woensdag, december 16, 2009
Mens en medicijn
Een boek dat al heel wat jaartjes in mijn bibliotheek staat is Mens en Medicijn. Geen kruidenboek in de herboristische betekenis van het woord. Wel een boek waarin we lezen over het vernuft van de natuurmens die de werking van een middel ontdekt; over de hoge zorgstandaard in het oude Egypte; over de werkelijkheid van de tempelslaap in de tempels van Asklepios in het antieke Griekenland; over Hippocrates en hoe de Griekse artsen in het Romeinse Rijk diens gedachten uitdroegen.
Het boek verhaalt hoe belangrijk de verspreiding van de Islam voor de verspreiding van onze westerse geneesmiddelencultuur is geweest en hoe deze daarna verder is ontwikkeld. Er ging een enorme invloed uit van de reizen van Marco Polo en later van die van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Mens en Medicijn vertelt over Paracelsus en alchemie en hoe daar de scheikunde uit is voortgekomen. We kunnen de logische stappen volgen die tot onze huidige geneesmiddelencultuur hebben geleid.
Mens en Medicijn geeft iedereen gelegenheid achter de schermen te kijken en kennis te nemen van het fascinerende verhaal van de ontwikkeling van het geneesmiddel in onze westerse geneesmiddelentraditie. Het is overzichtelijk, boeiend en met vaart geschreven en het bevat heel veel wetenswaardige details.
Een uittreksel uit Mens en Medicijn over Rauwolfia
Het alkaloïd reserpine werd in 1953 uit de Indische slangenwortel geïsoleerd. Extracten uit deze plant, Rauwolfia serpentina, werden al in de ayurvedische geschriften van de oude hindoeïstische geneeskunde genoemd als middel tegen geestesziekte, slapeloosheid, hoge bloeddruk en slangenbeten. Deze laatste indicatie stamt uit de signatuurleer wegens de slangachtige vorm van de wortel. Dioskorides beschreef slangenwortel als een middel voor manische patiënten en men denk: dat Alexander de Grote deze kennis uit India heeft meegenomen. In 1931 verscheen de eerste moderne melding van behandelingen van psychotische patiënten met Rauwolfia-extract. In 1954 werd gemeld dat de stof reserpine gunstige effecten bij die indicatie had. Het onderzoek dat daardoor op gang kwam, toonde aan dat het werkingsmechanisme van reserpine berust op het vrijmaken van de lichaamseigen neurotransmitters noradrenaline, dopamine en serotonine uit hun opslagplaatsen in de zenuwuiteinden. Deze stoffen bevinden zich daarna in een onbeschermde toestand en worden gemakkelijk door het in de buurt voorkomende enzym mono-amino-oxydase (MAO) inactief gemaakt. Het lichaam maakt inmiddels nieuwe neurotransmitters aan die door de voortdurende aanwezigheid van reserpine niet in de opslagplaatsen terecht kunnen, maar direct door het MAO inactief gemaakt worden. Dus, zolang als reserpine op de zenuwvezel inwerkt, ze lang worden de neurotransmitters inactief gemaakt. Noradrenaline, dopamine en serotonine geven geen informatie meer door aan hun receptoren. Door de vermindering van de effecten van noradrenaline - die speciaal op het functioneren van het hart zijn gericht - ontstaat een verlaging van de kracht en de frequentie van de hartslag en een verwijding van de bloedvaten. Dit resulteert in een lagere bloeddruk. Reserpine werkt dus ook bloeddrukverlagend. De gelijktijdige vermindering van de effecten van dopamine en serotonine geven onder andere bij niet-psychotïsche patiënten aanleiding tot bijwerkingen als nachtmerries en depressies. De bijwerking van een te lage bloeddruk maakt reserpine tot een lastig toe te dienen middel bij psychotische patiënten, zodat het tegenwoordig is verlaten. De winst van het onderzoek was het aantonen van de werkingen van de drie neurotransmitters.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten