderweg wordt er in de groep nog uitgebreid gepraat, wel wat vreemd voor mij dat yogamensen zich niet concentreren op het yogawandelen. Maar ook dat moet kunnen. Bijna boven, langs de kam komen we weer in het open landschap en genieten van de vergezichten, van de kale bergen maar ook van de kleine plantjes. Verder stappend komen we in een groener, wat vlakker landschap waar we tot onze verbazing enige en daarna vele reuzenchampignons en reuzenbovisten ontdekken. Het is alsof we in een sprookjeslandschap terecht zijn gekomen. Een stripverhaal over gemuteerde, radioactieve paddenstoelen, Kuifje in de bergen. Ik moet in mijn armen knijpen om te beseffen dat dit echt is. Nog nooit gezien en dat in de maand juli, midden in de zomer.
Mogelijk is het de Reuzenchampignon (Agaricus augustus), die heeft een hoed tot 25 centimeter breed met aanliggende dicht opeen staande schubben, geelbruin tot donkerbruin op een lichtere ondergrond. De witte steel heeft een brede afhangende ring en is van de ring tot de basis vlokkig geschubd. Het witte vlees verkleurt geel tot licht oranjebruin bij doorsnede en ruikt zwak tot sterk naar noten of anijs. De paddenstoel is eetbaar, maar de smaak is niet opvallend.
Het kan ook de Grootsporige champignon (Agaricus urinascens) zijn, die heeft hoeden tot 30 centimeter doorsnede met uitschieters tot 50 centimeter! Het is een soort van graslanden en grazige bermen op nitraat- of kalkrijke bodems. Nog maar eens verder uitzoeken.
Maar we zijn nog niet aan het eind van onze ontdekkingen, snuffelend tussen het gras op het plateau van Rieu ontdekken we mini-mini ogentroostjes, Euphrasia species, wel in bloei maar nauwelijks zichtbaar. Het plantje heeft zijn naam niet gestolen, want inderdaad goed voor de ogen. En je moet goede ogen hebben om het te vinden.
Een plant goed voor pezen en spieren vinden we ook, de bloeiende Arnica montana, het Valkruid. Eerst tot mijn blijde verrassing ééntje en daarna tot mijn verrukking hele velden. Arnica in de gloria. We verpozen en rollen even tussen deze kracht uitstralende vrolijke planten, plukken voorzichtig wat bloemblaadjes en kunnen dan tevreden de rest van de tocht afleggen. Terug naar Peyresq, terug naar de bloeiende lavendel en het bergbonenkruid.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/34569-arnica-of-valkruid.html
http://wetenschap.infonu.nl/scheikunde/45758-arnica-inhoudstoffen-en-werking.html
About Peyresq
Peyresq (from le pays des pierres, or the land of stones) is a French village in the commune of Thorame-Haute in France, perched on a rocky outcrop of the Alpes-de-Haute-Provence at 1,528 metres above sea level.
The village first appears in charters of 1042 as Petriscum, referring to its rocky surroundings.
Peyresq (then spelled Peiresc) gave its name to the famous humanist Nicolas Claude Fabri de Peiresc - he was its lord, but never set foot there. After the French Revolution, the village came to be spelled as Peyresq, and in November 1964 it was merged with the village of La Colle-Saint-Michel to create a new commune called Saint-Michel-Peyresq. That commune was in turn absorbed by the municipality of Thorame-Haute in March 1974.
Reconstruction and renaissance
In 1952, Georges Lambeau, director of the Académie des Beaux-Arts at Namur, was searching the region for a site for a holiday camp for his students and found Peyresq almost completely abandoned and almost all its houses in ruins. Falling in love with the village's charm, he decided to reconstruct it in his own image. His friend Toine Smets, an entrepreneur from Brussels, decided to finance the project. According to the historian Louise Sgaravizzi, in 1953 of 53 houses 24% were habitable, 40% needed restoration and 16% were in ruins (the majority on what is now called the cour des Métiers). The access route to the village was paved in 1953. In 1954, the last farmer stopped farming in the fields at the foot of the village.
In 1954, the young architect Pierre Lamby joined the project. At the same time, Toine Smets revealed Peyresq to Lucien and Jane Jacquet, who founded the association Pro Peyresq, soon joined by Jacques Waefelaer and his wife Jacqueline, respectively treasurer and "responsable de l'intendance" (économat).
Mogelijk is het de Reuzenchampignon (Agaricus augustus), die heeft een hoed tot 25 centimeter breed met aanliggende dicht opeen staande schubben, geelbruin tot donkerbruin op een lichtere ondergrond. De witte steel heeft een brede afhangende ring en is van de ring tot de basis vlokkig geschubd. Het witte vlees verkleurt geel tot licht oranjebruin bij doorsnede en ruikt zwak tot sterk naar noten of anijs. De paddenstoel is eetbaar, maar de smaak is niet opvallend.
Het kan ook de Grootsporige champignon (Agaricus urinascens) zijn, die heeft hoeden tot 30 centimeter doorsnede met uitschieters tot 50 centimeter! Het is een soort van graslanden en grazige bermen op nitraat- of kalkrijke bodems. Nog maar eens verder uitzoeken.
Maar we zijn nog niet aan het eind van onze ontdekkingen, snuffelend tussen het gras op het plateau van Rieu ontdekken we mini-mini ogentroostjes, Euphrasia species, wel in bloei maar nauwelijks zichtbaar. Het plantje heeft zijn naam niet gestolen, want inderdaad goed voor de ogen. En je moet goede ogen hebben om het te vinden.
Een plant goed voor pezen en spieren vinden we ook, de bloeiende Arnica montana, het Valkruid. Eerst tot mijn blijde verrassing ééntje en daarna tot mijn verrukking hele velden. Arnica in de gloria. We verpozen en rollen even tussen deze kracht uitstralende vrolijke planten, plukken voorzichtig wat bloemblaadjes en kunnen dan tevreden de rest van de tocht afleggen. Terug naar Peyresq, terug naar de bloeiende lavendel en het bergbonenkruid.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/34569-arnica-of-valkruid.html
http://wetenschap.infonu.nl/scheikunde/45758-arnica-inhoudstoffen-en-werking.html
About Peyresq
Peyresq (from le pays des pierres, or the land of stones) is a French village in the commune of Thorame-Haute in France, perched on a rocky outcrop of the Alpes-de-Haute-Provence at 1,528 metres above sea level.
The village first appears in charters of 1042 as Petriscum, referring to its rocky surroundings.
Peyresq (then spelled Peiresc) gave its name to the famous humanist Nicolas Claude Fabri de Peiresc - he was its lord, but never set foot there. After the French Revolution, the village came to be spelled as Peyresq, and in November 1964 it was merged with the village of La Colle-Saint-Michel to create a new commune called Saint-Michel-Peyresq. That commune was in turn absorbed by the municipality of Thorame-Haute in March 1974.
Reconstruction and renaissance
In 1952, Georges Lambeau, director of the Académie des Beaux-Arts at Namur, was searching the region for a site for a holiday camp for his students and found Peyresq almost completely abandoned and almost all its houses in ruins. Falling in love with the village's charm, he decided to reconstruct it in his own image. His friend Toine Smets, an entrepreneur from Brussels, decided to finance the project. According to the historian Louise Sgaravizzi, in 1953 of 53 houses 24% were habitable, 40% needed restoration and 16% were in ruins (the majority on what is now called the cour des Métiers). The access route to the village was paved in 1953. In 1954, the last farmer stopped farming in the fields at the foot of the village.
In 1954, the young architect Pierre Lamby joined the project. At the same time, Toine Smets revealed Peyresq to Lucien and Jane Jacquet, who founded the association Pro Peyresq, soon joined by Jacques Waefelaer and his wife Jacqueline, respectively treasurer and "responsable de l'intendance" (économat).
zondag, juli 27, 2014
Peyresq en de planten
Nog altijd in de Alpes de Haute Provençe. He bijzondere Peyresq. Planten bij Peyresq. Veel absintalsem, echte lavendel in bloei. Oude vlierstruiken, bijna bomen met gedraaide knoestige stam, Nepeta nepetella, echte gamander (Teucrium chamaedrys) maar ook Teucrium montanum, verder is vooral bergbonenkruid massaal aanwezig en al wat in bloei.
In het dorp en directe omgeving vinden we de klassieke stikstofminnende planten zoals brandnetel, zuring en brave hendrik. Planten die graag bij de mensen groeien en die, toevallig of niet, ook goed eetbaar zijn.
