Er zijn zo van die planten die, alleen al om hun uiterlijk, een onverbiddelijke indruk op mij maken. Planten die in één seizoen ver boven een mens uitgroeien , een immens blad vormen en een meter lange knotsvormige zaadstengel de hoogte instuwen. Ja, inderdaad een echte machoplant die Gunnera's maar.... nu in januari zijn ze bijna tot niets vergaan en liggen de zaadknotsen geknakt en half verrot langzaam te vergaan. Ik kan niet aan de verleiding weerstaan om zo'n zaadbom mee te nemen. Te schaken, te ontvoeren van zijn publieke plaats, de historische wasplaats in Huelgoat naar mijn eigen onderkomen in Pont ar Gorret. De Ridders van de Ronde Tafel zullen zo'n heldendaad met genoegen vanuit hun hemels verblijf gade slaan.
Mogelijk is dit de plant die door van Ravelingen (Ravelingius) beschreven wordt; ‘Petasites Indica of Indiaanse Petasites bladeren, daar Lobel van spreekt, is een gewas dat op Petasites zeer gelijk van groei is en heeft ronde bladeren zo groot als een hoed. Dan de wortel is een verwarde reeks die terzijde vele jonge uitspruitende scheuten heeft en stelen van bladeren negentig cm lang die halmachtig en vol merg zijn en dragen elk een blad dat niet erg uitgehold of geschaard is zoals in de grote klis. De wortel groeit in een voze zwamachtige en wormstekige bol die boven rondom de stelen zeer dik gehaard is en beneden wijdt uitgespreid en zo groot als die van de grootste Osmunda, ze heeft een droge tezamen trekkende smaak. Maar dit kruid is noch niet te volle bekend of genoeg beschreven.’
Een andere soort, Gunnera tinctoria zou, zoals de naam al zegt, een zwarte kleurstof bevatten. De vlezige bladsteel kan, volgens sommige literatuur, geschild als voeding gebruikt worden. De wortel werkt adstringerend. In Chili werd de wortel dan ook gebruikt om huiden te looien.
In South Africa, a decoction of the roots of Gunnera perpensa is used to expel the placenta after birth or to relieve menstrual pains (Ngwenya et al. 2003; Van Wyk & Gericke 2000; Von Ahlenfeldt et al. 2003.
According to Fox & Norwood Young (1982) the Sothos, Fingos, Xhosas and Zulus eat the petioles and flower stalks raw. The petioles have a bitter taste unless the fibrous vascular bundles and the outer covering are removed.
An aqueous decoction of Gunnera perpensa rhizome exhibited direct activity on isolated rat uterine smooth muscle but not on that of the ileum. Response to oxytocin-induced uterine contractions were potentiated by the extract. Abortifacient activity has been reported, but details are not available.
Water, hexane and 100% ethanol extracts of dried root, assessed for in vitro antibacterial activity against Staphylococus aureus, Klebsiella pneumoniae, Bacillus subtilis and Escherichia coli, were found to be inactive in the concentrations used.
Kaido, T.L., Veale, D.J.H., Havlik, I. and Rama, D.B.K. (1997). Preliminary screening of plants used in South Africa as traditional herbal remedies during pregnancy and labour. Journal of Ethnopharmacology 55: 185-191.
Jonathan, L.T. (1995). Traditional versus modern medicine: the case for a collaborative approach to primary health care. Journal of Research: Ethnomedicine in Africa: 9-18.
Roma, Lesotho. 5 Mc Gaw, L.J., Jager, A.K. and van Staden, J. (2000). Antibacterial, anthelmintic and antiamoebic
activity of South African medicinal plants. Journal of Ethnopharmacology 72(1/2): 247-263.
woensdag, januari 20, 2016
woensdag, januari 13, 2016
Ter lering en ter vermaak
De jaarwisseling is voor mij ook het moment om vreemde teksten te ontdekken. Spannend reizen door eeuwen kruidentijd. Zo vind ik in het maandblad uitgegeven door de Vereeniging tegen de kwakzalverij onder redactie van H. Van Gelder, januari 1914, een aanklacht tegen een herborist-kwakzalver.
Citaat dus: Een der oudste leden onzer Vereeniging zond mij dezer dagen een advertentie uit een Rotterdamsch blad, waarbij zekere M. De Reeder, Bergweg 162 te Rotterdam, zich noemende „herbarist", de lezers meedeelde, dat voor alle ziekten kruiden zijn gewassen — indien men ze maar weet. „Indien alle middelen faalden", zoo betoogde hij in die advertentie, „dan moest men zich tot hém wenden om gratis inlichtingen." Het geval interesseerde ons en wij togen naar Rotterdam om met dezen „herbarist" kennis te maken. We moesten in een winkel van verbandartikelen enz., waarin hoopen pakjes kruiden opgestapeld lagen, eenigen tijd wachten, want Mijnheer had bezoek. Inderdaad kwam op een gegeven oogenblik een boertje uit een achterkamer te voorschijn die 1.50 neerlegde en een pakje kruiden zegevierend mee naar huis nam. Hij kreeg van den „herbarist" nog eenige goede wenken omtrent het gebruik mee en daarna was het oogenblik aangebroken waarop wij in zijn spreekkamer werden toegelaten.
Op tafel lagen eenige boeken en brochures, benevens een dik geneeskundig boek uit de oudheid, waarin onze „herbarist" af en toe ijverig bladerde. Er hing een mystiek, gedempt licht in het vertrek. Expresselijk eenigszins schuchter, vertelden wij met zachte stem persoonlijk absoluut geen geloof te hechten aan de gezegende kracht zijner kruiden, doch zijn advies te willen inwinnen op raad onzer familie, want „men kan toch nooit weten" had deze gezegd. (Dit was natuurlijk maar een „smoesje" om op gang te komen). Wij leden, aldus vertelden we verder, aan „psoriasis", de bekende hardnekkige huidziekte, die de mannen der officieele wetenschap niet kunnen genezen, doch die telkens weerkeert en waarvoor nog geen afdoende genezing is gevonden. Of hij altemet met'zijn kruiden die afdoende genezing kon bewerkstelligen ? „Slaat u uw oogen maar eens neer!" sprak ! onze herbarist, zóó, vlak Voorover. Aldus ge- ! schiedde en de groote man sprak de merkwaardige woorden : da's in orde ! — Wat is in orde ? — Ik zal u helpen. — Ja maar, afdoende helpen, zóó, dat de psoriasis nooit weerkeert. — Zeker. — Als dàt zoo is, zal ik mij finantieel niet onbetuigd laten, dat beloof ik u, maar ik zeg er direct bij, dat ik aan uw gezegde niet de minste waarde toeken. — Toch zal ik u beter maken als u maar | precies doet met de kruiden, die ik u geven zal, : wat ik zeg. Wij hebben voor alle kwalen — behalve carcinoom en tuberculose in vergevorderden staat, gezegende kruiden. Alle samenstellingen dezer kruiden hebben wij in een boek | bijeengegaard; hier hebt u het ; Daar zijn kruiden bij, die veel meer kosten dan / 1.50, maar dat komt er bij ons niet op aan, want wij willen niet in de eerste plaats geld verdienen, doch menschen genezen en een aantal attesten vergaren.
— U is dus filantroop en veracht het aardsche slijk ? — Wij hebben, ik zeg 't nogmaals, niet direct geld noodig, Wij werken met een kapitaal van niet minder dan vier miljoen, dus het komt er niet zoo erg op aan. Onze bedoeling is hier in Nederland een afdeeling te stichten van de Deutsche „Verein für Pflanzenheilkunde", waarvan u deze brochure mee kunt nemen. — Dank u, maar ik ben een ongeloovige Thomas, ik gelóóf niet aan uw filantropische instellingen. — U meent, dat we kwakzalvers zijn? — Dat woord bezig ik niet, maar 't wil er bij mij niet in, dat u belangeloos optreedt. Ik zal gelóóven in de gezegende kracht uwer kruiden als u mij eenige menschen kunt opnoemen. — Wat zeg ik ? als u mij maar een mensch kunt opnoemen, die u gehéél van psoriasis hebt genezen. — Dat kan ik wel, want ik heb er verscheidene beter gemaakt met mijn kruiden. —. Ik behoef geen verscheiden namen, één is mij voldoende. Kunt u er mij één noemen 1 — Ja, iemand in Kampen. — Een oude of een jonge ? — Iemand van uw leeftijd ? — Dat treft. Hoe heet hij ? , — Ja, dàt zou ik u niet precies kunnen zeggen, wij hebben natuurlijk zijn naam in onze boeken genoteerd, doch deze boeken liggen op 't kantoor van onze fabriek te Schiedam. — Worden de kruiden daar gemaakt? — Ja. — Maar ik zal u den naam van den genezen patient schrijven, is dat goed ? — Best. Maar ik zeg u vooruit, dat ik dien genezen patient persoonlijk ga ondervragen. U kunt in Kampen wel dezen of genen vinden die u een dienst wil brengen en een attest .afgeeft. Aan attesten hecht ik niet de minste waarde, want daar heb ik heel treurige ondervindingen mee opgedaan. Ik zal dus dien door u genezen patient gaan ondervragen en als ik dàt gedaan heb, zal ik zijn dokter gaan opzoeken, die hem „opgegeven" had, het oogenblik dus waarop u met uw kruiden uw geneeswijze begonnen zijt. Is dat goed? — Zeker, ik vrees geen onderzoek.... in geen enkel opzicht (hakkelend) maar ik kan dien naam alleen geven, als de betrokken persoon er geen bezwaar tegen heeft. — Als hij werkelijk door u genezen is, zàl hij er geen bezwaar tegen hebben en mocht dit tóch zoo zijn, dan zal ik hem trachten te bewegen voor 't heil en in 't belang van alle psoriasislijders dat hij open kaart speelt. — Nou, ik zal u wel nader schrijven, daar kunt u op aan! De „herbarist" achtte het oogenblik gekomen ons onderhoud te eindigen, 't Gratis consult was afgeloopen. Ik kon gaan. Toen ik buiten was en te Rotterdam aan het oude lid onzer Vereeniging mijn wedervaren meedeelde, zei deze bijzonder benieuwd naar den afloop te zijn. Ik antwoordde niets nieuwsgierig te zijn, waarop hij mij aankeek als wilde hij vragen : hoe heb ik het nou met je? Neen amice ! ik ben in 't geheel niet nieuwsgierig, omdat ik vast overtuigd ben, dat ik den naam van dien genezen Kamper persoon nooit zal te hooren krijgen. Geloof me, ik ken mijn Pappenheimers !
* Enkele dagen later schreef onze „herbarist" mij, — hij had 25 jaren lang 't menschelijk lichaam en de kruiden bestudeerd ! ! ! —, dat hij tot zijn grooten spijt geen vrijheid vond mij den naam uit de boeken der Schiedamsche fabriek te melden, wijl de betrokken persoon hem om „discretie" had verzocht. Ik acht na bovenstaand getrouw relaas van mijn reis naar dezen Rotterdamschen „herbarist" elk commentaar overbodig en onze lezers zullen dit zeker wel beamen. C. N. G.
Citaat dus: Een der oudste leden onzer Vereeniging zond mij dezer dagen een advertentie uit een Rotterdamsch blad, waarbij zekere M. De Reeder, Bergweg 162 te Rotterdam, zich noemende „herbarist", de lezers meedeelde, dat voor alle ziekten kruiden zijn gewassen — indien men ze maar weet. „Indien alle middelen faalden", zoo betoogde hij in die advertentie, „dan moest men zich tot hém wenden om gratis inlichtingen." Het geval interesseerde ons en wij togen naar Rotterdam om met dezen „herbarist" kennis te maken. We moesten in een winkel van verbandartikelen enz., waarin hoopen pakjes kruiden opgestapeld lagen, eenigen tijd wachten, want Mijnheer had bezoek. Inderdaad kwam op een gegeven oogenblik een boertje uit een achterkamer te voorschijn die 1.50 neerlegde en een pakje kruiden zegevierend mee naar huis nam. Hij kreeg van den „herbarist" nog eenige goede wenken omtrent het gebruik mee en daarna was het oogenblik aangebroken waarop wij in zijn spreekkamer werden toegelaten.
