donderdag, februari 11, 2016
Ontmoeting met een goedaardige reuzeboom
Kleine, kruidachtige plantjes hebben me altijd meer aangetrokken dan grote bomen. Als herborist keek ik tijdens wandelingen ook meer naar de grond dan naar boven en kiemplantjes van enkele centimeters groot kon ik gemakkelijker herkennen dan reuzebomen. 'Kon', schrijf ik nu wel want sinds ik in Bretagne woon, kunnen met mos bedekte mysterieuze eiken, sombere taxusbomen en machtige Sequioa's mij steeds meer bekoren.
Tijdens het boodschappen doen in Huelgoat, kruis ik bijna elke dag de rivière d'Argent. Ik stop hier regelmatig, als was het maar even om een foto te maken of om mij onder te dompelen in de sfeer van dit mythische woud. Ook vandaag onder invloed van het waterige, tintelende zonlicht stop ik vlak bij het bruggetje, daal af naar het lokkende water en sta plots oog in oog met een indrukwekkende boom. Het is de stam en zijn afbladderende rode schors die mij als woeste wimpers zacht en vertrouwd aan staren. Inderdaad oog in oog met een Sequioa, de goedaardige reus onder de bomen en inderdaad een boom, die ik nodig heb om mijn goedaardige ouderdomsklachten te verlichten. Ik zal hem in het vervolg in het voorbij rijden altijd groeten en hem regelmatig een bezoekje brengen.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/sequoiadendron-giganteum-buchh
maandag, februari 08, 2016
De toorn van de natuur
De takken van de oude populieren kunnen de zware last van maretakken nauwelijks nog dragen en als het dan weer eens op zijn Bretoens stormt, regent het maretakken op de dijk langs de woeste rivier. Mythische maretakken, hoge bomen, woeste rivier, water, wind en de kleine mens daaronder, alle natuurelementen vertellen hun huiveringwekkend verhaal. Mooi maar meedogenloos.
En ik, de onhandige druïde-herborist probeer met een mare-takje als een toverstaf de toorn van de machtige natuur te keren.
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/84425-maretak-spiritueel-en-rationeel.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/28489-maretak-een-tegendraadse-plant.html
woensdag, februari 03, 2016
Luzerne, alfalfa, medicago sativa
Luzerne, rezerre werd het door mijn vader genoemd, een blauwbloeiende klaver die tussen de granen werd gezaaid als winterse grondbedekker en als voedsel voor de beesten op de boerderij. Later vond ik het terug als groen hooi dat vooral krachtvoedsel was en is voor paarden. Ook Dodonaeus was daar al van op de hoogte, hij schrijft 'deze klavers zijn ook een zeer goed voedsel voor de ossen en koeien en daarom zijn ze hier voortijds door de oude Romeinen gezaaid en veel geteeld'. Als gezondheidsfreak leerde ik het zaad kennen onder de naam alfalfa, de gekiemde zaden waren al in de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw een supervoedsel.
De Latijnse naam Medicago komt mogelijk van Medea, de plaats waar het ook volgens Virgilius vandaan komt. Tijdens de Arabische overheersing kwam het in Spanje terecht en via de Spanjaarden in heel Europa. Werd dan ook Spaanse klaver genoemd. Het wordt nu ook alfalfa genoemd wat uit het Arabisch alfafakah 'beste voer' is ontstaan. Dodonaeus noemde het dan weer Italiaanse klaver maar ook 'bourgoens hooi', hij zegt 'in Bourgondiën wast deze herba medica zo overvloedig, dat ze daarom in Vrankrijck overal Foin de Bourgogne, dat is in het Latijn Foenum Burgondiacum is gheheeten'
Medicago zou trouwens ook van medicum ago, ik verjaag den dokter kunnen komen. De gehele groene plant werkt algemeen versterkend. Luzerne en alfalfa zijn een stimulans, ze werken vitaliserend, opbouwend, ze zijn een tonicum voor de hypofyse en de schildklier, ze verhogen de TRH = thyreotropine releasing hormone. Dus: gebruik luzerne en alfalfa bij vermoeidheid, lusteloosheid, zwakte, energieverlies, prestatiezwakte, geheugenzwakte, geestelijke vermoeidheid en verminderde alertheid.
Het kruid werkt remineraliserend en opbouwend. Het is versterkend op huid, haar, nagels, kraakbeen en beenderen mogelijk door de vele vitamines, mineralen, aminozuren en oestrogene stoffen die de weefselgroei stimuleren.
De Latijnse naam Medicago komt mogelijk van Medea, de plaats waar het ook volgens Virgilius vandaan komt. Tijdens de Arabische overheersing kwam het in Spanje terecht en via de Spanjaarden in heel Europa. Werd dan ook Spaanse klaver genoemd. Het wordt nu ook alfalfa genoemd wat uit het Arabisch alfafakah 'beste voer' is ontstaan. Dodonaeus noemde het dan weer Italiaanse klaver maar ook 'bourgoens hooi', hij zegt 'in Bourgondiën wast deze herba medica zo overvloedig, dat ze daarom in Vrankrijck overal Foin de Bourgogne, dat is in het Latijn Foenum Burgondiacum is gheheeten'
Medicago zou trouwens ook van medicum ago, ik verjaag den dokter kunnen komen. De gehele groene plant werkt algemeen versterkend. Luzerne en alfalfa zijn een stimulans, ze werken vitaliserend, opbouwend, ze zijn een tonicum voor de hypofyse en de schildklier, ze verhogen de TRH = thyreotropine releasing hormone. Dus: gebruik luzerne en alfalfa bij vermoeidheid, lusteloosheid, zwakte, energieverlies, prestatiezwakte, geheugenzwakte, geestelijke vermoeidheid en verminderde alertheid.
Het kruid werkt remineraliserend en opbouwend. Het is versterkend op huid, haar, nagels, kraakbeen en beenderen mogelijk door de vele vitamines, mineralen, aminozuren en oestrogene stoffen die de weefselgroei stimuleren.
Ik zou het alleen kuurmatig gebruiken. Drie tot 6 weken. In de vorm van ontkiemde zaden (alfalfa) lijkt het mij de smakelijkste en meest veilige toepassing.
Indications uit Herbal Monographs Univ. Malta
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/medicago-sativa-luzerne
Indications uit Herbal Monographs Univ. Malta
- Principal: Hypercholesterolemia; used as a source of nutrients including vitamins
- Major: Diabetes, malfunctioning of the thyroid gland.
- Minor: Kidney, bladder & prostate disorders; asthma; arthritis
- Cautions: Undergoing HRT, taking birth control medications, diabetes.
- Contraindications: History of SLE, under 18 (pregnant or breast-feeding).
- Side-effects: Photosensitivity, mild GI symptoms (stomach discomfort, diarrhea, flatulence), hypoglycemia, muscle pain, fatigue, abnormal bood cell count.
- Drug interactions: HRT, anti-oestrogentherapy, contraceptive pill, anticoagulants.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/medicago-sativa-luzerne
dinsdag, februari 02, 2016
Speenkruid en proto-anemonine
Vooruit dan maar. Maar weer eens over speenkruid schrijven. We worden dit jaar door de natuur al vroeg uit onze lichte winterslaap gehaald. Speenkruid, stengelloze sleutelbloem en longkruid steken niet alleen hun blad maar ook al hun eerste bloemen bovengronds. En dus kunnen we internetgewijs weer over de giftigheid van het bloeiende speenkruid zagen. Mogelijk’ werkt het proto-anemonine, een stofje van de boterbloemfamilie, irriterend op de ingewanden. Dat kan theoretisch diarree veroorzaken. Maar echt giftig, als bijvoorbeeld gevlekte scheerling, zijn speenkruid en bvb dotterbloemen niet. Giftigheid is zo wie zo relatief, gebonden aan de hoeveelheid die je eet en aan de persoon die het eet. Zelf eet ik al jaren, weliswaar mondjesmaat van het al bloeiende speenkruid en inderdaad de blaadjes zijn iets scherper van smaak, maar in leven ben ik nog altijd. Probeer eens de bloemknoppen te eten of nog beter als een soort kappertjes op azijn te zetten. Wel wat werk maar speenkruidknoppen zijn er genoeg.
Over proto-anemonine
En dan toch wat over het prikkelende protoanemonine. Het is het lacton van 4-hydroxy-penta-2,4-dieenzuur, zegt de chemicus. Het is een natuurlijk voorkomende giftige organische verbinding die in het melksap van planten zit die tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) behoren, zoals anemonen, boterbloemen en speenkruid. De giftigste plant in de familie is de blaartrekkende boterbloem, die een gehalte van 2,5% aan protoanemonine heeft. Het is een vluchtige, gele, bitter smakende olieachtige vloeistof, die snel door binding overgaat in het onschadelijke anemonine. Bij droging ontstaat anemoonzuur.
Protoanemonine geeft bij huidcontact rode vlekken en blaren en bij inname vergiftigingsverschijnselen maar de stof heeft ook anti-fungale en antibiotische eigenschappen.
Veel over speenkruid op mijn website https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/ficaria-verna-speenkruid
Over proto-anemonine
En dan toch wat over het prikkelende protoanemonine. Het is het lacton van 4-hydroxy-penta-2,4-dieenzuur, zegt de chemicus. Het is een natuurlijk voorkomende giftige organische verbinding die in het melksap van planten zit die tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) behoren, zoals anemonen, boterbloemen en speenkruid. De giftigste plant in de familie is de blaartrekkende boterbloem, die een gehalte van 2,5% aan protoanemonine heeft. Het is een vluchtige, gele, bitter smakende olieachtige vloeistof, die snel door binding overgaat in het onschadelijke anemonine. Bij droging ontstaat anemoonzuur.
Protoanemonine geeft bij huidcontact rode vlekken en blaren en bij inname vergiftigingsverschijnselen maar de stof heeft ook anti-fungale en antibiotische eigenschappen.
Veel over speenkruid op mijn website https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/ficaria-verna-speenkruid
donderdag, januari 28, 2016
Wat eten we vandaag
Koken doe ik elke dag, zelfs met veel plezier maar toch blijft het ook elke dag weer een opgave, een kleine uitdaging.
Op de markt in Huelgoat is er in de winter niet veel te beleven toch waren er vandaag enkele, moedige tuinmensen met bijzondere groenten aanwezig. Interessant zeker wel maar leefbaar?
Zo vonden we de exclusieve knolkervel en de scheuten van de zeekool. Wel prijzig maar de laatste restjes kregen we aan halve prijs.
Wilde groenten waren vroeger voor arme mensen en nu blijkbaar voor rijke mensen en die rijke mensen vind je hier in Bretagne maar mondjesmaat. Als herborist ben ik niet rijk maar wel geïnteresseerd in scheuten van zeekool en dus staat er vanmiddag, op de valreep, geblancheerde scheuten van zeekool op het menu. Aangevuld met een gekookt, gebloemd aardappeltje, wat gekookt en licht gebakken pastinaak-ringetjes en een filet van kabeljauw lijkt onze maaltijd wel wat haute cuisine. Alleen de portie zijn bij ons wat groter.
Over de zeekool.
Oneetbaar kun je de taaie bladeren van deze Crambe wel noemen . Het blad moet in de branding aan zee nu eenmaal zout en wind trotseren en dus tegen een stootje kunnen. De grote mensentruc is dan ook dit soort planten te bleken en zeer jong te eten, de taaiheid en de bitterheid is dan verdwenen.
Er is weinig bekend over de gezondheidswaarde van de zeekool, er zijn wel mosterdolieglycosiden aanwezig en ook vitamine C. De koolsoorten hebben altijd een grote gezondheidswaarde gehad en zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden omwille van hun kankerwerende werking. Als ik Dodoens mag geloven dan zou de wilde zeekool nog sterker werkzaan zijn dan 'de tamme koolen'. 'Hun Cracht ende werckinghe, zijn Die wilde Zee koolen sijn den tammen ghelijck/ maer veel stercker ende meer afvagende/ ende daer om en dienen sy oock niet als spijse ghebruyckt.