Zeldzaamheden naar Belgische normen zijn oa Hypericum coris, een sierlijk familielid van sint janskruid. Van deze Hypericum kunnen we geen olie maken, de plant bevat geen rode hypericine, het geneeskrachtig bestanddeel van sint janskruid, Hypericum perforatum. Ook bijzonder en zeldzaam is de Laserpitium, een schermbloemige waar recent ook etherische olie uit gewonnen wordt. Planten genoeg dus. Wordt de verzadiging ooit bereikt?
Over Laserpitium
Dodonaeus vermeldt de plant Laserpitium onder de naam Seseli. Hij schrijft Tsaet ende die wortelen van Seseli sijn werm ende drooge tot in den tweeden graedt/ ende subtijl van substantien.
Tsaet van Seseli met wijn ghedroncken sterckt ende verwermt die maghe/ het doet die spijse verteeren/ het versuet dat crimpsel ende weedom in den buyck/ het gheneest die coude huyverachtighe cortsen/ ende es seer goet tot die corticheyt van den adem ende langduerende verouderden hooft. In somma tes seer goet tot alle inwendighe leden.
Tselve saet doet oock die urine lossen ende es goet tseghen die droppelpisse ende coupisse/ het verweckt die natuerlijcke cranckheyt der vrouwen/ iaecht af die doode vruchten ende doet die moeder die opclimt sincken ende in haer plaetse keeren.
Tsaet van Seseli es oock goet ghebruyckt den ghenen die met eenige vallende sieccte besmet sijn.
Die reysende man die saet van Seseli met peper ende wijn drinckt en sal gheen coude over wech crijghen.
Tsaet van Seseli es oock goet den gheyten ende andere viervoetighe ghedierten te drincken ghegheven/ om lichtelijck haer ionghen te worpen. Tselve werck doen oock die bladeren alsmense den vee teten gheeft.
donderdag, juli 24, 2014
Herinnering
Ik ben in Castellane, aan de ingang van de gorges du Verdon. De kruidenstage is achter de rug. Verslagjes daarover volgen hopelijk later. Castellane is ook jeugdsentiment. Jeugdsentiment, dat krijg je als je 70 jaar oud ben en nog veel ouder wil worden. Meer dan 40 jaar geleden beleefde ik hier mijn eerste vakantie. Planten zoals lavendel, rozemarijn, tijm en bonekruid zag ik toen voor de eerste keer in de wilde natuur. Niet toevallig allemaal opwekkende lipbloemigen die er er voor zorgen dat je gezond en vitaal blijft.
Warm, droog en geurig, toverwoorden voor tijm en rozemarijn.
Droomlandschappen zo licht als lucht etherisch als hun olie.
Van Drôme tot Provence wandel ik in verwondering.
Wie wandelt met me mee?
Het verbranden van tijm heeft al een zeer lange traditie, de naam thymus zou van het Griekse ‘thumos’ komen, hout met aangename geur als het brandt, en van het werkwoord ‘thuô’ de goden een offer schenken’. Het hedendaags barbecue is misschien nog een fletse afspiegeling van die rituelen. Kruiden branden kan nog zeer goed op of in de houtkachel, in open haard of zelfs op de centrale verwarming als vervanging van de vele spuitbussen. Niet alleen voor de geur maar ook als ontsmetter van onze leefruimte. Het branden van kruiden heeft trouwens een veel diepere betekenis, zowel symbolisch, magisch als religieus. Denk maar aan de wierook in de kerk. Of de heksenrituelen rond een kampvuur, waar bilzekruid en doornappel verbrand werden om in extase te geraken.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/23302-tijm-de-stimulerende.html
Droomlandschappen zo licht als lucht etherisch als hun olie.
Van Drôme tot Provence wandel ik in verwondering.
Wie wandelt met me mee?
Het verbranden van tijm heeft al een zeer lange traditie, de naam thymus zou van het Griekse ‘thumos’ komen, hout met aangename geur als het brandt, en van het werkwoord ‘thuô’ de goden een offer schenken’. Het hedendaags barbecue is misschien nog een fletse afspiegeling van die rituelen. Kruiden branden kan nog zeer goed op of in de houtkachel, in open haard of zelfs op de centrale verwarming als vervanging van de vele spuitbussen. Niet alleen voor de geur maar ook als ontsmetter van onze leefruimte. Het branden van kruiden heeft trouwens een veel diepere betekenis, zowel symbolisch, magisch als religieus. Denk maar aan de wierook in de kerk. Of de heksenrituelen rond een kampvuur, waar bilzekruid en doornappel verbrand werden om in extase te geraken.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/23302-tijm-de-stimulerende.html
vrijdag, juli 11, 2014
Daar gaan we weer.
Daar gaan we weer. Onderweg. Van Bretagne naar de Drôme voor onze kruidenstage, daarna Rhodiola oogsten in de Alpen en verder een yoga-kruidenvakantie begeleiden in Peyresq. Werken zou ik dat moeten noemen. En dus doe ik dat maar. Magische internetsignalen stuur ik nu vanuit de aire Les Monts de Gueret. Een eco-aire, waar de beplanting zonder herbiciden onderhouden wordt en in de winkel stapels boeken liggen van een Franse herborist Bernard Bertrand.
Voor de motorhomisten is er ook een Aire de services. Aire de stationnement nocturne. Vidange eaux grises - vidange cassette WC - robinet temporisé pour rinçage cassette - robinet pour remplissage eau potable - poubelles sur le site. Vidange WC et eaux usées gratuites, fourniture eau potable payante. 2euros pour 100 litres d'eau - Wifi gratuit. Espace paysager de grande qualité qui s'insère dans l'environnement de bocage des Monts de Guéret. En ja, voor die wifi gratuit, de boeken en de omgeving wil ik hier wel eens meer langskomen.
En over Bernard Bertrand. Bernard Bertrand est né au sein d’une famille d’agriculteurs. À la sortie d’un BTS Protection de l’environnement (une des toutes premières promotions de Neuvic, en Corrèze), il s’installe avec sa compagne près d’un petit village de la Haute-Garonne. Au début des années 1990, ils décident de transformer leur exploitation, déjà très atypique, en ferme de découverte nature. Parmi les outils qu’ils créent pour atteindre cet objectif, un jardin botanique extraordinaire, le jardin des Sortilèges, et une collection de livres d’ethnobotanique, pour "partager l’expérience accumulée".
Ce sera "Le Compagnon végétal", fantastique collection de monographies sur les belles sauvages oubliées, qui marque un véritable renouveau de l’édition ethnobotanique en France.
Aujourd’hui, il continue d’écrire et d’éditer ses livres du fin fond des Pyrénées. Il parcourt la France pour défendre la richesse et les vertus des "mauvaises herbes" et milite pour que tout un chacun puisse se réapproprier toutes ces connaissances. Il est notamment président de l’association des amis de l’Ortie.
Een mens dus waar maurice godefridi een beetje jaloers kan op zijn.
Voor de motorhomisten is er ook een Aire de services. Aire de stationnement nocturne. Vidange eaux grises - vidange cassette WC - robinet temporisé pour rinçage cassette - robinet pour remplissage eau potable - poubelles sur le site. Vidange WC et eaux usées gratuites, fourniture eau potable payante. 2euros pour 100 litres d'eau - Wifi gratuit. Espace paysager de grande qualité qui s'insère dans l'environnement de bocage des Monts de Guéret. En ja, voor die wifi gratuit, de boeken en de omgeving wil ik hier wel eens meer langskomen.
En over Bernard Bertrand. Bernard Bertrand est né au sein d’une famille d’agriculteurs. À la sortie d’un BTS Protection de l’environnement (une des toutes premières promotions de Neuvic, en Corrèze), il s’installe avec sa compagne près d’un petit village de la Haute-Garonne. Au début des années 1990, ils décident de transformer leur exploitation, déjà très atypique, en ferme de découverte nature. Parmi les outils qu’ils créent pour atteindre cet objectif, un jardin botanique extraordinaire, le jardin des Sortilèges, et une collection de livres d’ethnobotanique, pour "partager l’expérience accumulée".
Ce sera "Le Compagnon végétal", fantastique collection de monographies sur les belles sauvages oubliées, qui marque un véritable renouveau de l’édition ethnobotanique en France.
Aujourd’hui, il continue d’écrire et d’éditer ses livres du fin fond des Pyrénées. Il parcourt la France pour défendre la richesse et les vertus des "mauvaises herbes" et milite pour que tout un chacun puisse se réapproprier toutes ces connaissances. Il est notamment président de l’association des amis de l’Ortie.
Een mens dus waar maurice godefridi een beetje jaloers kan op zijn.
donderdag, juli 10, 2014
Hertshooi in onze tuin
Ik ontdek dat naast het Sint-Janskruid / Hypericum perforatum er op zijn minst één andere Hypericumsoort in onze tuin groeit en dat die andere soort ook rode hypericine bevat. Waarschijnlijk is het Hypericum maculatum, gevlekt hertshooi en dan mogelijk de ondersoort kantig hertshooi. Verder bestaat er ook nog het Frans hertshooi (Hypericum x desetangsii) wat een kruising is van Sint-Janskruid en Kantig hertshooi. Nogal ingewikkeld niet, ja de botanici maken er soms ook een potje van. Omdat onze tuinsoort ook hypericine lijkt te bevatten en omdat we in Bretagne zijn, zou ons plantje natuurlijk ook dat Franse hertshooi kunnen zijn
De naam hertshooi betekent " hard hooi" . De plant heeft die naam te danken aan de harde, houtige stengels. Hypericum komt van het Griekse hypoen Erica (onder of tussen heide). Sommigen beweren dat Hypericum verwijst naar de god Hyperion, vader van de zon in de Griekse mythologie, omdat de bloemen zonnegeel zijn en rond de langste dag van het jaar bloeien. Maculatum betekent " gevlekt" , obtusiusculum " met stompe vormen"
En of deze hypericum nu ook dezelfde werking heeft als Sint-Janskruid, zou ik wel willen weten. Dus toch maar eens een tinctuur maken en uitproberen? Meestal wordt alleen Sint-Janskruid medicinaal gebruikt en daar hou ik mezelf ook aan, toch vind je bij Dodonaeus ook toepassingen van andere Hypericumsoorten.
Het zaad van Ascyrum (hertshooi) dat een half lood zwaar met honingwater een lange tijd gedronken wordt geneest jicht, dat is de pijn van de heup. Het gestampte kruid is goed om op de verbranding te leggen. De wijn waar de bladeren in gekookt zijn heeft kracht om de wonden te helen als je ze daar dikwijls mee wast.
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/24915-in-de-naam-van-sint-janskruid.html
De naam hertshooi betekent " hard hooi" . De plant heeft die naam te danken aan de harde, houtige stengels. Hypericum komt van het Griekse hypoen Erica (onder of tussen heide). Sommigen beweren dat Hypericum verwijst naar de god Hyperion, vader van de zon in de Griekse mythologie, omdat de bloemen zonnegeel zijn en rond de langste dag van het jaar bloeien. Maculatum betekent " gevlekt" , obtusiusculum " met stompe vormen"
En of deze hypericum nu ook dezelfde werking heeft als Sint-Janskruid, zou ik wel willen weten. Dus toch maar eens een tinctuur maken en uitproberen? Meestal wordt alleen Sint-Janskruid medicinaal gebruikt en daar hou ik mezelf ook aan, toch vind je bij Dodonaeus ook toepassingen van andere Hypericumsoorten.
Het zaad van Ascyrum (hertshooi) dat een half lood zwaar met honingwater een lange tijd gedronken wordt geneest jicht, dat is de pijn van de heup. Het gestampte kruid is goed om op de verbranding te leggen. De wijn waar de bladeren in gekookt zijn heeft kracht om de wonden te helen als je ze daar dikwijls mee wast.
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/24915-in-de-naam-van-sint-janskruid.html
dinsdag, juli 08, 2014
Manoir de Saint-Pol-Roux
Eens een dagje toerist gespeeld in Bretagne. Of ik kan het ook deftig prospectie noemen voor onze kruidenstage in augustus. Naar Cameret sur Mer, de nabijgelegen ruige rotspunt Pointe de Pen-hir, de alignement van Lagatjar en de ruïne-manoir van de dichter Saint-Pol-Roux.
En dit alles op enkele kilometers van mekaar. En dat heb ik het nog niet gehad over de planten. Blaas- en andere wieren op de rotsstranden, strandbiet, zeevenkel en gewone wilde venkel die zich blijkbaar in de zoute zeelucht op zijn best voelt.
Maar nu toch maar even over de ruine-manoir, die vandaag vooral onder die wilde wolkenluchten immens tot mijn verbeelding spreekt en dan het verhaal van een dichter in een immense manoir die dichterlijk-dramatisch ten onder ging. À quelques mètres des alignements de Lagatjar, se trouvent les ruines du manoir de Pierre Paul Roux, alias Saint-Pol-Roux, alias Le Magnifique.
Immense poète, reconnu dès ses débuts par Mallarmé, précurseur du mouvement surréaliste, il tourna le dos au milieu littéraire parisien et vint s'installer en juin 1905 avec femme et enfants dans ce manoir qu'il fit construire sur la falaise de Pen Hat. Son isolement volontaire était néanmoins relatif : il était très impliqué dans la vie quotidienne camarétoise, et nombre de ses amis venaient régulièrement lui rendre visite ici (Victor Ségalen, Max Jacob, Pierre Mac-Orlan, André Breton...).
Juin 1940: Un soldat allemand pénètre dans le manoir, tue la gouvernante, blesse Saint-Pol-Roux et sa fille Divine, et s'enfuit. Ils sont emmenés tous les deux à Brest, à l'hôpital. Quand il revient, il découvre le manoir pillé et tous ses écrits déchirés, brûlés, envolés... Le choc fut grand. Il tomba rapidement malade et mourut quelques jours plus tard. Il est enterré dans le cimetière de Camaret.
En 1944, le manoir, occupé par les allemands, fut bombardé par l'aviation alliée.
"J'ai fait inscrire sur un entablement de mon manoir ces mots orgueilleux peut-être : Ici j'ai découvert la vérité du monde."
En dit alles op enkele kilometers van mekaar. En dat heb ik het nog niet gehad over de planten. Blaas- en andere wieren op de rotsstranden, strandbiet, zeevenkel en gewone wilde venkel die zich blijkbaar in de zoute zeelucht op zijn best voelt.
Maar nu toch maar even over de ruine-manoir, die vandaag vooral onder die wilde wolkenluchten immens tot mijn verbeelding spreekt en dan het verhaal van een dichter in een immense manoir die dichterlijk-dramatisch ten onder ging. À quelques mètres des alignements de Lagatjar, se trouvent les ruines du manoir de Pierre Paul Roux, alias Saint-Pol-Roux, alias Le Magnifique.
Immense poète, reconnu dès ses débuts par Mallarmé, précurseur du mouvement surréaliste, il tourna le dos au milieu littéraire parisien et vint s'installer en juin 1905 avec femme et enfants dans ce manoir qu'il fit construire sur la falaise de Pen Hat. Son isolement volontaire était néanmoins relatif : il était très impliqué dans la vie quotidienne camarétoise, et nombre de ses amis venaient régulièrement lui rendre visite ici (Victor Ségalen, Max Jacob, Pierre Mac-Orlan, André Breton...).
Juin 1940: Un soldat allemand pénètre dans le manoir, tue la gouvernante, blesse Saint-Pol-Roux et sa fille Divine, et s'enfuit. Ils sont emmenés tous les deux à Brest, à l'hôpital. Quand il revient, il découvre le manoir pillé et tous ses écrits déchirés, brûlés, envolés... Le choc fut grand. Il tomba rapidement malade et mourut quelques jours plus tard. Il est enterré dans le cimetière de Camaret.
En 1944, le manoir, occupé par les allemands, fut bombardé par l'aviation alliée.
"J'ai fait inscrire sur un entablement de mon manoir ces mots orgueilleux peut-être : Ici j'ai découvert la vérité du monde."
maandag, juli 07, 2014
Omgevallen wilg
Een rivier. De Aulne. Onze rivier, altijd in beweging. Zichtbaar en onzichtbaar. Mooi maar ook meedogenloos. Vannacht waren de wortels van een grote wilg langs de oever genoeg los gespoeld, om de boom te laten omvallen. Niet dood maar op zijn ouwe dag is hij nu rustig gaan liggen, totdat hij met de volgende vloed verder drijft naar andere oorden.
De omgevallen wilg maakt plaats voor andere planten, moeras-en waterplanten, die nu meer licht en ruimte krijgen en daardoor beter kunnen groeien. Plaats dus voor grote kattestaart, dotterbloem, genadekruid, wederik en andere vrolijke planten.
De omgevallen wilg maakt plaats voor andere planten, moeras-en waterplanten, die nu meer licht en ruimte krijgen en daardoor beter kunnen groeien. Plaats dus voor grote kattestaart, dotterbloem, genadekruid, wederik en andere vrolijke planten.
donderdag, juli 03, 2014
Geneeskrachtige border
Wild werken in onze Bretoense tuin. Bijna 2 maand weg geweest. De planten in de nieuw aangelegde border waren flink gegroeid. Stevige engelwortels krachtig in blad, veel glimmend groene bladeren van de wede, bijna klaar om te oogsten, kaasjeskruid, ooievaarsbek en hartgespan in volle bloei. De planten snoepen van de verse voedselrijke grond, ze snoepen zelfs iets te veel waardoor ze te groot worden en dreigen om te vallen. Gelukkig staan ze dicht bij mekaar, en geven zo mekaar wat steun, want stokken en stellingen plaatsen om de planten te ondersteunen vind ik lelijk en filosofisch ook niet verantwoord.
Opvallend toch hoe veel wilde planten, vertroeteld door de mens juist beter groeien. Bekijk de valeriaan maar, glimmend blad en stevig stengel met aan het uiteinde witte bloei en daarna tintelende zaadpluisjes. Of het duizendguldenkruid, minirosetten die ik in het voorjaar uit een akker gered heb en die nu in mijn border 40 cm hoog fleurig roze staan te bloeien.
Niet dat groter en glimmender altijd beter is, maar gezond zien ze er in elk geval wel uit. Ook de geur van de valeriaan en de bittere smaak van duizendguldenkruid blijken volledig in orde te zijn en dat is toch ook een norm voor de kwaliteit van deze geneeskrachtige kruiden.
Het duizendguldenkruid oogst ik normaal pas in augustus, de hele bovengrondse bloeiende plant, dit jaar kan ik dat nu al doen.
In de oude apothekersboeken werd duizendguldenkruid Fel terrae of 'Eertgalle', genoemd naar de bittere, galachtige smaak. De plant is een van de bitterste geneeskruiden, hij hoort bij de zogenaamde amara pura samen met een familielid de gele gentiaan. Deze planten zijn vooral eetlustopwekkend, spijsverteringbevorderend en leverstimulerend, ze worden vooral gebruikt bij gebrek aan eetlust, anorexie, en in het algemeen om aan te sterken, vroeger voor bleekzuchtige magere kinderen die geen eetlust hadden. De prettigste en de meest efficiënte manier om bitterstofplanten te gebruiken is als aperitivum, gewoon duizendguldenkruid met bvb anijs laten trekken in alcohol van ongeveer 45 %, eventueel wat suiker of andere zoetstoffen toevoegen en van dit drankje voor het lekkere en voor de gezondheid van maag en darm dagelijks een klein glaasje drinken. Dus, echt op je gezondheid!
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/36412-in-de-naam-van-duizendguldenkruid.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/centaurium-minus-duizendguldenkruid
Opvallend toch hoe veel wilde planten, vertroeteld door de mens juist beter groeien. Bekijk de valeriaan maar, glimmend blad en stevig stengel met aan het uiteinde witte bloei en daarna tintelende zaadpluisjes. Of het duizendguldenkruid, minirosetten die ik in het voorjaar uit een akker gered heb en die nu in mijn border 40 cm hoog fleurig roze staan te bloeien.
Niet dat groter en glimmender altijd beter is, maar gezond zien ze er in elk geval wel uit. Ook de geur van de valeriaan en de bittere smaak van duizendguldenkruid blijken volledig in orde te zijn en dat is toch ook een norm voor de kwaliteit van deze geneeskrachtige kruiden.
Het duizendguldenkruid oogst ik normaal pas in augustus, de hele bovengrondse bloeiende plant, dit jaar kan ik dat nu al doen.
In de oude apothekersboeken werd duizendguldenkruid Fel terrae of 'Eertgalle', genoemd naar de bittere, galachtige smaak. De plant is een van de bitterste geneeskruiden, hij hoort bij de zogenaamde amara pura samen met een familielid de gele gentiaan. Deze planten zijn vooral eetlustopwekkend, spijsverteringbevorderend en leverstimulerend, ze worden vooral gebruikt bij gebrek aan eetlust, anorexie, en in het algemeen om aan te sterken, vroeger voor bleekzuchtige magere kinderen die geen eetlust hadden. De prettigste en de meest efficiënte manier om bitterstofplanten te gebruiken is als aperitivum, gewoon duizendguldenkruid met bvb anijs laten trekken in alcohol van ongeveer 45 %, eventueel wat suiker of andere zoetstoffen toevoegen en van dit drankje voor het lekkere en voor de gezondheid van maag en darm dagelijks een klein glaasje drinken. Dus, echt op je gezondheid!
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/36412-in-de-naam-van-duizendguldenkruid.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/centaurium-minus-duizendguldenkruid
Abonneren op:
Posts (Atom)