Op tafel lagen eenige boeken en brochures, benevens een dik geneeskundig boek uit de oudheid, waarin onze „herbarist" af en toe ijverig bladerde. Er hing een mystiek, gedempt licht in het vertrek. Expresselijk eenigszins schuchter, vertelden wij met zachte stem persoonlijk absoluut geen geloof te hechten aan de gezegende kracht zijner kruiden, doch zijn advies te willen inwinnen op raad onzer familie, want „men kan toch nooit weten" had deze gezegd. (Dit was natuurlijk maar een „smoesje" om op gang te komen). Wij leden, aldus vertelden we verder, aan „psoriasis", de bekende hardnekkige huidziekte, die de mannen der officieele wetenschap niet kunnen genezen, doch die telkens weerkeert en waarvoor nog geen afdoende genezing is gevonden. Of hij altemet met'zijn kruiden die afdoende genezing kon bewerkstelligen ? „Slaat u uw oogen maar eens neer!" sprak ! onze herbarist, zóó, vlak Voorover. Aldus ge- ! schiedde en de groote man sprak de merkwaardige woorden : da's in orde ! — Wat is in orde ? — Ik zal u helpen. — Ja maar, afdoende helpen, zóó, dat de psoriasis nooit weerkeert. — Zeker. — Als dàt zoo is, zal ik mij finantieel niet onbetuigd laten, dat beloof ik u, maar ik zeg er direct bij, dat ik aan uw gezegde niet de minste waarde toeken. — Toch zal ik u beter maken als u maar | precies doet met de kruiden, die ik u geven zal, : wat ik zeg. Wij hebben voor alle kwalen — behalve carcinoom en tuberculose in vergevorderden staat, gezegende kruiden. Alle samenstellingen dezer kruiden hebben wij in een boek | bijeengegaard; hier hebt u het ; Daar zijn kruiden bij, die veel meer kosten dan / 1.50, maar dat komt er bij ons niet op aan, want wij willen niet in de eerste plaats geld verdienen, doch menschen genezen en een aantal attesten vergaren.
— U is dus filantroop en veracht het aardsche slijk ? — Wij hebben, ik zeg 't nogmaals, niet direct geld noodig, Wij werken met een kapitaal van niet minder dan vier miljoen, dus het komt er niet zoo erg op aan. Onze bedoeling is hier in Nederland een afdeeling te stichten van de Deutsche „Verein für Pflanzenheilkunde", waarvan u deze brochure mee kunt nemen. — Dank u, maar ik ben een ongeloovige Thomas, ik gelóóf niet aan uw filantropische instellingen. — U meent, dat we kwakzalvers zijn? — Dat woord bezig ik niet, maar 't wil er bij mij niet in, dat u belangeloos optreedt. Ik zal gelóóven in de gezegende kracht uwer kruiden als u mij eenige menschen kunt opnoemen. — Wat zeg ik ? als u mij maar een mensch kunt opnoemen, die u gehéél van psoriasis hebt genezen. — Dat kan ik wel, want ik heb er verscheidene beter gemaakt met mijn kruiden. —. Ik behoef geen verscheiden namen, één is mij voldoende. Kunt u er mij één noemen 1 — Ja, iemand in Kampen. — Een oude of een jonge ? — Iemand van uw leeftijd ? — Dat treft. Hoe heet hij ? , — Ja, dàt zou ik u niet precies kunnen zeggen, wij hebben natuurlijk zijn naam in onze boeken genoteerd, doch deze boeken liggen op 't kantoor van onze fabriek te Schiedam. — Worden de kruiden daar gemaakt? — Ja. — Maar ik zal u den naam van den genezen patient schrijven, is dat goed ? — Best. Maar ik zeg u vooruit, dat ik dien genezen patient persoonlijk ga ondervragen. U kunt in Kampen wel dezen of genen vinden die u een dienst wil brengen en een attest .afgeeft. Aan attesten hecht ik niet de minste waarde, want daar heb ik heel treurige ondervindingen mee opgedaan. Ik zal dus dien door u genezen patient gaan ondervragen en als ik dàt gedaan heb, zal ik zijn dokter gaan opzoeken, die hem „opgegeven" had, het oogenblik dus waarop u met uw kruiden uw geneeswijze begonnen zijt. Is dat goed? — Zeker, ik vrees geen onderzoek.... in geen enkel opzicht (hakkelend) maar ik kan dien naam alleen geven, als de betrokken persoon er geen bezwaar tegen heeft. — Als hij werkelijk door u genezen is, zàl hij er geen bezwaar tegen hebben en mocht dit tóch zoo zijn, dan zal ik hem trachten te bewegen voor 't heil en in 't belang van alle psoriasislijders dat hij open kaart speelt. — Nou, ik zal u wel nader schrijven, daar kunt u op aan! De „herbarist" achtte het oogenblik gekomen ons onderhoud te eindigen, 't Gratis consult was afgeloopen. Ik kon gaan. Toen ik buiten was en te Rotterdam aan het oude lid onzer Vereeniging mijn wedervaren meedeelde, zei deze bijzonder benieuwd naar den afloop te zijn. Ik antwoordde niets nieuwsgierig te zijn, waarop hij mij aankeek als wilde hij vragen : hoe heb ik het nou met je? Neen amice ! ik ben in 't geheel niet nieuwsgierig, omdat ik vast overtuigd ben, dat ik den naam van dien genezen Kamper persoon nooit zal te hooren krijgen. Geloof me, ik ken mijn Pappenheimers !
* Enkele dagen later schreef onze „herbarist" mij, — hij had 25 jaren lang 't menschelijk lichaam en de kruiden bestudeerd ! ! ! —, dat hij tot zijn grooten spijt geen vrijheid vond mij den naam uit de boeken der Schiedamsche fabriek te melden, wijl de betrokken persoon hem om „discretie" had verzocht. Ik acht na bovenstaand getrouw relaas van mijn reis naar dezen Rotterdamschen „herbarist" elk commentaar overbodig en onze lezers zullen dit zeker wel beamen. C. N. G.
vrijdag, januari 08, 2016
Over kemp, lijnzaad en moerbeiboom in de 18de eeuw
Kemp bij Dioscorides |
De Beunie schrijft oa over de moerbeiboom, de kemp en het lijnzaad.
«Hoe beklaegelyk is de onkunde der Gewassen? Onse Nederlantsché Provintien, onder eene gematighde loghtstreek gelegen, brengen met duysende verscheyde Gewassen voorts, ende nouwelyckx zyn de eygendommen en kragten van hondert bekent», zo schreef de Beunie en heeft bij de planten die voor de economie belangrijk waren vermeld waar zij gekweekt werden.
Zijn ondervinding heeft hem geleerd dat de Moerbezien-boom, Morus, in de Oostenrijksche Nederlanden niet alleen overal groeit maar ook tegen de strafste winters bestand is. Daarom geeft hij de raad aan de zij-reders om de eerlang beginnende tak van commercie tot een bloeiende staat te brengen door een beknopt boekje gratis te distribueren waarin de gehele behandeling van de zij-worm en de cultuur van de witte Moerbezien-boom beschreven staan.
Over Canabis (kemp) schrijft hij het volgende: «Het Saet ende de Olie van desen plant, is alleenelyk in de Medicyenen in 't gebruyk, en als een demulcens ende relaxans bekent: maer in de Economie is desen plant van de aldergrootste nuttigheyd, ende geeft geen klyn gewin aen de Provincie van Vlaenderen. Men maekt van den Bast ofte Schors, Gaeren, Lynwaet, Lenten, Touwen, Papier etc. Het Zaet, dient tot vermakinge van alle gevogelt. De Olie word van de Seepsiers bemint, niet alleen om haere vettigheyd, maer om dat zy daer van de groene Seep sonder Indigo konnen beryden.
De tekst bij Linum (vlas) is hiermee te vergelijken: «Men moet dit Gewas houden voor den Grootsten segen van onse Oostenryksche Nederlanden, alsoo het selve aen hondert duysende menschen het brood geeft. Het Vlas-saet geeft overvloedige olie, de welke gebruykt wort om te branden, schilderen, vernissen te beryden ende seep te maeken». Eén van de medische toepassingen door de chirurgijns was het gebruik van gestampte of gemalen vlaszaad in pappen als zeer verzachtend,
pijnstillend en etter makend. Om het kalkflerecijn tot etter te brengen kan men
Labels:
Cannabis,
geschiedenis,
kemp,
lijnzaad,
Moerbei
Boek: Volksgeneeskunst
Over een niet zo oud boek uit mijn kruidenbibliotheek. Wel een boek van de vorige eeuw maar in het kader van eeuwen kruidengeneeskunde is dat toch heel recent. Een inventarisatie van oudere volksgeneeskundige gebruiken om ziektes te bestrijden. Volksgeneeskunst in Vlaanderen en Nederland van de ondertussen ook oude Dr. Paul Van Dijck.
Volksgeneeskunst bestaat al zolang er mensen zijn. Het is een integraal onderdeel van vrijwel elke samenleving. Door het overweldigend aantal nieuwe diagnostische en therapeutische mogelijkheden die zich aandienden in de 20ste eeuw heeft de officiële geneeskunde een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Vanaf het eind van de zestiger jaren is er echter een langzaam ontwakend besef dat er grenzen zijn aan de ontwikkeling van de geneeskunde. Men wordt nu bij het begin van de 21ste eeuw bewust van de lacunes in inzicht en kennis en men realiseert zich dat de grote vooruitgang van de officiële geneeskunde enerzijds veel zinnigs heeft opgeleverd, maar anderzijds aanleiding geeft tot nieuwe problemen. Voorbeeld zijn de schadelijke werking van geneesmiddelen en geneeskundig handelen.
Men zou verwachten dat door de snelle ontwikkeling van de officiële geneeskunde, de geneeskunst van het volk zou zijn verdwenen. Iedere gezondheidswerker weet echter dat volksgeneeskundige begrippen en volksgeneesmiddelen nog in ruime mate voorkomen. En dat er steeds meer alternatieve cursussen komen waar die oude gebruiken opnieuw onderwezen worden.
De tweede factor vormt de mening dat het belangrijk is te komen tot een deprofessionalisering van de gezondheidszorg. Minder accent leggen op de specialistische, technische geneeskunde en meer aandacht besteden aan het ontwikkelen van verantwoordelijkheid, kennis en inzicht omtrent ziekte en gezondheid bij de patiënt zelf.
De volksgeneeskunst is de oerbron van elke geneesmethode. De universitaire geneeskunde is in de loop der tijden steeds verder van deze oerbron afgeraakt, wat echter geenszins wil zeggen dat volksmiddeltjes en -methoden uit onze samenleving verdwenen zijn.
Het boek van Paul van Dijk beschrijft de verschillende aspecten van de volksgeneeskunst: de kenmerken ervan, haar geschiedenis, denkbeelden over ziekte en gezondheid, het volksgeloof....
Verder geeft het boek een overzicht van vrijwel alle huismiddelen die eind twingtigste eeuw nog in omloop waren. Bij elk middel wordt aangegeven hoe vaak het nog wordt toegepast, en of het middel al in vroeger eeuwen bekend was. Dit boek bevat ,'volksgeneeskunst' in de ware zin van het woord — duizenden recepten, gebruiken en ideeën werden namelijk na een oproep via de media, door kijkers, luisteraars en lezers van gezondheidsbladen, ingestuurd. Voor de illustraties werd geput uit een veelheid aan vooral historisch materiaal: schilderijen, houtsneden, kopergravures en tekeningen.
Een uitgebreid, wetenschappelijk, maar ook speels en humoristisch standaardwerk!
Een boek dat neutrale informatie wil geven over de vele huismiddeltjes voor allerlei kwalen door de eeuwen heen. Een boek vol met merkwaardige, absurde, curieuze maar soms ook verantwoorde middeltjes die de laatste jaren een wetenschappelijke onderbouwing gekregen hebben.