Die bladeren van desen koolen ghestooten/ ghenesen ende heylen die versche wonden ende doen sceyden die gheswellen daer op gheleyt'. Dus zeker de moeite waard om dit verder te onderzoeken.
Over de knolkervel dan maar
Bij de botanici staat de plant bekend als ‘knolribzaad’ (Chaerophyllum bulbosum), dus in feite geen echte kervel. In het wild is hij in Nederland en België zeldzaam. De knollen mogen dan al gegeten worden, de bovengrondse delen van de plant zijn licht giftig, knolribzaad is nauw verwant met de dolle kervel ( Chaerophyllum temulum ). En die naam zegt al genoeg.
De teelt van knolkervel begint langzamerhand op gang te komen. Men werkt aan verschillende kweekvormen maar de knolkervel van vandaag staat nog zeer dicht bij de wilde vorm. De knol is bijzonder zoet. Het suikergehalte is mogelijk groter dan dat van suikerbiet: 25 procent van de droge stof bestaat uit sucrose, echte suiker dus!
Om te kiemen moet het zaad door een koude, vochtige periode gaan. Daarom zaait men knolkervel in de herfst of laat men het zaad eerst een aantal weken in de koelkast. Stratificeren, noemen tuinders dat. De wortels worden in het eerste jaar geoogst in de maanden juli of augustus, maar dan zijn ze nog niet lekker. Door de knollen te stockeren bij lage temperatuur (4 graden Celsius) gaat het zetmeel zich omzetten in suiker. Als u dus knolkervel koopt kan u die probleemloos voor langere tijd koel bewaren, de groente wordt steeds smakelijker!
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/44235-zeekool-zilte-scheuten-vol-schoonheid.html
Op de markt in Huelgoat is er in de winter niet veel te beleven toch waren er vandaag enkele, moedige tuinmensen met bijzondere groenten aanwezig. Interessant zeker wel maar leefbaar?
Zo vonden we de exclusieve knolkervel en de scheuten van de zeekool. Wel prijzig maar de laatste restjes kregen we aan halve prijs.
Wilde groenten waren vroeger voor arme mensen en nu blijkbaar voor rijke mensen en die rijke mensen vind je hier in Bretagne maar mondjesmaat. Als herborist ben ik niet rijk maar wel geïnteresseerd in scheuten van zeekool en dus staat er vanmiddag, op de valreep, geblancheerde scheuten van zeekool op het menu. Aangevuld met een gekookt, gebloemd aardappeltje, wat gekookt en licht gebakken pastinaak-ringetjes en een filet van kabeljauw lijkt onze maaltijd wel wat haute cuisine. Alleen de portie zijn bij ons wat groter.
Over de zeekool.
Oneetbaar kun je de taaie bladeren van deze Crambe wel noemen . Het blad moet in de branding aan zee nu eenmaal zout en wind trotseren en dus tegen een stootje kunnen. De grote mensentruc is dan ook dit soort planten te bleken en zeer jong te eten, de taaiheid en de bitterheid is dan verdwenen.
Er is weinig bekend over de gezondheidswaarde van de zeekool, er zijn wel mosterdolieglycosiden aanwezig en ook vitamine C. De koolsoorten hebben altijd een grote gezondheidswaarde gehad en zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden omwille van hun kankerwerende werking. Als ik Dodoens mag geloven dan zou de wilde zeekool nog sterker werkzaan zijn dan 'de tamme koolen'. 'Hun Cracht ende werckinghe, zijn Die wilde Zee koolen sijn den tammen ghelijck/ maer veel stercker ende meer afvagende/ ende daer om en dienen sy oock niet als spijse ghebruyckt.
Die bladeren van desen koolen ghestooten/ ghenesen ende heylen die versche wonden ende doen sceyden die gheswellen daer op gheleyt'. Dus zeker de moeite waard om dit verder te onderzoeken.
Bij de botanici staat de plant bekend als ‘knolribzaad’ (Chaerophyllum bulbosum), dus in feite geen echte kervel. In het wild is hij in Nederland en België zeldzaam. De knollen mogen dan al gegeten worden, de bovengrondse delen van de plant zijn licht giftig, knolribzaad is nauw verwant met de dolle kervel ( Chaerophyllum temulum ). En die naam zegt al genoeg.
De teelt van knolkervel begint langzamerhand op gang te komen. Men werkt aan verschillende kweekvormen maar de knolkervel van vandaag staat nog zeer dicht bij de wilde vorm. De knol is bijzonder zoet. Het suikergehalte is mogelijk groter dan dat van suikerbiet: 25 procent van de droge stof bestaat uit sucrose, echte suiker dus!
Om te kiemen moet het zaad door een koude, vochtige periode gaan. Daarom zaait men knolkervel in de herfst of laat men het zaad eerst een aantal weken in de koelkast. Stratificeren, noemen tuinders dat. De wortels worden in het eerste jaar geoogst in de maanden juli of augustus, maar dan zijn ze nog niet lekker. Door de knollen te stockeren bij lage temperatuur (4 graden Celsius) gaat het zetmeel zich omzetten in suiker. Als u dus knolkervel koopt kan u die probleemloos voor langere tijd koel bewaren, de groente wordt steeds smakelijker!
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/44235-zeekool-zilte-scheuten-vol-schoonheid.html
woensdag, januari 27, 2016
Meekrap
Meekrapwortel / Rubia tinctorum |
Zeker sinds de twaalfde eeuw was deze Rubia tinctorum in Zeeland en omgeving in cultuur, en in de zestiende eeuw werd dit het voornaamste centrum van meekrapteelt in Europa. Steden als Zierikzee, Tholen en Goes kwamen door het verwerken en verhandelen van deze plant tot bloei. Ook in Frankrijk zijn sommige streken rijk geworden door de teelt van meekrap. Toen in 1868 een synthetische bereidingswijze van de kleurstof alizarine werd ontdekt, stortte de meekrapcultuur volledig in.
Zowel bij de oude Persen als in Indië, later vooral bij de Turken, werd de meekrap al verbouwd en gebruikt. De wortel was als ‘Turks rood’ bekent. Zowel de typische hoofdbedekking ‘Fez’ als tapijten werden met meekrap gekleurd. Een van de oudst bekende voorbeelden van textiel die met meekrapwortel geverfd werd, is een riem aangetroffen in het graf van Toetankhamon (1350 voor). Ook de Griekse arts Dioskorides beschrijft de teelt oa in olijfboomgaarden. Zijn tijdgenoot Plinius vermeldt dat de cultuur van Rubia winstgevend is en in bijna alle provinciën verbouwd wordt. Niet alleen uit teksten is bekend dat de plant veel gebruikt werd. Ook archeologisch vind men nog sporen van de stabiele rode kleurstof alizarine terug. Bijvoorbeeld in Qumran aan de Dode Zee werden zowat 2000 jaar oude skeletten gevonden met opvallend rood gekleurde botten. Uit analyse bleek dat dit kwam door afzetting van alizarine. Blijkbaar hadden deze mensen meekrap op het menu staan. Ook in Arabische landen worden nu nog extracten van de wortel gedronken. Dit zou hen beschermen tegen het ‘boze oog’.
Medicinaal is het een van de beste planten tegen nierstenen, helaas is de wortel in diskrediet geraakt door mogelijke mutagene effecten van de stof lucidine. Vreemd genoeg zijn er de laatste jaren in de wortel juist stoffen ontdekt met een anti-kankerwerking. Vooral voor sommige huidkankers zijn extracten en de kleurstoffen alizarine en purpurine veel belovend. 'Our results highlight the effective and selective inhibitory activity of purpurin towards melanoma cells and its possible use as a targeted anticancer agent'.
Zie https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rubia-meekrap-garance
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/28316-meekrap-kleur-rijk-verleden-maar-ook-een-toekomst.html
zondag, januari 24, 2016
Brandnetel en andere wortels
Urtica radix / folium |
Van brandnetel is de wortel een topper tegen prostaatklachten, ik wil nu van wortel en jong blad samen een tinctuur en een siroop maken. De wortels mogen al enige stevigheid hebben maar toch niet te vezelig zijn, ze kunnen in lange slierten uit de losse grond getrokken worden. Liefst niet op stikstofrijke plaatsen langs vervuilde rivieren of op stortplaatsen verzamelen, al zijn dat plaatsen waar de netels graag groeien. Gelukkig heb ik er zelf genoeg in eigen tuin.
Maurice onder de brandnetels |
De lignanen dan weer verminderen de binding van DHT op de prostaatcellen en bijzondere vetzuren remmen het enzym aromatase dat testosteron omzet in 17-beta-oestradiol, een oestrogeen dat ook de prostaatgroei in de hand werkt.
Reken daarbij een milde ontstekingswerende werking van bètasitosterol op het prostaatweefsel en je begrijpt dat het dichtknijpen van de urineleider door de prostaat kan verminderen (zeker in de stadia I en II van benigne prostaathypertrofie), waardoor een man minder last heeft van:
- frequent kleine beetjes moeten plassen (pollakissurie)
- overmatig nachtelijk plassen (nycturie)
- moeilijk te bedwingen aandrang
- gevoel van resterende urine (retentie)
- vertraagd begin van de urinelozing
Monograph WHO; Urtica radix
In de monografie va de WHO lezen we 'Sex hormone-binding globulin (SHBG) is a blood plasma protein that binds to circulating androgens and estrogens, thereby regulating their free concentration in plasma. The plasma membrane of the human prostate contains specific SHBG receptors, and SHBG appears to play a role in the development of BPH. A 10% hydroalcoholic extract of the root reduced the binding capacity of SHBG (isolated from human plasma) for 5α-dihydrotestosterone by 67% in vitro (41). An aqueous extract of the root (0.6-10.0mg/ml) inhibited the binding of 125I-labelled SHBG to human prostate membranes in vitro (42). The lignan, secoisolariciresinol, and a mixture of the isomeric compounds 13-hydroxy-9- cis,11-trans-octadecadienoic acid and 9-hydroxy-10-trans,12-cis-octadecadienoic acid isolated from a methanol root extract, reduced the binding of SHBG to 5α-dihydrotestosterone (18). Secoisolariciresinol and its main intestinal transformation products, (-)-3,4-divanillyltetrahydrofuran and enterofuran, displaced the binding of 5α-dihydrotestosterone to SHBG in vitro by 60%, 95% and 73%, respectively (43).
41. Schmidt K. The effect of an extract of Radix Urticae and various secondary extracts on the SHBG of blood plasma in benign prostatic hyperplasia. Fortschritte der Medizin, 1983, 101:713-716.
42. Hryb DJ et al. The effects of extracts of the roots of the stinging nettle (Urtica dioica) on the interaction of SHBG with its receptor on human prostatic membranes. Planta Medica, 1995, 61:31-32.
woensdag, januari 20, 2016
Gunnera in de winter
Er zijn zo van die planten die, alleen al om hun uiterlijk, een onverbiddelijke indruk op mij maken. Planten die in één seizoen ver boven een mens uitgroeien , een immens blad vormen en een meter lange knotsvormige zaadstengel de hoogte instuwen. Ja, inderdaad een echte machoplant die Gunnera's maar.... nu in januari zijn ze bijna tot niets vergaan en liggen de zaadknotsen geknakt en half verrot langzaam te vergaan. Ik kan niet aan de verleiding weerstaan om zo'n zaadbom mee te nemen. Te schaken, te ontvoeren van zijn publieke plaats, de historische wasplaats in Huelgoat naar mijn eigen onderkomen in Pont ar Gorret. De Ridders van de Ronde Tafel zullen zo'n heldendaad met genoegen vanuit hun hemels verblijf gade slaan.
Mogelijk is dit de plant die door van Ravelingen (Ravelingius) beschreven wordt; ‘Petasites Indica of Indiaanse Petasites bladeren, daar Lobel van spreekt, is een gewas dat op Petasites zeer gelijk van groei is en heeft ronde bladeren zo groot als een hoed. Dan de wortel is een verwarde reeks die terzijde vele jonge uitspruitende scheuten heeft en stelen van bladeren negentig cm lang die halmachtig en vol merg zijn en dragen elk een blad dat niet erg uitgehold of geschaard is zoals in de grote klis. De wortel groeit in een voze zwamachtige en wormstekige bol die boven rondom de stelen zeer dik gehaard is en beneden wijdt uitgespreid en zo groot als die van de grootste Osmunda, ze heeft een droge tezamen trekkende smaak. Maar dit kruid is noch niet te volle bekend of genoeg beschreven.’
Een andere soort, Gunnera tinctoria zou, zoals de naam al zegt, een zwarte kleurstof bevatten. De vlezige bladsteel kan, volgens sommige literatuur, geschild als voeding gebruikt worden. De wortel werkt adstringerend. In Chili werd de wortel dan ook gebruikt om huiden te looien.
In South Africa, a decoction of the roots of Gunnera perpensa is used to expel the placenta after birth or to relieve menstrual pains (Ngwenya et al. 2003; Van Wyk & Gericke 2000; Von Ahlenfeldt et al. 2003.
According to Fox & Norwood Young (1982) the Sothos, Fingos, Xhosas and Zulus eat the petioles and flower stalks raw. The petioles have a bitter taste unless the fibrous vascular bundles and the outer covering are removed.
An aqueous decoction of Gunnera perpensa rhizome exhibited direct activity on isolated rat uterine smooth muscle but not on that of the ileum. Response to oxytocin-induced uterine contractions were potentiated by the extract. Abortifacient activity has been reported, but details are not available.
Water, hexane and 100% ethanol extracts of dried root, assessed for in vitro antibacterial activity against Staphylococus aureus, Klebsiella pneumoniae, Bacillus subtilis and Escherichia coli, were found to be inactive in the concentrations used.
Kaido, T.L., Veale, D.J.H., Havlik, I. and Rama, D.B.K. (1997). Preliminary screening of plants used in South Africa as traditional herbal remedies during pregnancy and labour. Journal of Ethnopharmacology 55: 185-191.
Jonathan, L.T. (1995). Traditional versus modern medicine: the case for a collaborative approach to primary health care. Journal of Research: Ethnomedicine in Africa: 9-18.
Roma, Lesotho. 5 Mc Gaw, L.J., Jager, A.K. and van Staden, J. (2000). Antibacterial, anthelmintic and antiamoebic
activity of South African medicinal plants. Journal of Ethnopharmacology 72(1/2): 247-263.
Mogelijk is dit de plant die door van Ravelingen (Ravelingius) beschreven wordt; ‘Petasites Indica of Indiaanse Petasites bladeren, daar Lobel van spreekt, is een gewas dat op Petasites zeer gelijk van groei is en heeft ronde bladeren zo groot als een hoed. Dan de wortel is een verwarde reeks die terzijde vele jonge uitspruitende scheuten heeft en stelen van bladeren negentig cm lang die halmachtig en vol merg zijn en dragen elk een blad dat niet erg uitgehold of geschaard is zoals in de grote klis. De wortel groeit in een voze zwamachtige en wormstekige bol die boven rondom de stelen zeer dik gehaard is en beneden wijdt uitgespreid en zo groot als die van de grootste Osmunda, ze heeft een droge tezamen trekkende smaak. Maar dit kruid is noch niet te volle bekend of genoeg beschreven.’
Een andere soort, Gunnera tinctoria zou, zoals de naam al zegt, een zwarte kleurstof bevatten. De vlezige bladsteel kan, volgens sommige literatuur, geschild als voeding gebruikt worden. De wortel werkt adstringerend. In Chili werd de wortel dan ook gebruikt om huiden te looien.
In South Africa, a decoction of the roots of Gunnera perpensa is used to expel the placenta after birth or to relieve menstrual pains (Ngwenya et al. 2003; Van Wyk & Gericke 2000; Von Ahlenfeldt et al. 2003.
According to Fox & Norwood Young (1982) the Sothos, Fingos, Xhosas and Zulus eat the petioles and flower stalks raw. The petioles have a bitter taste unless the fibrous vascular bundles and the outer covering are removed.
An aqueous decoction of Gunnera perpensa rhizome exhibited direct activity on isolated rat uterine smooth muscle but not on that of the ileum. Response to oxytocin-induced uterine contractions were potentiated by the extract. Abortifacient activity has been reported, but details are not available.
Water, hexane and 100% ethanol extracts of dried root, assessed for in vitro antibacterial activity against Staphylococus aureus, Klebsiella pneumoniae, Bacillus subtilis and Escherichia coli, were found to be inactive in the concentrations used.
Kaido, T.L., Veale, D.J.H., Havlik, I. and Rama, D.B.K. (1997). Preliminary screening of plants used in South Africa as traditional herbal remedies during pregnancy and labour. Journal of Ethnopharmacology 55: 185-191.
Jonathan, L.T. (1995). Traditional versus modern medicine: the case for a collaborative approach to primary health care. Journal of Research: Ethnomedicine in Africa: 9-18.
Roma, Lesotho. 5 Mc Gaw, L.J., Jager, A.K. and van Staden, J. (2000). Antibacterial, anthelmintic and antiamoebic
activity of South African medicinal plants. Journal of Ethnopharmacology 72(1/2): 247-263.
woensdag, januari 13, 2016
Ter lering en ter vermaak
De jaarwisseling is voor mij ook het moment om vreemde teksten te ontdekken. Spannend reizen door eeuwen kruidentijd. Zo vind ik in het maandblad uitgegeven door de Vereeniging tegen de kwakzalverij onder redactie van H. Van Gelder, januari 1914, een aanklacht tegen een herborist-kwakzalver.
Citaat dus: Een der oudste leden onzer Vereeniging zond mij dezer dagen een advertentie uit een Rotterdamsch blad, waarbij zekere M. De Reeder, Bergweg 162 te Rotterdam, zich noemende „herbarist", de lezers meedeelde, dat voor alle ziekten kruiden zijn gewassen — indien men ze maar weet. „Indien alle middelen faalden", zoo betoogde hij in die advertentie, „dan moest men zich tot hém wenden om gratis inlichtingen." Het geval interesseerde ons en wij togen naar Rotterdam om met dezen „herbarist" kennis te maken. We moesten in een winkel van verbandartikelen enz., waarin hoopen pakjes kruiden opgestapeld lagen, eenigen tijd wachten, want Mijnheer had bezoek. Inderdaad kwam op een gegeven oogenblik een boertje uit een achterkamer te voorschijn die 1.50 neerlegde en een pakje kruiden zegevierend mee naar huis nam. Hij kreeg van den „herbarist" nog eenige goede wenken omtrent het gebruik mee en daarna was het oogenblik aangebroken waarop wij in zijn spreekkamer werden toegelaten.
Op tafel lagen eenige boeken en brochures, benevens een dik geneeskundig boek uit de oudheid, waarin onze „herbarist" af en toe ijverig bladerde. Er hing een mystiek, gedempt licht in het vertrek. Expresselijk eenigszins schuchter, vertelden wij met zachte stem persoonlijk absoluut geen geloof te hechten aan de gezegende kracht zijner kruiden, doch zijn advies te willen inwinnen op raad onzer familie, want „men kan toch nooit weten" had deze gezegd. (Dit was natuurlijk maar een „smoesje" om op gang te komen). Wij leden, aldus vertelden we verder, aan „psoriasis", de bekende hardnekkige huidziekte, die de mannen der officieele wetenschap niet kunnen genezen, doch die telkens weerkeert en waarvoor nog geen afdoende genezing is gevonden. Of hij altemet met'zijn kruiden die afdoende genezing kon bewerkstelligen ? „Slaat u uw oogen maar eens neer!" sprak ! onze herbarist, zóó, vlak Voorover. Aldus ge- ! schiedde en de groote man sprak de merkwaardige woorden : da's in orde ! — Wat is in orde ? — Ik zal u helpen. — Ja maar, afdoende helpen, zóó, dat de psoriasis nooit weerkeert. — Zeker. — Als dàt zoo is, zal ik mij finantieel niet onbetuigd laten, dat beloof ik u, maar ik zeg er direct bij, dat ik aan uw gezegde niet de minste waarde toeken. — Toch zal ik u beter maken als u maar | precies doet met de kruiden, die ik u geven zal, : wat ik zeg. Wij hebben voor alle kwalen — behalve carcinoom en tuberculose in vergevorderden staat, gezegende kruiden. Alle samenstellingen dezer kruiden hebben wij in een boek | bijeengegaard; hier hebt u het ; Daar zijn kruiden bij, die veel meer kosten dan / 1.50, maar dat komt er bij ons niet op aan, want wij willen niet in de eerste plaats geld verdienen, doch menschen genezen en een aantal attesten vergaren.
— U is dus filantroop en veracht het aardsche slijk ? — Wij hebben, ik zeg 't nogmaals, niet direct geld noodig, Wij werken met een kapitaal van niet minder dan vier miljoen, dus het komt er niet zoo erg op aan. Onze bedoeling is hier in Nederland een afdeeling te stichten van de Deutsche „Verein für Pflanzenheilkunde", waarvan u deze brochure mee kunt nemen. — Dank u, maar ik ben een ongeloovige Thomas, ik gelóóf niet aan uw filantropische instellingen. — U meent, dat we kwakzalvers zijn? — Dat woord bezig ik niet, maar 't wil er bij mij niet in, dat u belangeloos optreedt. Ik zal gelóóven in de gezegende kracht uwer kruiden als u mij eenige menschen kunt opnoemen. — Wat zeg ik ? als u mij maar een mensch kunt opnoemen, die u gehéél van psoriasis hebt genezen. — Dat kan ik wel, want ik heb er verscheidene beter gemaakt met mijn kruiden. —. Ik behoef geen verscheiden namen, één is mij voldoende. Kunt u er mij één noemen 1 — Ja, iemand in Kampen. — Een oude of een jonge ? — Iemand van uw leeftijd ? — Dat treft. Hoe heet hij ? , — Ja, dàt zou ik u niet precies kunnen zeggen, wij hebben natuurlijk zijn naam in onze boeken genoteerd, doch deze boeken liggen op 't kantoor van onze fabriek te Schiedam. — Worden de kruiden daar gemaakt? — Ja. — Maar ik zal u den naam van den genezen patient schrijven, is dat goed ? — Best. Maar ik zeg u vooruit, dat ik dien genezen patient persoonlijk ga ondervragen. U kunt in Kampen wel dezen of genen vinden die u een dienst wil brengen en een attest .afgeeft. Aan attesten hecht ik niet de minste waarde, want daar heb ik heel treurige ondervindingen mee opgedaan. Ik zal dus dien door u genezen patient gaan ondervragen en als ik dàt gedaan heb, zal ik zijn dokter gaan opzoeken, die hem „opgegeven" had, het oogenblik dus waarop u met uw kruiden uw geneeswijze begonnen zijt. Is dat goed? — Zeker, ik vrees geen onderzoek.... in geen enkel opzicht (hakkelend) maar ik kan dien naam alleen geven, als de betrokken persoon er geen bezwaar tegen heeft. — Als hij werkelijk door u genezen is, zàl hij er geen bezwaar tegen hebben en mocht dit tóch zoo zijn, dan zal ik hem trachten te bewegen voor 't heil en in 't belang van alle psoriasislijders dat hij open kaart speelt. — Nou, ik zal u wel nader schrijven, daar kunt u op aan! De „herbarist" achtte het oogenblik gekomen ons onderhoud te eindigen, 't Gratis consult was afgeloopen. Ik kon gaan. Toen ik buiten was en te Rotterdam aan het oude lid onzer Vereeniging mijn wedervaren meedeelde, zei deze bijzonder benieuwd naar den afloop te zijn. Ik antwoordde niets nieuwsgierig te zijn, waarop hij mij aankeek als wilde hij vragen : hoe heb ik het nou met je? Neen amice ! ik ben in 't geheel niet nieuwsgierig, omdat ik vast overtuigd ben, dat ik den naam van dien genezen Kamper persoon nooit zal te hooren krijgen. Geloof me, ik ken mijn Pappenheimers !
* Enkele dagen later schreef onze „herbarist" mij, — hij had 25 jaren lang 't menschelijk lichaam en de kruiden bestudeerd ! ! ! —, dat hij tot zijn grooten spijt geen vrijheid vond mij den naam uit de boeken der Schiedamsche fabriek te melden, wijl de betrokken persoon hem om „discretie" had verzocht. Ik acht na bovenstaand getrouw relaas van mijn reis naar dezen Rotterdamschen „herbarist" elk commentaar overbodig en onze lezers zullen dit zeker wel beamen. C. N. G.
Citaat dus: Een der oudste leden onzer Vereeniging zond mij dezer dagen een advertentie uit een Rotterdamsch blad, waarbij zekere M. De Reeder, Bergweg 162 te Rotterdam, zich noemende „herbarist", de lezers meedeelde, dat voor alle ziekten kruiden zijn gewassen — indien men ze maar weet. „Indien alle middelen faalden", zoo betoogde hij in die advertentie, „dan moest men zich tot hém wenden om gratis inlichtingen." Het geval interesseerde ons en wij togen naar Rotterdam om met dezen „herbarist" kennis te maken. We moesten in een winkel van verbandartikelen enz., waarin hoopen pakjes kruiden opgestapeld lagen, eenigen tijd wachten, want Mijnheer had bezoek. Inderdaad kwam op een gegeven oogenblik een boertje uit een achterkamer te voorschijn die 1.50 neerlegde en een pakje kruiden zegevierend mee naar huis nam. Hij kreeg van den „herbarist" nog eenige goede wenken omtrent het gebruik mee en daarna was het oogenblik aangebroken waarop wij in zijn spreekkamer werden toegelaten.
Op tafel lagen eenige boeken en brochures, benevens een dik geneeskundig boek uit de oudheid, waarin onze „herbarist" af en toe ijverig bladerde. Er hing een mystiek, gedempt licht in het vertrek. Expresselijk eenigszins schuchter, vertelden wij met zachte stem persoonlijk absoluut geen geloof te hechten aan de gezegende kracht zijner kruiden, doch zijn advies te willen inwinnen op raad onzer familie, want „men kan toch nooit weten" had deze gezegd. (Dit was natuurlijk maar een „smoesje" om op gang te komen). Wij leden, aldus vertelden we verder, aan „psoriasis", de bekende hardnekkige huidziekte, die de mannen der officieele wetenschap niet kunnen genezen, doch die telkens weerkeert en waarvoor nog geen afdoende genezing is gevonden. Of hij altemet met'zijn kruiden die afdoende genezing kon bewerkstelligen ? „Slaat u uw oogen maar eens neer!" sprak ! onze herbarist, zóó, vlak Voorover. Aldus ge- ! schiedde en de groote man sprak de merkwaardige woorden : da's in orde ! — Wat is in orde ? — Ik zal u helpen. — Ja maar, afdoende helpen, zóó, dat de psoriasis nooit weerkeert. — Zeker. — Als dàt zoo is, zal ik mij finantieel niet onbetuigd laten, dat beloof ik u, maar ik zeg er direct bij, dat ik aan uw gezegde niet de minste waarde toeken. — Toch zal ik u beter maken als u maar | precies doet met de kruiden, die ik u geven zal, : wat ik zeg. Wij hebben voor alle kwalen — behalve carcinoom en tuberculose in vergevorderden staat, gezegende kruiden. Alle samenstellingen dezer kruiden hebben wij in een boek | bijeengegaard; hier hebt u het ; Daar zijn kruiden bij, die veel meer kosten dan / 1.50, maar dat komt er bij ons niet op aan, want wij willen niet in de eerste plaats geld verdienen, doch menschen genezen en een aantal attesten vergaren.
— U is dus filantroop en veracht het aardsche slijk ? — Wij hebben, ik zeg 't nogmaals, niet direct geld noodig, Wij werken met een kapitaal van niet minder dan vier miljoen, dus het komt er niet zoo erg op aan. Onze bedoeling is hier in Nederland een afdeeling te stichten van de Deutsche „Verein für Pflanzenheilkunde", waarvan u deze brochure mee kunt nemen. — Dank u, maar ik ben een ongeloovige Thomas, ik gelóóf niet aan uw filantropische instellingen. — U meent, dat we kwakzalvers zijn? — Dat woord bezig ik niet, maar 't wil er bij mij niet in, dat u belangeloos optreedt. Ik zal gelóóven in de gezegende kracht uwer kruiden als u mij eenige menschen kunt opnoemen. — Wat zeg ik ? als u mij maar een mensch kunt opnoemen, die u gehéél van psoriasis hebt genezen. — Dat kan ik wel, want ik heb er verscheidene beter gemaakt met mijn kruiden. —. Ik behoef geen verscheiden namen, één is mij voldoende. Kunt u er mij één noemen 1 — Ja, iemand in Kampen. — Een oude of een jonge ? — Iemand van uw leeftijd ? — Dat treft. Hoe heet hij ? , — Ja, dàt zou ik u niet precies kunnen zeggen, wij hebben natuurlijk zijn naam in onze boeken genoteerd, doch deze boeken liggen op 't kantoor van onze fabriek te Schiedam. — Worden de kruiden daar gemaakt? — Ja. — Maar ik zal u den naam van den genezen patient schrijven, is dat goed ? — Best. Maar ik zeg u vooruit, dat ik dien genezen patient persoonlijk ga ondervragen. U kunt in Kampen wel dezen of genen vinden die u een dienst wil brengen en een attest .afgeeft. Aan attesten hecht ik niet de minste waarde, want daar heb ik heel treurige ondervindingen mee opgedaan. Ik zal dus dien door u genezen patient gaan ondervragen en als ik dàt gedaan heb, zal ik zijn dokter gaan opzoeken, die hem „opgegeven" had, het oogenblik dus waarop u met uw kruiden uw geneeswijze begonnen zijt. Is dat goed? — Zeker, ik vrees geen onderzoek.... in geen enkel opzicht (hakkelend) maar ik kan dien naam alleen geven, als de betrokken persoon er geen bezwaar tegen heeft. — Als hij werkelijk door u genezen is, zàl hij er geen bezwaar tegen hebben en mocht dit tóch zoo zijn, dan zal ik hem trachten te bewegen voor 't heil en in 't belang van alle psoriasislijders dat hij open kaart speelt. — Nou, ik zal u wel nader schrijven, daar kunt u op aan! De „herbarist" achtte het oogenblik gekomen ons onderhoud te eindigen, 't Gratis consult was afgeloopen. Ik kon gaan. Toen ik buiten was en te Rotterdam aan het oude lid onzer Vereeniging mijn wedervaren meedeelde, zei deze bijzonder benieuwd naar den afloop te zijn. Ik antwoordde niets nieuwsgierig te zijn, waarop hij mij aankeek als wilde hij vragen : hoe heb ik het nou met je? Neen amice ! ik ben in 't geheel niet nieuwsgierig, omdat ik vast overtuigd ben, dat ik den naam van dien genezen Kamper persoon nooit zal te hooren krijgen. Geloof me, ik ken mijn Pappenheimers !
* Enkele dagen later schreef onze „herbarist" mij, — hij had 25 jaren lang 't menschelijk lichaam en de kruiden bestudeerd ! ! ! —, dat hij tot zijn grooten spijt geen vrijheid vond mij den naam uit de boeken der Schiedamsche fabriek te melden, wijl de betrokken persoon hem om „discretie" had verzocht. Ik acht na bovenstaand getrouw relaas van mijn reis naar dezen Rotterdamschen „herbarist" elk commentaar overbodig en onze lezers zullen dit zeker wel beamen. C. N. G.
vrijdag, januari 08, 2016
Over kemp, lijnzaad en moerbeiboom in de 18de eeuw
Kemp bij Dioscorides |
De Beunie schrijft oa over de moerbeiboom, de kemp en het lijnzaad.
«Hoe beklaegelyk is de onkunde der Gewassen? Onse Nederlantsché Provintien, onder eene gematighde loghtstreek gelegen, brengen met duysende verscheyde Gewassen voorts, ende nouwelyckx zyn de eygendommen en kragten van hondert bekent», zo schreef de Beunie en heeft bij de planten die voor de economie belangrijk waren vermeld waar zij gekweekt werden.
Zijn ondervinding heeft hem geleerd dat de Moerbezien-boom, Morus, in de Oostenrijksche Nederlanden niet alleen overal groeit maar ook tegen de strafste winters bestand is. Daarom geeft hij de raad aan de zij-reders om de eerlang beginnende tak van commercie tot een bloeiende staat te brengen door een beknopt boekje gratis te distribueren waarin de gehele behandeling van de zij-worm en de cultuur van de witte Moerbezien-boom beschreven staan.
Over Canabis (kemp) schrijft hij het volgende: «Het Saet ende de Olie van desen plant, is alleenelyk in de Medicyenen in 't gebruyk, en als een demulcens ende relaxans bekent: maer in de Economie is desen plant van de aldergrootste nuttigheyd, ende geeft geen klyn gewin aen de Provincie van Vlaenderen. Men maekt van den Bast ofte Schors, Gaeren, Lynwaet, Lenten, Touwen, Papier etc. Het Zaet, dient tot vermakinge van alle gevogelt. De Olie word van de Seepsiers bemint, niet alleen om haere vettigheyd, maer om dat zy daer van de groene Seep sonder Indigo konnen beryden.
De tekst bij Linum (vlas) is hiermee te vergelijken: «Men moet dit Gewas houden voor den Grootsten segen van onse Oostenryksche Nederlanden, alsoo het selve aen hondert duysende menschen het brood geeft. Het Vlas-saet geeft overvloedige olie, de welke gebruykt wort om te branden, schilderen, vernissen te beryden ende seep te maeken». Eén van de medische toepassingen door de chirurgijns was het gebruik van gestampte of gemalen vlaszaad in pappen als zeer verzachtend,
pijnstillend en etter makend. Om het kalkflerecijn tot etter te brengen kan men
Labels:
Cannabis,
geschiedenis,
kemp,
lijnzaad,
Moerbei
Boek: Volksgeneeskunst
Over een niet zo oud boek uit mijn kruidenbibliotheek. Wel een boek van de vorige eeuw maar in het kader van eeuwen kruidengeneeskunde is dat toch heel recent. Een inventarisatie van oudere volksgeneeskundige gebruiken om ziektes te bestrijden. Volksgeneeskunst in Vlaanderen en Nederland van de ondertussen ook oude Dr. Paul Van Dijck.
Volksgeneeskunst bestaat al zolang er mensen zijn. Het is een integraal onderdeel van vrijwel elke samenleving. Door het overweldigend aantal nieuwe diagnostische en therapeutische mogelijkheden die zich aandienden in de 20ste eeuw heeft de officiële geneeskunde een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Vanaf het eind van de zestiger jaren is er echter een langzaam ontwakend besef dat er grenzen zijn aan de ontwikkeling van de geneeskunde. Men wordt nu bij het begin van de 21ste eeuw bewust van de lacunes in inzicht en kennis en men realiseert zich dat de grote vooruitgang van de officiële geneeskunde enerzijds veel zinnigs heeft opgeleverd, maar anderzijds aanleiding geeft tot nieuwe problemen. Voorbeeld zijn de schadelijke werking van geneesmiddelen en geneeskundig handelen.
Men zou verwachten dat door de snelle ontwikkeling van de officiële geneeskunde, de geneeskunst van het volk zou zijn verdwenen. Iedere gezondheidswerker weet echter dat volksgeneeskundige begrippen en volksgeneesmiddelen nog in ruime mate voorkomen. En dat er steeds meer alternatieve cursussen komen waar die oude gebruiken opnieuw onderwezen worden.
De tweede factor vormt de mening dat het belangrijk is te komen tot een deprofessionalisering van de gezondheidszorg. Minder accent leggen op de specialistische, technische geneeskunde en meer aandacht besteden aan het ontwikkelen van verantwoordelijkheid, kennis en inzicht omtrent ziekte en gezondheid bij de patiënt zelf.
De volksgeneeskunst is de oerbron van elke geneesmethode. De universitaire geneeskunde is in de loop der tijden steeds verder van deze oerbron afgeraakt, wat echter geenszins wil zeggen dat volksmiddeltjes en -methoden uit onze samenleving verdwenen zijn.
Het boek van Paul van Dijk beschrijft de verschillende aspecten van de volksgeneeskunst: de kenmerken ervan, haar geschiedenis, denkbeelden over ziekte en gezondheid, het volksgeloof....
Verder geeft het boek een overzicht van vrijwel alle huismiddelen die eind twingtigste eeuw nog in omloop waren. Bij elk middel wordt aangegeven hoe vaak het nog wordt toegepast, en of het middel al in vroeger eeuwen bekend was. Dit boek bevat ,'volksgeneeskunst' in de ware zin van het woord — duizenden recepten, gebruiken en ideeën werden namelijk na een oproep via de media, door kijkers, luisteraars en lezers van gezondheidsbladen, ingestuurd. Voor de illustraties werd geput uit een veelheid aan vooral historisch materiaal: schilderijen, houtsneden, kopergravures en tekeningen.
Een uitgebreid, wetenschappelijk, maar ook speels en humoristisch standaardwerk!
Een boek dat neutrale informatie wil geven over de vele huismiddeltjes voor allerlei kwalen door de eeuwen heen. Een boek vol met merkwaardige, absurde, curieuze maar soms ook verantwoorde middeltjes die de laatste jaren een wetenschappelijke onderbouwing gekregen hebben.
Een voorbeeld: aambeien (haemorrhoïdes)
- aardappel in de broekzak meedragen
- zure appels in een doekje op de aambeien leggen
- een koud zitbad nemen of koude afwassingen van de anus
- compres met brandnetels op de aambeien aanbrengen
- thee drinken van brandnetels
- thee drinken van duizendblad (werkzaam)
- heliotroop (edelsteen) op het lichaam dragen
- smeersel van eierdooier met slaolie op de aambeien aanbrengen
- een paar maal per dag de aambeien bestrijken met een aftreksel van de gedroogde bast van een eikenboom (werkzaam?)
- de knolletjes van helmkruid goed wassen, in stukjes snijden en in één liter water of melk koken tot het is ingedampt tot een halve liter. Het geheel zeven en een ons keukenstroop toevoegen. Even weer opkoken, daarna laten afkoelen. Het drankje in drie keren opdrinken (werkzaam?)
- huislook op de aambeien leggen
- zitbad met kamille of kamillethee drinken
- een paardenkastanje in de zak dragen (werkzaam)
dinsdag, december 29, 2015
Hildegard en entheogenen
De donkere dagen na kerst zijn zowiezo het moment om planten wat anders, wat fantastischer te bekijken. Om bijvoorbeeld de mogelijke relatie tussen religie en rituele planten te bestuderen. Al eerder werd door verschillende schrijvers een verband gelegd tussen het ontstaan van religies en en het gebruik van hallucinogenen, Vandaar ook de naam van entheogenen (de god in onzelf) in gebruik voor planten zoals doornappel, bilzenkruid, alruin... en paddenstoelen zoals de vliegenzwam. Ook de Heilige Hildegard Von Bingen en haar visioenen wordt in verband gebracht met het gebruik van hallucinogenen. Aanwijzingen voor het gebruik van entheogenen door Hildegard vinden we ook in het boek ‘De geheimen van Hildegard von Bingen’van Gerrit Jan Keizer,
Keizer als mycoloog, kreeg interesse in Hildegard toen hij de miniatuur ‘Die Seele und ihr Zelt’ van Hildegard von Bingen onder ogen kreeg. In die miniatuur is aan de linkerkant een diabolische figuur te zien die een bruine paddenstoel in een schaal met kazen verstopt. De Duitse kunsthistorica Claudia Müller-Ebeling interpreteerde dit als een bewijs van mycofobie, angst voor het aanraken of consumeren van (giftige) paddenstoelen en zwammen. Deze angst zou volgens haar in Duitsland opkomen in de tijd van Hildegard. Alle overige symbolen in de miniatuur verwijzen echter naar het ceremonieel gebruik en de verering van de vliegenzwam. Toen Keizer er vervolgens op werd gewezen dat de miniatuur ‘Das Weltall’ overduidelijk een yoni oftewel (orgastische) vagina weergeeft, besloot hij het leven en de werken van Hildegard aan een nader onderzoek te onderwerpen.
De resultaten van zijn onderzoek zijn verwerkt in zijn boek 'De geheimen van Hildegard von Bingen' en het hoofdstuk 'Hildegard of Bingen. Unveiling the Secrets of a Medieval High Priestess and Visionary' in 'Entheogens and the Development of Culture. The Anthropology and Neurobiology of Ecstatic Experience' van John A. Rush (North Atlantic Books, 2013).
Keizer vond een aantal aanwijzingen voor Hildegards gebruik van paddenstoelen die psychoactieve stoffen bevatten, zoals de vliegenzwam en planten zoals de doornappel, de alruin en het bilzenkruid. Volgens Keizer valt dit bijvoorbeeld op te maken uit de beschrijvingen van haar openbaringen op tweeënveertigjarige en zestigjarige leeftijd en het karakter en de inhoud van haar visuele en auditieve hallucinaties. Volmar, haar secretaris en ervaringsdeskundige is getuige van de eerste ‘openbaring’. Dit wijst erop dat de hallucinatie niet spontaan optreedt, maar dat er sprake is van een geleide, danwel door Volmar geïnitieerde en begeleide ervaring, die na oraal gebruik van mogelijk de vliegenzwam tot stand kwam. Het neerdalen van de ‘vlammen’ oftewel van de Heilige Geest vanuit het plafond is ook een aanwijzing voor het binnenskamers gebruiken van entheogenen.
Zowel Volmar als Richardis zijn aanwezig bij de eerste ‘Schau’ van de laatste tien visioenen, wat opnieuw wijst op het niet spontaan, maar op afroep en onder invloed van entheogenen ervaren van een ‘visioen’. Richardis ‘knipoogt’, terwijl zij getuige is van het ‘visioen’. Dit geeft aan, volgens Keizer, dat er sprake is van ‘inner vision’ en/of een gedeeld geheim, danwel van ‘een oogje dichtknijpen’ voor het door Hildegard gepleegde bedrog. Opvallend hierbij is dat dit keer de uitstorting van de Heilige Geest plaatsvindt vanuit een venster met geopende luiken in een boven haar cel zwevende wolk.
In verschillende miniaturen worden de ‘rivieren van ‘levend’ water’ weergegeven, oftewel het hergebruik van muscimol bevattende urine en de met de fontein des levens geassocieerde ouroboros, het symbool van de cirkel van het leven.
Verder zijn in vele miniaturen psychoactieve planten en paddenstoelen door symbolen en kleuren weergegeven. In ‘Das Weltall’ bijvoorbeeld is een orgastische yoni te zien - het gevolg van het aanbrengen van klompjes witte bolletjes met vurige rode tongetjes tussen de grote en kleine schaamlippen. In ‘Das Ende der Zeiten’ verschijnt een diabolisch monster in de schaamstreek van Hildegard als de gekroonde Heilige Maagd, hetgeen mogelijk het gebruik van heksenzalf impliceert. In de rand van de miniatuur is bilzenkruid afgebeeld.
In ‘Physica’ schrijft Hildegard over de gedeeltelijk zelf ervaren effecten van entheogene planten, waaruit kan worden opgemaakt dat ze bekend en vertrouwd was met het gebruik van geestverruimende middelen. En uit de vele ontmoetingen met koningen, keizers, edelen en hoge geestelijken, waaronder de privéconsultatie van Barbarossa in zijn keizerlijk paleis, kunnen aanwijzingen voor haar dealerschap of het optreden als ‘pigmentarius’ voor de elite worden afgeleid.
Fantasie of werkelijkheid? Wie zal het ons echt zeggen?
Entheogenen en religie
Keizer als mycoloog, kreeg interesse in Hildegard toen hij de miniatuur ‘Die Seele und ihr Zelt’ van Hildegard von Bingen onder ogen kreeg. In die miniatuur is aan de linkerkant een diabolische figuur te zien die een bruine paddenstoel in een schaal met kazen verstopt. De Duitse kunsthistorica Claudia Müller-Ebeling interpreteerde dit als een bewijs van mycofobie, angst voor het aanraken of consumeren van (giftige) paddenstoelen en zwammen. Deze angst zou volgens haar in Duitsland opkomen in de tijd van Hildegard. Alle overige symbolen in de miniatuur verwijzen echter naar het ceremonieel gebruik en de verering van de vliegenzwam. Toen Keizer er vervolgens op werd gewezen dat de miniatuur ‘Das Weltall’ overduidelijk een yoni oftewel (orgastische) vagina weergeeft, besloot hij het leven en de werken van Hildegard aan een nader onderzoek te onderwerpen.
De resultaten van zijn onderzoek zijn verwerkt in zijn boek 'De geheimen van Hildegard von Bingen' en het hoofdstuk 'Hildegard of Bingen. Unveiling the Secrets of a Medieval High Priestess and Visionary' in 'Entheogens and the Development of Culture. The Anthropology and Neurobiology of Ecstatic Experience' van John A. Rush (North Atlantic Books, 2013).
Keizer vond een aantal aanwijzingen voor Hildegards gebruik van paddenstoelen die psychoactieve stoffen bevatten, zoals de vliegenzwam en planten zoals de doornappel, de alruin en het bilzenkruid. Volgens Keizer valt dit bijvoorbeeld op te maken uit de beschrijvingen van haar openbaringen op tweeënveertigjarige en zestigjarige leeftijd en het karakter en de inhoud van haar visuele en auditieve hallucinaties. Volmar, haar secretaris en ervaringsdeskundige is getuige van de eerste ‘openbaring’. Dit wijst erop dat de hallucinatie niet spontaan optreedt, maar dat er sprake is van een geleide, danwel door Volmar geïnitieerde en begeleide ervaring, die na oraal gebruik van mogelijk de vliegenzwam tot stand kwam. Het neerdalen van de ‘vlammen’ oftewel van de Heilige Geest vanuit het plafond is ook een aanwijzing voor het binnenskamers gebruiken van entheogenen.
Zowel Volmar als Richardis zijn aanwezig bij de eerste ‘Schau’ van de laatste tien visioenen, wat opnieuw wijst op het niet spontaan, maar op afroep en onder invloed van entheogenen ervaren van een ‘visioen’. Richardis ‘knipoogt’, terwijl zij getuige is van het ‘visioen’. Dit geeft aan, volgens Keizer, dat er sprake is van ‘inner vision’ en/of een gedeeld geheim, danwel van ‘een oogje dichtknijpen’ voor het door Hildegard gepleegde bedrog. Opvallend hierbij is dat dit keer de uitstorting van de Heilige Geest plaatsvindt vanuit een venster met geopende luiken in een boven haar cel zwevende wolk.
Bilzenkruid in de Queyras |
Verder zijn in vele miniaturen psychoactieve planten en paddenstoelen door symbolen en kleuren weergegeven. In ‘Das Weltall’ bijvoorbeeld is een orgastische yoni te zien - het gevolg van het aanbrengen van klompjes witte bolletjes met vurige rode tongetjes tussen de grote en kleine schaamlippen. In ‘Das Ende der Zeiten’ verschijnt een diabolisch monster in de schaamstreek van Hildegard als de gekroonde Heilige Maagd, hetgeen mogelijk het gebruik van heksenzalf impliceert. In de rand van de miniatuur is bilzenkruid afgebeeld.
In ‘Physica’ schrijft Hildegard over de gedeeltelijk zelf ervaren effecten van entheogene planten, waaruit kan worden opgemaakt dat ze bekend en vertrouwd was met het gebruik van geestverruimende middelen. En uit de vele ontmoetingen met koningen, keizers, edelen en hoge geestelijken, waaronder de privéconsultatie van Barbarossa in zijn keizerlijk paleis, kunnen aanwijzingen voor haar dealerschap of het optreden als ‘pigmentarius’ voor de elite worden afgeleid.
Fantasie of werkelijkheid? Wie zal het ons echt zeggen?
Entheogenen en religie
- Gerben Hellinga en Hans Plomp - Uit je Bol
- Wasson, R. Gordon, Hofmann, Albert en Ruck, Carl A.P., The Road to Eleusis: Unveiling the Secret of the Mysteries. New York, 1978.
- Aldous Huxley, The Doors of Perception, diverse uitgaven sinds 1954/1956.
- Entheogens And The Future Of Religion. Edited by Robert Forte. San Francisco, 1997. (ISBN 1-889725-01-3)
- Schultes, Richard Evans & Hofmann, Albert, Plants Of The Gods – Their Sacred, Healing and Hallucinogenic Powers. Rochester/Luzern, 1992.
- Terence McKenna, Food of the Gods: The Search for the Original Tree of Knowledge – A Radical History of Plants, Drugs and Human Evolution (1984/1992/1999)
- Ton Lemaire, Godenspijs of duivelsbrood - Op het spoor van de Vliegenzwam. Baarn, 1995.
zondag, december 27, 2015
Driekantig look in december
Gefotografeerd in onze tuin 23 december |
Edible Uses.
Bulb - raw or cooked. The rather small bulb is up to 20mm in diameter, it has a mild garlic flavour and can be used as a flavouring in salads and cooked foods. It is harvested in early summer when the plant has died down and will store for at least 6 months. Leaves - raw or cooked. A leek substitute. The leaves are available from late autumn until the spring, they are nice in salads when they are young, or cooked as a vegetable or flavouring as they get older. The leaves have a milder and more delicate flavour than onions. Flowers - raw. Juicy with a mild garlic flavour, they make a tasty and decorative garnish on salads.
Botanisch
Driekantig look groeit gemakkelijk, is zelfs woekerend, kan zonnige tot beschaduwde, vochtige, goed gedraineerde, voedselrijke zand- en leemgrond verdragen. Ze groeit in graslanden, in bossen en op kapvlakten, in bosjes en onder heggen, langs rivieroevers en in bermen, ook op ruderale plaatsen. Op veel plaatsen dus. De plant stamt oorspronkelijk uit het westelijke Middellandse Zeegebied. In Nederland wordt de soort als stinzenplant gebruikt in parkbossen en langs stromend water. Driekantig look is goed herkenbaar aan de scherp driekantige stengels en bloemstelen. De 2 tot 5 bladeren zijn vlak, de bloeischede is korter dan de bloeiwijze en de meeldraden zijn ongedeeld en steken niet boven de bloemen uit. De losse bloeiwijze draagt geen broedbolletjes en bestaat dus uitsluitend uit bloemen die tenslotte overhangen, zuiver wit zijn en een groene middennerf hebben. Naast vegetatieve vermeerdering worden er ook zwarte, langwerpig ronde zaden gevormd. Deze zijn ook nog voorzien van een oliehoudend mierenbroodje.
Inhoudsstoffen: kaempferolglycosides
En er zitten blijkbaar ook wat geneeskrachtige stoffen in deze driekantige look. Al had ik ook niks anders verwacht. Vooral zeepstoffen en flavanoïden. J Nat Prod. 2003 Nov;66(11):1405-11.Saponins and flavonoids of Allium triquetrum. Corea G1, Fattorusso E, Lanzotti V.
A phytochemical investigation of the flowers and bulbs of Allium triquetrum has been undertaken, leading to the isolation of five new furostanol saponins, triquetrosides A1/A2 (1a/1b), B (3), and C1/C2 (4a/4b), from the flowers, along with ascalonisides A1/A2 (6a/6b). The 22-O-methyl derivatives of triquetrosides A1/A2 (2a and 2b) and C1/C2 (5a and 5b) were also isolated, but they are considered extraction artifacts. Large amounts of seven kaempferol glycosides, of which one (7) has a new structure, were also isolated from both flowers and bulbs.
http://kruidwis.blogspot.fr/2014/03/driekantig-look-bij-presquile-de-crozon.html
Over kaempferol: http://personal.us.es/mlopezlazaro/2011.%20MRMC.%20Kaempferol.pdf
vrijdag, december 25, 2015
Kerst in Locronan
Om origineel te zijn, gaan we op kerstdag toch maar eens naar een kerstmarkt in Bretagne. Locronan is zonder de kerstmarkt ook de moeite waard. Misschien wel de mooiste gemeente van het Bretoense binnenland.
De naam van de plaats verwijst naar de heilige Saint-Ronan, die hier rond 500 hier moet gepredikt hebben. Hij is één van de populaire heiligen van Bretagne, die een tijdlang in de buurt als kluizenaar geleefd heeft en naar men zegt, begraven is op de plaats, waar tegenwoordig de gelijknamige kerk staat. Ter ere van deze heilige vindt ieder jaar op de tweede zondag van juli een groot "Pardon" plaats, die de Petite Troménie wordt genoemd. Om de zes jaar, de volgende in 2019, daarna in 2025, wordt de Petite Troménie een Grande Troménie, met een processie van 12 km rond de Montagne de Locronan. De processie begint en eindigt op de Grand Place te Locronan. Daar staan granieten huizen uit de renaissanceperiode, uit de 16e en 17e eeuw, rijkdom die het stadje aan de productie van zeildoek te danken heeft. Aan dit plein staan naast elkaar de kerk uit de 15e eeuw en de Chapelle du Pénity uit 1504 tot 1515. In de kerk zijn de kansel en de gebrandschilderde glasramen, uit de 15e eeuw, de moeite waard om te zien. In de kapel zijn een zeer opmerkelijke graflegging uit de 16e-eeuw en het grafteken van de heilige Ronan te zien.
Wij wandelen, zoals dat hoort, langs kraampjes met houtsnijwerk, glas geblazen sieraden, gluhwijn en ambachtelijk gepofte kastanjes. Bezoeken een bijzondere boekhandel, waarvan vooral de historische locatie tot de verbeelding spreekt. Eten dan.... een crêpe, drinken een kopje koffie en een typische bolée de cidre.... en kunnen dan in den donkere, in de regen over weinig verlichte wegen terug naar huis.
Wintervoedsel: Douglasspar en andere naalden
Ook in de winter, zeker in onze nieuwe, zachtere winters is er wel wat voedsel te oogsten in de natuur. Hoog in de dennenbomen vinden we aromatische naalden en bladknoppen, vooral de naalden van de Douglasspar zijn een lekkernij. Als thee, als aroma in honing of suiker maar vooral als likeur zijn deze 'blaadjes' met hun appelsienachtig aroma goed te eten of te drinken. Zie receptuur in
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
Pseudotsuga menziesii (Mirb.) Franco. Deze naaldboom is genoemd naar Archibald Menzies (1754
- 1842) een Schot, die tuinman was in de botanische tuin van Edinburgh en als doktersassistent de wereldreis van de Vancouver meemaakte. De Douglasspar behoort samen met de Abies - Zilverspar en de Pinus - Den tot de familie van de Pinaceae en de klasse van de Coniferaceae - de kegeldragende Naalbomen.
De Douglas is nog al eens van naam veranderd: Pinus taxifolia en Pinus douglasii zijn nu ongeldige namen, aan deze laatste ontleent hij zijn Nederlandse naam Douglasspar. Het is een brede piramidale boom met vrijwel kale twijgen en spitse, bruinrode knoppen. De hangende korte kegels (5 tot 10 cm) zien er sympathiek slordig uit, door hun losstaande schubben met ver naar buitenstaande dekschubben. De naalden hebben een fijne aromatische geur die volgens sommigen naar appels ruiken en volgens anderen naar appelsien. Het hangt er van af hoe lang je kop in een zak met naalden steekt.
De Indianen noemden deze boom sacoo-paps: grote boom. Die gebruiken de boom ook om er visharpoenen van te maken terwijl uit de deelbare wortels manden gefabriceerd werden. De vreemde wortels heb ik wel eens gevonden.
De verse naalden die in heet water gedaan worden geven een goede thee met veel vitamine C. De takken kunnen als kerstversiering gebruikt worden omdat de naalden minder snel afvallen dan van de gewone kerstboom.
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/41149-douglasspar-in-geur.html
Ander nu te eten wild bladvoedsel in mijn tuin: wilde veldsla, kleine veldkers, brandnetel, vogelmuur, jong kleefkruid, verwilderde peterselie. jong bereklauwblad en de groene zaden, jong blad van speenkruid, zevenblad en ik vergeet er nog wat. Misschien niet direct kerstvoedsel maar als vulling voor kalkoen is het wel te gebruiken. Al hoeven de kalkoenen voor mij niet bang te zijn.
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
Bij de Douglasspar |
- 1842) een Schot, die tuinman was in de botanische tuin van Edinburgh en als doktersassistent de wereldreis van de Vancouver meemaakte. De Douglasspar behoort samen met de Abies - Zilverspar en de Pinus - Den tot de familie van de Pinaceae en de klasse van de Coniferaceae - de kegeldragende Naalbomen.
De Douglas is nog al eens van naam veranderd: Pinus taxifolia en Pinus douglasii zijn nu ongeldige namen, aan deze laatste ontleent hij zijn Nederlandse naam Douglasspar. Het is een brede piramidale boom met vrijwel kale twijgen en spitse, bruinrode knoppen. De hangende korte kegels (5 tot 10 cm) zien er sympathiek slordig uit, door hun losstaande schubben met ver naar buitenstaande dekschubben. De naalden hebben een fijne aromatische geur die volgens sommigen naar appels ruiken en volgens anderen naar appelsien. Het hangt er van af hoe lang je kop in een zak met naalden steekt.
De Indianen noemden deze boom sacoo-paps: grote boom. Die gebruiken de boom ook om er visharpoenen van te maken terwijl uit de deelbare wortels manden gefabriceerd werden. De vreemde wortels heb ik wel eens gevonden.
De verse naalden die in heet water gedaan worden geven een goede thee met veel vitamine C. De takken kunnen als kerstversiering gebruikt worden omdat de naalden minder snel afvallen dan van de gewone kerstboom.
https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/41149-douglasspar-in-geur.html
Ander nu te eten wild bladvoedsel in mijn tuin: wilde veldsla, kleine veldkers, brandnetel, vogelmuur, jong kleefkruid, verwilderde peterselie. jong bereklauwblad en de groene zaden, jong blad van speenkruid, zevenblad en ik vergeet er nog wat. Misschien niet direct kerstvoedsel maar als vulling voor kalkoen is het wel te gebruiken. Al hoeven de kalkoenen voor mij niet bang te zijn.
donderdag, december 24, 2015
Winterse schoonheid
Gedroogde, half vergane plantenresten zijn in de winter voor een herborist niet alleen een rationeel determineerkenmerk maar ook een spiritueel moment van kwetsbare schoonheid. Op de foto de lege zaaddozen van de saffloerplant Carthamus tinctorius. Zijn wetenschappelijke naam stamt mogelijk van het Arabische kurthum. Verven is in het Hebreeuws kartami. In India heet hij kusumba, en onder die naam kennen ook de Indonesiër hem.
Platearius schreef?: 'De Turken telen Carthamus ook veel en niet alleen om de reuk van de bloemen die hun zeer behaagt, maar ook om bij hun tuiltjes te doen omdat hun de zaadbol er van zo goed bevalt die voorwaar zo wonderlijk is om te zien dat hij met kunst gemaakt en niet zo als men hem ziet gegroeid schijnt te wezen'.
En ook magische handelingen met planten waren in het verleden nooit ver weg. Platearius: 'De gestampte bloemen die met azijn zijn gemengd zijn is goed om op schorpioenensteken te leggen. Sommige denken dat als iemand in zijn hand de wortel van de saffloer heeft en dan door een schorpioen wordt gestoken dat hij die pijn dan niet zal voelen, maar werpt hij het weg, dan zal hij het voelen'.
Item, sla een ouwe haan met deze twijgen en terstond wordt die gedood en vallen zijn veren af, dan steek je in zijn buik saffloer, boomvaren, steentijm, anijs en kaneel en kook het tezamen in water, drink het, want samen is dit zeer goed tegen de voorgenoemde ziektes.
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/66817-saffloer-meer-dan-kleurstof.html
Over Platearius
Matthaeus Platearius est un médecin de l'école de médecine de Salerne, à qui est attribué la rédaction au XIIe siècle d'un manuscrit latin sur les plantes médicinales intitulé Liber de simplici medicina, ou Circa Instans, traduit par la suite en français sous le titre de « Livre des simples médecines ». C'est à la fois une liste alphabétique et un manuel de simples basés sur le Vulgaris de Dioscoride, qui décrit l'aspect, la préparation et les utilisations de divers remèdes. Largement acclamé, ce fut l'un des premiers herbiers médiévaux publiés grâce au procédé d'impression nouvellement créé en 1488. Le botaniste allemand, Ernst Meyer, le considérait à l'égal des ouvrages de Pline l'Ancien et de Dioscoride, tandis que George Sarton, historien des sciences américain, pensait que c'était une forme améliorée du De Materia Medica de Dioscoride.
Matthaeus et son frère, Johannes, étaient les fils d'une femme médecin de l'école de Salerne, mariée à Johannes Platearius I. On suppose qu'il s'agit de Trotula, qui est l'auteur de traités importants sur la gynécologie, dont « Les maladies des femmes ».
Met de woorden Circa Instans begint een farmaceutisch-medisch werk, dat wordt toegeschreven aan Platearius, en dat gedurende de middeleeuwen een zeer grote invloed heeft uitgeoefend. Over de auteur, Johannes of Mattheus Platearius, is slechts weinig met zekerheid bekend. Hij was een Salernitaans medicus (School van Salerno), die leefde rond het midden van de twaalfde eeuw. Zijn Latijns werk, het Liber de simplici medicina, meestal naar de beginwoorden Circa Instans geheten, is een van de drie boeken ‘die het medisch en farmaceutisch denken gedurende de middeleeuwen het sterkst heeft beheerst’, samen met de Grabadin van Pseudo-Mesues en het Antidotarium Nicolai.
Platearius schreef?: 'De Turken telen Carthamus ook veel en niet alleen om de reuk van de bloemen die hun zeer behaagt, maar ook om bij hun tuiltjes te doen omdat hun de zaadbol er van zo goed bevalt die voorwaar zo wonderlijk is om te zien dat hij met kunst gemaakt en niet zo als men hem ziet gegroeid schijnt te wezen'.
En ook magische handelingen met planten waren in het verleden nooit ver weg. Platearius: 'De gestampte bloemen die met azijn zijn gemengd zijn is goed om op schorpioenensteken te leggen. Sommige denken dat als iemand in zijn hand de wortel van de saffloer heeft en dan door een schorpioen wordt gestoken dat hij die pijn dan niet zal voelen, maar werpt hij het weg, dan zal hij het voelen'.
Item, sla een ouwe haan met deze twijgen en terstond wordt die gedood en vallen zijn veren af, dan steek je in zijn buik saffloer, boomvaren, steentijm, anijs en kaneel en kook het tezamen in water, drink het, want samen is dit zeer goed tegen de voorgenoemde ziektes.
http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/66817-saffloer-meer-dan-kleurstof.html
Over Platearius
Matthaeus Platearius est un médecin de l'école de médecine de Salerne, à qui est attribué la rédaction au XIIe siècle d'un manuscrit latin sur les plantes médicinales intitulé Liber de simplici medicina, ou Circa Instans, traduit par la suite en français sous le titre de « Livre des simples médecines ». C'est à la fois une liste alphabétique et un manuel de simples basés sur le Vulgaris de Dioscoride, qui décrit l'aspect, la préparation et les utilisations de divers remèdes. Largement acclamé, ce fut l'un des premiers herbiers médiévaux publiés grâce au procédé d'impression nouvellement créé en 1488. Le botaniste allemand, Ernst Meyer, le considérait à l'égal des ouvrages de Pline l'Ancien et de Dioscoride, tandis que George Sarton, historien des sciences américain, pensait que c'était une forme améliorée du De Materia Medica de Dioscoride.
Matthaeus et son frère, Johannes, étaient les fils d'une femme médecin de l'école de Salerne, mariée à Johannes Platearius I. On suppose qu'il s'agit de Trotula, qui est l'auteur de traités importants sur la gynécologie, dont « Les maladies des femmes ».
Met de woorden Circa Instans begint een farmaceutisch-medisch werk, dat wordt toegeschreven aan Platearius, en dat gedurende de middeleeuwen een zeer grote invloed heeft uitgeoefend. Over de auteur, Johannes of Mattheus Platearius, is slechts weinig met zekerheid bekend. Hij was een Salernitaans medicus (School van Salerno), die leefde rond het midden van de twaalfde eeuw. Zijn Latijns werk, het Liber de simplici medicina, meestal naar de beginwoorden Circa Instans geheten, is een van de drie boeken ‘die het medisch en farmaceutisch denken gedurende de middeleeuwen het sterkst heeft beheerst’, samen met de Grabadin van Pseudo-Mesues en het Antidotarium Nicolai.
dinsdag, december 22, 2015
Geklist
Winterse resten van zomerse planten. Een forse plant met tientallen zaadbollen staat net niet in het water bij onze gezwollen rivier de Aulne. Grote klis of Arctium lappa. De klisbollen kunnen zelfs in december nog in het haar hechten. Zouden ze daarom altijd als goed voor het haar beschouwd zijn? In de klassieke fytotherapie wordt vooral de wortel, getrokken in olie, tegen 'het grijs worden' van het haar gebruikt.
In de oude literatuur oa bij Dodonaeus worden sporadisch ook wel de zaden geadviseerd. Dodonaeus: Het zaad is tot dezelfde dingen zo goed als de wortel en het wordt ook met suiker gekonfijt.....het is veel krachtiger in niergruis dan de wortel, ja breekt de steen zowel van de nieren als van de blaas en daarboven stopt het de rode afgang. Hetzelfde zaad gestampt en veertig dagen lang met goede wijn gedronken is zeer goed voor diegene die jicht hebben en is zeer nuttig voor diegene die van de steen gesneden zijn om te beletten dat die niet meer groeit'.
Arctium lappa semen (Niu Bang Zi) wordt het in de Chinese kruidengeneeskunde genoemd en Dr. Mao schrijft er dezelfde eigenschappen aan toe als aan de wortel: Arctium has long been known as an herb that detoxifies the blood and promotes urination. This herb is commonly used for cleansing, soothing and purifying the entire system. It has antibiotic properties and has been shown to reduce blood sugar levels in lab experiments. Arctium is also used to treat colds that are accompanied by fever, cough, and a red, swollen sore throat. Additionally, arctium is used for hot, itchy rashes and red swellings on the skin. Ointments or tinctures of arctium applied to the skin can be effective in alleviating psoriasis, eczema, acne, hemorrhoids, and chronic sores.
Het moment om toch eens van het zaad een tinctuur maken.
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/84800-grote-klis-geschiedenis-van-een-kruid.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/35962-in-de-naam-van-klis.html
maandag, december 21, 2015
Kortste dag, langste nacht
Kortste dag, langste nacht. Pont ar Gorret Bretagne. Het verlaten en vervallen heksenhuisje van onze buurvrouw.
Na het overlijden van de oude moeder komen kinderen en kleinkinderen het vervallen huisje leeg maken. Het oude leven wordt verbrand. De donkerste dag wordt verlicht met het vuur van de oude sofa. Alsof de oude moeder als een fenix uit de as verrijst.
Vanuit onze tuin kijk ik en de boommalva toe hoe alles eindig is.
Na het overlijden van de oude moeder komen kinderen en kleinkinderen het vervallen huisje leeg maken. Het oude leven wordt verbrand. De donkerste dag wordt verlicht met het vuur van de oude sofa. Alsof de oude moeder als een fenix uit de as verrijst.
Vanuit onze tuin kijk ik en de boommalva toe hoe alles eindig is.
December specerij-moment: gloeiend en geest-verruimend
Ook de klassieke geurbol, een appelsien vol gestoken met kruidnagel, is nog steeds bekend. In de moderne aromatherapie wordt de etherische olie als pijnstiller bij tandpijn gebruikt, als ontsmettend middel bij darmproblemen (gassen, ontsteking, diarree) en zeker ook bij bacteriële en virale infecties van de luchtwegen. Je kan de klassieke glühwijn met kruidnagel en kaneel gerust als een preventiemiddel beschouwen bij verkoudheid en griep. Dus een goedgemaakte glühwijn is in zekere zin een aangenaam en verwarmend medicijn. Een wijn die niet toevallig in de winter populair geworden is.
Nootmuskaat kent iedereen. Het is in de burgerlijke keuken een gewaardeerd specerij, maar wordt in minder burgelijke kringen als een alternatief hallucinogeen beschouwd. Les extremes se touche! Nootmuskaat bevat onder meer safrol-olie. Deze olie kan worden gebruikt als een van de grondstoffen voor de productie van XTC. Een nootje muskaat kan je een high gevoel geven. Je moet wel 2 tot 5 uur wachten voordat er effecten optreden. Sommige gebruikers krijgen het idee te zweven. Een enkele keer lijkt het alsof je geen ledematen meer hebt. Tijd en ruimte worden anders ervaren. De high neemt langzaam af, maar kan wel 1 tot 2 dagen aanhouden.
Al tijdens het gebruik kun je misselijk en duizelig worden en hartkloppingen krijgen. Gebruikers klagen over een gevoel van algehele malaise, hoofdpijn, duizeligheid, een droge mond en hartkloppingen. Bij overdosering is een psychose mogelijk.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/eugenia-cariophilla-kruidnagel
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/mmyristica-fragans-nootmuskaat
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/28949-kruidnagel-het-kippetongspecerij.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/57925-nootmuskaat-geschiedenis-van-een-specerij.html
donderdag, december 17, 2015
Over Dodonaeus en mijn herboristenopleiding
De kaft van het cursusboek van de Herboristen Opleiding 'Dodonaeus'. Voor mij een bijzondere tekening. Afbeelding van een jonge Dodoens, wel een vrije interpretatie, speciaal gemaakt om het cursusboek van de lessen kruidenleer te sieren. Nu 27 jaar geleden.
Dodonaeus, geboren en getogen.
Dodonaeus werd in 1517 te Mechelen geboren. Zijn eigenlijke naam was Rembert Doedesz of Dodoens Joenckema, zijn familie was van Friese afkomst. Op zijn 14de jaar was hij al medisch student aan de universiteit van Leuven. Na zijn studies reisde hij veel en studeerde ondertussen verder aan universiteiten in Frankrijk, Italië en Duitsland.
In 1548, hij was toen zowat 30 jaar, werd hij benoemd tot stadsarts in Mechelen. Enkele jaren later in 1554 publiceerde hij zijn bekende ‘Cruyde-boeck’, wat gedeeltelijk gebaseerd was op ‘De Historiae Stirpium’ van Fuchs, waar Dodoens eerder al een Nederlandse vertaling van gemaakt had.
Dodoens was ook bevriend met de bekende botanici Clusius en Lobelius. Zij gebruikten ook elkaars materiaal om hun boeken te schrijven. Er werd toen al even veel overgeschreven als nu, in ons digitale tijdperk.
Cruyde-Boeck.
In de inleiding van zijn‘Cruyde-boeck’ zegt Dodoens over de kruidenleer ‘ ghelyck vele edele scientien (wetenschappen) ende schoone konsten, lange tijt van de medicijns (de dokters) is cleyn geacht,...omdat sy meynden dat alsulcken kennisse haer niet en betaemde... Wat komt me dat bekend voor!
Dodoens probeerde de tot dan toe versmade gewassen, niet op alfabetische volgorde in te delen maar te groeperen naar hun uiterlijk. Dat ziet er voor ons soms vermakelijk uit, maar het was wel een eerste poging om familieverbanden in de plantenwereld te zoeken. Al is, ‘Een aantal planten zonder nader verband’ en ‘Bloemen bevallig aan het gezicht’ nog ver verwijderd van een botanisch of medisch indeling. Alhoewel de hoofdstukken ‘Van der Wortelen, Van der Corenen en Van der Boomen’ al wat op een flora-indeling beginnen te lijken.
Dodoens geeft ook nauwkeurige beschrijvingen van de planten, telt de meeldraden en spreekt over mannelijke en vrouwelijke planten. Een voorbeeld: Sint Jans cruyt heeft bruyn roode stelen/ met veel aenwassende zijde tacxkens verciert. Sijn bladeren zijn lanck en smal/ den bladeren van Wijnruyt niet seer onghelijck/ die als zy teghen den dach ghesien worden/ vol cleyne gaetkens schijnen al oft zy met naelden duersteken waeren.
Bijzonder vind ik ook de vermelding van de plantennamen in verschillende talen. Sint Jans cruyt wordt gheheeten in Griecx/ in Latijn ende in die Apoteke Hypericum/ ende van sommighen Perforata en Fuga daemonum. In Hoochduytsch S. Johans kraut en van sommighen Harthauw. In Neerduytsch S. Jans cruyt. In Franchois Millepertuys.
Bij de medische toepassing van de verschillende kruiden volgde hij voornamelijk de elementenleer, maar er zijn ook veel voorbeelden van signatuurleer te vinden. Al vond hij dat geneeskracht van planten aan het uiterlijk van de plant aflezen ‘'teghen alle reden.....ydel ja belachelijck’ is.
Vooral de beschrijving van ‘die Crachte’ spreekt mij erg aan, zij zijn kernachtig kort en toch bijna poëtisch weergegen. ‘Sint Jans cruyt met saet en bloemen ghesoden ende ghedroncken/ lost die urine/ ende doet water maken/ ende es seer goet teghen den steen in die blase/ het brenght den vrouwen huer natuerlijcke cranckheyt weder/ ende het stopt den loop des buycx.
Dodoens eindigt zijn boekwerk met een alfabetisch ‘Register van die Crachte ende Werckinghe der Cruyden’, dat klinkt als volgt: ‘Bijslapen lust maken’, Clapooren ghenesen, Dronckenschap beletten, Handen vol puysten doen comen, Hersenen goet maken, Kinderen doen pissen, Menschen dooden’ en ‘Rimpelen vergaen’.
Deze selectie is niet bedoeld om de zot te houden met een onvoorstelbaar wijs man als Dodoens. Het is eerder een bewondering en verwondering voor de mens en voor Dodonaeus in het bijzonder, die met verstand en gevoel ‘crachte ende werckinghe’ in de wereld brengen.
Dodoens hofarts en docent.
Dodoens werd in zijn leven ook niet gespaard van tegenslag. In 1572 overleed zijn vrouw en enkele maanden later werd Mechelen door de Spanjaarden geplunderd en gingen al zijn bezittingen verloren. Hij trok toen naar Oostenrijk, waar hij, 5 jaar lang, hofarts van keizer Maximiliaan II en keizer Rudolf II was.
In 1582 aanvaarde hij een leerstoel in de medicijnen te Leiden, waar hij, tot aan zijn dood 3 jaar later, bleef. In die Leidense periode verscheen bij Plantijn ook zijn ‘Stirpium Historiae Pemptades Sex’ zijn meesterwerk van ‘pemptades’, verhandelingen van 900 bladzijden, geïllustreerd met 1300 houtsneden.
Op zijn grafschrift in de Sint Pieterskerk te Leiden lezen we: Aan Rembert Dodoens uit Mechelen, van de keizers Maximilliaan II en Rudolf II de arts en raadsman: aan hem die inzake astronomie en geneeskrachtige kruiden door zijn kennis en geschriften beroemd geworden is, die thans als grijsaard bij de Leidense universiteit van de Betaafse staat als leraar in de medicijnen in zaligheid heengegaan is, in het jaar 1585 op de zesde dag van Maart, 68 jaar oud. Rembert Dodoens een zeer vrome zoon.
Dodonaeus, geboren en getogen.
Dodonaeus werd in 1517 te Mechelen geboren. Zijn eigenlijke naam was Rembert Doedesz of Dodoens Joenckema, zijn familie was van Friese afkomst. Op zijn 14de jaar was hij al medisch student aan de universiteit van Leuven. Na zijn studies reisde hij veel en studeerde ondertussen verder aan universiteiten in Frankrijk, Italië en Duitsland.
In 1548, hij was toen zowat 30 jaar, werd hij benoemd tot stadsarts in Mechelen. Enkele jaren later in 1554 publiceerde hij zijn bekende ‘Cruyde-boeck’, wat gedeeltelijk gebaseerd was op ‘De Historiae Stirpium’ van Fuchs, waar Dodoens eerder al een Nederlandse vertaling van gemaakt had.
Dodoens was ook bevriend met de bekende botanici Clusius en Lobelius. Zij gebruikten ook elkaars materiaal om hun boeken te schrijven. Er werd toen al even veel overgeschreven als nu, in ons digitale tijdperk.
Cruyde-Boeck.
In de inleiding van zijn‘Cruyde-boeck’ zegt Dodoens over de kruidenleer ‘ ghelyck vele edele scientien (wetenschappen) ende schoone konsten, lange tijt van de medicijns (de dokters) is cleyn geacht,...omdat sy meynden dat alsulcken kennisse haer niet en betaemde... Wat komt me dat bekend voor!
Dodoens probeerde de tot dan toe versmade gewassen, niet op alfabetische volgorde in te delen maar te groeperen naar hun uiterlijk. Dat ziet er voor ons soms vermakelijk uit, maar het was wel een eerste poging om familieverbanden in de plantenwereld te zoeken. Al is, ‘Een aantal planten zonder nader verband’ en ‘Bloemen bevallig aan het gezicht’ nog ver verwijderd van een botanisch of medisch indeling. Alhoewel de hoofdstukken ‘Van der Wortelen, Van der Corenen en Van der Boomen’ al wat op een flora-indeling beginnen te lijken.
Dodoens geeft ook nauwkeurige beschrijvingen van de planten, telt de meeldraden en spreekt over mannelijke en vrouwelijke planten. Een voorbeeld: Sint Jans cruyt heeft bruyn roode stelen/ met veel aenwassende zijde tacxkens verciert. Sijn bladeren zijn lanck en smal/ den bladeren van Wijnruyt niet seer onghelijck/ die als zy teghen den dach ghesien worden/ vol cleyne gaetkens schijnen al oft zy met naelden duersteken waeren.
Bijzonder vind ik ook de vermelding van de plantennamen in verschillende talen. Sint Jans cruyt wordt gheheeten in Griecx/ in Latijn ende in die Apoteke Hypericum/ ende van sommighen Perforata en Fuga daemonum. In Hoochduytsch S. Johans kraut en van sommighen Harthauw. In Neerduytsch S. Jans cruyt. In Franchois Millepertuys.
Bij de medische toepassing van de verschillende kruiden volgde hij voornamelijk de elementenleer, maar er zijn ook veel voorbeelden van signatuurleer te vinden. Al vond hij dat geneeskracht van planten aan het uiterlijk van de plant aflezen ‘'teghen alle reden.....ydel ja belachelijck’ is.
Vooral de beschrijving van ‘die Crachte’ spreekt mij erg aan, zij zijn kernachtig kort en toch bijna poëtisch weergegen. ‘Sint Jans cruyt met saet en bloemen ghesoden ende ghedroncken/ lost die urine/ ende doet water maken/ ende es seer goet teghen den steen in die blase/ het brenght den vrouwen huer natuerlijcke cranckheyt weder/ ende het stopt den loop des buycx.
Dodoens eindigt zijn boekwerk met een alfabetisch ‘Register van die Crachte ende Werckinghe der Cruyden’, dat klinkt als volgt: ‘Bijslapen lust maken’, Clapooren ghenesen, Dronckenschap beletten, Handen vol puysten doen comen, Hersenen goet maken, Kinderen doen pissen, Menschen dooden’ en ‘Rimpelen vergaen’.
Deze selectie is niet bedoeld om de zot te houden met een onvoorstelbaar wijs man als Dodoens. Het is eerder een bewondering en verwondering voor de mens en voor Dodonaeus in het bijzonder, die met verstand en gevoel ‘crachte ende werckinghe’ in de wereld brengen.
Dodoens hofarts en docent.
Dodoens werd in zijn leven ook niet gespaard van tegenslag. In 1572 overleed zijn vrouw en enkele maanden later werd Mechelen door de Spanjaarden geplunderd en gingen al zijn bezittingen verloren. Hij trok toen naar Oostenrijk, waar hij, 5 jaar lang, hofarts van keizer Maximiliaan II en keizer Rudolf II was.
In 1582 aanvaarde hij een leerstoel in de medicijnen te Leiden, waar hij, tot aan zijn dood 3 jaar later, bleef. In die Leidense periode verscheen bij Plantijn ook zijn ‘Stirpium Historiae Pemptades Sex’ zijn meesterwerk van ‘pemptades’, verhandelingen van 900 bladzijden, geïllustreerd met 1300 houtsneden.
Op zijn grafschrift in de Sint Pieterskerk te Leiden lezen we: Aan Rembert Dodoens uit Mechelen, van de keizers Maximilliaan II en Rudolf II de arts en raadsman: aan hem die inzake astronomie en geneeskrachtige kruiden door zijn kennis en geschriften beroemd geworden is, die thans als grijsaard bij de Leidense universiteit van de Betaafse staat als leraar in de medicijnen in zaligheid heengegaan is, in het jaar 1585 op de zesde dag van Maart, 68 jaar oud. Rembert Dodoens een zeer vrome zoon.
Abonneren op:
Posts (Atom)