woensdag, augustus 26, 2015

Rode en andere zonnehoeden

Heemst en rode zonnehoed in Pont ar Gorret
Rode zonnehoed geeft nog volop kleur in de toch al wat aftakelende border. Ook de echte heemst laat nog wat wit-roze bloemen bloeien. Het zijn zonder meer stevige, geneeskrachtige kruiden voor een mooie en gemakkelijke sierborder. Van de rode zonnehoed kun je nu met enkele bloemen, wat blad en steel een immuunmodulerende tinctuur maken. Immuunmodulerend! Klinkt toch indrukwekkend niet? Dus de fijngesneden plantendelen in alcohol laten trekken om het immmuunsysteem te versterken en zo het najaar te trotseren.
Dat rode zonnehoed op alcohol getrokken niet werkzaam zou zijn, wat hier en daar beweerd wordt, wil ik toch ten stelligste tegenspreken, de werkzame stoffen, zogenaamde polysacchariden, zouden niet oplosbaar zijn in alcohol.

Wat argumenten voor de werking van een tinctuur
  • Een tinctuur is nooit gemaakt met pure alcohol maar met een mengsel van alcohol en water
  • De polysacchariden zijn ook gedeeltelijk oplosbaar in alcohol. The EP extracted with a 55% ethanol at 55℃ contained 22.3 ±1.0 mg gallic acid equivalent/g DW of total phenolic compounds and 86.0 ± 4.6 mg quercetin equivalent/g of flavonoid content.
  • Andere belangrijke inhoudstoffen zoals alkylamiden (tintelende stoffen, lipofiel) hebben juist een hoog alcoholgehalte nodig om op te lossen, ze hebben ook een directere werking.
  • Eigen ervaring, de ervaring van tientallen gerenomeerde herboristen en onderzoeken bewijzen de werking van een tinctuur.
Echinacea-tinctuur maken in 2 fasen
20 gr fijn gemaakt blad, bloem en steel in 100 cc ethanol van 30 % laten trekken (maceraat)
20 gr fijn gemaakt blad, bloem en steel in 100 cc ethanol van 60 % laten trekken (maceraat)
gedurende 3 weken, daarna onder druk uitzeven en de 2 vloeistoffen vermengen. Afvullen in bvb bruine 50cc flesjes. Koel en donker bewaren. 

Interessant artikel (uitreksel) over de werking van Echinacea species


The chemical components of plants can be divided into two categories: primary and secondary metabolites. Primary metabolites are essential for life processes or provide important structural elements for the plant. The utility to the plant of many secondary metabolites is unknown, although
some are thought to have a defensive or adaptive role for the plant in its natural environment. Most of the active components found in medicinal plants fall into the category of secondary metabolites. However, polysaccharides are generally primarymetabolites. Their functions include structural
elements beneath the cell wall and carbohydrate storage molecules. Because of their important role in primary metabolism, all plants contain polysaccharides. Moreover, the levels found in Echinacea preparations are not high when compared to mushrooms and other accumulators of polysaccharides, such as Althaea officinalis and Aloe species. 

The lipophilic components of Echinacea species comprise two main groups, the polyacetylenes and
the alkylamides. The occurrence of polyacetylenes (polyenes) is typical of the Asteraceae family, in which the highest levels are usually found in the roots. E. pallida root contains significant levels of some unique polyacetylenes, namely the ketoalkynes and ketoalkenes, which do not occur in the other Echinacea species. These compounds give E.pallida root a unique earthy-metallic taste which makes it easy to differentiate.
Alkylamides are not common plant constituents. Most compounds have been found to occur in two tribes of the Asteraceae. Many alkylamides (particularly isobutylamides) have been isolated from the roots and aerial parts of E. angustifolia and E. purpurea , but they are largely absent from E. pallida.
Since the alkylamides cause the characteristic tingling sensation on the tongue, it is therefore not surprising that E. pallida lacks this property. The alkylamides in Echinacea are composed of a highly unsaturated carboxylic acid (often with triple carbon-carbon bonds) and an amine compound, either isobutylamine or 2-methylbutylamine. It is possible this bond between the acid and the amine is broken during digestion, and the true active entity from these compounds is the carboxylic acid.
Being highly unsaturated, both the polyacetylenes and the alkylamides are prone to oxidation, although they are probably somewhat protected in the natural plant matrix. Nonetheless, Echinacea roots should not be stored in powdered form for prolonged periods.

Much of the confusion about Echinacea has arisen from misinterpretation or overemphasis of the polysaccharide research. Statements such as: “Echinacea will not be immunologically active if given as an ethanolic extract,” or “Echinacea is a T cell activator,” or “Echinacea is contraindicated in AIDS,” have all arisen from an overly enthusiastic interpretation of the pharmacological literature pertaining to Echinacea polysaccharides. It is worthwhile to examine what pharmacological studies on Echinacea polysaccharides do say and consider the relevance, if any, of these to the normal use of Echinacea in the English-speaking world.

Conclusions
The importance of polysaccharides to the activity of most Echinacea preparations has been misinterpreted and over-emphasized. Traditional ethanolic extracts of Echinacea do not rely on polysaccharides for their activity.....
The several hypotheses that: 1. Echinacea is a T-cell activator; 2. Echinacea will accelerate pathology in HIV/ AIDS; and 3. Arabinogalactan isolated from the Larch is therapeutically equivalent to Echinacea, are not supported by careful analysis of known data.
It is probably appropriate to include a quote from Bauer and Wagner, since most of this article is based on their research.
“The immunological investigations conducted to date permit the following conclusions. Lipophilic alkylamides as well as the polar caffeic acid derivative, cichoric acid, probably make a considerable contribution to the immunostimulatory action or activity of alcoholic Echinacea extracts." 


dinsdag, augustus 25, 2015

Springerig zaad



Na het boodschappen doen in een doorweekt Carhaix, stop ik even bij de brug over de Hyèresrivier net buiten het stadje. Een mooi romantisch plekje waar ik steeds maar voorbij rijd. 
Een brug en resten van een brug, een oude watermolen, bos, een snelstromende rivier en bengelende bloemen van de reuzenbalsemien doen me eindelijk eens halt houden.