Een voorbeeld: aambeien (haemorrhoïdes)
- aardappel in de broekzak meedragen
- zure appels in een doekje op de aambeien leggen
- een koud zitbad nemen of koude afwassingen van de anus
- compres met brandnetels op de aambeien aanbrengen
- thee drinken van brandnetels
- thee drinken van duizendblad (werkzaam)
- heliotroop (edelsteen) op het lichaam dragen
- smeersel van eierdooier met slaolie op de aambeien aanbrengen
- een paar maal per dag de aambeien bestrijken met een aftreksel van de gedroogde bast van een eikenboom (werkzaam?)
- de knolletjes van helmkruid goed wassen, in stukjes snijden en in één liter water of melk koken tot het is ingedampt tot een halve liter. Het geheel zeven en een ons keukenstroop toevoegen. Even weer opkoken, daarna laten afkoelen. Het drankje in drie keren opdrinken (werkzaam?)
- huislook op de aambeien leggen
- zitbad met kamille of kamillethee drinken
- een paardenkastanje in de zak dragen (werkzaam)
dinsdag, december 29, 2015
Hildegard en entheogenen
De donkere dagen na kerst zijn zowiezo het moment om planten wat anders, wat fantastischer te bekijken. Om bijvoorbeeld de mogelijke relatie tussen religie en rituele planten te bestuderen. Al eerder werd door verschillende schrijvers een verband gelegd tussen het ontstaan van religies en en het gebruik van hallucinogenen, Vandaar ook de naam van entheogenen (de god in onzelf) in gebruik voor planten zoals doornappel, bilzenkruid, alruin... en paddenstoelen zoals de vliegenzwam. Ook de Heilige Hildegard Von Bingen en haar visioenen wordt in verband gebracht met het gebruik van hallucinogenen. Aanwijzingen voor het gebruik van entheogenen door Hildegard vinden we ook in het boek ‘De geheimen van Hildegard von Bingen’van Gerrit Jan Keizer,
Keizer als mycoloog, kreeg interesse in Hildegard toen hij de miniatuur ‘Die Seele und ihr Zelt’ van Hildegard von Bingen onder ogen kreeg. In die miniatuur is aan de linkerkant een diabolische figuur te zien die een bruine paddenstoel in een schaal met kazen verstopt. De Duitse kunsthistorica Claudia Müller-Ebeling interpreteerde dit als een bewijs van mycofobie, angst voor het aanraken of consumeren van (giftige) paddenstoelen en zwammen. Deze angst zou volgens haar in Duitsland opkomen in de tijd van Hildegard. Alle overige symbolen in de miniatuur verwijzen echter naar het ceremonieel gebruik en de verering van de vliegenzwam. Toen Keizer er vervolgens op werd gewezen dat de miniatuur ‘Das Weltall’ overduidelijk een yoni oftewel (orgastische) vagina weergeeft, besloot hij het leven en de werken van Hildegard aan een nader onderzoek te onderwerpen.
De resultaten van zijn onderzoek zijn verwerkt in zijn boek 'De geheimen van Hildegard von Bingen' en het hoofdstuk 'Hildegard of Bingen. Unveiling the Secrets of a Medieval High Priestess and Visionary' in 'Entheogens and the Development of Culture. The Anthropology and Neurobiology of Ecstatic Experience' van John A. Rush (North Atlantic Books, 2013).
Keizer vond een aantal aanwijzingen voor Hildegards gebruik van paddenstoelen die psychoactieve stoffen bevatten, zoals de vliegenzwam en planten zoals de doornappel, de alruin en het bilzenkruid. Volgens Keizer valt dit bijvoorbeeld op te maken uit de beschrijvingen van haar openbaringen op tweeënveertigjarige en zestigjarige leeftijd en het karakter en de inhoud van haar visuele en auditieve hallucinaties. Volmar, haar secretaris en ervaringsdeskundige is getuige van de eerste ‘openbaring’. Dit wijst erop dat de hallucinatie niet spontaan optreedt, maar dat er sprake is van een geleide, danwel door Volmar geïnitieerde en begeleide ervaring, die na oraal gebruik van mogelijk de vliegenzwam tot stand kwam. Het neerdalen van de ‘vlammen’ oftewel van de Heilige Geest vanuit het plafond is ook een aanwijzing voor het binnenskamers gebruiken van entheogenen.
Zowel Volmar als Richardis zijn aanwezig bij de eerste ‘Schau’ van de laatste tien visioenen, wat opnieuw wijst op het niet spontaan, maar op afroep en onder invloed van entheogenen ervaren van een ‘visioen’. Richardis ‘knipoogt’, terwijl zij getuige is van het ‘visioen’. Dit geeft aan, volgens Keizer, dat er sprake is van ‘inner vision’ en/of een gedeeld geheim, danwel van ‘een oogje dichtknijpen’ voor het door Hildegard gepleegde bedrog. Opvallend hierbij is dat dit keer de uitstorting van de Heilige Geest plaatsvindt vanuit een venster met geopende luiken in een boven haar cel zwevende wolk.
In verschillende miniaturen worden de ‘rivieren van ‘levend’ water’ weergegeven, oftewel het hergebruik van muscimol bevattende urine en de met de fontein des levens geassocieerde ouroboros, het symbool van de cirkel van het leven.
Verder zijn in vele miniaturen psychoactieve planten en paddenstoelen door symbolen en kleuren weergegeven. In ‘Das Weltall’ bijvoorbeeld is een orgastische yoni te zien - het gevolg van het aanbrengen van klompjes witte bolletjes met vurige rode tongetjes tussen de grote en kleine schaamlippen. In ‘Das Ende der Zeiten’ verschijnt een diabolisch monster in de schaamstreek van Hildegard als de gekroonde Heilige Maagd, hetgeen mogelijk het gebruik van heksenzalf impliceert. In de rand van de miniatuur is bilzenkruid afgebeeld.
In ‘Physica’ schrijft Hildegard over de gedeeltelijk zelf ervaren effecten van entheogene planten, waaruit kan worden opgemaakt dat ze bekend en vertrouwd was met het gebruik van geestverruimende middelen. En uit de vele ontmoetingen met koningen, keizers, edelen en hoge geestelijken, waaronder de privéconsultatie van Barbarossa in zijn keizerlijk paleis, kunnen aanwijzingen voor haar dealerschap of het optreden als ‘pigmentarius’ voor de elite worden afgeleid.
Fantasie of werkelijkheid? Wie zal het ons echt zeggen?
Entheogenen en religie
Keizer als mycoloog, kreeg interesse in Hildegard toen hij de miniatuur ‘Die Seele und ihr Zelt’ van Hildegard von Bingen onder ogen kreeg. In die miniatuur is aan de linkerkant een diabolische figuur te zien die een bruine paddenstoel in een schaal met kazen verstopt. De Duitse kunsthistorica Claudia Müller-Ebeling interpreteerde dit als een bewijs van mycofobie, angst voor het aanraken of consumeren van (giftige) paddenstoelen en zwammen. Deze angst zou volgens haar in Duitsland opkomen in de tijd van Hildegard. Alle overige symbolen in de miniatuur verwijzen echter naar het ceremonieel gebruik en de verering van de vliegenzwam. Toen Keizer er vervolgens op werd gewezen dat de miniatuur ‘Das Weltall’ overduidelijk een yoni oftewel (orgastische) vagina weergeeft, besloot hij het leven en de werken van Hildegard aan een nader onderzoek te onderwerpen.
De resultaten van zijn onderzoek zijn verwerkt in zijn boek 'De geheimen van Hildegard von Bingen' en het hoofdstuk 'Hildegard of Bingen. Unveiling the Secrets of a Medieval High Priestess and Visionary' in 'Entheogens and the Development of Culture. The Anthropology and Neurobiology of Ecstatic Experience' van John A. Rush (North Atlantic Books, 2013).
Keizer vond een aantal aanwijzingen voor Hildegards gebruik van paddenstoelen die psychoactieve stoffen bevatten, zoals de vliegenzwam en planten zoals de doornappel, de alruin en het bilzenkruid. Volgens Keizer valt dit bijvoorbeeld op te maken uit de beschrijvingen van haar openbaringen op tweeënveertigjarige en zestigjarige leeftijd en het karakter en de inhoud van haar visuele en auditieve hallucinaties. Volmar, haar secretaris en ervaringsdeskundige is getuige van de eerste ‘openbaring’. Dit wijst erop dat de hallucinatie niet spontaan optreedt, maar dat er sprake is van een geleide, danwel door Volmar geïnitieerde en begeleide ervaring, die na oraal gebruik van mogelijk de vliegenzwam tot stand kwam. Het neerdalen van de ‘vlammen’ oftewel van de Heilige Geest vanuit het plafond is ook een aanwijzing voor het binnenskamers gebruiken van entheogenen.
Zowel Volmar als Richardis zijn aanwezig bij de eerste ‘Schau’ van de laatste tien visioenen, wat opnieuw wijst op het niet spontaan, maar op afroep en onder invloed van entheogenen ervaren van een ‘visioen’. Richardis ‘knipoogt’, terwijl zij getuige is van het ‘visioen’. Dit geeft aan, volgens Keizer, dat er sprake is van ‘inner vision’ en/of een gedeeld geheim, danwel van ‘een oogje dichtknijpen’ voor het door Hildegard gepleegde bedrog. Opvallend hierbij is dat dit keer de uitstorting van de Heilige Geest plaatsvindt vanuit een venster met geopende luiken in een boven haar cel zwevende wolk.
Bilzenkruid in de Queyras |
Verder zijn in vele miniaturen psychoactieve planten en paddenstoelen door symbolen en kleuren weergegeven. In ‘Das Weltall’ bijvoorbeeld is een orgastische yoni te zien - het gevolg van het aanbrengen van klompjes witte bolletjes met vurige rode tongetjes tussen de grote en kleine schaamlippen. In ‘Das Ende der Zeiten’ verschijnt een diabolisch monster in de schaamstreek van Hildegard als de gekroonde Heilige Maagd, hetgeen mogelijk het gebruik van heksenzalf impliceert. In de rand van de miniatuur is bilzenkruid afgebeeld.
In ‘Physica’ schrijft Hildegard over de gedeeltelijk zelf ervaren effecten van entheogene planten, waaruit kan worden opgemaakt dat ze bekend en vertrouwd was met het gebruik van geestverruimende middelen. En uit de vele ontmoetingen met koningen, keizers, edelen en hoge geestelijken, waaronder de privéconsultatie van Barbarossa in zijn keizerlijk paleis, kunnen aanwijzingen voor haar dealerschap of het optreden als ‘pigmentarius’ voor de elite worden afgeleid.
Fantasie of werkelijkheid? Wie zal het ons echt zeggen?
Entheogenen en religie
- Gerben Hellinga en Hans Plomp - Uit je Bol
- Wasson, R. Gordon, Hofmann, Albert en Ruck, Carl A.P., The Road to Eleusis: Unveiling the Secret of the Mysteries. New York, 1978.
- Aldous Huxley, The Doors of Perception, diverse uitgaven sinds 1954/1956.
- Entheogens And The Future Of Religion. Edited by Robert Forte. San Francisco, 1997. (ISBN 1-889725-01-3)
- Schultes, Richard Evans & Hofmann, Albert, Plants Of The Gods – Their Sacred, Healing and Hallucinogenic Powers. Rochester/Luzern, 1992.
- Terence McKenna, Food of the Gods: The Search for the Original Tree of Knowledge – A Radical History of Plants, Drugs and Human Evolution (1984/1992/1999)
- Ton Lemaire, Godenspijs of duivelsbrood - Op het spoor van de Vliegenzwam. Baarn, 1995.
zondag, december 27, 2015
Driekantig look in december
Gefotografeerd in onze tuin 23 december |
Edible Uses.
Bulb - raw or cooked. The rather small bulb is up to 20mm in diameter, it has a mild garlic flavour and can be used as a flavouring in salads and cooked foods. It is harvested in early summer when the plant has died down and will store for at least 6 months. Leaves - raw or cooked. A leek substitute. The leaves are available from late autumn until the spring, they are nice in salads when they are young, or cooked as a vegetable or flavouring as they get older. The leaves have a milder and more delicate flavour than onions. Flowers - raw. Juicy with a mild garlic flavour, they make a tasty and decorative garnish on salads.
Botanisch
Driekantig look groeit gemakkelijk, is zelfs woekerend, kan zonnige tot beschaduwde, vochtige, goed gedraineerde, voedselrijke zand- en leemgrond verdragen. Ze groeit in graslanden, in bossen en op kapvlakten, in bosjes en onder heggen, langs rivieroevers en in bermen, ook op ruderale plaatsen. Op veel plaatsen dus. De plant stamt oorspronkelijk uit het westelijke Middellandse Zeegebied. In Nederland wordt de soort als stinzenplant gebruikt in parkbossen en langs stromend water. Driekantig look is goed herkenbaar aan de scherp driekantige stengels en bloemstelen. De 2 tot 5 bladeren zijn vlak, de bloeischede is korter dan de bloeiwijze en de meeldraden zijn ongedeeld en steken niet boven de bloemen uit. De losse bloeiwijze draagt geen broedbolletjes en bestaat dus uitsluitend uit bloemen die tenslotte overhangen, zuiver wit zijn en een groene middennerf hebben. Naast vegetatieve vermeerdering worden er ook zwarte, langwerpig ronde zaden gevormd. Deze zijn ook nog voorzien van een oliehoudend mierenbroodje.
Inhoudsstoffen: kaempferolglycosides
En er zitten blijkbaar ook wat geneeskrachtige stoffen in deze driekantige look. Al had ik ook niks anders verwacht. Vooral zeepstoffen en flavanoïden. J Nat Prod. 2003 Nov;66(11):1405-11.Saponins and flavonoids of Allium triquetrum. Corea G1, Fattorusso E, Lanzotti V.
A phytochemical investigation of the flowers and bulbs of Allium triquetrum has been undertaken, leading to the isolation of five new furostanol saponins, triquetrosides A1/A2 (1a/1b), B (3), and C1/C2 (4a/4b), from the flowers, along with ascalonisides A1/A2 (6a/6b). The 22-O-methyl derivatives of triquetrosides A1/A2 (2a and 2b) and C1/C2 (5a and 5b) were also isolated, but they are considered extraction artifacts. Large amounts of seven kaempferol glycosides, of which one (7) has a new structure, were also isolated from both flowers and bulbs.
http://kruidwis.blogspot.fr/2014/03/driekantig-look-bij-presquile-de-crozon.html
Over kaempferol: http://personal.us.es/mlopezlazaro/2011.%20MRMC.%20Kaempferol.pdf
vrijdag, december 25, 2015
Kerst in Locronan
Om origineel te zijn, gaan we op kerstdag toch maar eens naar een kerstmarkt in Bretagne. Locronan is zonder de kerstmarkt ook de moeite waard. Misschien wel de mooiste gemeente van het Bretoense binnenland.
De naam van de plaats verwijst naar de heilige Saint-Ronan, die hier rond 500 hier moet gepredikt hebben. Hij is één van de populaire heiligen van Bretagne, die een tijdlang in de buurt als kluizenaar geleefd heeft en naar men zegt, begraven is op de plaats, waar tegenwoordig de gelijknamige kerk staat. Ter ere van deze heilige vindt ieder jaar op de tweede zondag van juli een groot "Pardon" plaats, die de Petite Troménie wordt genoemd. Om de zes jaar, de volgende in 2019, daarna in 2025, wordt de Petite Troménie een Grande Troménie, met een processie van 12 km rond de Montagne de Locronan. De processie begint en eindigt op de Grand Place te Locronan. Daar staan granieten huizen uit de renaissanceperiode, uit de 16e en 17e eeuw, rijkdom die het stadje aan de productie van zeildoek te danken heeft. Aan dit plein staan naast elkaar de kerk uit de 15e eeuw en de Chapelle du Pénity uit 1504 tot 1515. In de kerk zijn de kansel en de gebrandschilderde glasramen, uit de 15e eeuw, de moeite waard om te zien. In de kapel zijn een zeer opmerkelijke graflegging uit de 16e-eeuw en het grafteken van de heilige Ronan te zien.
Wij wandelen, zoals dat hoort, langs kraampjes met houtsnijwerk, glas geblazen sieraden, gluhwijn en ambachtelijk gepofte kastanjes. Bezoeken een bijzondere boekhandel, waarvan vooral de historische locatie tot de verbeelding spreekt. Eten dan.... een crêpe, drinken een kopje koffie en een typische bolée de cidre.... en kunnen dan in den donkere, in de regen over weinig verlichte wegen terug naar huis.
Wintervoedsel: Douglasspar en andere naalden
Ook in de winter, zeker in onze nieuwe, zachtere winters is er wel wat voedsel te oogsten in de natuur. Hoog in de dennenbomen vinden we aromatische naalden en bladknoppen, vooral de naalden van de Douglasspar zijn een lekkernij. Als thee, als aroma in honing of suiker maar vooral als likeur zijn deze 'blaadjes' met hun appelsienachtig aroma goed te eten of te drinken. Zie receptuur in
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
Pseudotsuga menziesii (Mirb.) Franco. Deze naaldboom is genoemd naar Archibald Menzies (1754
- 1842) een Schot, die tuinman was in de botanische tuin van Edinburgh en als doktersassistent de wereldreis van de Vancouver meemaakte. De Douglasspar behoort samen met de Abies - Zilverspar en de Pinus - Den tot de familie van de Pinaceae en de klasse van de Coniferaceae - de kegeldragende Naalbomen.
De Douglas is nog al eens van naam veranderd: Pinus taxifolia en Pinus douglasii zijn nu ongeldige namen, aan deze laatste ontleent hij zijn Nederlandse naam Douglasspar. Het is een brede piramidale boom met vrijwel kale twijgen en spitse, bruinrode knoppen. De hangende korte kegels (5 tot 10 cm) zien er sympathiek slordig uit, door hun losstaande schubben met ver naar buitenstaande dekschubben. De naalden hebben een fijne aromatische geur die volgens sommigen naar appels ruiken en volgens anderen naar appelsien. Het hangt er van af hoe lang je kop in een zak met naalden steekt.
De Indianen noemden deze boom sacoo-paps: grote boom. Die gebruiken de boom ook om er visharpoenen van te maken terwijl uit de deelbare wortels manden gefabriceerd werden. De vreemde wortels heb ik wel eens gevonden.
De verse naalden die in heet water gedaan worden geven een goede thee met veel vitamine C. De takken kunnen als kerstversiering gebruikt worden omdat de naalden minder snel afvallen dan van de gewone kerstboom.
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/41149-douglasspar-in-geur.html
Ander nu te eten wild bladvoedsel in mijn tuin: wilde veldsla, kleine veldkers, brandnetel, vogelmuur, jong kleefkruid, verwilderde peterselie. jong bereklauwblad en de groene zaden, jong blad van speenkruid, zevenblad en ik vergeet er nog wat. Misschien niet direct kerstvoedsel maar als vulling voor kalkoen is het wel te gebruiken. Al hoeven de kalkoenen voor mij niet bang te zijn.
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
Bij de Douglasspar |
- 1842) een Schot, die tuinman was in de botanische tuin van Edinburgh en als doktersassistent de wereldreis van de Vancouver meemaakte. De Douglasspar behoort samen met de Abies - Zilverspar en de Pinus - Den tot de familie van de Pinaceae en de klasse van de Coniferaceae - de kegeldragende Naalbomen.
De Douglas is nog al eens van naam veranderd: Pinus taxifolia en Pinus douglasii zijn nu ongeldige namen, aan deze laatste ontleent hij zijn Nederlandse naam Douglasspar. Het is een brede piramidale boom met vrijwel kale twijgen en spitse, bruinrode knoppen. De hangende korte kegels (5 tot 10 cm) zien er sympathiek slordig uit, door hun losstaande schubben met ver naar buitenstaande dekschubben. De naalden hebben een fijne aromatische geur die volgens sommigen naar appels ruiken en volgens anderen naar appelsien. Het hangt er van af hoe lang je kop in een zak met naalden steekt.
De Indianen noemden deze boom sacoo-paps: grote boom. Die gebruiken de boom ook om er visharpoenen van te maken terwijl uit de deelbare wortels manden gefabriceerd werden. De vreemde wortels heb ik wel eens gevonden.
De verse naalden die in heet water gedaan worden geven een goede thee met veel vitamine C. De takken kunnen als kerstversiering gebruikt worden omdat de naalden minder snel afvallen dan van de gewone kerstboom.
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/41149-douglasspar-in-geur.html
Ander nu te eten wild bladvoedsel in mijn tuin: wilde veldsla, kleine veldkers, brandnetel, vogelmuur, jong kleefkruid, verwilderde peterselie. jong bereklauwblad en de groene zaden, jong blad van speenkruid, zevenblad en ik vergeet er nog wat. Misschien niet direct kerstvoedsel maar als vulling voor kalkoen is het wel te gebruiken. Al hoeven de kalkoenen voor mij niet bang te zijn.
donderdag, december 24, 2015
Winterse schoonheid
Gedroogde, half vergane plantenresten zijn in de winter voor een herborist niet alleen een rationeel determineerkenmerk maar ook een spiritueel moment van kwetsbare schoonheid. Op de foto de lege zaaddozen van de saffloerplant Carthamus tinctorius. Zijn wetenschappelijke naam stamt mogelijk van het Arabische kurthum. Verven is in het Hebreeuws kartami. In India heet hij kusumba, en onder die naam kennen ook de Indonesiër hem.
Platearius schreef?: 'De Turken telen Carthamus ook veel en niet alleen om de reuk van de bloemen die hun zeer behaagt, maar ook om bij hun tuiltjes te doen omdat hun de zaadbol er van zo goed bevalt die voorwaar zo wonderlijk is om te zien dat hij met kunst gemaakt en niet zo als men hem ziet gegroeid schijnt te wezen'.
En ook magische handelingen met planten waren in het verleden nooit ver weg. Platearius: 'De gestampte bloemen die met azijn zijn gemengd zijn is goed om op schorpioenensteken te leggen. Sommige denken dat als iemand in zijn hand de wortel van de saffloer heeft en dan door een schorpioen wordt gestoken dat hij die pijn dan niet zal voelen, maar werpt hij het weg, dan zal hij het voelen'.
Item, sla een ouwe haan met deze twijgen en terstond wordt die gedood en vallen zijn veren af, dan steek je in zijn buik saffloer, boomvaren, steentijm, anijs en kaneel en kook het tezamen in water, drink het, want samen is dit zeer goed tegen de voorgenoemde ziektes.
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/66817-saffloer-meer-dan-kleurstof.html
Over Platearius
Matthaeus Platearius est un médecin de l'école de médecine de Salerne, à qui est attribué la rédaction au XIIe siècle d'un manuscrit latin sur les plantes médicinales intitulé Liber de simplici medicina, ou Circa Instans, traduit par la suite en français sous le titre de « Livre des simples médecines ». C'est à la fois une liste alphabétique et un manuel de simples basés sur le Vulgaris de Dioscoride, qui décrit l'aspect, la préparation et les utilisations de divers remèdes. Largement acclamé, ce fut l'un des premiers herbiers médiévaux publiés grâce au procédé d'impression nouvellement créé en 1488. Le botaniste allemand, Ernst Meyer, le considérait à l'égal des ouvrages de Pline l'Ancien et de Dioscoride, tandis que George Sarton, historien des sciences américain, pensait que c'était une forme améliorée du De Materia Medica de Dioscoride.
Matthaeus et son frère, Johannes, étaient les fils d'une femme médecin de l'école de Salerne, mariée à Johannes Platearius I. On suppose qu'il s'agit de Trotula, qui est l'auteur de traités importants sur la gynécologie, dont « Les maladies des femmes ».
Met de woorden Circa Instans begint een farmaceutisch-medisch werk, dat wordt toegeschreven aan Platearius, en dat gedurende de middeleeuwen een zeer grote invloed heeft uitgeoefend. Over de auteur, Johannes of Mattheus Platearius, is slechts weinig met zekerheid bekend. Hij was een Salernitaans medicus (School van Salerno), die leefde rond het midden van de twaalfde eeuw. Zijn Latijns werk, het Liber de simplici medicina, meestal naar de beginwoorden Circa Instans geheten, is een van de drie boeken ‘die het medisch en farmaceutisch denken gedurende de middeleeuwen het sterkst heeft beheerst’, samen met de Grabadin van Pseudo-Mesues en het Antidotarium Nicolai.
Platearius schreef?: 'De Turken telen Carthamus ook veel en niet alleen om de reuk van de bloemen die hun zeer behaagt, maar ook om bij hun tuiltjes te doen omdat hun de zaadbol er van zo goed bevalt die voorwaar zo wonderlijk is om te zien dat hij met kunst gemaakt en niet zo als men hem ziet gegroeid schijnt te wezen'.
En ook magische handelingen met planten waren in het verleden nooit ver weg. Platearius: 'De gestampte bloemen die met azijn zijn gemengd zijn is goed om op schorpioenensteken te leggen. Sommige denken dat als iemand in zijn hand de wortel van de saffloer heeft en dan door een schorpioen wordt gestoken dat hij die pijn dan niet zal voelen, maar werpt hij het weg, dan zal hij het voelen'.
Item, sla een ouwe haan met deze twijgen en terstond wordt die gedood en vallen zijn veren af, dan steek je in zijn buik saffloer, boomvaren, steentijm, anijs en kaneel en kook het tezamen in water, drink het, want samen is dit zeer goed tegen de voorgenoemde ziektes.
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/66817-saffloer-meer-dan-kleurstof.html
Over Platearius
Matthaeus Platearius est un médecin de l'école de médecine de Salerne, à qui est attribué la rédaction au XIIe siècle d'un manuscrit latin sur les plantes médicinales intitulé Liber de simplici medicina, ou Circa Instans, traduit par la suite en français sous le titre de « Livre des simples médecines ». C'est à la fois une liste alphabétique et un manuel de simples basés sur le Vulgaris de Dioscoride, qui décrit l'aspect, la préparation et les utilisations de divers remèdes. Largement acclamé, ce fut l'un des premiers herbiers médiévaux publiés grâce au procédé d'impression nouvellement créé en 1488. Le botaniste allemand, Ernst Meyer, le considérait à l'égal des ouvrages de Pline l'Ancien et de Dioscoride, tandis que George Sarton, historien des sciences américain, pensait que c'était une forme améliorée du De Materia Medica de Dioscoride.
Matthaeus et son frère, Johannes, étaient les fils d'une femme médecin de l'école de Salerne, mariée à Johannes Platearius I. On suppose qu'il s'agit de Trotula, qui est l'auteur de traités importants sur la gynécologie, dont « Les maladies des femmes ».
Met de woorden Circa Instans begint een farmaceutisch-medisch werk, dat wordt toegeschreven aan Platearius, en dat gedurende de middeleeuwen een zeer grote invloed heeft uitgeoefend. Over de auteur, Johannes of Mattheus Platearius, is slechts weinig met zekerheid bekend. Hij was een Salernitaans medicus (School van Salerno), die leefde rond het midden van de twaalfde eeuw. Zijn Latijns werk, het Liber de simplici medicina, meestal naar de beginwoorden Circa Instans geheten, is een van de drie boeken ‘die het medisch en farmaceutisch denken gedurende de middeleeuwen het sterkst heeft beheerst’, samen met de Grabadin van Pseudo-Mesues en het Antidotarium Nicolai.
dinsdag, december 22, 2015
Geklist
Winterse resten van zomerse planten. Een forse plant met tientallen zaadbollen staat net niet in het water bij onze gezwollen rivier de Aulne. Grote klis of Arctium lappa. De klisbollen kunnen zelfs in december nog in het haar hechten. Zouden ze daarom altijd als goed voor het haar beschouwd zijn? In de klassieke fytotherapie wordt vooral de wortel, getrokken in olie, tegen 'het grijs worden' van het haar gebruikt.
In de oude literatuur oa bij Dodonaeus worden sporadisch ook wel de zaden geadviseerd. Dodonaeus: Het zaad is tot dezelfde dingen zo goed als de wortel en het wordt ook met suiker gekonfijt.....het is veel krachtiger in niergruis dan de wortel, ja breekt de steen zowel van de nieren als van de blaas en daarboven stopt het de rode afgang. Hetzelfde zaad gestampt en veertig dagen lang met goede wijn gedronken is zeer goed voor diegene die jicht hebben en is zeer nuttig voor diegene die van de steen gesneden zijn om te beletten dat die niet meer groeit'.
Arctium lappa semen (Niu Bang Zi) wordt het in de Chinese kruidengeneeskunde genoemd en Dr. Mao schrijft er dezelfde eigenschappen aan toe als aan de wortel: Arctium has long been known as an herb that detoxifies the blood and promotes urination. This herb is commonly used for cleansing, soothing and purifying the entire system. It has antibiotic properties and has been shown to reduce blood sugar levels in lab experiments. Arctium is also used to treat colds that are accompanied by fever, cough, and a red, swollen sore throat. Additionally, arctium is used for hot, itchy rashes and red swellings on the skin. Ointments or tinctures of arctium applied to the skin can be effective in alleviating psoriasis, eczema, acne, hemorrhoids, and chronic sores.
Het moment om toch eens van het zaad een tinctuur maken.
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/84800-grote-klis-geschiedenis-van-een-kruid.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/35962-in-de-naam-van-klis.html
maandag, december 21, 2015
Kortste dag, langste nacht
Kortste dag, langste nacht. Pont ar Gorret Bretagne. Het verlaten en vervallen heksenhuisje van onze buurvrouw.
Na het overlijden van de oude moeder komen kinderen en kleinkinderen het vervallen huisje leeg maken. Het oude leven wordt verbrand. De donkerste dag wordt verlicht met het vuur van de oude sofa. Alsof de oude moeder als een fenix uit de as verrijst.
Vanuit onze tuin kijk ik en de boommalva toe hoe alles eindig is.
Na het overlijden van de oude moeder komen kinderen en kleinkinderen het vervallen huisje leeg maken. Het oude leven wordt verbrand. De donkerste dag wordt verlicht met het vuur van de oude sofa. Alsof de oude moeder als een fenix uit de as verrijst.
Vanuit onze tuin kijk ik en de boommalva toe hoe alles eindig is.
December specerij-moment: gloeiend en geest-verruimend
Ook de klassieke geurbol, een appelsien vol gestoken met kruidnagel, is nog steeds bekend. In de moderne aromatherapie wordt de etherische olie als pijnstiller bij tandpijn gebruikt, als ontsmettend middel bij darmproblemen (gassen, ontsteking, diarree) en zeker ook bij bacteriële en virale infecties van de luchtwegen. Je kan de klassieke glühwijn met kruidnagel en kaneel gerust als een preventiemiddel beschouwen bij verkoudheid en griep. Dus een goedgemaakte glühwijn is in zekere zin een aangenaam en verwarmend medicijn. Een wijn die niet toevallig in de winter populair geworden is.
Nootmuskaat kent iedereen. Het is in de burgerlijke keuken een gewaardeerd specerij, maar wordt in minder burgelijke kringen als een alternatief hallucinogeen beschouwd. Les extremes se touche! Nootmuskaat bevat onder meer safrol-olie. Deze olie kan worden gebruikt als een van de grondstoffen voor de productie van XTC. Een nootje muskaat kan je een high gevoel geven. Je moet wel 2 tot 5 uur wachten voordat er effecten optreden. Sommige gebruikers krijgen het idee te zweven. Een enkele keer lijkt het alsof je geen ledematen meer hebt. Tijd en ruimte worden anders ervaren. De high neemt langzaam af, maar kan wel 1 tot 2 dagen aanhouden.
Al tijdens het gebruik kun je misselijk en duizelig worden en hartkloppingen krijgen. Gebruikers klagen over een gevoel van algehele malaise, hoofdpijn, duizeligheid, een droge mond en hartkloppingen. Bij overdosering is een psychose mogelijk.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/eugenia-cariophilla-kruidnagel
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/mmyristica-fragans-nootmuskaat
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/28949-kruidnagel-het-kippetongspecerij.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/57925-nootmuskaat-geschiedenis-van-een-specerij.html
donderdag, december 17, 2015
Over Dodonaeus en mijn herboristenopleiding
De kaft van het cursusboek van de Herboristen Opleiding 'Dodonaeus'. Voor mij een bijzondere tekening. Afbeelding van een jonge Dodoens, wel een vrije interpretatie, speciaal gemaakt om het cursusboek van de lessen kruidenleer te sieren. Nu 27 jaar geleden.
Dodonaeus, geboren en getogen.
Dodonaeus werd in 1517 te Mechelen geboren. Zijn eigenlijke naam was Rembert Doedesz of Dodoens Joenckema, zijn familie was van Friese afkomst. Op zijn 14de jaar was hij al medisch student aan de universiteit van Leuven. Na zijn studies reisde hij veel en studeerde ondertussen verder aan universiteiten in Frankrijk, Italië en Duitsland.
In 1548, hij was toen zowat 30 jaar, werd hij benoemd tot stadsarts in Mechelen. Enkele jaren later in 1554 publiceerde hij zijn bekende ‘Cruyde-boeck’, wat gedeeltelijk gebaseerd was op ‘De Historiae Stirpium’ van Fuchs, waar Dodoens eerder al een Nederlandse vertaling van gemaakt had.
Dodoens was ook bevriend met de bekende botanici Clusius en Lobelius. Zij gebruikten ook elkaars materiaal om hun boeken te schrijven. Er werd toen al even veel overgeschreven als nu, in ons digitale tijdperk.
Cruyde-Boeck.
In de inleiding van zijn‘Cruyde-boeck’ zegt Dodoens over de kruidenleer ‘ ghelyck vele edele scientien (wetenschappen) ende schoone konsten, lange tijt van de medicijns (de dokters) is cleyn geacht,...omdat sy meynden dat alsulcken kennisse haer niet en betaemde... Wat komt me dat bekend voor!
Dodoens probeerde de tot dan toe versmade gewassen, niet op alfabetische volgorde in te delen maar te groeperen naar hun uiterlijk. Dat ziet er voor ons soms vermakelijk uit, maar het was wel een eerste poging om familieverbanden in de plantenwereld te zoeken. Al is, ‘Een aantal planten zonder nader verband’ en ‘Bloemen bevallig aan het gezicht’ nog ver verwijderd van een botanisch of medisch indeling. Alhoewel de hoofdstukken ‘Van der Wortelen, Van der Corenen en Van der Boomen’ al wat op een flora-indeling beginnen te lijken.
Dodoens geeft ook nauwkeurige beschrijvingen van de planten, telt de meeldraden en spreekt over mannelijke en vrouwelijke planten. Een voorbeeld: Sint Jans cruyt heeft bruyn roode stelen/ met veel aenwassende zijde tacxkens verciert. Sijn bladeren zijn lanck en smal/ den bladeren van Wijnruyt niet seer onghelijck/ die als zy teghen den dach ghesien worden/ vol cleyne gaetkens schijnen al oft zy met naelden duersteken waeren.
Bijzonder vind ik ook de vermelding van de plantennamen in verschillende talen. Sint Jans cruyt wordt gheheeten in Griecx/ in Latijn ende in die Apoteke Hypericum/ ende van sommighen Perforata en Fuga daemonum. In Hoochduytsch S. Johans kraut en van sommighen Harthauw. In Neerduytsch S. Jans cruyt. In Franchois Millepertuys.
Bij de medische toepassing van de verschillende kruiden volgde hij voornamelijk de elementenleer, maar er zijn ook veel voorbeelden van signatuurleer te vinden. Al vond hij dat geneeskracht van planten aan het uiterlijk van de plant aflezen ‘'teghen alle reden.....ydel ja belachelijck’ is.
Vooral de beschrijving van ‘die Crachte’ spreekt mij erg aan, zij zijn kernachtig kort en toch bijna poëtisch weergegen. ‘Sint Jans cruyt met saet en bloemen ghesoden ende ghedroncken/ lost die urine/ ende doet water maken/ ende es seer goet teghen den steen in die blase/ het brenght den vrouwen huer natuerlijcke cranckheyt weder/ ende het stopt den loop des buycx.
Dodoens eindigt zijn boekwerk met een alfabetisch ‘Register van die Crachte ende Werckinghe der Cruyden’, dat klinkt als volgt: ‘Bijslapen lust maken’, Clapooren ghenesen, Dronckenschap beletten, Handen vol puysten doen comen, Hersenen goet maken, Kinderen doen pissen, Menschen dooden’ en ‘Rimpelen vergaen’.
Deze selectie is niet bedoeld om de zot te houden met een onvoorstelbaar wijs man als Dodoens. Het is eerder een bewondering en verwondering voor de mens en voor Dodonaeus in het bijzonder, die met verstand en gevoel ‘crachte ende werckinghe’ in de wereld brengen.
Dodoens hofarts en docent.
Dodoens werd in zijn leven ook niet gespaard van tegenslag. In 1572 overleed zijn vrouw en enkele maanden later werd Mechelen door de Spanjaarden geplunderd en gingen al zijn bezittingen verloren. Hij trok toen naar Oostenrijk, waar hij, 5 jaar lang, hofarts van keizer Maximiliaan II en keizer Rudolf II was.
In 1582 aanvaarde hij een leerstoel in de medicijnen te Leiden, waar hij, tot aan zijn dood 3 jaar later, bleef. In die Leidense periode verscheen bij Plantijn ook zijn ‘Stirpium Historiae Pemptades Sex’ zijn meesterwerk van ‘pemptades’, verhandelingen van 900 bladzijden, geïllustreerd met 1300 houtsneden.
Op zijn grafschrift in de Sint Pieterskerk te Leiden lezen we: Aan Rembert Dodoens uit Mechelen, van de keizers Maximilliaan II en Rudolf II de arts en raadsman: aan hem die inzake astronomie en geneeskrachtige kruiden door zijn kennis en geschriften beroemd geworden is, die thans als grijsaard bij de Leidense universiteit van de Betaafse staat als leraar in de medicijnen in zaligheid heengegaan is, in het jaar 1585 op de zesde dag van Maart, 68 jaar oud. Rembert Dodoens een zeer vrome zoon.
Dodonaeus, geboren en getogen.
Dodonaeus werd in 1517 te Mechelen geboren. Zijn eigenlijke naam was Rembert Doedesz of Dodoens Joenckema, zijn familie was van Friese afkomst. Op zijn 14de jaar was hij al medisch student aan de universiteit van Leuven. Na zijn studies reisde hij veel en studeerde ondertussen verder aan universiteiten in Frankrijk, Italië en Duitsland.
In 1548, hij was toen zowat 30 jaar, werd hij benoemd tot stadsarts in Mechelen. Enkele jaren later in 1554 publiceerde hij zijn bekende ‘Cruyde-boeck’, wat gedeeltelijk gebaseerd was op ‘De Historiae Stirpium’ van Fuchs, waar Dodoens eerder al een Nederlandse vertaling van gemaakt had.
Dodoens was ook bevriend met de bekende botanici Clusius en Lobelius. Zij gebruikten ook elkaars materiaal om hun boeken te schrijven. Er werd toen al even veel overgeschreven als nu, in ons digitale tijdperk.
Cruyde-Boeck.
In de inleiding van zijn‘Cruyde-boeck’ zegt Dodoens over de kruidenleer ‘ ghelyck vele edele scientien (wetenschappen) ende schoone konsten, lange tijt van de medicijns (de dokters) is cleyn geacht,...omdat sy meynden dat alsulcken kennisse haer niet en betaemde... Wat komt me dat bekend voor!
Dodoens probeerde de tot dan toe versmade gewassen, niet op alfabetische volgorde in te delen maar te groeperen naar hun uiterlijk. Dat ziet er voor ons soms vermakelijk uit, maar het was wel een eerste poging om familieverbanden in de plantenwereld te zoeken. Al is, ‘Een aantal planten zonder nader verband’ en ‘Bloemen bevallig aan het gezicht’ nog ver verwijderd van een botanisch of medisch indeling. Alhoewel de hoofdstukken ‘Van der Wortelen, Van der Corenen en Van der Boomen’ al wat op een flora-indeling beginnen te lijken.
Dodoens geeft ook nauwkeurige beschrijvingen van de planten, telt de meeldraden en spreekt over mannelijke en vrouwelijke planten. Een voorbeeld: Sint Jans cruyt heeft bruyn roode stelen/ met veel aenwassende zijde tacxkens verciert. Sijn bladeren zijn lanck en smal/ den bladeren van Wijnruyt niet seer onghelijck/ die als zy teghen den dach ghesien worden/ vol cleyne gaetkens schijnen al oft zy met naelden duersteken waeren.
Bijzonder vind ik ook de vermelding van de plantennamen in verschillende talen. Sint Jans cruyt wordt gheheeten in Griecx/ in Latijn ende in die Apoteke Hypericum/ ende van sommighen Perforata en Fuga daemonum. In Hoochduytsch S. Johans kraut en van sommighen Harthauw. In Neerduytsch S. Jans cruyt. In Franchois Millepertuys.
Bij de medische toepassing van de verschillende kruiden volgde hij voornamelijk de elementenleer, maar er zijn ook veel voorbeelden van signatuurleer te vinden. Al vond hij dat geneeskracht van planten aan het uiterlijk van de plant aflezen ‘'teghen alle reden.....ydel ja belachelijck’ is.
Vooral de beschrijving van ‘die Crachte’ spreekt mij erg aan, zij zijn kernachtig kort en toch bijna poëtisch weergegen. ‘Sint Jans cruyt met saet en bloemen ghesoden ende ghedroncken/ lost die urine/ ende doet water maken/ ende es seer goet teghen den steen in die blase/ het brenght den vrouwen huer natuerlijcke cranckheyt weder/ ende het stopt den loop des buycx.
Dodoens eindigt zijn boekwerk met een alfabetisch ‘Register van die Crachte ende Werckinghe der Cruyden’, dat klinkt als volgt: ‘Bijslapen lust maken’, Clapooren ghenesen, Dronckenschap beletten, Handen vol puysten doen comen, Hersenen goet maken, Kinderen doen pissen, Menschen dooden’ en ‘Rimpelen vergaen’.
Deze selectie is niet bedoeld om de zot te houden met een onvoorstelbaar wijs man als Dodoens. Het is eerder een bewondering en verwondering voor de mens en voor Dodonaeus in het bijzonder, die met verstand en gevoel ‘crachte ende werckinghe’ in de wereld brengen.
Dodoens hofarts en docent.
Dodoens werd in zijn leven ook niet gespaard van tegenslag. In 1572 overleed zijn vrouw en enkele maanden later werd Mechelen door de Spanjaarden geplunderd en gingen al zijn bezittingen verloren. Hij trok toen naar Oostenrijk, waar hij, 5 jaar lang, hofarts van keizer Maximiliaan II en keizer Rudolf II was.
In 1582 aanvaarde hij een leerstoel in de medicijnen te Leiden, waar hij, tot aan zijn dood 3 jaar later, bleef. In die Leidense periode verscheen bij Plantijn ook zijn ‘Stirpium Historiae Pemptades Sex’ zijn meesterwerk van ‘pemptades’, verhandelingen van 900 bladzijden, geïllustreerd met 1300 houtsneden.
Op zijn grafschrift in de Sint Pieterskerk te Leiden lezen we: Aan Rembert Dodoens uit Mechelen, van de keizers Maximilliaan II en Rudolf II de arts en raadsman: aan hem die inzake astronomie en geneeskrachtige kruiden door zijn kennis en geschriften beroemd geworden is, die thans als grijsaard bij de Leidense universiteit van de Betaafse staat als leraar in de medicijnen in zaligheid heengegaan is, in het jaar 1585 op de zesde dag van Maart, 68 jaar oud. Rembert Dodoens een zeer vrome zoon.
zondag, december 13, 2015
Weris gewandeld.
Onze traditionele winterwandeling in Weris. Deze keer zonder winters weer maar toch in December, het zachte weer zorgt ervoor dat we nog volop fris groen kunnen plukken voor een wilde soep. Blad van look zonder look, nieuwe blaadjes en steeltjes van kleefkruid, brandneteltoppen en ook zevenblad is nog proper te oogsten. We starten bij de kerk, wandelen langs een mooie notenboom en een imposante linde om dan achter het café-restaurant La Pierre lévéé de zandweg richting Oppagne in te wandelen. De maretakbollen in meidoorn en in de knoestige fruitbomen profileren het landschap. Maretak in meidoorn een kruidig verbond voor hart- en bloedvaten.
Bij de eerste huizen van Oppagne vinden we nog smeeuige smeerwortel en vogelmuur, ook die kunnen onze groene soep volumineus verrijken. Jazeker, ook een blad smeerwortel kan er, ondanks de aanwezige pyrrolizidines, gerust bij. Het hoogtepunt van de ochtendwandeling is natuurlijk de dolmen van Oppagne. Een bevreemdend bouwwerk in het landbouwlandschap van Oppagne. In de verte voorbij Weris kunnen we met enige moeite of is het met enige fantasie de witte menhir ontwaren. Dolmens en menhirs, stenen tekens, GPS en GSM uit een oude, lang vervlogen tijd.
Dolmen van Oppagne
De "dolmen van Oppagne" of hunebed van Oppagne werd op het einde van de 19de eeuw ontdekt. Op een mooie dag in het jaar 1888 besloot Félix, zoon van boer Antoine Lambert, het zijn vader wat gemakkelijker te maken door de grote stenen die op de akker lagen, eindelijk eens uit te graven en weg te slepen. Maar... Félix deed gelukkig niets zonder nadenken. Toen hij even pauzeerde en de uitgegraven stenen overschouwde, vroeg hij zich af of het hier misschien niet om een dolmen ging. Hij zag een opmerkelijke gelijkenis met de dolmen van Wéris, zo'n anderhalve kilometer verder en zo werd een nieuwe, oude dolmen ontdekt.
De rechthoekige kamer heeft als binnenafmetingen L 5 m x Br 1,00 - 1,80 m x H 0,7 - 0,9 m). De grafkamer wordt gevormd door vier draagstenen (o-s-t-u), drie dekstenen (p-q-r), een hoofdeindesteen (w) en een toegangssteen (m). In deze laatste is een rondboog uitgeklopt, de opening vormt een omgekeerde U. Hierlangs werden de overledenen de grafkamer ingebracht. Evenals bij de dolmen van Wéris heeft deze dolmen een kort, onoverdekt voorportaal (b-e + a-j). Achter de grafkamer ligt een groot blok puddingsteen (x). Deze steen ligt iets dieper dan de grafbodem en is gelijkend met steen G van de dolmen van Wéris. Waarom die er ligt en wat zijn betekenis is, blijft tot nu toe onbekend. De vele kleine stenen die zich op de site bevinden, werden als stopstenen gebruikt om de ruimte tussen de grote stenen op te vullen.
Dolmen van Oppagne
De "dolmen van Oppagne" of hunebed van Oppagne werd op het einde van de 19de eeuw ontdekt. Op een mooie dag in het jaar 1888 besloot Félix, zoon van boer Antoine Lambert, het zijn vader wat gemakkelijker te maken door de grote stenen die op de akker lagen, eindelijk eens uit te graven en weg te slepen. Maar... Félix deed gelukkig niets zonder nadenken. Toen hij even pauzeerde en de uitgegraven stenen overschouwde, vroeg hij zich af of het hier misschien niet om een dolmen ging. Hij zag een opmerkelijke gelijkenis met de dolmen van Wéris, zo'n anderhalve kilometer verder en zo werd een nieuwe, oude dolmen ontdekt.
De rechthoekige kamer heeft als binnenafmetingen L 5 m x Br 1,00 - 1,80 m x H 0,7 - 0,9 m). De grafkamer wordt gevormd door vier draagstenen (o-s-t-u), drie dekstenen (p-q-r), een hoofdeindesteen (w) en een toegangssteen (m). In deze laatste is een rondboog uitgeklopt, de opening vormt een omgekeerde U. Hierlangs werden de overledenen de grafkamer ingebracht. Evenals bij de dolmen van Wéris heeft deze dolmen een kort, onoverdekt voorportaal (b-e + a-j). Achter de grafkamer ligt een groot blok puddingsteen (x). Deze steen ligt iets dieper dan de grafbodem en is gelijkend met steen G van de dolmen van Wéris. Waarom die er ligt en wat zijn betekenis is, blijft tot nu toe onbekend. De vele kleine stenen die zich op de site bevinden, werden als stopstenen gebruikt om de ruimte tussen de grote stenen op te vullen.
zondag, november 22, 2015
Over Cyclamen als geneeskruid
De te warme natuur van november had speciaal voor mijn wandeling in Hoegaarden één winterdagje ingelast. We wandelen in de toontuinen van Hoegaarden, komen vooral voor de indrukwekkende kastanje en lindebomen maar ontdekken dan zomaar onder die reuzenbomen een bloeiend bescheiden bolgewasje, Cyclamen europaeum. Dus hier maar wat bijzondere herboristeninfo over dit Europees varkensbrood, Cyclamen europaeum L.
Deze, van oorsprong alpenplant, kan ook op zeeniveau goed gekweekt worden. Ze bloeit in September en wordt niet hoger dan 15 cm. De platte knollen zijn giftig door de aanwezige saponinen. Droogt men de knollen of kookt men ze langdurig, dan verdwijnt het gif en worden de knollen zelfs eetbaar. Wilde varkens eten ze graag, vandaar de naam „varkensbrood". De vissers van Sicilië en Calabrië gebruikten ze bij de visvangst als bedwelmingsmiddel. Volgens een Griekse sage kweekte Hécate, godin van aarde en onderwereld, deze planten. Het werd toen„Kuklaminos" genoemd. In de volksgeneeskunde werden de knollen gebruikt ter bezwering van boze geesten die de slaap verstoorden. Men plaatste dan potten met Cyclamen in de slaapkamer. Ook werd het gebruikt als geneesmiddel en als voorbehoedmiddel tegen slangenbeten. Dodonaeus 1554 zegt, dat „Wanneer een vrouwe, die van kinde swaer is, over de wortel van Verckensbroot quame te schrijden, oft te treden, sij terstont misvallen soude". Toen de Turken in Krain binnenvielen vluchtten de vrouwen en kinderen voor de ruwe benden over de Karawanken naar Karinthië. Doch zij werden achterhaald en allen vermoord .Waar het bloed der onschuldigen viel, ontstonden planten, wier bladeren aan de onderzijde bloedrood zijn.
Een gedicht van Adolf Kronfeld over de cyclamen
Und wunderbarl Ein Blümchen klar
Erhob sich aus jedem Tröpfchen
Des ungesühnt vergossnen Blute
Und senkte traumd sein Köpfchen,
Ein jedes Blatt Blutfarbe hatt',
Es weinten die rosigen Sterne.
Die Madchen und Frauen gehn in den Wald;
Die suchen und pfliicken es gerne.
Cyclamen europaeum L. wordt nog wel in neusprays bij sinusitis gebruikt
Beperkte klinische studies en epidemiologische gegevens blijken de werkzaamheid en veiligheid van C. europaeum extract bij de behandeling van rhino-sinusitis te bevestigen. De meeste gegevens zijn wel gebaseerd op resultaten bekomen met een specifiek extract. De toepassing van het extract kan worden verklaard door de activiteit van de saponinen.
Verschillende (beperkte) klinische studies werden uitgevoerd vnl. in het voormalige Oostblok. Deze, te samen met epidemiologische studies, zouden wijzen op de veiligheid en werkzaamheid van een gestandaardiseerd extract bij de behandeling van rhinosinusitis [1,2,3,4].
Een gerandomiseerde, dubbel blind, multicenter, placebo gecontroleerde studie uitgevoerd op 99 patiënten in Duitsland concludeerde: 'the analysis shows statistically significant differences between means of facial pain. Cure of endoscopic signs was higher in cyclamen (48,7%) than placebo (30,9%). Both patient satisfaction were in favor of cyclamen. No serious or unexpected adverse events were reported [5].
Een epidemiologische studie (Spanje) kwam tot gelijkaardige besluiten. In hetzelfde artikel wordt het gebruik van het C. europaeum extract naar voren geschoven zowel bij acute als chronische rhino-sinusitis (postoperatief) [6].
Een beperkte klinische studie uitgevoerd ivm toepassing bij otitis toonde eveneens een duidelijke werkzaamheid aan [7].
Farmacodynamiek
De werking zou te danken zijn aan de saponinen in de plant. Deze stoffen veroorzaken verhoogde permeabiliteit bij de zenuwuiteinden (irritatie) en activeren zo de nasale en paranasale mucosa. Als reflex (cholinergische basis) ontstaat een verhoogde secretie, drainage van de sinussen en verwijdering van de slijmen. Het bijkomende osmotische effect stimuleert de celsecretie en vermindert het oedeem in de nasale mucosa.
Referenties:
[1] Khechinashvili S. et al. 2003. Georgian Medical News 9 (102): 41-46.
[2] Kriukov A et al. 2007. Vestn. Otorinolaringol. 2: 33-37 (artikel in Russisch; enkel abstract beschikbaar in het Engels).
Conclusion: "topical administration of Cyclamen europaeum is effective in patients with mild-moderate acute rhinosinusitis or exudative-purulent chronic rhinosinusitis, and no significant differences were observed with respect to the efficacy obtained with conventional therapy."
[3] Mullol J.. 2008. Material of the 22nd Congress of European Rhinologic Society and 27nd International Symposium of Infection and Allergy of the Nose, June 15-19 Crete, Greece: 27-29.
[4] Pfaar O.. 2008. Material of the 22nd Congress of European Rhinologic Society and 27nd International Symposium of Infection and Allergy of the Nose, June 15-19 Crete, Greece: 33-35.
[5] Integretated Clinical and Statistical Report. December 31st 2008.www.clinicaltrials.gov, NCT 00552773.
[6] Mullol J.. 2009. Trends on Rhinosinusitis Diagnosis and Treatment. Otolaryngol. Pol. 63(7): 3-4.
[7] Khechinashvili S. et al.. 2010. A New Method of Conservative OME Treatment. Bulletin of the Georgian National Academy of Sciences 4(3): 132-136.
[8] Method for Obtaining an Isolated Extract of the Plant Cyclamen europaeum L. and Its Use as a Therapeutic Agent. United States Patent 7105189.
Deze, van oorsprong alpenplant, kan ook op zeeniveau goed gekweekt worden. Ze bloeit in September en wordt niet hoger dan 15 cm. De platte knollen zijn giftig door de aanwezige saponinen. Droogt men de knollen of kookt men ze langdurig, dan verdwijnt het gif en worden de knollen zelfs eetbaar. Wilde varkens eten ze graag, vandaar de naam „varkensbrood". De vissers van Sicilië en Calabrië gebruikten ze bij de visvangst als bedwelmingsmiddel. Volgens een Griekse sage kweekte Hécate, godin van aarde en onderwereld, deze planten. Het werd toen„Kuklaminos" genoemd. In de volksgeneeskunde werden de knollen gebruikt ter bezwering van boze geesten die de slaap verstoorden. Men plaatste dan potten met Cyclamen in de slaapkamer. Ook werd het gebruikt als geneesmiddel en als voorbehoedmiddel tegen slangenbeten. Dodonaeus 1554 zegt, dat „Wanneer een vrouwe, die van kinde swaer is, over de wortel van Verckensbroot quame te schrijden, oft te treden, sij terstont misvallen soude". Toen de Turken in Krain binnenvielen vluchtten de vrouwen en kinderen voor de ruwe benden over de Karawanken naar Karinthië. Doch zij werden achterhaald en allen vermoord .Waar het bloed der onschuldigen viel, ontstonden planten, wier bladeren aan de onderzijde bloedrood zijn.
Een gedicht van Adolf Kronfeld over de cyclamen
Und wunderbarl Ein Blümchen klar
Erhob sich aus jedem Tröpfchen
Des ungesühnt vergossnen Blute
Und senkte traumd sein Köpfchen,
Ein jedes Blatt Blutfarbe hatt',
Es weinten die rosigen Sterne.
Die Madchen und Frauen gehn in den Wald;
Die suchen und pfliicken es gerne.
Cyclamen europaeum L. wordt nog wel in neusprays bij sinusitis gebruikt
Beperkte klinische studies en epidemiologische gegevens blijken de werkzaamheid en veiligheid van C. europaeum extract bij de behandeling van rhino-sinusitis te bevestigen. De meeste gegevens zijn wel gebaseerd op resultaten bekomen met een specifiek extract. De toepassing van het extract kan worden verklaard door de activiteit van de saponinen.
Verschillende (beperkte) klinische studies werden uitgevoerd vnl. in het voormalige Oostblok. Deze, te samen met epidemiologische studies, zouden wijzen op de veiligheid en werkzaamheid van een gestandaardiseerd extract bij de behandeling van rhinosinusitis [1,2,3,4].
Een gerandomiseerde, dubbel blind, multicenter, placebo gecontroleerde studie uitgevoerd op 99 patiënten in Duitsland concludeerde: 'the analysis shows statistically significant differences between means of facial pain. Cure of endoscopic signs was higher in cyclamen (48,7%) than placebo (30,9%). Both patient satisfaction were in favor of cyclamen. No serious or unexpected adverse events were reported [5].
Een epidemiologische studie (Spanje) kwam tot gelijkaardige besluiten. In hetzelfde artikel wordt het gebruik van het C. europaeum extract naar voren geschoven zowel bij acute als chronische rhino-sinusitis (postoperatief) [6].
Een beperkte klinische studie uitgevoerd ivm toepassing bij otitis toonde eveneens een duidelijke werkzaamheid aan [7].
Farmacodynamiek
De werking zou te danken zijn aan de saponinen in de plant. Deze stoffen veroorzaken verhoogde permeabiliteit bij de zenuwuiteinden (irritatie) en activeren zo de nasale en paranasale mucosa. Als reflex (cholinergische basis) ontstaat een verhoogde secretie, drainage van de sinussen en verwijdering van de slijmen. Het bijkomende osmotische effect stimuleert de celsecretie en vermindert het oedeem in de nasale mucosa.
Referenties:
[1] Khechinashvili S. et al. 2003. Georgian Medical News 9 (102): 41-46.
[2] Kriukov A et al. 2007. Vestn. Otorinolaringol. 2: 33-37 (artikel in Russisch; enkel abstract beschikbaar in het Engels).
Conclusion: "topical administration of Cyclamen europaeum is effective in patients with mild-moderate acute rhinosinusitis or exudative-purulent chronic rhinosinusitis, and no significant differences were observed with respect to the efficacy obtained with conventional therapy."
[3] Mullol J.. 2008. Material of the 22nd Congress of European Rhinologic Society and 27nd International Symposium of Infection and Allergy of the Nose, June 15-19 Crete, Greece: 27-29.
[4] Pfaar O.. 2008. Material of the 22nd Congress of European Rhinologic Society and 27nd International Symposium of Infection and Allergy of the Nose, June 15-19 Crete, Greece: 33-35.
[5] Integretated Clinical and Statistical Report. December 31st 2008.www.clinicaltrials.gov, NCT 00552773.
[6] Mullol J.. 2009. Trends on Rhinosinusitis Diagnosis and Treatment. Otolaryngol. Pol. 63(7): 3-4.
[7] Khechinashvili S. et al.. 2010. A New Method of Conservative OME Treatment. Bulletin of the Georgian National Academy of Sciences 4(3): 132-136.
[8] Method for Obtaining an Isolated Extract of the Plant Cyclamen europaeum L. and Its Use as a Therapeutic Agent. United States Patent 7105189.
woensdag, oktober 28, 2015
zaterdag, oktober 24, 2015
Havikskruid bij Bonsoy
Al bij het begin van onze wandeling, nog in het domaine du Bonsoy, vinden we een groep bloeiende oranje havikskruiden. Niet zo direct een bekende geneeskrachtige plant maar wel redelijk zeldzaam. Dit plantengeslacht is wereldwijd verspreid, met vele soorten en ondersoorten. De grote variaties hebben we te danken aan de speciale manier waarop havikskruiden zich voort planten. De vrucht en het zaad ontwikkelen zich zonder dat bevruchting nodig is. Het blijkt, dat alhoewel stuifmeel rijkelijk op de stempel terecht kan komen, geen 'kieming' van de stuifmeelkorrel plaatsheeft, of, indien dit wèl het geval is, toch geen bevruchting volgt. Dit leidt tot zeer talrijke groepen Hieraciums, die wel op elkaar gelijken, maar in detail steeds verschillend blijven en die dus moeilijk te onderscheiden. Als je dan weet dat er nog zelfbestuiving (tussen de bloemen van één hoofdje) en bastaardering tussen soorten kan voorkomen, wordt het duidelijk hoe ingewikkeld en moeilijk de systematiek binnen de havikskruiden is
.
De wetenschappelijke naam Hieracium is vertaald als havikskruid. In de oudheid geloofde men dat haviken het gebruikten als oogdruppels om een bijzonder scherp gezicht te krijgen. Tot na de middeleeuwen volgde men dit goede voorbeeld en gebruikte men het sap in oogwater. Anderen menen dat het 'hierakion' zou heten, omdat het op hoge rotsen groeide, waar haviken huisden. Een andere al even twijfelachtige verklaring, vinden we in het uiterlijk van de bloemhoofdjes. De straalbloempjes, met hun getande, dwars afgesneden bloemkroonblad, liggen dakpansgewijs gerangschikt en het lijnenpatroon dat hierdoor ontstaat, herinnert aan de gestreepte tekening in de veren van een havik.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/hieracium-havikskruid
Hieracium aurantiacum (syn. Pilosella aurantiaca) est une plante vivace souvent stolonifère faisant partie de la famille des Composées (Astéracées). Connue sous le nom d'épervière orangée, cette plante toute simple, pousse dans les prairies et les zones rocailleuses subalpines des montagnes européennes. Elle est protégée en Alsace et en Auvergne.
Les racines traçantes s'étalent rapidement formant parfois des stolons qui assurent une multiplication et un investissement rapide des lieux, c'est pourquoi elle est utilisée au jardin en couvre-sol pour stabiliser une butte, couvrir un talus ou tout simplement une zone laissée en prairie naturelle. Les feuilles vert bleuté portées en rosettes, laissent émerger de leur centre une tige hérissée de poils noirs portant des bouquets de petites fleurs (0,5 à 2 cm de diamètre) orange lumineux.
Ce coloris éclatant accompagnera parfaitement des fleurs bleues ou mauves comme la campanule, la bourrache, l'agastache ou la vipérine pour former un ensemble champêtre qui attirera au passage les insectes pollinisateurs dans votre jardin !
Cette plante est aussi reconnue pour ses vertus médicinales : en tisanes, elle freine la production de mucosité et est donc préconisée pour les pathologies de l'appareil respiratoire. Elle constitue aussi un bon diurétique. En cataplasme, elle facilite la cicatrisation des blessures.
.
De wetenschappelijke naam Hieracium is vertaald als havikskruid. In de oudheid geloofde men dat haviken het gebruikten als oogdruppels om een bijzonder scherp gezicht te krijgen. Tot na de middeleeuwen volgde men dit goede voorbeeld en gebruikte men het sap in oogwater. Anderen menen dat het 'hierakion' zou heten, omdat het op hoge rotsen groeide, waar haviken huisden. Een andere al even twijfelachtige verklaring, vinden we in het uiterlijk van de bloemhoofdjes. De straalbloempjes, met hun getande, dwars afgesneden bloemkroonblad, liggen dakpansgewijs gerangschikt en het lijnenpatroon dat hierdoor ontstaat, herinnert aan de gestreepte tekening in de veren van een havik.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/hieracium-havikskruid
Hieracium aurantiacum (syn. Pilosella aurantiaca) est une plante vivace souvent stolonifère faisant partie de la famille des Composées (Astéracées). Connue sous le nom d'épervière orangée, cette plante toute simple, pousse dans les prairies et les zones rocailleuses subalpines des montagnes européennes. Elle est protégée en Alsace et en Auvergne.
Les racines traçantes s'étalent rapidement formant parfois des stolons qui assurent une multiplication et un investissement rapide des lieux, c'est pourquoi elle est utilisée au jardin en couvre-sol pour stabiliser une butte, couvrir un talus ou tout simplement une zone laissée en prairie naturelle. Les feuilles vert bleuté portées en rosettes, laissent émerger de leur centre une tige hérissée de poils noirs portant des bouquets de petites fleurs (0,5 à 2 cm de diamètre) orange lumineux.
Ce coloris éclatant accompagnera parfaitement des fleurs bleues ou mauves comme la campanule, la bourrache, l'agastache ou la vipérine pour former un ensemble champêtre qui attirera au passage les insectes pollinisateurs dans votre jardin !
Cette plante est aussi reconnue pour ses vertus médicinales : en tisanes, elle freine la production de mucosité et est donc préconisée pour les pathologies de l'appareil respiratoire. Elle constitue aussi un bon diurétique. En cataplasme, elle facilite la cicatrisation des blessures.
woensdag, oktober 14, 2015
Onderweg
Weg. Onderweg. Voor de verandering vertrokken met zon diep in de punt van Bretagne en steeds meer wolken en stortregens naar Normandië toe. Autoweg tot Caen is niet betalend, dan N-weg binnendoor naar Rouen. Ik begin het al wat te kennen en zelfs al vaste slaapplekken te krijgen. Nu Pont L’Eveque, een groot plein Place Foch bij de brandweer en een park, geen officiële camperplek toch staan er meestal welke enkele huisjes op wielen. Ook nu dus, wel wat verstopt, de grote indrukwekkende kerk is ook vlakbij en dus ook het geluid van de klokken.
Ik dwaal even, door de zoals gewoonlijk verlaten straten, en ook zoals gewoonlijk zijn er geen cafés meer open om 9 uur s avonds. Nog open zijn een hotel en een restaurant maar daar kan ik geen koffie drinken. Een hel verlichte winkel trekt mijn aandacht, wel een funeraire begrafenisondernemer, doodskisten en kitscherige grafschriften glinsteren mij tegen, alsof ik al in het hemels paradijs ben terecht gekomen. Als het er zo in het echt uit zou zien, dan blijf ik toch liever op dit aardse paradijs.
Terug in mijn eigen huisje zonder hemels internet, noteer ik dan maar offline mijn mijmeringen en om halftien lig ik al in mijn eigen zwevend bed.
Ik dwaal even, door de zoals gewoonlijk verlaten straten, en ook zoals gewoonlijk zijn er geen cafés meer open om 9 uur s avonds. Nog open zijn een hotel en een restaurant maar daar kan ik geen koffie drinken. Een hel verlichte winkel trekt mijn aandacht, wel een funeraire begrafenisondernemer, doodskisten en kitscherige grafschriften glinsteren mij tegen, alsof ik al in het hemels paradijs ben terecht gekomen. Als het er zo in het echt uit zou zien, dan blijf ik toch liever op dit aardse paradijs.
Terug in mijn eigen huisje zonder hemels internet, noteer ik dan maar offline mijn mijmeringen en om halftien lig ik al in mijn eigen zwevend bed.
donderdag, oktober 08, 2015
Terug naar Wallonië, lelijk en mooi.
Van Pont ar Gorret Bretagne naar Blaimont België. Ik nader België. Met de kat in de motorhome via Amiens, Valenciennes naar Maubeuge; Wat is het lelijk hier in Maubeuge, wanorde troef, grands surfaces, zigzag straten, wirwarhuizen en het grijze miezerige weer maakt alles nog lelijker. Ik probeer binnendoor, recht op recht van Maubeuge naar mijn woonplaats Blaimont te geraken. En dan als bij wonder wordt in al die Franse chaos met een grote groene wegwijzer Dinant aangeduid. DE weg naar Wallonië dus en naar Hastiere Blaimont. In Cousolre rijden we (de kat en ik) de grens over en wordt, tot mijn eigen stomme verbazing, alles mooier, de huizen opgeknapt, rechte gladde wegen, groener landschap en zelfs meer licht door het dichte wolkendek. Ik zoefzweef over verlaten wegen langs l'Eau d'heure, Cerfontaine, Phillipville naar Anthée en Hastiere. Herfst nestelt zich op de flanken van de Maasvallei.
dinsdag, oktober 06, 2015
Afrikaantjesverhalen
Tagetes lucida |
Tagetes minuta |
Van de stijve, stoere roestbruine Tagetessoorten hou ik nog steeds niet, maar de andere leden van de familie kunnen mij nu wel bekoren. Vooral toen ik ontdekte dat er ook fijnzinnige familieleden tussen zitten, soorten met kleine sierlijke oranje of gele bloemen maar ook metershoge wilde exemplaren. En helemaal overtuigd was ik na kennismaking met hun geneeskrachtige en licht hallucinogene werking, kwaliteiten waar zelfs de oude Azteken op verzot waren.
Neem nu de Tagetes minuta, volop groeiend in onze Bretoense tuin. Het is een afrikaantjessoort, uit Zuid- en Midden-Amerika, die geteeld wordt om zijn etherische olie en om zijn aromatische bladeren en bloemen. Hij wordt Hucatay genoemd.
Het is een eenjarig kruid, lid van de Composietenfamilie (Asteraceae) , met glanzende, lichtgroene bladeren. De bladranden zijn licht gezaagd. De onderkant van het blad is voorzien van een aantal meercellige kliertjes, punctata genoemd, die een drop-anijsaroma afgeven wanneer je ver het blad wrijft. Deze oranjekleurige kliertjes bevinden zich ook op de stengels en de schutbladeren van de lichtgele , weinig opvallende bloemen.
De smaak van hucatay is nogal bijzonder, je proeft dragon en basilicum, maar zeker ook munt en koriander.
Zaden Tagetes |
Maar Tagetes minuta is ook een efficiënt bestrijdingsmiddel tegen grondaaltjes en medicinaal goed voor luchtwegen en spijsvertering ' a decoction made by steeping a "double handful" of the dried plant in boiling water for 3 to 5 minutes is used as a remedy for the common cold; including upper and lower respiratory tract inflammations, and for digestive system complaints; stomach upset, diarrhea, and "liver" ailments. The decoction is consumed warm, and may be sweetened to individual taste (Neher 1968; Parodi 1959; Cavanilles 1802).
Na de succesvolle veldtocht van Karel de V. tegen de Moorse vesting in Tunis in 1596 werd het Flos Africanus genoemd. In Engeland dacht men dat het plantje daar vandaan kwam. Zo werd het Africanus Flos, Africaanse bloem of Tunis bloem. Het afrikaantje, Duitse Afrikane- of Tuneserblume, Studentenblume, Sammetblume, Samtblumen, Franse fleur africaine, fleur de Tunis en Tagete rose d'Inde, Engelse African marigold en Turkey gilliflower. En de wetenschappelijke naamTagetes zou geinspireerd zijn op de Etruskische godin Tages, die de kunst van waarzeggerij kende. Niet mis voor een plantje uit de oude doos.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/tagetes-afrikaantjes
Abonneren op:
Posts (Atom)