zaterdag, oktober 15, 2022

Monografie van Meidoorn uit Pocket Guide to Herbal Medicine

Hawthorn (Crataegus laevigata (Poiret) D. C.)

➤ General comments: Many species of hawthorn are distributed throughout the moderate zones of the Northern Hemisphere. The use of its leaves and flowers as a remedy for heart disorders dates back to the nineteenth century.

➤ Pharmacology
– Herb: Hawthorn leaf and flower (Crataegi folium cum flore). The herb consists of the leaves and flowers of Crataegus laevigata DC. or, less frequently, of other hawthorn species.
– Important constituents: Flavonoids (1.8 %) such as hyperoside (0.28 %), rutin (0.17 %), and vitexin (0.2 %), and oligomeric procyanidins (2–3 %).
– Pharmacological properties: The procyanidins and flavonoids in hawthorn determine its therapeutic action. These substances effect an increase in coronary blood flow and dilate the blood vessels, thereby enhancing myocardial circulation and perfusion. The herb has positive inotropic, chronotropic and dromotropic effects, and improves the tolerance to hypoxia. The cardiotropic effects of Crataegus are attributed to an increase in the membrane permeability to calcium ions and an increase in the intracellular cyclic AMP concentration. Altogether, this makes the heart work more economically.

➤ Indications
– Supportive treatment for heart failure (NYHA class I–II)
– As a strengthening tonic for prevention of heart irregularities and conges-
tive heart failure

➤ Contraindications: None known.

➤ Dosage and duration of use
– Daily dose: 3.5–19.8 mg flavonoids, calculated as hyperoside (DAB 10), or 160–900 mg extract (4 : 1 to 7 : 1 with ethanol 45 % v/v or methanol 70 % v/v), corresponding to 30–168.7 mg oligomeric procyanidins, calculated as epicatechol. Hawthorn leaf/flower can be used for unlimited periods.

➤ Adverse effects: There are no known health hazards or side effects in conjunction with proper administration of the designated therapeutic doses of the herb.

➤ Herb–drug interactions: None known.

➤ Summary assessment: Clinical studies demonstrating the efficacy of hawthorn leaf/flower in NYHA class I–II heart failure are available.

✿ Literature
– Monographs: DAB 1998; ESCOP; Commission E
– Scientific publications; Bahorun T, Gressier B, Trotin F et al: Oxygen species scavenging activity of phenolic activities, fresh plant organs and pharmaceutical preparations. Arzneim Forsch 46 (1996), 1086–1089;
Kaul R: Pflanzliche Procyanidine. Vorkommen, Klassifikation und pharmakologische Wirkungen. PUZ 25 (1996), 175–185; Tauchert M, Loew D:
Crataegi folium cum flore bei Herzinsuffizienz. In: Loew, D., Rietbrock, N. (Ed): Phytopharmaka in Forschung und klinischer Anwendung. Steinkopf Verlag, Darmstadt (1995), 137–144.

Pocket Guide to Herbal Medicine
Karin Kraft, M.D. Professor Outpatient Clinic University of Rostock Germany
Christopher Hobbs, L.Ac., A.H.G. Clinical Herbalist and Acupuncturist in Private Practice. Davis, California USA

donderdag, oktober 13, 2022

Planten en hun naam: Eupatórium cannabinum, lever- of koninginnenkruid

Eupatorium, in het Grieks eupatorion, wordt afgeleid van Eupatória, zo genoemd ter ere van Mithridates Eupator, koning van Pontus (12-64 voor Chr.), die zich verdienstelijk maakte door vele kruiden te kweken die bij vergiftiging het onheil konden keren of afwenden. Het is eigenlijk de naam voor de Agrimonie
(Agrimonia eupatória), maar is in de elfde eeuw door Avicenna, ook bekend als Ibn Sina, een beroemde Arabische arts, verward met het lever-kruid. 

Cannabinum is afkomstig van cannabis: hennep, naar de overeenkomst in vorm van het blad. Gezien de groeiplaats op vochtige plaatsen langs waterkanten en in moerassen, roept de naam Waterhennep geen problemen op. Maar of het een echte Nederlandse volksnaam is betwijfelen we, omdat er een oude Duitse naam Wasserhanf bestaat. De soortnaam Leverkruid ontving de plant omdat zij bij leverziekten en geelzucht aangewend werd. In 1855 werd in Egmond Binnen en Wimmenum de plant voor dit doel nog ingezameld. 

De naam Koninginnekruid is een verbastering van het Duitse Kunigundekraut. Hoe het verloop van deze
verbastering of vertaling precies is geweest, is niet bekend. Dodo naeus geeft wel de Duitse benaming Kunigundkraut maar niet de verbasterde naam. Het is dus mogelijk dat via Dodonaeus de naam in omloop gekomen is en door de bevolking - zijn 'Cruydt-Boeck' werd veel gelezen - is verstaan als Koninginnekruid. De plant kreeg de naam Kunigundekraut naar de in 1200 door paus Innocentius heilig verklaarde Kunigunde. Zij was de gemalin van keizer Hendrik 11 en stierf in 1033, en gold als de patrones van zieke kinderen. Zo zouden volgens oude verhalen vele zieken genezen zijn, nadat deze haar graf bezocht hadden. 

Later gebruikte men het gekneusde kruid om het op wonden te leggen. Het stond in de apotheek bekend als Herba Sanctae Kunigundae. Tot in de vorige eeuw werd de plant in de volksgeneeskunst voor dit doel nog gebruikt.
De naam Hommelskroet in Zuid-Limburg is gemakkelijk te verklaren wanneer men weet dat hommeien donderen betekent. De plant maakte dan ook een onderdeel uit van de kruidwis, die op 15 augustus - Maria tenhemelopneming - naar de kerk gedragen werd om gewijd te worden, om daarna thuis als afweer van
donder en bliksem te kunnen dienen. Dit is een gekerstend gebruik, want in vroeger tijden was de plant aan Donar, de god van donder en bliksem gewijd, en werd in de huizen ter beveiliging tegen blikseminslag opgehangen.

De oude naam Boelkenskruid staat in verband met boelen, boeleren, vrijen; en de plant werd als minnedrank gebruikt, maar ook als afrodisiacum. Brunswijgh (1500) en K. Gesner (1541 ) spreken van Mannskraft en L. Friese (1519) van Mannsliebe, hetgeen duidelijk in dezelfde richting wijst. Vroeger mengden de vrouwen de bladeren van Leverkruid met die van de sla om dit dan als liefdesmiddel te gebruiken. 
De naam Hertsklaver kreeg de plant omdat men geloofde dat gewonde herten zich met dit kruid konden genezen. In Duitsland komt men de overeenkomstige naam van Herzklee tegen. 
De in 'Die Ortis Sanitatis' van 1514 voorkomende naam Wilde Savie, Wilde Salie zal wel afgeleid zijn of overgenomen van de oude Duitse benaming Wilselbe of Veltsalway, omdat de plant iets naar salie ruikt. Behalve voor de reeds vermelde doeleinden, gebruikte men de plant bij schurft en huidziekten, door het water waarin de plant was gekookt op de aangetaste huid aan te brengen. 


woensdag, oktober 12, 2022

Paddenstoelentijd.Over judasoren.

Paddenstoelen! Geheimzinnig en spannend zijn ze altijd wel geweest. Denk maar aan de vele onheilspellende volksnamen die aan heel wat paddestoelen werden gegeven: heksenboleet, duivelsei, duivelsbroed, stinkzwam, om de fameuze heksenkringen niet te vergeten. Maar zijn onze zwammen meer dan magisch en hoe werden ze in de klassieke kruidenboeken bekeken. Een voorbeeld Judasoor.

Judasoor, een van de vele paddenstoelen die tot de verbeelding spreekt. In elk geval tot mijn verbeelding. Alleen de naam Oor al, die hij te danken heeft aan zijn oorschelpachtig uitzicht en zijn slappe maar toch elastische structuur. En 'Judas' wat zou verwijzen naar de Jezusverrader, die zich uit wroeging zou verhangen hebben aan een vlierboom. Vandaar dat deze zwam zoveel op vlierstruiken vegeteert.

In het jeugdstadium zijn ze kelk-, mossel-, of schotelvormig, later rond en geplooid, onregelmatig gegolfd en gelobd. Aan de oppervlakte zijn ze fluwelig behaard en olijfkleurig. De binnenzijde is sterk gerimpeld en geaderd. Het gehele vruchtlichaam is geleiachtig elastisch, bij opdrogen donkerder, zwart of grijsbruin, hard en gebocheld.

Het gehele jaar door, maar vooral in de periode van herfst tot voorjaar, op afgestorven stammen en takken van vooral de vlier, maar ook op ander loofhout zoals notenboom, Wilg en Beuk, in zowel de tropen als in gematigde streken over de gehele wereld.

In de oude kruidboeken.

Lobelius vermeldt over het voorkomen en uiterlijk: Judas ooren. Auriculae ludae. "Aende tacken van Vlier die een iaar oudt is/ principalijck Noortwaerts/ groeyet een schorsachtich oft leerachtich aenwas/ dat om sijn diversche crachten wel weerdich is bekent te wesen/dwelck vanden ghemeyden man in Duytslant ende Enghellant Judas-oore ghenoemt wordt/ midts dat de gedaente van een oore heeft/ ende met een knorachtich ende gherimpelt ghewas dat veel ploykens ende hollekens heeft de oore ghelijck is/ maer bruyn van verwe/ ende zeer hert: niet-te-min in dwater gheleyt/ soo wordet sachte/ ende swillende ghelijck een sponsie." In de 16de eeuw werd Judasoor, geweekt in wijn of rozenwater, gebruikt om ontstekingen te genezen. In Hongarije word een aftreksel in azijn nog gebruikt om te gorgelen bij keelontsteking.

In de keuken.

De zwam blinkt niet uit door een uitzonderlijke smaak. Lobelius vermeldt: "Van smaecke ist gheheel laf ende ghelijck een ghesoden vel oft leer." Toch is Judasoor in het Oosten en in Chinese restaurant in het Westen vrij veel in gebruik. Ze zijn ze bekend als zwarte zwam. Ze worden vooral verwerkt in salades en soepen, maar ook in de vegetarische keuken zijn ze natuurlijk goed te gebruiken.

Een recept: Veggiwok

  • 200 gram seitan in stukjes of sojagehakt (gemarineerd)
  • 4 judasoren, vers of gedroogd en geweekt
  • 6 gedroogde shi-takes, geweekt of verse
  • 1 teen knoflook, gesnipperd
  • olijfolie
  • gemberwortel
  • wortel in reepjes
  • 1 stuk tofoe, grof
  • 2 sjalotjes, in stukjes
  • 1 losgeklopt ei

Verwarm olijfolie in een wok, doe er de gember, de sjalotjes en de seitan bij. Roerbak met behulp van een houten spatel gedurende 5 tot 10 minuten. Voeg de paddenstoelen en de wortel toe en bak enkele minuten tot de wortelstukjes beetgaar zijn. Roer de tofoe erdoorheen en laat heet worden. Roer het los geklopte ei er door. Dien op met rijst of deegwaren.

dinsdag, oktober 04, 2022

Amarant, graan van de goden

Tarwe, haver, gerst, rijst en rogge zijn bekende granen, basisvoedsel voor de halve wereldbevolking. Maar wereldwijd zijn er nog tientallen andere granen die in het verleden een grote reputatie gehad hebben en nu terug in de belangstelling komen. Denk maar aan gierst, boekweit, quinoa en nu ook amarant.

De huautli, tzoalli of alegna (Amaranthus hypochondriacus, A. cruentus) is één van de oudste en meest belangrijke planten voor de precolumbiaanse leefwereld der Oud-Mexicanen. Uit archeologische overblijfselen maken de geleerden op dat de amarant reeds 8.000 jaar geleden werd benut, zowel als voedingsmiddel als in godsdienstige rituelen om de boze geesten te verdrijven of de oogsten gunstig te beïnvloeden. Met de zaden boetseerde men godenbeelden door ze te vermengen met bloed en honing. Op het einde van de godsdienstige plechtigheid werden deze godenbeelden dan door de gelovigen als gezamenlijke communie opgegeten.
De Spaanse veroveraars verboden de 'heiligschennende' plechtigheden, waarbij deze amarantgodenfiguren aan bod kwamen. De missionarissen werden verantwoordelijk gesteld voor het uitroeien van deze plant. Maar bepaalde etnische groepen boden weerstand: ze onderhielden in het geheim kleine akkertjes van hun heilige plant, en vanaf de onafhankelijkheid van Mexico in 1810 verscheen de huautli en alegna weer in het openbaar onder de vorm van lekkernij.
Samen met de maïs en de boon is de amarant één van de vijf belasting-betaalmiddelen in het Aztekenrijk: jaarlijks bracht het zowat 21 ton zaden op ! De amarant groeit goed, zelfs in open en winderige habitats, laat zich gemakkelijk kruisen en past zich snel aan andere ecologische leefmilieus aan. De domesticatie onder de Azteken bestond er vooral in planten te zoeken met een grotere opbrengst aan zaden, die werden vergaard en bijgehouden om in tijden van nood te worden verwerkt. Zo kwam het dat amaranten met hun zwarte zaden, die dienden als groente en als versiering, geleidelijk aan vervangen werden door planten met witte zaden, die een hogere voedingswaarde hebben.

Kleurstof
Diezelfde selectie vergrootte tevens de hoeveelheid rode kleurstof die uit de plant kon worden getrokken, en die door de Oud Mexicanen werd gewaardeerd om haar godsdienstige bijbetekenis : rood was immer de kleur van bloed, de kleur van de duivel, het vuur en het gevaar. Ook andere wilde amarantsoorten worden gekweekt en verzameld, o.m. Amaranthus cruentus, die de rode kleurstof leverde; A. blitoides en A. hybridus die als wilde groente worden gegeten.

Voedingswaarde
De bladeren van de amarant hebben een hoge voedingswaarde en het zaad bevat een buitengewoon hoog percentage aan eiwitten, en de voor de mens essentiële aminozuren. De zaden worden tot bloem verwerkt om er beschuiten, marsepein, tamales en dergelijke mee te bereiden. Samen met honing en melasse van rietsuiker maakt men er ook turron mee, een zachte nougat, die zowat in alle straten van Mexico te koop wordt aangeboden. Wat nog van de plant overblijft, dient daarna als veevoeder. De bladeren kunnen rauw of gekookt als groente gegeten worden. In Europa vinden we ook verschillende verwilderde Amarantsoorten die ook te gebruiken zijn.

Vooral in de zestiger jaren groeide de belangstelling voor de huautli, samen met de trend van het vegetarisch eten en het muesli ontbijt. Ondertussen zijn er voedselmultinationals, die huautli vlokken onder de graansoorten in hun producten mengen. Dus, helaas of gelukkig, Amarant is niet alleen meer etnisch of alternatief voedsel.

woensdag, september 28, 2022

Maakt Echinacea mensen minder angstig?

Wij kennen de rode zonnehoed vooral als plant voor het immuunsysteem, maar uit onderzoek blijkt Echinacea angustifolia mensen ook minder angstig te maken. Dat ontdekten onderzoekers van het Hongaarse Institute of Experimental Medicine in Budapest. Een dosis van 40 milligram extract heeft al effect.

Alkylamides

In Echinacea zitten alkamides. Het maakt niet uit of je te maken hebt Echinacea purpurea, Echinacea angustifolia of Echinacea pallida, in alle soorten Echinacea vind je alkamides. In het lichaam interacteren Echinacea-alkamides met de cannabinoid CB1-receptor, en verminderen daardoor waarschijnlijk pijnsensaties. Ook remmen alkamides de afbraak van de endocannabinoid anandamide. Dat is een neurotransmitter die een rol speelt bij pijn, depressie, de werking van het geheugen, de vruchtbaarheid en het hongergevoel.

Onderzoekers vermoeden dat de alkamides in Echinacea ook iets doen met andere - en misschien nog onbekende - cannabinoidreceptoren, en via die receptoren het immuunsysteem effectiever maken.

Dierstudies

In dierstudies ontdekten de Hongaren een paar jaar geleden dat Echinacea-suppletie gevoelens van onrust en angst vermindert. [Phytother Res. 2010 Nov;24(11):1605-13.] Dat kwam niet als een volslagen verrassing. Dezelfde onderzoekers bewezeb eerder dat het verminderen van de concentratie anandamide en het blokkeren van de CB1-receptor in dieren angstgevoelens in de hand werken. [Eur J Neurosci. 2002 Oct;16(7):1395-8.]

En verdraaid: in ratten werkte het. Het werkte zelfs erg goed. De hoeveelheid Echinacea-extract die een merkbaar effect had was volgens de Hongaren 3-8 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Extracten van Passiflora-planten hebben in dierstudies bijvoorbeeld pas effect bij 400 mg/kg/dag, extracten van Valeriana officinalis bij 100 mg/kg/dag en extracten van Turnera aphrodisiaca bij 50 mg/kg/dag.

Humaan onderzoek

De onderzoekers publiceerden in 2013 in Phytotherapy Research de resultaten van een humane studie. Daarin kregen 33 gezonde vrijwilligers gedurende een week dagelijks 20 of 40 mg extract van Echinacea angustifolia. Het gebruikte preparaat was gemaakt door het Hongaarse ExtractumPharma. [expharma.hu]

De onderzoekers lieten de proefpersonen dagelijks vragen beantwoorden, zodat ze aan de hand van scores konden aangeven hoe angstig, tobberig en bezorgd de proefpersonen waren. De onderzoekers ontdekten dat Echinacea angustifolia al binnen enkele dagen de totaalscore verlaagde. Twee weken nadat het gebruik was gestaakt was die score nog steeds verlaagd.

Conclusie

"The need for intermittent treatment with anxiolytics that have a rapid onset of action and that of utilizing non-conventional therapies can be met by the Echinacea angustifolia extract tested in this and earlier studies", concluderen de onderzoekers.

Gepatenteerd

De onderzoekers hebben patenten op hun naam staan voor het gebruik van Echinacea als middel tegen angstgevoelens en tobberigheid. [Application number: 12/304,558; Publication number: US 2009/0285907 A1]

Bron: Phytother Res. 2013 Jan;27(1):54-61.



zaterdag, september 10, 2022

Ganzevoeten, eetbaar en nog meer

Tijdens onze buitendag bij Weelde Statie, de plek waar ik het grootste deel van mijn leven gewoond heb, vinden we ook een akkertje met veel melde- of ganzenvoet-achtigen. 

De ganzenvoetfamilie (Chenopodiaceae) heeft haar naam te danken aan het geslacht Chenopodium, het is een groep doorgaans welig tierende 'onkruiden' uit gematigde en warme gebieden. Veel soorten uit dit plantengeslacht hebben bladeren waarvan de omtrek met enige fantasie aan die van een ganzenvoet doen denken. Deze planten familie is om een aantal redenen interessant.

In de eerste plaats is dit plantengeslacht economisch van betekenis omdat ze een aantal bekende groenten bevat zoals spinazie, rode biet en snijbiet. Verder is het opvallend, dat ook veel wilde ganzenvoetsoorten eetbaar zijn en, als 'primitieve' groenten, waarschijnlijk een rol hebben gespeeld in het voedingspatroon van onze voorouders. Ook van economische betekenis is de suikerbiet die in de 18de eeuw werd ontwikkeld uit 16de eeuwse 'wortelbiet'. Tenslotte telt de familie een aantal soorten die zich aan zee thuis voelen. Tot deze zoutplanten behoren de zeekraal en klein schorrenkruid (Suaeda maritima). Ze hebben het voor andere planten vaak dodelijk zeezout nodig om in leven te kunnen blijven en werden vroeger vaak verbrand om het looghoudend as als wasmiddel te gebruiken.

Als geneeskrachtige planten worden de Ganzenvoetachtigen niet meer gebruikt, toch vond ik een merkwaardig wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat het zaad van Chenopodium album een 'potent sperm-immobilizing agent' is. Een waterig aftreksel, extract van de zaden bleek bij ratten een vrij sterke contraceptieve werking uit te oefenen. Nog vreemder is dat 2000 jaar geleden Hyppocrates volgens Leclerc het zaad voorschreef « lorsque la semence de l'homme se putréfie dans l'utérus ». Dus om gezond sperma te verkrijgen. Wel opvallend, mogelijk ook onrustwekkend maar zeker interessant om verder te onderzoeken.

De naam Melde komt van het werkwoord ‚malen’. De zaden kunnen tot meel gemalen, het blad als bladgroente bereid. een recept, met het blad. Laat wat melde smelten in de pan, meng met blokjes mozzarella en basilicum, draai dit alles in een hartig flensje en laat het even frituren in olie. Opdienen met rijst en rauwkost.

https://sites.google.com/view/kruidwis1/kruiden-planten-van-a-tot-z/atriplex-hortensis-tuinmelde

vrijdag, augustus 26, 2022

Koningin der weiden

Vandaag wat bloeitoppen (tweede oogst) van moerasspirea geoogst in de magische tuin van Cascatelles.

Vroeger werd de plant  Koningin der weiden of geitenbaard genoemd. Verder vinden we ook de namen bokkenbaard, stijfstok, spierkruid, reinette, olmkruid, wolfvlinder, robbroodskruid, zwanepoot, kamerbloem, magerman, ijzermaalkruid, zwanenpoot en koemommel, 

  • Latijns: Filipendule ulmaria (L.) Maxim
  • Frans: Reine des Près, Spirée ulmaire, Filipendule ulmaire, Fausse Spirée
  • Engels : Meadowsweet, Bridewort, Honey-sweet, Lady of the meadow, Meadow Queen

Net als de roos maakt ook deze decoratieve plant deel uit van de familie Rosaceae of eenvoudigweg de Roos-achtigen. Vroeger rekende men moerasspirea bij het geslacht Spirea en dit verklaart meteen het tweede deel van de Nederlandse naam. Het eerste deel doet ons vermoeden dat dit kruid iets heeft met vochtige bodems. En inderdaad, het staat graag met de voeten in het water en gedijt dus prima in moerassige gebieden!

De botanische naam Filipendula ulmaria betekent “Filipendula”, opgehangen aan een draad, wat verwijst naar de wortelknollen die met een soort draad met de lange wortels verbonden zijn. Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, ‘Filipendula’, is afkomstig van de Latijnse woorden ‘filum’ dat ‘draad’ betekent en ‘pendulum’ dat ‘hangen’ betekent. Met deze ‘hangende draden’ worden de karakteristieke wortels beschreven. Het tweede deel, ‘ulmaria’ betekent in het Latijn ‘zoals een iep’. . De soortnaam ulmaria dankt de plant aan het feit dat de bladeren gelijken op die van de Ulmus of olm. Niet dat de moerasspirea op een iep lijkt (enkel het blad vertoont een gelijkenis) maar het geeft wel aan dat beide dezelfde werkzame stoffen hebben. Het Nederlandse'spirea' komt van het Griekse woord 'speiraie' dat 'spiraal' betekent en de vorm van de zaden beschrijft.

De geur van de moerasspirea bedwelmde eeuwenlang mens én de vorsten. Tijdens de middeleeuwen strooiden de edellieden moerasspirea over de plaveien van hun paleizen en kastelen. Het parfum van de plant verdrong minder hygiënische geuren. Koningin Elisabeth I noemde de spirea haar lievelingsbloem die haar redde van onophoudelijke hoofdpijn.

Voor de druïden was de plant, naast de maretak, een van de geliefde planten bij mystieke overgangsrituelen. De druïden hadden enkele favoriete kruiden waaronder de moerasspirea, watermunt en ijzerhard. We treffen de plant ook dikwijls aan in verschillende recepten van de druïden, vooral in rituelen waarbij de plant als offergave gebruikt werd, wellicht om haar zwoele zoete geur. In vroeger dagen diende het vaak als een brouwkruid voor heilige bieren

In de Mabinogion wordt verhaald, dat moerasspirea diende als één van de magische ingrediënten om de bloemenmaagd “Bloddeuedd” te creëren, die bestemd was om de bruid te zijn van Llew Llaw Gyffes. Zodoende wordt moerasspirea geassocieerd met liefdesmagie. Helaas duurde het magische huwelijk niet lang. Moerasspirea zou meer geschikt zijn voor het vinden van een passionele maar kortstondige affaire dan voor huwelijksgeluk. Het wordt ook geassocieerd met het geschenk van moed en bescherming en kan gebruikt worden om af te stemmen op het rijk van de feeën.

In het Engels wordt de plant Meadowsweet genoemd, maar een oudere naam is Meadwort of Medwort. In het boek van Chaucer : "The Knights tale", staat de plant zo vermeld als één van de vijftig ingrediënten van een drank, gebaseerd op Mead of mede, een honingdrank die populair was in de Middeleeuwen. Aan de mede werden dan kruiden toegevoegd. Het oude woord 'wort' betekent zoveel als plant. De naam 'Bridewort' verwijst dan weer naar het gebruik om de plant op de vloeren te strooien tijdens een huwelijksfeest.

In Groot-Brittannië zijn reeds in vondsten uit het Bronzen tijdperk sporen van moerasspirea gevonden. In graven daterend uit die tijd zijn stuifmeelkorrels gevonden die na onderzoek van moerasspirea bleken te zijn. Dit wil zeggen dat men wellicht een soort bloemenkrans meegaf aan de overledene. Aan het meer van Llyn y Fan Fach in Wales trof men de gecremeerde resten aan van een jong meisje met ernaast stuifmeel sporen van moerasspirea en potten en stenen werktuigen. 


woensdag, augustus 10, 2022

Orval en de kruiden

Sedert 1070 bestaat de beroemde abdij van Orval, oorspronkelijk van Benediktijnen, later van Cisterciënsers, en is gelegen in de provincie Luxemburg, niet ver van de Franse grens. Met de Franse Revolutie werd de abdij volledig geplunderd en verwoest. 

Orval is een typisch voorbeeld van de monnikengeneeskunde. De regels die voorkomen in de Orde der monniken bepaalden met grote duidelijkheid in welke geest ieder klooster van de orde van Sint Bernardus moest handelen: "men zal voor en boven alles de zorg voor de zieken op zich nemen alsof zij Christus in persoon waren ... " - "Ik ben ziek geweest en gij hebt mij niet bezocht ... " - "al wat gij aan deze kleinen gedaan hebt, hebt gijaan mij gedaan ... " - "Men zal aan de zieken een bijzonder onderdak toekennen en om hen te dienen, een godvrezende, vlijtige en zorgzame broeder, aan de zieken zal het gebruik van de baden toegestaan zijn, elke keer wanneer dat gunstig voor hen is ... 

Nog vooraleer er in onze streken apothekers gevestigd waren, en de farmacie en geneeskunde tot de bedrijvigheid van de kloosters behoorde, had Orval reeds een kruidentuin, niet alleen dienstig voor de monnikengemeenschap, maar ook en vooral voor de verpleging van de reizigers en de pelgrims die er soms in erbarmelijke toestand onderdak vroegen. 

Dr. Hollenfeltz, huisarts te Arlon, die een grondige historische studie maakte over Orval, schrijft herhaaldelijk de naam "poorttuin" teruggevonden te hebben in het rekenregister. Van het onderhoud van een kruidentuin was dan echter geen sprake. Vanaf 1774 merken we dat de apotheker van het rekenregister regelmatig François Michel betaalde voor werkzaamheden in de tuin. Dit zou kunnen betekenen dat er dan een begin gemaakt werd met de kwekerij van geneeskrachtige planten. De naam "Plantentuin" duidt een ruimte aan gelegen aan de zuidoostelijke kant van de portierskamer.

DE APOTHEEK
Tijdens de jansenistische crisis vinden we voor het eerst in 1725 het vernoemen van een apotheek en van een de naam van een apotheekbroeder in de Abdij van Orval. De meest onverzettelijke van de jansenisten vormden een clan, aangevoerd door de prior. Ze organiseerden geheime bijeenkomsten in de "apotheek." Op de avond van 21 september vluchtten twaalf ordegeestelijken en drie werkbroeders uit het klooster. Onder hen bevonden zich twee apothekers.
Zich baserend op het feit dat de apotheek van Orval gediend heeft als schuilplaats voor de opstandelingen, meent dr. Hollenfeltz dat de apotheek zich moet bevonden hebben in de zuidwestelijke vleugel van de ruimte, genoemd 'T binnenhof van de Bernardijnen", aan de rand van de binnenplaats waar zich ook de gastenkamer (nu lapidarium) bevond. In ieder geval werden na 1770 het ziekenverblijf en de apotheek in één en hetzelfde gebouw ondergebracht. De ziekenverpleging wordt vooral geïllustreerd door de figuur van broeder Antoine Perin (1738 - 1788). Bij zijn overlijden wordt hij broeder chirurg genoemd (studeerde anatomie en chirurgie in Parijs) en wordt hij vervangen door een inwonende dokter.

Het apothekersschrift van de apotheekbroeder, verschaft ons talrijke inlichtingen over het tijdvak van 1764 tot 1781. Hierin zijn de vele verhalen die broeder Antoine optekende van groot nut. In 1764 verhaalt hij de behandeling en de dood van broeder Menne, in 1766 beschrijft hij de wondroos van dom Barthélemy, en zo maakt hij verder verslagen tot in 1781. De werkzaamheden van de apotheek in het jaar 1765 doen veronderstellen dat broeder Antoine daar aanwezig was. In die verslagen lezen we ook dat hij aderlatingen toepaste en abcessen open sneed. Maar telkens ersprake was van amputatie, deed hij beroep op een chirurg van buiten. Dit roept de vraag op of Antoine wel degelijk chirurg was? Anderzijds lezen we zijn verhaal uit 1774 waar hij op een arme stumper, vergiftigd door nachtschade, na zijn overlijden een lijkschouwing verrichtte met de methode van een anatoom-patholoog.
In de apotheek moest broeder Antoine zich houden aan de recepten van de artsen. De geneeswijze berustte op de apothekershandboeken, overgeleverd uit de Oudheid met empirische recepten. De geneeskunst die nog geen wetenschap was werkte met een geheel aan dogma's, afkomstig uit de werken van Hippocrates en Galenus. De belangrijkste farmaceutische stoffen waren, zoals overal, plantaardige bestanddelen. In de streek voorkomende soorten werden geplukt; de apotheek betaalde plukkers (wortels, grassen, bloemen, viooltjes, klein hoefblad, kweeperen, jeneverbessen .. ), hetgeen laat vermoeden dat hun eigen kruidentuin niets of niet veel betekende. Belangrijk waren ook de exotische substanties (perubast, gommen, harsen, ipeca, suikerwaren, aromatische zalven, parfums ... ) door broeder Antoine aangekocht bij leveranciers in
Luik, Mézières en Sedan.

De vertrekken waarin de apotheek ondergebracht was sedert 1760, werden in 1773 uitgebreid, zoals blijkt uit een rekening van broeder Antoine voor de aankoop van materiaal: potten van plateelwerk, vierkante flessen (voor de nieuwe apotheek), zeven, spuiten, medicijnkommen etc .. In 1774 volgt de rekening voor het dak van het nieuwe laboratorium.
De apotheek beschikte over een imker voor wie men van tijd tot tijd "vliegen" en bijenkorven kocht ( in 1769 en in 1774 ). De honig werd gebruikt voor het maken van likkepotten en drankjes.
De apotheekbroeder moest ook het honorarium van de dokters en chirurgen betalen, zodat we de namen van de artsen die in Orval werkten te weten komen. Het personeel van het laboratorium bestond uit een bevoegde apotheker en twee apothekersjongens.
In het apothekersschrift staat ook een belangrijke hoeveelheid preparaten die aan leken in de omgeving verkocht werden. De apotheek stond dus niet alleen in voor de verzorging van de bewoners van de Abdij. Ook de waarde van de geneesmiddelen die uit barmhartigheid aan de armen gegeven werden, staat genoteerd. Na 1789 komt deze post niet meer voor. Wondhelend water, keizerwater en water van Orval, drie specialiteiten uit de kloosterapotheek,werden als geschenken gegeven aan verschillende vooraanstaande personen uit de provincie en de hoofdstad. Van 1785 tot 1789 schonk men ook het kostbare triakel (theriac).

In zijn functie van apotheker had broeder Antoine de leiding over de bereiding van de geneesmiddelen die de dokter voorschreef en die hij zelf voorschreef, want zoals vele ordegeestelijken oefende broeder Antoine ook de geneeskunst uit, op de empirische barmhartige wijze. Hij diende vaak lavementen toe, bracht pleisters aan en zette trekpleisters. Hij deed aderlatingen terwijl hij nauwlettend het bloed bekeek dat hij opving in de kom, om daarna een diagnose te stellen.

Broeder Antoine beschrijft ook een door wormen veroorzaakte koortsepidemie in 1777 waardoor talrijke bedienden van de abdij getroffen werden. Daarna breidde het kwaad zich uit tot de omgeving. De behandeling van broeder Antoine bestond uit zoethoutpoeder en posteleinwater, een oplossing die weldadig was voor de ontstoken slijmvliezen. Daarna gaf hij een mengsel dat de wortel van mannetjesvaren bevatte (wormverdrijvend) en kinine (koortswerend). Door de goede resultaten die tijdens deze epidemie bereikt werden, trok de apotheek van Orval steeds meer patiënten uit de omgeving. Een bijzonder rapport wijdt onze broederapotheker aan het genezen van kropgezwellen door het langdurig toedienen van een siroop met verkoolde zeespons (iodium!). Na zijn dood werd broeder Antoine opgevolgd door broeder Macaire Wanck. Er zijn geen gegevens over een eventuele opleiding tot apotheker. Op 8 december 1792 verliet de gemeenschap de abdij om in Luxemburg een schuilplaats te gaan zoeken. Enkele maanden later veranderden kogels en vlammen van de Franse Revolutie de Abdij tot een bouwval. 


Vanaf 1926 is men met de heroprichting van de Abdij begonnen. Er werden fondsen verzameld om de oude apotheek en de kruidentuin van de abdij weer op te richten. Oud apothekersgerei uit de apotheek zelf werd opgespoord en weer aangekocht. In 1940 werden de apotheek en de kruidentuin opnieuw vernield, maar nadien terug opgericht. De monniken gebruikten enkele winstgevende geheimmiddelen, toegeschreven aan de abdij.

Léau d'arquebusade (haakbuswater): een uit planten gedistilleerd alcohol waarvan de formule, met varianten ervan, zich in diverse formularia bevindt. Het Luikse recept bevatte twintig plantensoorten die drie dagen lang geweekt werden in witte wijn, waarna men tot destillatie overging. Aanbevolen voor wonden en sneden. De gebruikte producten zijn: grote smeerwortel met wortels, zenegroen en brunel, salie, bijvoet, betonie, samile, buphtalmum, kleine smeerwortel, bladeren en wortels van helmkruid, weegbree, leverkruid, ijzerhard, alsem, venkel, Sint-Janskruid, lange en ronde ornithologum, varkensgras, wintergroen, maagdenpalm, ereprijs, hondsdraf, muizenoor, olmkruid, duizendblad, pimpernel, klein duizendknoop of breukkruid. 

Keizerwater. Zou gemaakt worden volgens een plaatselijk abdijrecept, verschillend van de formule volgens Lémery. Hollenfeltz heeft de formule teruggevonden bij de vader van laatste abt. Verschillende soorten exotische houtsoorten en aromatische zaden werden in brandewijn afgetrokken. Bij toediening werd het drankje gesuikerd naar believen. Het was geschikt tegen alle pijnen, vergiftiging, hondsdolheid, bevallingen, beroerten, besmettingen, degenstoten, pokken etc ..- J

dinsdag, juli 19, 2022

Boerenwormkruid op zijn best

Boerenwormkruid bloeit. Tanacetum vulgare. De herkomst van de geslachtsnaam Tanacetum is niet duidelijk en ligt min of meer in het duister. Voor het eerst komt de naam tanazitam in de ‘Capitulare de villis’ van omstreeks 795 voor. Men meent dat de naam afkomstig is van het Griekse woord tanaos: langdurend, omdat de bloemen niet snel verwelken en de geur niet spoedig verdwijnt. Volgens Niessen is Tanacetum eveneens afkomstig van het Griekse tanaos, maar dan in de betekenis van lang gerekt (taenea: lintworm, en akeesthai: helen), omdat de plant gebruikt werd als middel om ingewandswormen te verdrijven

De naam Boerenwormkruid kreeg deze soort omdat de landelijke bevolking haar gebruikte om maden en ingewandswormen te verdrijven; andere namen die hierop attenderen zijn: Pierenkruid, Pierenkruud, Wiermskrûd, Wild wormkruid, Wormkroed, Wormvaren, Wormzaad en Wurmkruid. In een oud kruidboek vinden we vermeld: ‘Het saet van dit cruydt wordt van het gemeen volck tegen de wormen des buycks, soo wel de lange als de ronde, gebruyckt: want het jaegt die uut, en doodtse, in wat manieren dattet ingenomen wordt.’ De verdrijving van de ingewandswormen wordt veroorzaakt door de sterke etherische olie die de plant bevat. Uitwendig werd de olie bij rheuma gebruikt. De jonge bloemknoppen verwerkte men vroeger in eierkoeken, die men dan aan kinderen gaf om maden en darmparasieten te verdrijven. 

De naam Kruidwes, in Zuid-Limburg aan de plant gegeven, slaat op het gebruik om haar met andere bloeiende planten te verwerken in kruidwissen die op 15 augustus, Maria tenhemelopneming, naar de kerk gebracht worden om aldaar door de priester te worden gewijd. Vaak bestond zo’n tuil alleen uit bloeiende exemplaren van het Boerenwormkruid. In Salland en de Achterhoek heet de plant Reinevaar, en in Zuid-Limburg spreekt men van Reinvaren. Deze namen zijn volgens ons van Duitse oorsprong, waar zij Rainfarn genoemd wordt, en het is duidelijk dat de namen in de genoemde Nederlandse gebieden zijn overgenomen en verbasterd tot Reinevaar en Reinvaren. Trouwens de taal- en spraakgrens tussen deze gebieden is nooit scherp getrokken geweest. In de vroege middeleeuwen heette zij in het Duitse taalgebied Rainevane, Reinefano, en bij Hildegard von Bingen Reynfan. De naam Rainfarn is een verbastering van de genoemde middeleeuwse namen, zoals Reinevane. Dit ‘farn’ in plaats van ‘fan’ was voor de landelijke bevolking begrijpelijker, want de geveerde bladeren hebben iets weg van die van varens. In de loop der eeuwen werd het fan niet meer gebruikt en werd en bleef het Rainfarn. Zo vinden we bij Dodonaeus (1608) de naam Reynvaer, maar in ‘Den grooten Herbarius’ van 1514 staat zij nog genoemd als Reinvaen.

De naam is aldus te lezen: een plant die als een vaan of vlag aan de reen of rein staat. Dit rein of reen beduidt een berm, een verhoogde zoom of grens tussen twee akkers. In het Duits betekent Rain eveneens berm, en Fahne vaan. In Twente komt volgens de opgave van Heukels de naam Gingber voor. Wat betekent deze naam? Heeft het iets met gember te maken en/of met het gebruik van het kruid in de eierkoeken om de smaak te verhogen?

Boerenwormkruid wetenschappelijk

Chrysanthemum of Tanacetum vulgare bevat 0,1-0,3 % vluchtige olie, vooral in de bladeren en bloemknoppen. De gedroogde bladeren bevatten 0,48-0,94 % vluchtige olie, de bloemknoppen 0,74-1,76 % en de stengel < 0,01 %. De vluchtige olie bestaat uit ongeveer vijftig componenten waarvan thujon, kamfer, borneol en 1,8-cineol van belang zijn voor de werking. Het oliegehalte en de samenstelling van de olie uit Chrysanthemum of Tanacetum vulgare varieert afhankelijk van de herkomst van de plant. De olie kan duidelijk één hoofdbestanddeel bevatten, maar ook meerdere componenten die in min of meer gelijke gehaltes voorkomen. Hoewel grote verschillen wat betreft de samenstelling van de vluchtige olie kunnen bestaan, zijn planten met verschillende samenstelling van de olie uitwendig morfologisch niet te onderscheiden. Vermeld wordt dat de vluchtige olie van Chrysanthemum vulgare tot 77 % thujon kan bevatten, waarvan 19 % alfa-isomeer en 58 % beta-isomeer. De JECFA geeft aan dat de vluchtige olie van Chrysanthemum vulgare gemiddeld ongeveer 50 % thujon bevat.

De vluchtige olie wordt gezien als belangrijkste werkzame stof in Chrysanthemum vulgare en heeft in vitro remmende effecten op bacteriën en schimmels. De geur van de olie en de bloemen van Chrysanthemum vulgare is afschrikwekkend voor insecten(18).

Chrysanthemum vulgare wordt gebruikt als middel om insecten, vlooien en luizen uit huis te verdrijven en bij de productie van likeuren. In de volksgeneeskunde wordt het kruid gebruikt als antiwormmiddel en abortivum en bij aandoeningen aan het maagdarmstelsel, gebrek aan eetlust, problemen met urineren, dysmenorroe, jicht, reuma, zenuwpijn, migraine, hysterie, nervositeit, slapeloosheid en duizeligheid.

 Uitwendig wordt het kruid gebruikt als concentraat of zalf bij respectievelijk scabiës en jeuk aan de anus, en als badextract ter ondersteuning van de behandeling van reumatische klachten. Als doseringen bij inwendig gebruik worden 1-2 gram als aftreksel en 2-4 gram als poeder aangegeven. Het is niet duidelijk aangegeven wat de dagdosis is. De olie van Chrysanthemum vulgare wordt in de volksgeneeskunde gebruikt bij infecties in het maagdarmstelsel,gewrichts- en reumatische pijn, maagkrampen, duizeligheid, wormen en dysmenorroe. 

Uitwendig wordt het gebruikt bij jicht en reuma en bij verwondingen. Aangegeven wordt dat het gebruik als antiwormmiddel niet meer te rechtvaardigen is, omdat er tegenwoordig betere middelen zijn. De werkzaamheid van de overige toepassingen is wetenschappelijk niet aangetoond. De bloemen van Chrysanthemum vulgare worden gebruikt om insecten, luizen en vlooien uit bijvoorbeeld bedden en hondenhokken te verdrijven. Daarnaast worden de bloemen in de volksgeneeskunde gebruikt bij spoelworminfestatie, oxyuriasis, spastische colitis, maagpijn, nervositeit en hysterie. Als dosering wordt hierbij meermaal daags 1-3 gram aangegeven. Een maximumdosis wordt hierbij niet vermeld. Voor uitwendig gebruik wordt 40 gram bloemen gekookt in 1 liter zout water. De werkzaamheid bij deze toepassingen is niet aangetoond. Als bijwerking van het gebruik van Chrysanthemum vulgare wordt het mogelijk optreden van contactsensibilisatie genoemd. Het gebruik van Chrysanthemum vulgare als geneeskrachtig kruid wordt niet aangeraden vanwege de risico’s die het kruid met zich meebrengt doordat met name de olie van Chrysanthemum vulgare toxisch is.

Verschillende gevallen van vergiftiging met Chrysanthemum vulgare zijn beschreven. Bij misbruik van Chrysanthemum vulgare-olie om bijvoorbeeld abortus op te wekken, zijn vergiftigingen met letale afloop gerapporteerd. Symptomen zoals braken, buikpijn, ontstekingen aan het maagdarmkanaal, bewustzijnsverlies, tonisch-clonische spasmen, roodheid van het gezicht, niet reagerende pupillen, gezichtsstoornissen, epileptische aanvallen, versnelde ademhaling, onregelmatige hartslag, bloedingen van de baarmoeder, nier- en leverschade en pupilverwijding worden hierbij vermeld. Abortus vond slechts in enkele gevallen plaats(18,29). Sterfte kan optreden door het stoppen van de bloedcirculatie of de ademhaling of door orgaanschade(106).

JECFA (1981) WHO/FAO Joint Expert Committee on Food Additives. Toxicological evaluation of certainfood additives and contaminants. Thujone. WHO Food Additives Series 16. 107 Opinion of the Scientific Committee on Food on Thujone (expressed on 2 December 2002). Via internet http://ec.europa.eu/food/fs/sc/scf/out162_en.pdf

zondag, juli 17, 2022

Origanum, zomervreugde langs de Maas.

Wilde oregano (Origanum vulgare) behoort tot de groep van Lamiaceae waartoe ook rozemarijn, tijm en munt behoren. Origanum is de klassieke Griekse naam afgeleid van de woorden ‘Oros’ (‘berg’) en ‘Ganos’ (‘vreugde’) woorden die verwijzen naar de mooie verschijning in de bergen, ofwel van ‘Origanon’ dat ‘bitter kruid’ betekent. 

Wilde oregano (Origanum vulgare), verwarrend genoeg meestal “wilde marjolein” genoemd, is een kruid dat rijk is aan het fenol carvacrol dat  zich kenmerkt door een pittige bittere smaak met een lichte warmtesensatie. Dit in tegenstelling tot Origanum majorana of echte marjolein dat ook wel zoete oregano wordt genoemd en veel in de keuken wordt gebruikt, maar minder rijk is aan therapeutische substanties. 

De meest krachtige wilde origanumvariëteiten groeien in de oostelijke mediterrane berggebieden op een kalkrijke grond. Carvacrol is de meest onderzochte inhoudsstof en synthetisch carvacrol wordt al meer dan vijftig jaar gebruikt in reinigingsmiddelen als lysol en Listerine om instrumenten en werkoppervlakken te desinfecteren. Heden ten dage is de interesse in de oorspronkelijke plantensubstanties weer actueel, omdat de resistentie van bacteriën en schimmels tegen moderne medicijnen als antibiotica ons nopen nieuwe oplossingen te vinden. 

Vele plantaardige substanties blijken in meer of mindere mate een breedspectrum therapeuticum te zijn tegen zowel bacteriën, gisten, schimmels, parasieten als virussen. Wilde oregano-olie lijkt in dit opzicht een alleskunner. Veterinair onderzoek ten behoeve van de veeteelt en pluimveehouderij ziet mogelijkheden om het antibioticagebruik terug te dringen middels het gebruik van wilde oregano-olie in voeders. De humane voedingsindustrie is meer geïnteresseerd in wilde oregano-olie als natuurlijk conserveermiddel. De oude Egyptenaren gebruikten oregano al om voeding te conserveren en wonden te reinigen. De oude Grieken pasten het ook toe bij hoofdpijn, zweren, longziekten, astma en spasmen. In het huidige Griekenland wordt thee van oregano als volksmedicijn gebruikt bij verkoudheden, keelpijn, griep, maagzweren en andere maag-darmklachten.

Nu de bloeiende planten plukken en drogen om zowel in de keuken als in de geneeskunde te gebruiken. Spijsverteringbevorderend, bacteriedodend en immuunstimulerend. Mensen, mensen, wat moeten we nog meer?

zaterdag, juli 02, 2022

Kruidenstage. Pepermunt oogsten en distilleren.

De eerste dag van onze kruidenstage. We verblijven in 2 gites in de ferme du Bloudon. In de vroege ochtend wordt er al pepermunt geoogst om deze planten vandaag nog te distilleren om etherische olie te verkrijgen. Een straffe olie die luchtwegen, ogen en huid kan prikkelen en dat ondervinden we ook in de namiddag tijdens het distilleren.

Pepermuntthee en pepermuntolie worden van oudsher gebruikt bij maag en darmklachten, dyspepsie, misselijkheid, winderigheid, enteritis, gastritis, diarree, galproblemen, galstenen en bij verkoudheid.

Pepermuntolie verlicht ook klachten van een spastische dikke darm. Pepermuntolie wordt uitwendig (verdund) gebruikt bij spanningshoofdpijn, neuralgie, spierpijn, gewrichtspijn en jeuk. Ook is pepermuntolie (in combinatie met eucalyptusolie en eventueel lavendelolie) effectief gebleken bij hoofdluis. Bij neusverkoudheid, een verstopte neus kan pepermuntolie aan een dampbad worden toegevoegd of (verdund) op de borst worden gesmeerd. Niet dat de neusverstopping minder wordt, maar het geeft wel het subjectieve gevoel beter te kunnen ademen. 

Pepermuntolie heeft een antivirale werking en remt het herpes simplex virus. Eventueel in combinatie met tea tree olie (of kruidnagelolie), helpt munt mogelijk ook tegen opkomende koortsblaasjes. Het wetenschappelijke bewijs dat pepermunt(olie) werkt bij gezondheidsklachten is vooralsnog het best onderbouwd voor (functionele, non-ulcer) dyspepsie, intestinale dysbiose en spastische dikke darm (IBS).

Wat geschiedenis van de muntplant

Munt, mint, muntje, mentha. Het zit niet alleen in tandpasta of in snoepjes, maar is een echte, groene plant. En zijn gebruik begon al heel lang geleden. Bij Ovidius bijvoorbeeld die beschreef hoe de dochter van de watergod, Menthe of minthe genaamd, door de god van de onderwereld bemind werd maar door diens jaloerse echtgenote in een plant veranderd werd. Die goden toch, maar zo kunnen wij nu toch genieten van al die frisse munten en die vreemde verhalen.

Andere coryfeeën uit die tijd, Hippocrates en Dioscorides op kop, noemden de munt vaak in hun geschriften over geneeskunde. Plinius schreef het gebruik ervan voor in 41 geneeskrachtige dranken en in sommige daarvan werd het kruid apart genoemd als maagmiddel, versterkend middel en carminatief. De Romeinse soldaten verbreidden de muntplanten over het gehele Romeinse rijk. Reeds in de negende eeuw werd dit kruid in vele Europese kloostertuinen gekweekt. In de Middeleeuwen werden muntbladeren niet alleen in de keuken gebruikt, maar het verpulverde blad diende ook om de tanden wit te maken, mondzweren te genezen, beten van dolle honden te helen, de pijn van wespensteken te verlichten, te voorkomen dat de melk zou stremmen en om ratten en muizen te verjagen.

zaterdag, juni 04, 2022

Bont kroonkruid / Securigera varia , vrolijke vlinderbloemige


Op hellingen van dijken vind je soms een vlinderbloemige soort die zijn naam eer aandoet: Bont kroonkruid, Securigéra vária. De opvallend bontgekleurde schermachtige bloemhoofdjes met witte tot roze, rood en paars gekleurde vlinderbloemen vallen op in de zomermaanden en maken de bloemrijke ruigten op dijken, bermen, verruigend grasland en ook de duinen nog bonter. 

Een ideale vlinderbloemige die op de hellingen van de Cascateltuin mooi naar beneden kan rollen.  De bloeiwijzen zijn tijdens de bloei in de zomermaanden erg opvallend. De vlinderbloemen kunnen variëren van wit, waarbij de vlag meestal deze kleur heeft, tot roze, rood en paars, welke kleur meestal aan de kiel en soms ook de zwaarden te zien is. Door deze bonte veelkleurigheid en de plaatsing van de bloemen op de gemeenschappelijke steel is de Nederlandse naam snel verklaard. Het is een soort die op matig vochtige en kalkrijke grond staat bijvoorbeeld op dijkhellingen en langs wegen, maar ook op spoorwegtaluds, in de duinen en soms ook wel in heggen. Ook door uitzaaiing wordt het tamelijk zeldzaam Bont kroonkruid verspreid. 

Coronilline (glucoside), pseudo coumarin, essential oil. The whole plant has cardiotonic and emetic properties. Also, it is used for the treatment of rheumatism and the muscle cramps.The Cardiotonic and cardiotoxic effects of two cardiac glycosides-hyrcanoside and deglucohyrcanoside-isolated from the seeds of Coronilla varia L. were evaluated in the paper--in comparison with the effect and toxicity of digoxin and ouabain. Evaluation of the cardiotonic effect using the methods of heart "in situ" and the isolated heart (Langendorff) proved that deglucohyrcanoside is more effective than hyrcanoside and that its effect is equal to that of digoxin as well as ouabain. The efficacy of deglucohyrcanoside et least to that of digoxin, while the toxicity of the former is several times lower, makes the glycoside a potential candidate for therapeutic use.

De plant komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa en is van daaruit verbreid naar West- en Noord-Europa, omdat de plant daar als voedergewas werd geteeld. Ook wordt de plant  in de Verenigde Staten en Canada gebruikt voor bodemverbetering, het tegengaan van erosie en als bermbeplanting. De plant is wel  giftig voor paarden 

donderdag, juni 02, 2022

Klapperende rozen?

De naam Papaver komen we reeds bij de Romeinen tegen als benaming voor de Klaproos. Over de oorsprong van de naam papaver zijn de meningen verdeeld.
  De een beweert dat zij is afgeleid van het Keltische papapap : kinderbrij of kinderpap, omdat men het sap van de Slaapbol (P. somniferum) of van de Klaproos aan het eten voor kleine kinderen toevoegde om beter te kunnen slapen.
Het gebruik om huilende of hoestende kinderen een siroop van het sap te geven is nog in gebruik. Men wil de naam ook zo verklaren dat deze wellicht afgeleid kan worden van papare : eten, omdat de zaden gegeten werden. Wij doen dit thans nog in de vorm van maanzaadbroodjes. Dit zijn broodjes die met zaden van de Slaapbol of Maankop bestrooid werden voor zij de oven ingingen om gebakken te worden. Wel zeer oud moet dit gebruik geweest zijn, want Plinius schrijft reeds over het bestrooien van het brood met maanzaad. Ook brood dat op sabbat door de joden wordt gegeten, wordt nog steeds met deze zaden bestrooid als zinnebeeld van de overvloed van manna in de woestijn. 

De soortnaam rhoeas (reuas) is afgeleid van het Griekse woord rhyas, wat afvallend betekent, omdat de bloemblaadjes snel afvallen. Bij Dioscorides vinden we een papaversoort beschreven die snel haar bloemblaadjes afwerpt en door hem rhoeas genoemd werd. Theophrastus (ca. 372-287 voor ) heeft ook de papaver onder dezelfde naam in zijn Historia plantarum beschreven en schrijft dat de bloemknoppen als dessert gegeten werden. 

De naam klaproos heeft zijn oorsprong mogelijk te danken aan een kinderspelletje, wat bij Fuchs (1543) als volgt beschreven vinden: 'De kinderen hebben het genuechte met dessen bloemen, went sij legghen de bladeren tusschen haer handen oft op haer voorhooft, ende sy doen die clappen oft geluyt geuven, ende
daerom so heet dit cruyt Clapper rose.' 

De Cock en Teirlinck (het begin van de vorige eeuw) beschrijven dit 'Klakkerkes maken' als volgt: 'Men een bloemblaadje bolvormig zoodat men een klein beursje bekomt. Dit slaat men op voorhoofd of handrug. De samengedrukte lucht doet het kleine zakje met een knal openspringen.' Ook in andere landen kende men dit spelletje en zo kreeg de papaver overeenkomstige namen. Andere namen zijn nog Klapper en
Klapperroos, maar deze schijnen in onbruik te zijn geraakt. De toevoeging van roos is hier als bloem op te vatten. Sommigen wil de naam Klaproos ook verklaren omdat de rijpe zaden in de vruchtdoos een klapperend geluid maken.


vrijdag, mei 27, 2022

Kamille snuiven

Vandaag mijn eerste kamillebloemen van het seizoen gesnoven en .... de verpulverde bloemen onder mijn T-shirt gestoken. Als rustgevende deodorant, zeg maar. Echte kamille dus, het moment om de gele en geurende bloemetjes te oogsten. Matricaria recutita of Matricaria chamomilla

De wetenschappelijke geslachtsnaam is afkomstig van matrix: baarmoeder, dat zelf weer afgeleid is van mater: moeder; en luidt vertaald: moederkruid. Dit omdat de plant aangewend werd bij baringen en ziekten van het kraambed. De Latijnse soortnaam is afkomstig van het Griekse woord chamaimelon. Dit woord bestaat uit chamai: klein, nederig, op de bodem, en melon is appel of kwee; dus op de bodem groeiende kleine appel. Waarschijnlijk sloeg dit op de geur als die van een appel en de min of meer ronde vorm van het hartje van de bloem. Vlaamse volksnamen die hierop duiden zijn: Apel, Appellijn en Ep(p)ellijn. Uit dit chamaimelon ontstond de Middellatijnse naam chamomilla, waaruit tenslotte kamille als volksnaam resulteerde. Dit was eveneens in andere landen het geval en zo ontstonden volksnamen als Camomille (Frankrijk), Kamille (Duitsland) en in Engeland Camomile.

In oude handschriften uit de vroege middeleeuwen komt men namen tegen als Camilla, of Camomilla. Een Oudmiddelnederlandse naam uit de dertiende eeuw was Meghedeblomen, ook Megdeblommen (Maagdebloemen). Deze namenzullen hun oorsprong wel hebben bij Dioscorides, want deze schreef de plant onder meer voor bij menstruatiemoeilijkheden. De namen Zere-ogenbloem duidt op het gebruik om oogziekten te genezen. Men kookte de Kamille in melk en legde het papje op de ogen. 

Weinig inheemse geneeskruiden genieten zulk een goed onthaal als de kamille. De geneeskrachtige werking was in mijn jeugd vooral bekend als middel bij ontstoken tandvlees, tand- en kiespijn. vóór de tijd dat  de kinine in gebruik kwam om koorts te verdrijven, werd de kamille hiervoor veel gebruikt.

De geur van de plant is goed waar te nemen wanneer men haar - vooral de bloemen - tussen de vingers wrijft. Deze geur wordt veroorzaakt door een etherische olie. Voor geneeskundige gebruik wordt zij ook massaal gekweekt en zelfs met grote maaimachines geoogst.

In de oudere Nederlandse Farmacopee vind men de plant aan onder het hoofd 'Flores chamomillae vulgaris' of Gewone Kamillen. In het volksgeloof beweerde men dat men de bloemhoofdjes voor 24 juni, Sint Jan, moest plukken, anders gingen de heksen op de plant wateren; elders geloofde men dat na die dag, de plant in de valse kamille (Anthemis arvensis) veranderde. Om het huis vrij van heksen te houden, moest men de plant boven de ingang van het huis of aan de zoldering hangen. Zodra een heks binnentrad begonnen de opgehangen planten te bewegen. 

Kamille snuiven

Een populair kruidenboek uit de zeventiende eeuw, Ram's Little Dodoen adviseerde het opsnuiven van de geur van kamillebloemen, niet tegen lichamelijke kwalen, maar als een doe-het-zelf kalmeringsmiddel. Om de geest te kalmeren, snuif kamille, eet salie. . . was met mate, slaap goed en geniet van het horen van melodie en zang. Dit is een behartigenswaardig advies dat al dateert uit 1606 maar dat nu in 2022 nog steeds geldig is.

maandag, mei 23, 2022

Hoe tuinieren de werking van de hersenen verbetert

Tuinieren stimuleert de activiteit van groeifactoren die hersencellen gezonder maken en beter laten functioneren. Volgens een humaan onderzoek dat in 2019 verscheen in International Journal of Environmental Research and Public Health gebeurt dat ook bij 65-plussers die 20 minuten werken in een tuin.

Studie

Sin-Ae Park, een onderzoeker van Konkuk University in Zuid-Korea, liet 41 gezonde 65-plussers gedurende 20 minuten tuinieren. Voor en na de tuiniersessie namen onderzoekers een beetje bloed af, en bepaalden daarin de concentratie brain-derived neurotrophic factor (BDNF), vascular endothelial growth factor (VEGF) en platelet derived growth factor (PDGF).

BDNF laat hersencellen nieuwe connecties vormen, VEGF stimuleert de vorming van nieuwe bloedvaatjes. PDGF laat bloedvaten groeien en speelt een rol in de overleving van hersencellen.

BDNF, VEGF en PDGF zijn alle drie actief in de hersenen, en dragen waarschijnlijk bij aan het op peil blijven van de cognitieve functies als mensen een hoge leeftijd bereiken.

Resultaten

Tuinieren had geen invloed op de concentratie VEGF. Tuinieren verhoogde wel de concentratie BDNF en PDGF in het bloed.

Conclusie

"This study revealed the potential of a short-term gardening activity for memory improvement in senior individuals and provided scientific evidence of the therapeutic mechanisms of gardening for memory", schrijven de Koreanen.

Bron:Int J Environ Res Public Health. 2019 Mar 2;16(5):760.


donderdag, mei 19, 2022

Magische schaduwplanten bij l'ermitage des Cascatelles

Zomaar een lijst van bijzondere planten die we mogen aanplanten in de tuin van het magische Ermitage des Cascatelles. Work in progress.
  • ACONITUM LYCOCTONUM VULPARIA / MONNIKSKAP, GELE Zeer zeldzaam en zeer giftig, zoals het een monnikskap betaamd. Groot glanzend blad en een hoge bloei. Houdt van een vochtige, redelijk voedselrijke grond in de halfschaduw. Zaaien aug-okt of voorjaar met koudebehandeling. Koudekiemer. Kouder dan -5°Celcius.
  • ACONITUM NAPELLUS /MONNIKSKAP, BLAUWE*
  • ACTAEA RACEMOSA / CIMICIFUGA sp. /  ZILVERKAARS* 
  • ALCHEMILLA VULGARIS (XANTOCHLORA) /VROUWENMANTEL, GEELGROENE* Deze lage tot middelhoge vrouwenmantel is lichtgroen en heeft de typische oplichtende geelgroene bloemetjes die vrouwenmantels eigen zijn. De zaden van deze koudekiemer moeten eerst vocht op kunnen nemen in een warme periode (2 tot 5 weken). Daarna doorbreekt een periode van kou (tussen +5 tot -5 °C) de kiemrust. Hoe lang zo´n periode moet zijn is per soort verschillend. Temperaturen lager dan -5 °C verlengen de periode omdat dan het proces stil staat. De natuurlijke winteromstandigheden zijn meestal het meest effectief voor het doorbreken van de kiemrustperiode.
  • ALLIUM URSINUM /DASLOOK* 
  • ANGELICA ARCHANGELICA / ENGELWORTEL, GROTE*
  • AQUILEGIA VULGARIS /AKELEI, WILDE* De Wilde Akelei is een van de allermooiste soorten uit onze inheemse flora. Daarnaast is het een van de oudste bekende en meest geliefde blauwe tuinplanten in Europa en een klassieke soort voor de authentieke boerentuin. Zaaien in augustus of april. De zaden kiemen onregelmatig en vaak over een lange periode. Bij slechte kieming kan een periode van kou (onder 5 °C) er voor zorgen dat de zaden alsnog kiemen. Dit is een soort waarbij geduld vereist is en waarvan het zaaisel zeker niet te vroeg moet worden weggedaan.
  • ARCTIUM LAPPA /KLIT, GROTE*
  • ARUM ITALICUM / ARONSKELK, ITALIAANSE*
  • ASARUM EUROPAEUM /MANSOOR*
  • ATROPA BELLADONNA / WOLFSKERS*  Een zeer zeldzame plant. De huidige naam Atropa verwijst naar de schikgodin Atropos uit de Griekse mythologie. Het is een prachtige hoge vaste plant met bruinpaarse bloemen en grote, glanzende zwarte bessen. Groeit goed op neutrale tot kalkhoudende grond, halfschaduw en zo. De soortnaam bella-donna verwijst naar het Latijns voor 'mooie vrouw'. In de Renaissance werd het atropine uit de plant door vrouwen in hun ogen gedruppeld om de pupillen te verwijden en om ze donkerder en groter te laten lijken. Een bijwerking ervan, slechter zicht, werd voor lief genomen. Ook tegenwoordig gebruiken oogartsen de pupilverwijdende eigenschap van atropine nog steeds bij oogonderzoek.
  • BALLOTTA NIGRA FOETIDA /BALOTTE, STINKENDE*  Stinkende Ballote is de laatste jaren opnieuw in gebruik geraakt als sedatieve plant. De spasmolytische werking was echter al veel langer bekend. Dr. Leclerc beschrijft resultaten bij kinkhoestspasmen, menopauzale zenuwachtigheid en angstfobieën. En in een ver verleden werd de 'Marrube noir' door Jean Ray geadviseerd bij hysterie en hypochondrie, toch zoiets als depressie zou ik zeggen. Ook Dr. Valnet geeft als hoofdindicaties: angsten, neurasthenie, ontregeling van het vegetatieve zenuwstelsel met een te sterk werkende sympathicus. Vandebussche in zijn 'Gebruik van farmaceutische en volkse geneeskruiden' vindt de Stinkende andoorn of Zwarte malruwe 'een doeltreffend zenuwsterkend middel dat te veel in vergetelheid is geraakt'. 
  • CAMPANULA TRACHELIUM /KLOKJE, RUIG Het zaad van deze warmtekiemer kiemt meestal snel. Een enkele keer laat de kieming wat langer op zich wachten en kan wat onregelmatig plaatsvinden. Het zaaisel gelijkmatig vochtig houden (niet te nat!) bij een temperatuur van 20 °C. Zaad licht afdekken (nooit dikker dan de zaaddikte) en de fijnste zaden niet afdekken en alleen licht aandrukken en voorzichtig natmaken met bijvoorbeeld een plantenspuit of gieter.
  • CHELIDONIUM MAJUS /GOUWE, STINKENDE
  • CHENOPODIUM BONUS-HENRICUS /HENDRIK, BRAVE*
  • CIRSIUM OLERACEUM / MOESDISTEL* De plant wordt 60 tot 150 cm.hoog. Ondanks dat de plant distel wordt genoemd  heeft het slappe bladeren en zijn de doorns op de stengels niet scherp. De onderste bladeren zijn donkerder en veer-spletig, ongedeeld. De bladeren rond de stengel, stengel-omvattend en lichtgroen tot geelgroen. De geel-witte bloemhoofdjes zitten in grote, bleke schutbladeren. Moesdistel bloeit van juli tot september. Bloemen zijn 2 tot 3 cm. groot. De Moesdistel is een makkelijke plant met een onweerstaanbare aantrekkingskracht voor hommels. Daarnaast is de Moesdistel waardplant voor de distelvlinder, Vanessa cardui.
  • CYCLAMEN HEDERIFOLIUM / CYCLAMEN, NAPOLITAANSE
  • DIGITALIS GRANDIFLORA / VINGERHOEDSKRUID, GROOTBLOEMIG*
  • DIGITALIS PURPUREA / VINGERHOEDSKRUID, GEWOON*
  • DORONICUM PARDALIANCHES /HARTBLADZONNEBLOEM Het zaad van deze warmtekiemer kiemt meestal snel. Een enkele keer laat de kieming wat langer op zich wachten en kan wat onregelmatig plaatsvinden. Het zaaisel gelijkmatig vochtig houden (niet te nat!) bij een temperatuur van 20 °C. Zaad licht afdekken (nooit dikker dan de zaaddikte) en de fijnste zaden niet afdekken en alleen licht aandrukken en voorzichtig natmaken met bijvoorbeeld een plantenspuit of gieter.
  • EUPATORIUM CANNABINUM /KONINGINNEKRUID*
  • EUPHORBIA AMYGDALOIDES /AMANDELWOLFSMELK*
  • FILIPENDULA ULMARIA /MOERASSPIREA*
  • GALIUM ODORATUM /LIEVEVROUWEBEDSTRO
  • GERANIUM PHAEUM /OOIEVAARSBEK, DONKERE* Mourning Widow or Black Widow wordt de Donkere ooievaarsbek in Engeland genoemd. De diep purperen bloemen verschijnen vanaf mei massaal boven de groene bladeren. Zelf op zeer schaduwrijke plaatsen wil ze nog tot bloei komen wat haar maakt tot een waardevolle plant voor donkere hoekjes.
  • GEUM URBANUM /NAGELKRUID, GEWOON*
  • HELLEBORUS FOETIDUS /NIESKRUID, STINKEND*
  • HESPERIS MATRONALIS /DAMASTBLOEM* De Damastbloem wordt al sinds de oudheid in Nederland en Belgie gekweekt en geroemd om haar heerlijke geur die vooral in de avond verspreid wordt. Joncfrouwen Vilieren werd zij in het verleden ook wel genoemd naar de oude Latijnse naam Viola matronalis. De plant dient als waardplant voor verschillende soorten rupsen van dagvlinders, waaronder het oranjetipje, klein koolwitje, groot koolwitje en van motten zoals Plutella porrectella. Het zaad van deze warmtekiemer kiemt meestal snel. Een enkele keer laat de kieming wat langer op zich wachten en kan wat onregelmatig plaatsvinden. Het zaaisel gelijkmatig vochtig houden (niet te nat!) bij een temperatuur van 20 °C. Zaad licht afdekken (nooit dikker dan de zaaddikte) en de fijnste zaden niet afdekken en alleen licht aandrukken en voorzichtig natmaken met bijvoorbeeld een plantenspuit of gieter.
  • INULA HELENIUM /ALANT, GRIEKSE
  • LEONURUS CARDIACA /HARTGESPAN*
  • LUNARIA REDIVIVA /JUDASPENNING*
  • Welriekende Judaspenning wordt ze ook wel genoemd deze geurende, vaste vorm van Judaspenning. Rediviva komt van het Latijn redi = opnieuw en vivus = levend dit in tegenstelling tot de 2-jarige tuinjudaspenning (Lunaria annua). Judaspenning is waardplant voor het Oranjetipje. De zaden van deze koudekiemer moeten eerst vocht op kunnen nemen in een warme periode (2 tot 5 weken). Daarna doorbreekt een periode van kou (tussen +5 tot -5 °C) de kiemrust. Hoe lang zo´n periode moet zijn is per soort verschillend. Temperaturen lager dan -5 °C verlengen de periode omdat dan het proces stil staat. De natuurlijke winteromstandigheden zijn meestal het meest effectief voor het doorbreken van de kiemrustperiode.
  • LYSIMACHIA VULGARIS /WEDERIK, GROTE
  • LYTHRUM SALICARIA / KATTESTAART, GROTE*  Grote kattenstaart is een prachtige en rijkbloeiende inheemse soort, die van nature op vochtige en zeer natte plaatsen groeit, bijvoorbeeld aan oevers. In tuinen blijkt hij echter ook uitstekend te doen op drogere bodem. De Grote kattenstaart is waardplant voor het Boomblauwtje (Celastrina argiolus).
  • MELITTIS MELISSOPHYLLUM /BIJENBLAD
  • MENTHA ROTUNDIFOLIA / MUNT, WITTE
  • PARIETARIA OFFICINALIS /GLASKRUID, GROOT*
  • PEUCEDANUM OSTRUTHIUM / MEESTERWORTEL*
  • PETASITES HYBRIDUS /HOEFBLAD, GROOT*
  • PHYTEUMA NIGRUM /RAPUNZEL, ZWARTBLAUWE*
  • PRIMULA ELATIOR / SLEUTELBLOEM, SLANKE* 
  •  DYSENTERICA / HEELBLAADJES  Een natuurlijke vlooienvijand! Vroeger het huismiddel tegen vlooien bij honden en katten. Deze telg van het vlooienkruidgeslacht wordt 50 cm hoog met gele bloemhoofdjes, dezelfde vorm als madeliefjes. De bloei is heel rijk van juli-september. Aan de naam zie je het al, dat hier vroeger ook dysenterie mee werd bestreden. Of... veroorzaakte het diarree? 
  • PULMONARIA OFFICINALIS / LONGKRUID, GEVLEKT*Longkruid bloeit vroeg, maar laat je daarna als plant niet in de steek. Het blad blijft tot diep in het najaar aantrekkelijk. Als minder exotische en wat ingetogenere plant leent Pulmonaria zich beter voor combinaties met een natuurlijke uitstraling. Het is een plant voor rijke en vochthoudende grond. Omdat schaduwplekken zich vaak onder bomen en struiken bevinden die voor droogte zorgen komen ze nogal eens op de verkeerde plek terecht. Liever dan in droge schaduw staan ze op een wat zonnigere vochtige plek. 
  • RUSCUS ACULEATUS / MUIZEDOORN, STEKELIGE* 
  • SANICULA EUROPAEA /HEELKRUID*
  • SCROPHULARIA NODOSA / HELMKRUID, KNOPIG
  • SEDUM TELEPHIUM TELEPHIUM / HEMELSLEUTEL*
  • SOLIDAGO VIRGAUREA / GULDENROEDE, ECHTE
  • STACHYS OFFICINALIS / BETONIE* Betonie (oude naam Betonica officinalis) is een zeldzame, meestal laagblijvende zomerbloeier. Bloeit lang en rijk met roze bloemen. Zeer aantrekkelijk voor vele bestuivers. De zaden kiemen onregelmatig en vaak over een lange periode. Bij slechte kieming kan een periode van kou (onder 5 °C) er voor zorgen dat de zaden alsnog kiemen. Dit is een soort waarbij geduld vereist is en waarvan het zaaisel zeker niet te vroeg moet worden weggedaan.
  • SYMPHYTUM OFFICINALE / SMEERWORTEL, GEWONE*
  • THALICTRUM FLAVUM /  POELRUIT*
  • VALERIANA OFFICINALIS / VALERIAAN* Echte valeriaan wordt gebruikt als kalmerend middel. Het is een goede drachtplant (nectar en stuifmeel) voor bijen, maar ook voor vlinders en vele andere insecten. De plant groeit goed op vochthoudende tot natte voedselrijke grond. Het zaad van deze warmtekiemer kiemt meestal snel. Een enkele keer laat de kieming wat langer op zich wachten en kan wat onregelmatig plaatsvinden. Het zaaisel gelijkmatig vochtig houden (niet te nat!) bij een temperatuur van 20 °C. Zaad licht afdekken (nooit dikker dan de zaaddikte) en de fijnste zaden niet afdekken en alleen licht aandrukken en voorzichtig natmaken met bijvoorbeeld een plantenspuit of gieter.
  • VERBASCUM NIGRUM /  TOORTS, ZWARTE*
  • VERONICA LONGIFOLIA / EREPRIJS, LANGE* 
  • VIOLA ODORATA / VIOOLTJE, MAARTS*
Planten met sterretje zijn al geplant. Eeuwigdurende samenwerking tussen natuur en mens.

zaterdag, mei 14, 2022

Zoetgeurende wilde judaspenning

Wilde judaspenning / Lunaria rediviva. Ik vond ze vandaag volop in de Lessevallei in het natuurpartk van Furfooz. Welriekende Judaspenning wordt ze ook wel genoemd deze geurende, vaste vorm van judaspenning. Rediviva komt van het Latijn redi = opnieuw en vivus = levend dit in tegenstelling tot de 2-jarige tuinjudaspenning (Lunaria annua). Judaspenning is waardplant voor het Oranjetipje.

De zaden van deze koude kiemer moeten eerst vocht op kunnen nemen in een warme periode (2 tot 5 weken). Daarna doorbreekt een periode van kou (tussen +5 tot -5 °C) de kiemrust. Hoe lang zo´n periode moet zijn is per soort verschillend. Temperaturen lager dan -5 °C verlengen de periode omdat dan het proces stil staat. De natuurlijke winteromstandigheden zijn meestal het meest effectief voor het doorbreken van de kiemrustperiode.

De zaaddozen in het vroege najaar, lijken op geldstukken, en verklaren de ene helft van de naam voor judaspenning. De andere helft van de naam komt van de legende dat Judas Iskariot, toen hij Jezus verraadde, de dertig zilverlingen die hij daarvoor als beloning had gekregen, weggooide. Op de plek van de zilverlingen groeide vervolgens de judaspenning. De Latijnse naam Lunaria betekent maanvormig. Luna (maan) en arius (vormend). De bloemen verspreiden een fijne, zoete geur, vooral aan het begin van de avond. Een geur die enigszins lijkt op de geur van het Maarts viooltje.

Dodonaeus schrijft

Dodonaeus  in zijn Cruydt Boeck schrijft ‘De Brabanders noemen het penninck-bloemen naar de gedaante van de hauwtjes daar het zaad in steekt die op een zilveren penning schijnen te lijken’. Zo was het gebruik vroeger.  ‘Om de maandstonden en de urine te verwekken: Neem van het zaad een vierendeel lood, als het fijn gestampt is geef het met enig goed nat in. Brunfelsus.

Vele alchimisten en andere onderzoekers van de verholen kunsten hebben dit kruid zeer gezocht en gebruikt en hoopten daarmee enige wonderwerken uit te richten zoals ze meestal plegen met alle andere soorten van kruiden die de naam Lunaria of maankruid voeren want sommige er van gebruiken het zaad van dit kruid wat door de velletjes van de platte penningvormige hauwtjes te zien is,  sommige gebruiken alleen het middelste velletje wat zilverkleurig is en eerder op het maagdenperkament dan enig deel van een kruid schijnt te wezen want ze geloven dat die zeer geschikt zijn om hun zegels van Mars en ander dolende sterren te maken waarmee ze vreemde kunsten hopen te doen. Maar deze zullen we bij hun goeddunken laten en schrijven niets anders dan hetgeen ons wel bekend is en door lengte van tijd en lang gebruik van de oude en nieuwe meesters waar bevonden is geweest’.

Culpeper vermeldt dat het een kruid is die onder de Maan is. Opmerkelijk is nog een stuk bijgeloof: “Ze laat de hoefijzers van paarden afvallen en werd zo unshoe the horse genoemd. ‘Men kan erom lachen’, zegt hij, “but I have heard commanders say that on White Down, in Devonshire, there were found thirty horse-shoes, pulled of from the Earl of Essex’s horses, many of them being newly shod, and no reason known, unshoe the horse genoemd”.

Medicinale info
The seeds of the plant, which are collected in mid-August-September, are used for medicinal purposes. Closer to autumn, the seed pods already mature, become hard and take on a light gray shade. The stems are cut along with the ground, then they are dried for no longer than two weeks. During this time, the seeds are fully matured and can die. Stored in paper bags for 2 years.

The chemical composition of Perennial Honesty is little studied. The seed oil is known to contain nervonic acid, erucic acid, linoleic acid, palmitic acid, stearic acid, eicosenoic acid, flavonoids and trace elements.
High amounts of erucic acid and nervonic acid have been found in the seeds of Perennial Honesty . Erucic acid - unsaturated, easily soluble Omega 9 acid, which in large quantities is harmful to the human body. Based on research, erucic acid has a negative effect on the heart muscle, causes cirrhosis of the liver, and slows down the body's reproductive maturity. Nervonic acid - on the contrary, creates a strong, targeted effect, strengthens and restores nerve tissues, normalizes their signal conduction. It promotes the complete regeneration of brain cells and neurons, improving the function of memory, speech, and perception. Which, in turn, allows this acid to be used for the treatment of serious diseases, such as Alzheimer's, Parkinson's disease, children's cerebral palsy, senile dementia. The presence of flavonoids strengthens fine capillaries, regulates blood pressure, stimulates the function of the adrenal cortex.

In folk medicine, Perennial Honesty / Lunaria rediviva has been known for a long time! The seeds of the plant have diuretic and sedative (calming) properties. A water infusion of the seeds is used in epilepsy, convulsions in children. It is also used as a diuretic for the treatment of various diseases of the urinary system. A decoction of Perennial Honesty seeds helps to prevent edema, cystitis, it is also used in case of abdominal spasms.
Migraines are also treated with this plant, women use its seeds to relieve premenstrual syndrome. Currently, this plant is no longer popular in folk medicine, because it remains rarer and less common in nature. And when you meet it, I invite you too, just look at it and move on.

Not recomemded for medicinal use
Despite the fact that the plant has good medicinal properties and is quite rare, it also has properties that can be harmful to humans. All thanks to the erucic acid in the composition. It should not be used by pregnant women, nursing mothers, children and people suffering from liver disease, gallstone disease and cardiovascular disease.It has been experimentally determined that erucic acid can have a destructive effect on the liver, contributing to the development of liver cirrhosis. Cardiovascular diseases can also develop with long-term use of seeds. In children, on the other hand, the development of reproductive organs is slowed down.

donderdag, mei 12, 2022

Schaduwplanten. Over de monnikskap.

Beschut onder een heg van klimop staan zowat 300 magische bosplanten in plastic potjes te wachten tot ik hun wortels bevrijd uit hun te enge omhulling. Ik wil hen loslaten in de steile boshelling rondom mijn huis, in hun min of meer natuurlijk biotoop tussen bloeiende bosanemonen en geurende daslookplanten. Loslaten ja maar ook vasthouden, beschermen. Hoe moet dat? Een les in leven.

Vandaag dus aan de blote grond toevertrouwd. De machtige monnikskap, de magische wolfskers en de romantische damastbloem, allemaal in principe stevige planten die boven de lage begroeiing uitgroeien en zich zo hopelijk kunnen handhaven. Allemaal mooie planten maar ook planten met een verhaal en daar draait het toch om voor een herborist. Planten met betekenis, planten met een geschiedenis, planten ook die giftig worden genoemd.

Over de giftigste onder de giftigen: monnikskap

Men gebruikte het vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Deze algemene blauwe wolfswortel of Napellus is van aard en kracht de mensen en veel viervoetige dieren schadelijk, ja dodelijk.

Dit is met een opmerkelijke, doch zeer beklagenswaardig en jammerlijk teken te Antwerpen niet veel jaren geleden gebleken zodat de herinnering daaraan noch vers is want sommige vrouwen die dit kruid niet kenden en de wortels er van in salade voor een goed kruid gedaan hebben zijn daardoor en al diegene die er van gegeten hadden kort daarna in onlijdelijke en onuitsprekelijke smarten, trekkingen, spanningen en hertaanvallen gevallen en allen zijn er niet lang daarna van gestorven. 

Dan het gebruik van dit kruid plag onder ander kwaad gewoonlijk het volgende ongeval in te brengen, kort nadat men het ingenomen heeft zwellen de lippen en de tong wordt zeer dik, de ogen puilen, ja vallen bijna voorwaarts uit, de benen worden stijf, stram en koud en daarna volgen ook draaiingen van het hoofd en bezwijming en onmacht van het hart, zoals Avicenna in zijn 4de boek betuigt. Zo groot is ook de kracht van dit vergif dat de punten of spitsen van de pijlen, schichten en flitsen die ermee bestreken zijn al diegene die daardoor gekwetst worden tot de dood brengen.

Tegen dit zo vergiftig en dodelijk gewas verhaalt ons dezelfde Avicenna ettelijke tegenbaten of remedies die diegene die het ingenomen hebben genezen kunnen als ze het vergif zelf eerst door het braken of overgeven kwijt geworden zijn en onder deze dingen vermaant hij ook van een muis (immers zoals zijn boeken inhouden zo ze overal uitgegeven zijn) die men met Napellus opgevoed vindt en die door haar ganse stof en eigenschap tegen de hindernis en het kwaad van Napellus schijnt te strijden op die manier dat diegene die het innemen gans van alle letsel en nood bevrijd en verlost worden. Dan Antonius Guanerius, een zeer geleerde dokter in zijn tijden te Pavia in zijn boekje of traktaat van het vergif meent dat dit geen muis is, maar eerder vliegen zijn (in het Latijn Muscae, in plaats van Mus) waarvan Avicenna heeft willen spreken die zodanige kracht tegen de Napellus zou hebben. Want hij verhaalt dat een wijs en geleerd man en een zeer naarstig onderzoeker van de waarheid met grote moeite die muizen gezocht heeft, nochtans nimmermeer enige dusdanige muis heeft kunnen vinden en zelfs die ook nimmermeer aan de wortels van Napellus geknaagd of gegeten, maar altijd heel en gans gevonden heeft, maar dat hij een grote menigte van vliegen daar omtrent gezien heeft die de bladeren van dit kruid opgegeten of tenminste bezet hebben en daarom heeft hij (zegt dezelfde Guanerius) deze vliegen in plaats van die muizen genomen en daarvan een antidotum of geneesmengsels bereid die hij tegen allerhande vergift bevonden heeft, maar boven alles tegen het vergif van de Napellus zelf. Deze antidotum wordt in het Latijn Antidotus es muscis Napelli genoemd. En voorwaar het is geloofwaardiger dat er vliegen te vinden zijn die hun leven met het lekken van Napellus onderhouden dan dat er muizen zouden zijn die van de wortel van het kruid hun voedsel hebben. Want het Aconitum of gele wolfswortel, wiens medesoort deze Napellus is, plag muizen om te brengen en daarom heeft het de namen van Myoctonon, Myophonon of Muricida, dat is muizendoder of muizenmoordenaar, gekregen.

Het ganse kruid is schadelijk en dodelijk en vooral de wortel (als Castor Durante betuigt) en als die door de slappe mensen maar een tijd lang in de hand goed vast gehouden worden die ter dood brengen kan. Nochtans kan men aan die planf goed wennen op die manier dat ze ons tenslotte niet schaden zal zoals blijkt uit Avicenna die betuigt dat hij een oude vrouw gezien heeft die de Napellus zo vrij en zonder zorg innam al of ze een raap gegeten had omdat ze zichzelf eraan gewend had. Van buiten plegen sommige nochtans deze wortel of het sap er van te gebruiken om de sproeten of plekken van de huid daarmee weg te nemen.’

Giftig en geneeskrachtig

Ondanks alle oude waarschuwingen ziet men het kruid nog steeds in tuinen als een herinnering aan oude pijlgiften, moordenaars en fatale vergissingen. Plantverzamelaars nemen deze plant pas op als ze handschoenen aan hebben. Het gif kan door een wondje of de mond opgenomen worden en is vrij snel actief. Net als de meeste ranonkelachtige is het groen schadelijk voor vee, maar in gedroogde vorm geheel onschadelijk. Er lijken zelfs vergiftigingen te zijn geweest van mensen die de geur te veel geroken hebben. Anderen hebben de plant aangeraakt en daarna een ooglid waarvan ze een pijnlijke ontsteking hebben gekregen. Zelfs het stuifmeel dat in de ogen wordt geblazen geeft irritatie. De wortel is het meest gevaarlijke. Een fataal ongeval deed zich voor in Engeland in 1853 toen de wortel aangezien werd voor een radijs. Vergissingen met deze plant zijn meestal fataal. Er was een zaak waarin een man van de plant had gegeten en gek werd. De dokter verklaarde dat de ziekte niet door de plant kon komen en stond er op om wat van de bladeren te eten om zijn gelijk te krijgen, hij stierf.

Het wordt gebruikt bij jicht, neuralgieën, reuma, tandpijn. In de homeopathie wordt het blad gebruikt tegen tandpijn en reuma. Maar het gebruik is twijfelachtig en kan gemakkelijk door andere planten vervangen worden. Het is te giftig.

Het gif en verlammingsmiddel werd door de heksen in Thessalië gebruikt bij de bereiding van hun vliegzalf. Hun voeten en handen raakten er gevoelloos door en ze hadden het gevoel dat ze zweefden.

De mysterieuze vliegende zalf zou gemaakt zijn van Aconitum en Atropa belladonna. De eerste veroorzaakt onregelmatigheden van het hart en tweede delirium. De zo gecombineerde symptomen zouden de sensatie van vliegen gegeven hebben. Theophrastus bericht dat vele inwoners van Herkleotis door de tiran Clearchos om het leven werden gebracht met de akoniet. Plinius vermeldt dat zelfs de honig giftig zou zijn. 

Vergiftiging kan al optreden na het plukken van de bladeren zonder handschoenen te dragen; het aconitine-toxine wordt gemakkelijk door de huid opgenomen. In dit geval zijn er geen gastro-intestinale effecten. Tintelingen beginnen op het punt van absorptie en strekken zich uit van de arm naar de schouder, waarna het hart begint te worden aangetast. Het tintelen wordt gevolgd door een onaangename gevoelloosheid. Behandeling is vergelijkbaar met vergiftiging veroorzaakt door orale inname en er is gerapporteerd dat zelfs het hanteren van de plant zonder handschoenen resulteert in het falen van meerdere organen en de dood.