De reuzenbalsemien dus. Ik mag deze vrolijke plant wel. Een uitheemse eenjarige rakker die steeds verder oprukt en gemakkelijk manshoog kan worden. Impatiens glandulifera is zijn officiële naam. Hij valt op door zijn doorzichtige stengels, die er vlezig uitzien en zijn grote symmetrische rood tot paars kleurende bloemen. Vooral langs beken en rivieren en in natte graslanden is de soort te vinden. En dus vinden we hem ook in het natte Bretagne. Het zaad, dat door de plant wordt weggeslingerd en zich zo verder verspreidt, wordt ook nog gemakkelijk door mens en dier meegenomen, waardoor de uitbreiding van de soort nog groter wordt.

Een andere bijzonderheid van de Balsemienen is dat ze als kiemplant een klein wortelstelsel hebben dat al snel afsterft en vervangen wordt door een adventief wortelstelsel. Als de planten daarna snel groter worden ontwikkelen ze aan het onderste deel van de stengel steltwortels, waarmee de planten zichzelf overeind houden.

Genezend?
Mensen die geloven in de Bachbloesemtheorie denken dat de reuzenbalsemien behulpzaam is om springerige en ongeduldige mensen wat tot rust te brengen. De reden waarom de reuzenbalsemien daarvoor geschikt wordt geacht is zijn 'springerig gedrag'. Zijn Latijnse naam Impatiens betekent ook 'ongeduldig' en verwijst naar het feit dat deze plantensoort bij de minste aanraking zijn zaden wegschiet. Vandaar ook de Nederlandse geslachtsnaam Springkruid. Een vorm van signatuurleer dus.

Langs de Hyeres bij Carhaix-Plougouer
Als geneeskruid is hij in Europa verder uiteraard niet bekend. In de landen van herkomst oa in Taiwan in gebruik tegen reuma en tegen nagelbedontsteking.
Uit wat wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de plant veel 'anti-werkingen' heeft: anti-schimmel, anti-tumor, anti-bacterieel en anti-allergie (tegen jeuk). Zelf heb ik nog geen persoonlijke ervaringen met het gebruik van deze ongeduldige balsemien, we hebben gelukkig vele andere inheemse planten zoals weegbree die dezelfde geneeskrachtige werking vertonen.

Wat wetenschappelijk onderzoek en wat gestolen Engelse tekst
The common names Policeman's Helmet, Bobby Tops, Copper Tops, and Gnome's Hatstand all originate from the flowers being decidedly hat-shaped. Himalayan Balsam and Kiss-me-on-the-mountain arise from the fact that the plant originates in the Himalayan mountains.
The species name glandulifera comes from the Latin words glandis meaning 'gland', and ferre meaning 'to bear', in that the plant has glands that produce a sticky, sweet-smelling, and edible nectar.
Impatiens balsamina L. (Balsaminaceae) is an annual herb which originated in Asia. The whole plant has been used as indigenous medicine in Taiwan for the treatment of rheumatism, swelling and fingernail inflammation. Modern pharmacological studies have reported this plant demonstrating antifungal, antibacterial, antitumor, antipruritic and antianaphylactic activities [5, 6]. The active compounds isolated from this plant include peptides (Ib-AMP1-4) from seeds, quinones[1, 4-naphthoquinone, lawsone, 2-methoxy-1,4-naphthoquinone (MeONQ), balsaquinone, impatienol, naphthalene-1,4-dione] from petals, pericarp and aerial parts, and flavonoids (kaempferol, quercetin, rutin, astragalin, nicotiflorin, naringenin and their derivatives) from petals and leaves [5–8].

Infection with Helicobacter pylori is strongly associated with gastric cancer and gastric adenocarcinoma. WHO classified H. pylori as a group 1 carcinogen in 1994. In this study, we isolated anti-H. pylori compounds from this plant and investigated their anti- and bactericidal activity. Compounds of 2-methoxy-1,4-naphthoquinone (MeONQ) and stigmasta-7,22-diene-3β-ol (spinasterol) were isolated from the pods and roots/stems/leaves of I. balsamina L., respectively. The minimum inhibitory concentrations (MICs) and minimum bactericidal concentrations (MBCs) for MeONQ were in the ranges of 0.156–0.625 and 0.313–0.625 μg mL−1, respectively, and in the ranges of 20–80 μg mL−1 both of MICs and MBCs for spinasterol against antibiotic (clarithromycin, metronidazole and levofloxacin) resistant H. pylori. Notably, the activity of MeONQ was equivalent to that of amoxicillin (AMX). The bactericidal H. pylori action of MeONQ was dose-dependent. Furthermore, the activity of MeONQ was not influenced by the environmental pH values (4–8) and demonstrated good thermal (121°C for 15 min) stability. MeONQ abounds in the I. balsamina L. pod at the level of 4.39% (w/w db). In conclusion, MeONQ exhibits strong potential to be developed as a candidate agent for the eradication of H. pylori infection.

  • H. Oku and K. Ishiguro, “Antipruritic and antidermatitic effect of extract and compounds of Impatients balsamina L. in atopic dermatitis model NC mice,” Phytotherapy Research, vol. 15, pp. 506–510, 2001.View at Google Scholar
  • D. G. Lee, S. Y. Shin, D.-H. