maandag, maart 12, 2012

Gezaaid en geplant

Laatste dagen in Pont ar Gorret. Donderdag terug naar Belgie. Op de valreep hier nog wat gezaaid. Rode en andere zonnehoeden, Gojibes (waarom eigenlijk? Er staan er genoeg in de duinen bij De Haan), platte peterselie en stokrozen (zwarte en witte).
Gisteren een notenboom geplant en vandaag een Eucalyptus parviflora. Hij zag er zo verleidelijk mooi uit in mijn Point vert, dat ik er niet aan kon weerstaan en daarbij, we hadden met geweldig veel moeite een gat gegraven (eerder gehakt) om de notenboom te planten, maar durfden het uiteindelijk toch niet aan om tussen al die stenen een Juglans regia weg te zetten. Dus moest er iets anders in dat gat en dat werd dus een eucalyptus.

Eucalyptus parviflora (parvula)
Een niet zo snel groeiende soort met kleine groene blaadjes en een grijze bast die er bij de volwassen boom in repen vanaf valt. Komt oorspronkelijk uit New South Wales en groeit daar op kalkrijke grond. Is vorstbestendig tot ±- 20C. Ook het snijgroen van deze boom wordt veel in boeketten gebruikt.

Namen: Eucalýptus glóbulus Labillardière. Duits: Eukalyptus, Fieberbaum, Blaugummibaum. Frans: Eucalyptus, Gommier bleu de Tasmania, Arbre à la fièvre; engels: Blue Gum-tree, fever-tree; italiaans: Eucalipto; deens: Feberträet; noors: Febertre; pools: Rozdręb; russisch: Jewkalipt; tsjechisch: Blahovičník.

https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/eucalyptus-species

zaterdag, maart 10, 2012

Het huis van onze 'buur': Navelkruid

Het verlaten, vervallen, onbewoonbare maar decoratieve huis van onze buur. De natuur neemt opnieuw bezit van een menselijk onderkomen. Vooral het navelkruid lijkt zich hier thuis te voelen. Dus wat ouderwetse info over onze nieuwe buur Navelkruid

Dioscorides noemde het κοτυληδώ, cotyledon: een ronde schaal of navel, naar de holach­tige delen van het lichaam. Het is le cotylei of cotylier van de Fransen.
‘Het heeft ook ettelijke bastaardnamen, te weten Cepos Aphrodites, dat is op het Latijns Hortus Veneris en op het Nederduits Venus hof of Ges omphalos, Terae umbilicus of navel der aarde en ook Stichis en Stergethron. De Grieken noemen het ook Scytalion en Cymbalion, de Fransen nombril de venus’.

Het is de Umbilicus Veneris van de Romeinen. Het zou de liefde bevorderen: "Huius foliorumque succes cum vino circumlitus aut collatus in pudendis constrictionum laxat". Clusius voegde de namen tezamen en zo werd het Cotyledon Umbilicus-Veneris. Venusnavel en een eerdere Griekse naam en minder beleefd, suggereerde de haarloze gladde afbeelding van Afrodite's privé-delen: "Cepos Aphrodites", letterlijk Aphrodites tuin.

In Engels Venus navelwort of lady’s navel. Engelse pennywort naar de bladeren die er uitzien als een penny, een naam al in 1440 vermeld. Verder vinden we de namen penny-pies, corn leaves, hip wort, kidney wort, wall penny grass of penny leaf. De dikke ronde bladeren zijn licht zilverachtig glimmend.

Ravelingius in zijn Herbarius vermeldt het tegen zweren van de darmen: Kook de wortel in wijn en laat daarvan drinken, of laat van het gedistilleerde water van dit kruid gebruiken.
Men zegt ook dat de bladeren met de wortel gekauwd of gegeten de steen van de nieren en van de blaas breken kunnen en de plas verwekken.
Het kruid pleistervormig op alle zweren, wonden en kwetsingen gedaan, geneest die en laat het bloed ophouden en is zeer goed op de klieren en kropzweren en andere zwellen van de hals en meer andere ontstekingen’.

Volgens Pfaffs database zijn 'The leaves mildly analgesic. The juice and extract of the plant have an old reputation for the treatment of epilepsy. The leaves are also made into a poultice and used in the treatment of piles, slight burns and scalds. A decoction of the leaves is considered to be cooling and diuretic and the juice taken inwardly is said to be excellent for treating inflammations of the liver and spleen.


Tekening F.J. Hernandez. Wildlife Artist - Illustrator and Biologist

vrijdag, maart 09, 2012

Een allegaartje over de brandnetel

Bij het zoeken naar gedichten over de brandnetel? Vond ik, in een vertaling van de beroemde Hortulus van Walafried Strabo uit de 9de eeuw, een niet zo vleiend stukje over de netel. De moraliserende Strabo ten voeten uit.

als bossen weer loof vertonen, bergen weer kleur,
als weiland weer zo groen is dat het duizelt,
zie dan mijn kruidenbed! Mijn lapje grond
op het zuiden, pal voor de deur, geheel bezaaid
met netels, vol met schadelijk, giftig spul!
Wat moet ik doen? De zaak zit diep geworteld
en stevig in en om elkaar vervlochten,
als handige biezen matjes in een stal
voor onder beurse, soppige paardenhoeven.

Niet getreuzeld nu! Ik pak de schoffel
val de luie kluiten aan, verniel
het hele onkruid-stelsel dat er welig
tiert en wied het hele zaakje los,
verwoest de holen van de schuwe mol,
en breng de pieren en de wormen boven.
Vervolgens krijgt mijn border volop wind
en zonneschijn, compact en strak in zijn houten
hekje, ietsjes opgehoogd en hellend.
De aarde wordt zorgvuldig omgewoeld,
en krijgt een volle deklaag vette mest.
We kweken kruiden deels met zaad en deels
met oude stekjes uit een vorige jeugd

En wat ik ook vond was een recept voor brandnetelbier, wel nog niet zelf uitgeprobeerd. Het lijkt me wel erg simpel maar wie weet
  • 1 kg jonge brandneteltopjes 
  • 4,6 l water 
  • 250 g suiker 
  • 7,5 g gemalen gember 
  • 7,5 - 8 g verse gist (gewone bakkersgist) 
  • klein stuk toast 
Kook de brandneteltopjes een half uur in het water. Filter door een theedoek, voeg de suiker toe en roer om het op te lossen. roer er ook de gember doorheen. Giet het mengsel in een steriel vat. Smeer de gist op de toast en laat die op het oppervlak van de brandnetelvloeistof drijven. Dek alles af en laat gedurende drie dagen staan.
Filter de vloeistof opnieuw en giet ze in schone bierflesjes met een draai-dop. Dit brouwsel kan na 48 uur gedronken worden

En niet te vergeten, de grote brandnetel is ook waardplant van onder andere de dagvlinders; distelvlinder, atalanta, dagpauwoog, kleine vos, gehakkelde aurelia en landkaartje en de nachtvlinders; brandnetelmotje, Anania fuscalis, Udea prunalis en netelmot.


woensdag, maart 07, 2012

Brandnetel en goudveil in de tuin

Nog altijd Bretoens tuindagboek. De tuin is mooi zoals hij is, wel wat veel gras, golvend gazon, toch mooi in contrast met de wilde randen langs het water met moerasspirea, speenkruid, daslook, engelwortel en veel brandnetel. Wel wat te veel brandnetels, al domineren ze nu nog niet. Verder ook paarbladig goudveil zomaar, we hebben de neiging om de opkomende brandnetels er tussen uit te trekken, maar dat goudveil heeft het de vorige jaren ook zonder ons overleefd. Dus. En daarbij ik moet mijn spieren en gewrichten toch wat sparen, het vele sleuren met stenen en hout voor de kachel en het spitten begint toch zijn tol te eisen.

Vandaag toch wat geplant, al is dat eerder symbolisch, aan het water één Rheum palmatum en een Acorus calamus in de grond gestopt. We proberen de variatie nog te vergroten en de brandnetels te onderdrukken door de aanplant van sterke planten met groot blad.

Het lijkt nu wel alsof ik een hekel heb aan onze Urtica dioica;, maar dat is zeker niet het geval. Het is en blijft een belangrijke gebruiksplant, en  misschien moeten we hier in Pont ar Gorret maar een netelplantage beginnen. Brandnetel heeft een goede anti-inflammatoire werking, dus ontstekingswerend bij reumatische klachten en de wortel is professioneel een veel gebruikt middel bij prostaathypertrofie. Natuurlijk kent iedereen zijn zogenaamde bloedzuiverende werking, te gebruiken als voorjaarskuur. 

Toch worden er nogal eens te veel geneeskrachtige kwaliteiten aan Urtica toegeschreven. Ook in het verre verleden, bij Dodoens bijvoorbeeld vinden we wel enkele vreemde toepassingen van de grote brandnetel. Tsap van den bladeren in den mont ghenomen ende ghegorgelt es seer goet voor den huych ende die swillinghe van dat lelleken.
Die bladeren van Netelen ghestooten ende op die nuese ende tvoorhooft gheleyt stelpen dat bloyen uut die nuese/ ende in die nuese ghesteken verwecken zy dat bloeyen.
Van den bladeren van Netelen met Myrrha ghestooten een Pessus ghemaeckt ende in die moeder ghedaen doet den vrouwen huer natuerlijcke cranckheyt comen.
Ik veronderstel dat het geen verse brandnetels zijn die in mond, neus of vagina gestoken moet worden. 


dinsdag, maart 06, 2012

Wild gezaaid

Goudsbloem, Wede, Nigella (2x), Ridderspoor, Coreopsis
We hebben voor de eerste keer gezaaid op onze dijk aan de rivier de Aulne bij Pont ar Gorret. Een lijstje met akkeronkruiden en anderen,die we vorig jaar en ook enkele jaren eerder geoogst hadden.

Goudsbloem
Grote cosmos
Wilde ridderspoor
Bolderik
Juffertje in 't groen
Balsemien uit Luc en Diois
Ruige klaproos
Rapunzelklokje (oud zaad)
Gewone klaproos
Tabacum sylvestris (uit border in De Haan)
Nigella sativa
Coreopsis tinctoria (verfstofplant)
Cosmos sulfureus (verfstofplant)
Wouw (een beetje)
Blauwe knoop
Griekse alant (hoort er niet echt bij)

Wilde margrieten, gewone engelwortel en verschillende soorten sleutelbloem zijn al aanwezig

maandag, maart 05, 2012

Daffodils

De wilde narcissen in mijn Bretoense tuin roepen eindeloos veel herinneringen op aan een verleden tijd: schooltijd waar we het dansend gedicht Daffodils' van William Wordsworth 'moesten' van buiten leren, herinnering ook aan mijn 4 jaar jonge dochtertje die wilde narcissen mocht plukken in het bos bij Gembloux, herinnering aan onze wilde wandeltochten bij Belvaux, waar we door een zee van gele narcissen draafden...en nu, een herinnering voor later, over Narcissus in een wilde droomtuin. Alsof ik eeuwig jong blijf.

I wandered lonely as a cloud
That floats on high o'er vales and hills,
When all at once I saw a crowd,
A host, of golden daffodils;
Beside the lake, beneath the trees,
Fluttering and dancing in the breeze.

Continuous as the stars that shine
And twinkle on the milky way,
They stretched in never-ending line
Along the margin of a bay:
Ten thousand saw I at a glance,
Tossing their heads in sprightly dance.

The waves beside them danced; but they
Out-did the sparkling waves in glee:
A poet could not but be gay,
In such a jocund company:
I gazed - and gazed - but little thought
What wealth the show to me had brought:

For oft, when on my couch I lie
In vacant or in pensive mood,
They flash upon that inward eye
Which is the bliss of solitude;
And then my heart with pleasure fills,
And dances with the daffodils.



William Wordsworth

zondag, maart 04, 2012

Water in de tuin

Na vele dagen zacht en zonnig weer, de voorbije nacht kletterende regen. Nu op de middag wilde wolken met spatjes zon. Ruw, dat is de echte natuur. 

In de tuin laat de lieflijke rivier de Aulne zich van zijn wilde kant zien, de poeltjes in de tuin zijn vol water gelopen verbonden met de rivier. Indrukwekkend mooi en een beetje bedreigend.  De dotterbloemen zijn gedeeltelijk kopje onder gegaan maar dat hoort zo bij de dotters. Ook wilde narcissen staan met hun voeten even in het water.

De dijk langs het water beschermt ons huis tegen overstromingen en die dijk wil ik net vandaag wat 'proper' maken om akkeronkruiden, zoals klaproos, korenbloem en bolderik in te zaaien. Gedeeltelijk verwijderen doe ik de brandnetels, bramen, ridderzuring en een fors gras met massa's knolletjes aan de wortels. Het werk schiet goed op, door de nattigheid komen de toch wel stevige wortels gemakkelijk los. Ik excuseer me niet elke keer weer als ik agressief een brandnetel uit de grond trek, misschien maak ik het enigszins goed als ik wat van dat jonge groen in de keuken gebruik en van de mooie, gele wortels een kruidenextract maak. Deze 'Urtica radix' is zonder meer één van de betere middelen tegen prostaatklachten. De ridderzuring wordt nog weinig gebruikt in de fytotherapie al bevat de wortel wel antrachinonen, de bekende laxerende stoffen die we ook terug vinden in rabarber, senna, vuilboom en aloë. Het braamblad bevat dan weer looistoffen die te snelle darmen kunnen afstoppen.
Ploeteren in de tuin is zo een beetje als lezen in een boek.

Mijn artikels over brandnetel op www.herborist.infoteur.nl
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/lifestyle/32372-brandnetel-en-paardebloem-kruiden-voor-een-voorjaarskuur.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/45877-brandnetelroede-en-brandnetelwijn.html

zaterdag, maart 03, 2012

Wandelen van Pont ar Gorret naar Huelgoat

Holle weg bij Kerseliou
Eikvaren bij Kergoly
Wandelen hier bij mijn Bretoens verblijf doe ik op dit moment niet veel. Eerder werken en wandelen in de tuin. Vandaag toch binnendoor naar Huelgoat gewandeld. 

Vertrekkend bij Pont ar Gorret, de Romeinse brug over, dan links het fietspad Voie verte op, richting Gare Locmaria, het eerste pad naar rechts een smalle holle weg in tot het gehucht Kerseliou-Laurent (meer naam dan huizen). Een wat wereldvreemde man, die daar waarschijnlijk woont, maakt me met een handbeweging duidelijk dat ik verder moet gaan. Dat was ik zo wie zo van plan. Verder op een wegsplitsing kan ik niet aan de verleiding weerstaan om naar Kergoly te gaan. Eén boerderij met 2 keffende hondjes, veel brandhout voor de deur en moeder lam met kleintjes maar (gelukkig?) geen mensen. Het stippelpaadje op de kaart is in het echt verdwenen of eerder opgevuld met afval en hout. Dan maar recht op recht naar de vallei en de daar stromende rivier met de verleidelijke naam Rivière d'Argent. In de buurt van de Pont Mikael kan ik de rivier en de weg van Huelgoat naar Poullaouen oversteken. Via een breed bospad boven de rivier wandel ik verder richting Huelgoat, ik wandel voorbij de oude mine d'argent en volg dan, de rivier overstekend, het prachtige pad (ook GR) langs het water. Vanaf hier is de rivier bezaaid met grote, ronde bemoste keien, het zijn deze stenen in allerlei grillige vormen waar Huelgoat zijn toeristische reputatie aan te danken heeft. Bij Le Gouffre kom ik op de verharde weg op 1 km van het stadje. Die kilometer hoef ik niet meer te wandelen, want net op dat moment komt mijn 'taxi' voorgereden.

Le Gouffre
Lees ook

Aronskelk in holle weg
Info over Huelgoat
Huelgoat, een stadje in het binnenland van Bretagne, gelegen op 30 kilometer van de Bretoense Noordkust (Morlaix, Roscoff) en op 50 kilometer van de Zuidkust. De omgeving van Huelgoat mag je gerust het mooiste stuk Bretoens binnenland noemen. Groene bossen worden afgewisseld met grijze heidegebieden.

Info over de oude spoorweg, nu fietspad dat Bretagne van Noord naar Zuid doorkruist.
Cette Voie Verte a été créée sur une ancienne voie ferrée. Améliorée en 2007/2008 c’est maintenant la « V7 » du Schéma régional des Véloroutes et Voies Vertes de Bretagne. Elle possède un revêtement correct en VTC.
Elle offre une grande qualité au niveau des paysages : le parcours, en permanence très sauvage, en pleine nature, monte depuis Carhaix à travers landes et bois jusqu’aux Monts d’Arrée, suit les crêtes, et redescend vers Carhaix et le canal de Nantes à Brest. Splendide façon de découvrir la Bretagne profonde.




Stone-henge

 Omdat we de plek waar onze groentetuin moet komen, niet kunnen omspitten, willen we een verhoogde tuin maken omringd door een stenen muur. Mooie, rotsachtige stenen hebben we toch op overschot en omdat we in Bretagne zitten maken we er maar direct een ronde stone-henge van.

Na enkele dagen sleuren met stenen, ziet het resultaat er zo indrukwekkend uit, dat we het 'gat' nauwelijks durven opvullen met grond.

Het lijkt wel alsof dit 'monument' er al eeuwen ligt, bewaakt door immense maretakken.

woensdag, februari 29, 2012

Mistige mystieke ochtend aan de Aulne




De ochtendzon verzilvert de mistige morgen. Dampen drijven over de Aulne de tuin in... betoveren elzen- en hazelaarkatjes, maken spinnenwebben zichtbaar en boomtakken onzichtbaar. 

Elfjes en andere onzichtbare wezens, als ze bestaan, moeten ze nu te voorschijn komen....

Daslook aan de Aulne

maandag, februari 27, 2012

Bosplanten en bingelkruid


Achteraan in onze Bretoense tuin ontdekken we weer nieuwe planten, amandelwolfsmelk, dubbelloof en tongvaren. Niet verwonderlijk in dit schaduwrijk bosbiotoopje, ook enkele bolgewasjes zijn al aanwezig oa wilde narcis, bosanemoon en boshyacint. Andere schaduwminnende bol- en knolgewassen zouden we hier nog wel voorzichtig kunnen aanvullen. Wat muskuskruid, helmbloem, lelietje van dalen, aronskelk en salomonszegel horen hier wel thuis. In onze privé holle weg hopen we ook bedstro, maarts viooltje en stinkend nieskruid te ontmoeten. Misschien als we hard genoeg verlangen dat ze vanzelf wel komen.

Wat er ook al goed zichtbaar aanwezig is, zelfs al met enige, weliswaar weinig opvallende bloemen, is het bosbingelkruid. Zoals vele bosplanten kan ook deze Mercuriales perennis nogal woekeren, noem het maar een grondbedekker. Deze plant is niet echt bekend als geneeskrachtig of magisch kruid toch heeft hij een lange, verborgen geschiedenis van gebruik achter zich. In de oudheid hoorde bingelkruid onder Mercurius, de god van de genezing, en daaraan dankt het ook de geslachtsnaam Mercurialis. Ook de Noord-Germanen hadden veel waardering voor het bingelkruid en wijdden het aan de god Wodan / Odin.

In de middeleeuwen was het bingelkruid bestanddeel van sommige heksenzalven, die volgens een oud recept de volgende negen kruiden moesten bevatten: slaapbol, ijzerhard, godskruid (Mercurialis), huislook, lievevrouwenhaar (muurvaren), heliotroop (Heliotropium), bilzekruid, wolfskers en monnikskap.

Een verdere bijzonderheid van het bingelkruid is zijn kleurgedrag. De inhoudsstof hermidine verandert, al naar gelang de verwerking, in een blauwe, rode of bruine kleurstof. Bij de uitscheiding veroorzaakt het een roodverkleuring van de urine, maar de plantendelen zelf kleuren bij het drogen blauw. Wegens deze diepblauwe kleuring werd het bingelkruid eerder ook beschouwd als indigo. Door de eveneens bij het drogen optredende, licht onaangename geur kreeg bingelkruid in de volksmond de bijnaam "Stinkerich ".

In de tuin valt het weinig op met zijn groene bollige bloemetjes en... met zijn vertakkende wortelstokken kan het dus woekeren, al mag dat ook in een schaduwrijke bostuin en verder zijn er zijn genoeg andere bosplanten die er gezellig tegen op groeien. Daslook bijvoorbeeld. Grond bedekken en in grote groepen groeien is eigen aan bosplanten.

Over ecologie van het bosbingelkruid
Bosbingelkruid is een typische schaduwplant van kalkhoudende, matig vochtige bodem waarop het meestal dichte tapijten vormt. De plant komt op allerlei bodemtypes voor: zand, leem, klei en kalk (Mukerji 1936a). Wade et al. (1981) beschrijven dat mannelijke vorm van deze plant meer te vinden is op open plaatsen terwijl de vrouwelijke vorm op meer donkere plaatsen. Met zijn uitgebreide netwerk van uitlopers voorkomt Bosbingelkruid het afschuiven van de bodem op steile hellingen (Weeda et al. 1999). De plant groeit niet op plaatsen waar water stagneert omwille van de gevoeligheid voor het zich ophopende ijzer. Wel kan het in kleine groepen nabij stromend water – op beekoeverwallen en in bronbossen- groeien. Omdat Bosbingelkruid oppervlakkig wortelt en door horizontale uitbreiding aan nieuwe voedingsbronnen komt, kan het op ondiepe verweerde krijthellingen groeien. Op kapvlakten en langs resten van houtwallen handhaaft Bosbingelkruid zich beter dan veel andere schaduwplanten.
http://www.inbo.be/files/bibliotheek/88/175188.pdf

zondag, februari 26, 2012

Koningsvaren in de tuin


Zondag maar toch mijn eerste werkdag in onze nieuwe tuin. Ondanks de vele planten die er al zijn, wil ik er nog nieuwe bijbrengen. Dus toch een stukje gras omspitten maar dat blijkt niet overal mogelijk te zijn. Een dun laagje leisteen en ander gruis maakt de grond ondoordringbaar, gelukkig valt er op andere plaatsen wel te spitten.

Tegen de voor- en zijgevel van het huis zijn er door de vorige en vorige eigenaar heel wat klimmers aangeplant. Clematis, Rubus, Hedera en Kiwi onder andere. De gevlekte klimop is helaas niet onze smaak, heeft zich ook onder de leistenen dakschalies gewrongen en wurgt  daarbij ook nog de dakgoot, dus hebben we genoeg redenen om die te verwijderen. Planten verwijderen is nooit plezierig, toch doet een tuinman dat vreemd genoeg wel veel. Gazon maaien of omspitten, (on)kruid verwijderen.......
Gelukkig hoef ik niet de hele dag zonder nadenken te spitten. Rond kijken, genieten, plannen maken is ook nodig. En zo ontdek ik in een nat, moerassig gedeelte van de tuin verschillende grote pollen en de gedroogde resten van wat zeer waarschijnlijk de koningsvaren moet zijn. Wilde koningsvarens zomaar in mijn eigen tuin.


Hier staat ergens de koningsvaren, maar je ziet hem nog niet.
Dus maar wat schrijven over deze Osmunda. Een hoge tot zeer hoge varen. De bladeren zijn soms wel twee meter lang en bevatten lichtgroene, glanzende deelblaadjes. De bloeiwijze bestaat uit een bruine ‘pluim’. De koningsvaren heeft een houtige wortelstok, die net iets boven de grond uitsteekt. Deze wortelstok bestaat uit dode bladresten van vorige jaren met daartussen wortels.
Osmunda komt al in een Engelse woordenlijst uit de dertiende eeuw voor (Earle) en wordt daar vermeld als bonwurt, wat beenkruid betekent. Het Latijnse woord os betekent been. Maar het kan ook mond betekenen. Volgens sommigen zou de betekenis en het gebruik? van osmunda dan ook beenzuiverend, volgens anderen mondzuiverend voorstellen (Latijn mundare = reinigen). In de "Ortus Sanitatis" van 1485 schrijft men os-mundi. Dat werd toen wel meer gedaan, alsof men er mond (of been) der wereld mee bedoelde.  Lobelius vormde de naam 'Osmunda regalis oft koninghlijk varen'.

In Ellingwood' s Materia Medica wordt Osmunda regalis als volgt beschreven:
An infusion of the roots is given and taken quite freely. A tincture may be obtained. The substance is very mucilaginous, and an infusion will quickly become jelly-like.
Specific Symptomatology—Diseases of the bones, from malnutrition. Weakness of the osseous structure, rickets, diarrhea and dysentery from local irritation in poorly nourished patients,
Therapy—With some physicians this agent is very popular in the treatment of the above disorders. It is also useful in weak back, especially in those cases where, with weakness of the muscular structure of the back, there are symptoms of incipient disease of the spinal vertebrae. It has been used also in subluxations.
In the treatment of diarrhea and dysentery, whether acute or accompanying protracted fevers, the agent is said to be very beneficial,especially if accompanied with great weakness. Also as a tonic during convalescence, when these conditions have prevailed. It has been given in various form of female weakness, particularly where there was severe leucorrhea. Its soothing influence upon mucous surfaces seems to be remarkable. Wel dus in homeopatische verdunning te gebruiken.

En zo blijkt elke plant toch zijn eigen verhaal te vertellen. En door die verhalen en gebruiken wordt elke tuin een stuk interessanter, niet alleen nuttig, niet alleen esthetisch maar ook magisch en verbonden met de geschiedenis van de mensen.

zaterdag, februari 25, 2012

Morlaix, thuis in Pont ar Gorret en Bretoense magie

Morlaix, een oud Bretoens stadje met een enorme oudere hoge spoorwegbrug over de vallei en over de stad, vlakbij de oude kerk. Zaterdagmarkt, wel erg rustig, het is middag en dus zitten de Fransen een 'menu du jour' te eten thuis of in een plaatselijk restaurant. Dat lukt hier al voor 8 tot 10 euro. Wij drinken un café in het ook weer oude, pittoreske grand cafe La Terrasse (place des Otages, 31). Enkele leuke straatjes met vakwerkhuizen, een grote boekhandel, een winkel theehuis waar men ook aan tricothé doet en nogal wat cafeetjes. Na de middag rijden we naar het plaatselijke Centre commerciale, voor grote winkels moet je daar zijn maar het blijft een verschrikkelijk samenraapsel van hangar-achtige lelijke gebouwen met schreeuwerige reclames. Toch vinden we hier een biocoop waar we ondere andere Tulsithee kopen, verder bezoeken we de plaatselijke Troch om meubels te kopen of te verkopen. En dan rijden we over een mistige veenvlakte terug naar huis. Naar huis is nu dus Pont ar Gorret.

En dan savonds het oude huis weer warm stoken met hout in plaats van aardgas. Veel werk, veel stof, te heet of te koud maar het is wel aangename, directe stralingswarmte, hout is bij de hand en is herkenbaar oervuur. Vlam van verbondenheid.
Savonds zonder televisie, zonder internet en zonder andere moderne magische praktijken blijft er mij niks anders over dan echte magie te beoefenen of toch er tenminste over te lezen. En ik moet bekennen dat dat lezen vooral op mijn laptop gebeurd. Opgeslagen gegevens waar ik nu de tijd voor neem om te bestuderen. Terug naar de 13de en 14de eeuw toen de zogenaamde demonomanie hoog tij vierde. Nu ja vieren, duivelsbezwering en Satans-evocatie waren toen niet weg te denken uit het dagelijkse leven en een religieus boek als de Heksenhamer over heksen, ketters, duivels en demonen vond dan ook gretig aftrek. Iedereen was ervan overtuigd dat de wereld vol zat met kwaadwillige demonen, die eeuwenlang de mens had geplaagd en verleid.

De heidense godenkruiden, die in de Oudheid contact met goden en geesten moest mogelijk maken, waren met de opkomst van het christendom veranderd in duivelse kruiden. Men kon er misschien wel mee genezen, maar het was met die diabolische kruiden ook mogelijk een pact met gevaarlijke demonen te sluiten. De duivel werd vooral gezien als metafoor voor het kwaad en diende op alle mogelijke manieren te
worden bestreden. De heksenkruiden, te zeer verweven met het heidendom, moesten verdwijnen. Tot die diabolische kruiden werden alruin, bilzekruid, belladonna, scheerling, monnikskap en papaver gerekend.

Botanische narcotica speelden sinds de Oudheid een belangrijke rol. Zo berusten de vele heksenzalven uit de Middeleeuwen op de werking van psychoactieve planten. In die zalven konden wel 32 planten verwerkt worden, waaronder nachtschade, alruin, monnikskap, dolik, bilzekruid en doornappel. De mystieke ervaring zoals die in praktisch alle verhalen tot uiting komt, stemt overeen met het gevoel van een oneindige ruimte waarin men in een roes al zwevende opgaat. De daartoe benodigde medicijnen zoals slaap- en pijnmiddelen, werden uit de apotheek betrokken en bevatten alle nachtschade planten, opium en soms scheerling.
We zien dat in apotheekverordeningen van de 14e en 15e eeuw steeds de aflevering wordt ontraden van sterk werkende narcotische farmaca aan onbekende vrouwen en van pijnstillende middelen zonder voorschrift van een arts.
Het bestrijden van pijn, bijvoorbeeld met de narcotische populeumzalf, werd streng afgekeurd en de vroedvrouw die pijn bij de geboorte wilde verzachten werd verdacht van hekserij en aangeklaagd.
Voor de geestelijkheid was gezondheid afkomstig van God en niet van de inspanningen van de mens. 

En hier zit ik dan in eenzaamheid, in de diepe donkerte van Pont ar Gorret, wel met glinsterende
sterrenhemel te filosoferen over de heksenkruiden uit het verleden en hoe we die vandaag weer kunnen gebruiken of misbruiken. 

vrijdag, februari 24, 2012

Onze nieuwe tuin


Bretagne. Pont ar Gorret. Daar staat ons nieuw, oud huis en onze tuin. Bij de rivier, aan een bronnetje, hoge populieren vol met reusachtige maretakken. En in de tuin begint al een beetje de lente. De eerste speenkruidbloemetjes, al enige bloeiende sleutelbloemen, nog niet bloeiende wilde anemonen, wilde narcissen. Een echte bostuin. Geheimzinnig golvend clair obscur tussen de bosjes en zelfs enkele eilandjes op eigen grond in een moerassige aftakking van de rivier. L'Aulne, noemt de waterloop, een rivier die ooit zelfs vol met zalm heeft gezeten.

Veel hazelaars als afsluiting van ons 'landgoed', de mannelijke hangbloemetjes zijn al enigzins uitgebloeid. Het geel verkleurt naar bruin. Leveren ze ook veel hazelnoten? Nog even afwachten, de grond is in elk geval niet bezaaid met noten. Of zouden de eekhoorns er mee van door zijn? De hazelaars zijn blijkbaar ooit de rand geweest van een oude holle weg die nu nauwelijks zichtbaar langs de nieuwere grindweg loopt.

Langs de rivier, in een overstromingsgebiedje, gelukkig wel achter het dijkje dat het huis beschermt,  vinden we al de eerste bladsporen van engelwortel, bereklauw, weer veel speenkruid, watermunt, rietscheuten en al fris blad van een schermbloemige, die ik nog niet herken. Zou het de giftige en dus spannende waterscheerling kunnen zijn? De droge stengel- en zaadresten van het vorige jaar liggen platgeslagen van het stevig stromend water dat hier af en toe de hele bocht onder water zet.

Moeten we in deze harmonieuze natuurtuin nog veel andere planten bijbrengen. Ik zal het dan wel wat stiekem moeten doen om de natuur niet te verstoren. Hier en daar een gat maken om wat rabarber,  groot hoefblad of kalmoes voorzichtig tussen te planten, alsof ze er vanzelf gekomen zijn.
Toch heb ik al wat planten uit België mee gebracht. Toch maar weer een lijstje. Hele gewone zoals echte salie, rozemarijn, kruipend bonenkruid, maar ook speciale zaken zoals kerrieplant, Madonnalelie en een uit het Oosten afkomstige klimplant Polygonum multiflorum.

Toch is de tuin niet alleen wild maar is er ook al een eerdere poging geweest tot aanleg. We vinden in het huis een mooi tuinplan met decoratieve tekeningen van Ligularia, Aruncus, Rheum palmatum, Rodgersia en zelfs Gunnera is er ingetekend. Of ze ook ooit geplant zijn is niet zeker, in elk geval voorlopig vinden we ze niet terug. Wat we wel terugvinden zijn eetbare appels, peren en pruimenbomen en daar ben ik niet rouwig om. Misschien kunnen we cider maken?

dinsdag, februari 21, 2012

Ideaal

Ter her-innering aan Bruno De Roeck, overleden bij het begin van dit jaar. Uit 'Vingerafdrukken'


Soms komt een ideaal dichtbij.
Dan voelen we ons gelukkig.
Soms is het ver weg en kwelt het ons
met opdrachten waar wij ons niet toe in staat achten.

Leegte.
Verlangen naar wat niet is,
naar wie wij niet zijn.
Want een ideaal is iets wat niet bestaat
en alles wat bestaat is niet ideaal.

zondag, februari 19, 2012

Rijden

Langs de Franse autowegen richting Bretagne flitsen resten van planten in mijn ooghoeken voorbij. Of ben ik het die de planten voorbij flits? Verhuis, op en neer naar Pont ar Gorret via Calais, Boulogne, Pont de Normandie, Caen, 1700 kilometer in 2 dagen. Onderweg, in de bermen droge, decoratieve resten van kaardebol en bereklauw, hier en daar ook oude, grillige jeneverbessen en er onder gelig fris glimmende ronde blaadjes van..... Ja, van wat? In de groei gekomen speenkruidblaadjes of  het zeldzame maar hier veel voorkomend navelkruid.

Pont ar Gorret! In het pikkedonker aankomen en in het pikkedonker weer vertrekken. En toch, een sterrenhemel van een ongeziene helderheid, het ruisend geluid van de Aulnerivier en de zuivere koele scherpte van de lucht. Natuur! Nat-uur! Uur van natuur!

Speenkruid, altijd weer van de eerste in het vroege voorjaar. Voor de naam Speenkruid laten we Dodonaeus natuurlijk aan het woord: ‘Cleyne gouwe oft Speencruydt. In onse tijden, ende wat daer voor, heeft men de wortelkens met de aenhangende greynkens of korlenkens begoot te gebruycken om de speenen te genesen: ende men heeft dit cruydt daerom de naem Speencruydt ghegeven: want de Speenen oft Anbeyen met het sap van dit cruydt oft van sijne wortelen met wijn oft pisse van den cranken gemengelt zijnde, dikwijls gewassen en genett, worden cleynder ende in een getrocken, ende verdroogen heel: ende pijne vergeet gantsch.’ Verder deelt hij nog mee dat volgens sommigen, alleen het bij zich dragen van het kruid (natuurlijk met de wortelknolletjes) al voldoende was om aambeien te genezen of de pijn daarvan te verzachten. Volgens een ander is de naam ontstaan vanwege de gelijkenis met een speen of tepel van een zoogdier. De wortelknolletjes hebben ook wel iets weg van de teelballen van de haan of de kater daar kwamen de oude namen Hoaneklootjes en Katteklootjes vandaan. Misschien zijn die speenkruidknolletjes wel goed voor mannen die te lang 'gekneld' in auto's zitten.

zaterdag, februari 18, 2012

Tongvaren

De tongvarens in de donkere bossen van overal staan er weer fris gewassen bij. Niet direct de plant om een thee-tje van te trekken. Toch een interessante plant met een boeiende geschiedenis.

Het gedistilleerd water is zeer goed tegen de hartstochten", schreef Culpeper over de tongvaren en het stopte volgens hem ook de hik. Tongvaren behoort tot de Polypodiaceae, houdt van vochtige en schaduwrijke plaat­sen, groeit voor de ingang van grotten en rotsspleten en bij bronnen.
De grote kenmerkende bladeren bevatten looizuren en vloeibare gom en hebben urinebevordende, slijmoplossende en constiperende eigenschappen.
Van varens werd vroeger gezegd dat zij de macht hadden om mensen onzichtbaar te maken. Dit mogelijk omdat zij geen bloemen voortbrengen en de zaden niet direct zichtbaar zijn. Dit geloof heeft zeer lang stand gehouden, mede ook omdat de tover­formule, die er bij hoorde zo moeilijk uit te spreken was. Paracelsus versterkte dit geloof met zijn „Leer der Ken­merken". Virgilius noemde hen filicem invisam. Het zaad kon alleen worden verzameld op de voora­vond van Sint-Jan, „lopend tussen twaalf tinnen bor­den door". Het werd in de schoenen van de persoon gelegd die onzichtbaar wil worden.

Ik heb het zelf nog niet uitgetest, maar waarom niet eens proberen. Als ritueel lijkt het mij wel nuttig, zelfs als je niet onzichtbaar word.

donderdag, februari 16, 2012

Idho of venijnboom

Ik heb op dit moment niet de neiging om veel boeken te kopen, integendeel ik wil er een heleboel weg doen. Toch heb ik niet aan de verleiding kunnen weerstaan om bij De Slegte in Brugge de 'Hortus spiritualis', een nuchter boek over spirituele tuinen aan te schaffen. Vooral de bespreking van de oude Keltische boomkalender en de aanleg van zulke tuinen sprak me wel aan. En waar zou je beter zulke bomen kunnen aanplanten als in mijn toekomstige Bretoense woonplaats Pont ar Gorret.

Taxus baccata is een van de bomen uit de Keltische kalender. Idho, werd de taxus bij de Kelten genoemd. Deze langzaam groeiende, altijd groene conifeer kan wel vijftienhonderd jaar oud en twintig meter hoog worden en groeit op een bijzondere manier. Als na een groot aantal jaren de centrale stam afsterft, groeien er nieuwe stammen in een cirkel om de oude stam heen. Op deze manier kan de taxus uiteindelijk een omtrek van wel twaalf meter krijgen. Soms is de centrale stam geheel verdwenen en lijkt de boom op een kring van palissaden.

De taxus was een heel geliefde boom bij de Kelten. Het harde, taaie en fijnnervige hout was bij uitstek geschikt voor bogen, speren en houtsnijwerk. Vanwege zijn dichte groei is de taxus de best denkbare boom voor heggen. Dezer dagen komen oude taxusbomen niet veel meer voor, omdat ze in het verleden te veel zijn gekapt.

Zoals de naam venijnboom al aangeeft is deze conifeer erg giftig. De pit van de bes, indien fijngemalen (door b.v. koe of paard) is dodelijk, net als de bast en de naalden. Ze werden ook gebruikt voor pijlgif. Daarom is de taxus ook archetypisch met de dood verbonden.
Volgens Robert Graves is het Latijnse woord taxus verbonden met het Griekse woord toxon voor boog en met toxicon, het Griekse woord voor vergif. In 1966 werd ontdekt dat taxol, een giftige component uit de bast van de taxus, kankergezwellen doodt. De taxus heeft echter evenzeer de archetypische bijbetekenis van verjonging, eeuwig leven, omdat hij meer dan duizend jaar oud kan worden, is hij er bij wijze van spreken dus 'altijd'.

zaterdag, februari 11, 2012

Zoutstrand


Sneeuw? Nee, zout op het strand. Grof, gekristalliseerd zeezout zomaar van het strand te rapen.

dinsdag, februari 07, 2012

Eikvaren

Eikvaren in de winter
Opgekruld probeert de eikvaren zich te beschermen tegen de winterse koude en laat daarbij zijn fraaie sporen zien.
De botanische naam Polypodium is afgeleid van het oudgriekse 'polys' (veel) en 'podion' (voet), naar de vorm van de wortelstok.

Vreemd vind ik de vele varens wel, mysterieus zoals ze zich in de clair-obscur der donkere bossen vertonen. Varens behoren tot de oudste plantengroepen van de wereld. Meer dan 350 miljoen jaar geleden waren ze de voornaamste landplanten. Ze zijn verdrongen door de hogere planten.Varens waren zowat de eerste planten met wortels, bladeren en stengels.

Varens zijn niet echt veel medicinaal gebruikt geweest, mogelijk omwille van hun giftigheid en hun geheimzinnig voorkomen. De eikvaren is wel een veilige uitzondering. Luister maar naar wat Dr. Leclerc, de vader van de moderne fytotherapie er over te vertellen heeft.

Tekst uit 'Précis de phytothérapie' van 1976,  geniet van de deskundigheid, van het mooie maar wel wat moeilijke frans van Dr. Leclerc

Du Polypode on utilise le rhizome dont la saveur sucrée rappelle un peu celle de la réglisse. Le Prof. Volmar et Reeb en ont isolé une résine et une substance particulière, la polypodine, qui, ingérée à la dose de 0,15, a manifesté, au bout de 10 heures, sa propriété purgative, sans effet drastique, marquant son action cholagogue par la coloration des matières (1). A cette substance sont associés 3,39 p. 100 de tanin, des saponines, une huile grasse contenant une matière insaponifiable énergi-quement purgative, une résine douée de propriétés anthelminthiques et un glucoside, la sammombaïne (W. Freise).
Au XIII siècle, Aldebrandin de Sienne recommandait à ceux qui « ne puent aller a cambre (qui ne peuvent aller à la selle) » un bouillon préparé avec un vieux coq qu'on avait farci de polypode et d'anis. Roques consi­dérait sa décoction concentrée comme un purgatif doux qui agit en excitant faiblement le tissu des voies intestinales.
C'est, en réalité, ainsi que je l'ai signalé, un bon cholagogue, très utile dans l'ictère, qui, sans influence directe sur l'intestin et dénué de tout effet drastique, n'est eccoprotique qu'en augmentant la quantité de bile excrétée, ne donne jamais lieu à aucun phénomène douloureux, à aucune réaction inflammatoire, congestive ou spasmodique (1). Aux malades atteints de constipation chronique, surtout à ceux dont la fonction hépa­tique est insuffisante, je prescris souvent la tisane suivante :
  • Rhizome de Polypode 20 g
  • Racine de Réglisse concassée 10 g
  • Racine d'Angélique 5 g
  • Eau 200 g
Faire bouillir le polypode dans l'eau pendant un quart d'heure; à la fin de l'ébullition, ajouter la réglisse et l'angélique; laisser macérer le tout 12 heures; passer et édulcorer avec une cuillerée de miel :" à prendre le matin à jeun. On peut substituer à la décoction la poudre de rhizome en cachets de 1gramme (de 2 à 4 par jour au milieu des repas), l'extrait fluide (1 à 3 g), l'extrait mou en pilules de 0,10 (2 avant chacun des 3 repas).

Volmar et Reeb. Polypodium vulgare. Journ, de pharm. d'Alsace et deLorraine, sept. I 924.
H.  Leclerc.  Note sur  l'action   cholagogue du   Polypodium   vulgare.   Bull. Soc. de thérap., 1921.   Action cholagogue du rhizome de Polypodium vulgare.   Bull, des Sc.Pharmacol,   1921.   Le  Polypode (Polypodium  vulgare).  Paris médical,   1921.  Emploi  du Polypode comme laxatif cholagogue. L'Hôpital,   1924.

Het laxerend effect wordt nauwelijks nog vermeld in de moderne literatuur. Wel een werking op de luchtwegen (hoest) en op het zenuwstelsel. Eikvaren, we zullen er in de nabije toekomst nog meer van horen.



zondag, februari 05, 2012

Hypericine

De voornaamste geneeskrachtige stoffen in sintjanskruid zijn hypericine en hyperforine. Het scheikundig 'innerlijk' van de plant. Anti-depressief en anti-viraal zijn hun voornaamste kwaliteiten.
Plukken kunnen we ons zonnekruid niet in volle winter, maar de opgeslagen zonne-energie in een tinctuur hebben we op dit moment des te meer nodig. Sint-janskruid tegen de donkerte en koude van de lichamelijke en geestelijke winter.


Antidepressant activity 
In experiments, hypericin has shown weak monoamine oxidase inhibiting activity. It was find that hypercin in a dose of 0.35 mg has effects similar to imipramine. In other experiment hypericin in a dose of 9-28 mg/kg showed activity similar to bupropion.  Hyperforin in comparison inhibits the neuronal uptake of serotonin, norepinephrine and dopamine antidepressants, but also inhibits GABA and L-glutamate uptake. Research on hyperforin has been intensified and most of the published studies strongly indicate hyperforin to be the antidepressant constituent of Hypericum perforatum.

Anti viral activity
In animal models hypericin has shown to prevent replication of encapsulated viruses.

Anti-inflammatory activity 
Besides these activities, hypericin has shown anti-inflammatory activity also. It inhibits release of leukotrienes.

Recent werd ook vastgesteld  dat hypericine uit sint-janskruid de groei van een kwaadaardige hersentumor kan remmen of deze doen slinken. Dat blijkt uit onderzoek uitgevoerd aan de Universiteit van Utah in de Verenigde Staten onder 42 patiënten met een astrocytoom of glioom. De resultaten hiervan zijn gepubliceerd in Cancer.
De deelnemers kregen drie maanden een oplopende dosis (0,05-0,50 milligram per kilo lichaamsgewicht) synthetische hypericine. Bij zeven van de 42 patiënten (17%) stopte de groei van de tumor of slonk deze enigszins. Bij twee patiënten (5%) nam het volume van de tumor af met meer dan 50%. Bij de helft stabiliseerde de tumor of slonk deze iets, volgens hoofdonderzoeker en neurochirurg dr. William T. Couldwell. Volgens hem ging het om patiënten die waren uitbehandeld en bij wie de groei van de hersentumor doorzette. Hij spreekt over veelbelovende resultaten.

http://ec.europa.eu/food/fs/sc/scf/out113_en.pdf over hypericine

zaterdag, februari 04, 2012

Verloren rimpelrozen bottels



Verloren
rode
rimpelrozenbottels


De laatste bottels van de rimpelrozen.
Restjes hangen nu rot en diepgevroren 
aan hun stekelige takken. 
Of liggen in de sneeuw nog even 
mooi te wezen

https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rosa-canina
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/39984-rosa-is-een-roos.html

Sleutelbloem in de sneeuw


Dus toch, een beetje of... veel winter. We snakten er zo naar en...... snakken we nu al naar zon en zacht weer? Ook mijn altijd weer vroeg bloeiende stengelloze sleutelbloem is er van geschrokken.

Het weer om 7 u 00 : Het is meestal helder maar hier en daar, en vooral dan in Haspengouw en ten zuiden van Brussel, hangen er lage wolken. Lokaal nevelig of enkele mistbanken. Het is bar koud met temperaturen van -10 graden over het westen tot -17 graden in de Kempen. Er ligt een sneeuwlaag van 1 tot 8 cm.

dinsdag, januari 31, 2012

Stinkend nieskruid of Helleborus foetidus


Een Franse tekst uit een klein maar fijn boekje over medicinale Alpenplanten. Hier het stukje over het stinkend nieskruid, een plant die nu volop groen in bloei staat en.. niet omdat de winters niet meer koud zijn maar gewoon omdat hij altijd vroeg bloeit.

HELLEBORE FETIDE   Helleborus fœtidus L. Renonculacées

Cette plante d'obédience atlantique pénètre dans les Alpes assez profondément, atteignant l'étage alpin inférieur. Calcicole préférentielle, elle monte jusqu'à 1 800 mètres. L'Hellébore se reconnaît facilement à sa floraison hivernale, aux fleurs en cloches vertes bordées de rouge, et à ses feuilles en éventail digité. La plante dégage de plus une odeur vireuse prononcée. Les deux glucosides qu'elle contient sont violemment toxiques : l'helléborécine agit sur le cœur, et par suite sur le pouls, à la manière de la Digitale, en ralentissant ou en accélérant leur rythme ; riielléborine est un violent caustique, bloquant le système nerveux central par résorption. Les intoxications se traduisent par l'irritation de la bouche el de la gorge, des vertiges, la dilatation des pupilles, des nausées et vomissements, et d'autres signes pouvant mener jusqu'au refroidissement (1 à l'arrêt du cœur.

Les effets précédents sont dus à l'ingestion d'une partie quelconque de la plante : racine, feuilles ou graines. Mais même en application externe, l'usage de la plante se révèle nocif. La racine fraîche, posée durant quelques instants sur une plaie saignante, détermine le vomissement. Les fleurs, écrasées et placées en cataplasme sur la peau, y produisent la rubéfaction et la formation de nombreuses vésicules comme en fait naître la Renoncule acre. Néanmoins la pommade, composée de 4 à 8 grammes du racine pour 30 grammes de saindoux, peut s'utiliser pour faire disparaître des dartres invétérés.

Aks je je afvraagt waarom het de naam nieskruid draagt, dan moet je de zaaddozen maar eens kapot wrijven en de scherpe geur opsnuiven. Een goeie kans dat het prikkelend effect een niesbui veroorzaakt. Nu helemaal onschuldig is dat ook niet . De digitalis-achtige stoffen, die je ruikt, hebben een werking op het hart (vandaar ook de giftigheid van Helleborus). Maar helleboreïne is ook erg irriterend voor de slijmvliezen. Het verhaal gaat dat het vroeger zelfs in niespoeders verwerkt werd.

Een andere inheemse helleborussoort is de wrangwortel. Deze wrangwortels zijn ook in de Belgische Ardennen te bewonderen, ze zijn vrij zeldzaam maar hier en daar oa bij Sosoye in de Molignéevallei overvloedig aanwezig. Zijn vreemde naam heeft hij te danken aan zijn vroeger gebruik tegen uierontsteking, de wrangziekte bij koeien. Met een priem werd in de huid van de koe een gangetje gemaakt, waarin een stuk van de giftige wortelstok van deze Helleborus werd gestoken. We vinden dat gebruik ook terug bij Dodonaeus, die de plant Viercruyt (vuurkruid) noemt: '... Als eenich vee met eenighe haestighe sieckte bevanghen wordt soo steken die lantluyden dese wortele in eenighe plaetse daer zy minst hinderen ende quaet doen mach ende daer coemt terstont alle quaet ende viericheyt ende dat vee wordt daer duer behouwen'.

Zeg nu zelf, ook op een koude winterdag in januari, valt er wel wat te beleven met planten.
Mijn artikel over helleborus op http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/47700-helleborus-het-stinkend-nieskruid.html


maandag, januari 30, 2012

Ginseng


Nog eens wat over ginseng naar aanleiding van een recent overzichtsartikel. 

Rond 1700 kwam de ginsengwortel Panax ginseng C. A. Meyer ("pan" = alle en "akos" = remedie) in de belangstelling in Europa en vonden rond de omstreden wonderplant de eerste wetenschappelijke uiteenzettingen plaats. Sindsdien hebhen westerse geleerden zich met wisselend succes op het onderzoek van de mysterieuze ginseng-wortel geworpen. Panax ginseng is na zes tot zeven jaar volgroeid en ziet eruit als een kleine struik met bladeren die in juli wit-rose bloemen krijgt en eind augustus begin september knalrode vruchten voortbrengen. De naam ginseng is rechtstreeks afgeleid van de Chinese benaming "'jen san", waarbij "jen" staat voor mens en "san"' plant betekent. Lees verder op http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/30569-ginseng-het-energiekruid.html

Ginseng Is Safe and Effective for Certain Diseases and Conditions Lee N-H, Son C-G. Systematic review of randomized controlled trials evaluating the efficacy and safety of ginseng. J Acupunct Meridian Stud. 2011;4(2):85-97.
Ginseng (Panax spp.) has been reported to reduce physical, chemical, and biological stress, and increase general vitality and immune function. Its chemical constituents have been identified, with about 40 active ingredients (including ginsenosides, diacetylenes, sesquiterpenes, polysaccharides, and peptidoglycans) isolated. Randomized, controlled trials (RCTs) are being conducted to determine the clinical efficacy and safety of ginseng for patients with specific diseases or conditions. The objective of this clinical review was to further the proper use of ginseng by critically evaluating the evidence from RCTs on its efficacy and safety.

The authors conducted systematic literature searches of 13 databases up to March 2009 without any language restrictions. All RCTs evaluating the clinical effects or safety of the use of ginseng monopreparations (P. ginseng or P. quinquefolius) were considered.
Two authors extracted data from the articles by using a standardized, predefined method that considered trial methods, study design, patient characteristics, type of ginseng, outcomes, and side effects. By using the five-point Jadad scale to determine quality, the authors considered trials with three or more points to be of high quality.

The authors reviewed the RCTs to formulate conclusions on the effectiveness of ginseng for the following: glucose metabolism, physical performance, sexual function, psychomotor function, cardiac function, pulmonary function, and cerebrovascular function. Levels of evidence on the methodological quality and outcome of the studies ranged from Level 1 (strong evidence from generally consistent findings of multiple relevant, high-quality RCTs) to Level 4 (inconclusive evidence from only one relevant, low-quality RCT, no relevant RCTs, or RCTs with conflicting results).

The trials used two species of ginseng or a mixture of species: P. ginseng, including red ginseng (37 studies); P. quinquefolius (15 studies); and mixed ginseng types (five studies). The dosage ranged from 1 g to 9 g ginseng powder and from 0.2 g to 1.125 g ginseng extract daily.

Of the 12 studies reporting the effects of ginseng on glucose metabolism, 11 had good methodology. Of those 11, eight had positive results, two had negative results, and two yielded variable results. "Therefore, there was strong evidence to suggest that ginseng shows pharmaceutical properties for glucose metabolism," conclude the authors.

The efficacy of ginseng on physical performance was evaluated in nine trials of healthy subjects. The eight high-quality studies among those yielded negative results; therefore, say the authors, "Ginseng was not shown to enhance physical performance with strong evidence."
Five of the eight trials evaluating the efficacy of ginseng on psychomotor function using regular P. ginseng or its red ginseng displayed good methodology. Of the eight trials, six had positive findings and two had negative findings, indicating strong evidence of efficacy.

The methodology of six of the seven RCTs investigating the effects of ginseng on erectile dysfunction was of poor quality, according to the authors. The one high-quality trial revealed a negative result; positive results were reported in the low-quality trials. Therefore, "There was moderate evidence that ginseng has pharmaceutical properties in erectile dysfunction," state the authors.

Moderate evidence of the effects of ginseng on cardiac function or disease was reported: of the six studies, four had positive results, and two had negative findings. Three of the six studies were of high quality, two of which (from P. quinquefolius) exerted no significant effect, while the third, a proprietary extract of P. ginseng, increased QTc interval and decreased blood pressure.

Five of six trials on the effects or safety of ginseng on pulmonary diseases were of high quality, and all yielded positive findings, suggesting strong evidence that ginseng is effective in treating pulmonary function.
Two studies on the effects on cerebrovascular function showed positive results. Moderate evidence was reported, as only one of the studies was of high quality.
The authors conclude that ginseng is beneficial for glucose control, central nervous system function, prevention of acute pulmonary disease, and cerebrovascular function, but not for enhancing physical performance.

Mijn artikels over ginseng:
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/30569-ginseng-het-energiekruid.html
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/62674-ginseng-geheugen-en-veroudering.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/23857-adaptogenen-planten-voor-harmonie.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/panax-ginseng-ginseng

En andere goede linken
http://apps.who.int/medicinedocs/en/d/Js2200e/19.html#Js2200e.19 WHO monografie
http://www.thorne.com/altmedrev/.fulltext/14/2/172.pdf

zaterdag, januari 28, 2012

Quercus


Chêne d'Eon in het mythische bos van Brocéliande

Juist in de winter zijn ze imponerend, zo in hun blootje. De Quercus robur of Zomereik.
Een algemeen bekende boom, die vooral respect afdwingt door zijn stoer uiterlijk, tenminste als hij oud genoeg is. En oud kan hij wel degelijk worden, zelfs duizend jaar. Pas op leeftijd krijgen eiken hun  typisch imponerend uiterlijk: een kronkelende, dynamische takstructuur, gegroefde bast en brede, ronde kroonvorm. Een beetje zoals een oudere man zeker?

Medicinaal wordt de nog gladde, niet gegroefde schors van ongeveer  tien jaar oude eiken gebruikt; het gehalte aan looistoffen is verantwoordelijk voor de samentrekkende (adstringerende) en uitdrogende, maar ook ontstekingingswerende werking. De looistoffen binden aan de proteinen van het huidweefsel, waardoor bacteriën niet meer in het lichaam binnen kunnen dringen.

De eik is zonder meer een mythische boom, de koning der bomen, en het is bijna heiligschennis om zo een verschijning, hier te bespreken om op vieze wondjes te leggen. Maar daar is hij nu eenmaal ook goed voor.
Lees: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/25622-eik-voor-de-huid.html

Oak bark has been traditionally used as a tanning material in Europe since medieval times (Smout  2007). For commercial purposes, the timber and bark of Quercus pedunculata Ehrh. and Quercus  sessiflora Salisb. are not differentiated.   Quercus was mentioned in the writings of Dioskurides, Hieronimus Bock 1565, Matthiolus (1626),  Haller (1755), Hecker (1814), Clarus (1860), Rademacher (1851), Kissel (1863), (according to  Madaus“ Lehrbuch der Biologischen Heilmittel”, 1938), Spencer (1832) and Schimpfky (1900). Its  cultivation in Europe dates back to ancient and medieval times. The oak tree was held sacred by the  ancient Greeks and Romans and in the rest of Europe. The origin of its name is said to be derived from  the Celtic quer (fine) and cuez (tree).  The astringent effects of oak bark or nutgalls are known for centuries. Oak bark was applied topically  to burns and wounds, or applied orally in gastritis or diarrhoea. After precipitation of superficial  proteins, a protective coat is formed to protect healing of the damaged tissues.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/quercus-eik
http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Herbal_-_Community_herbal_monograph/2011/01/WC500101506.pdf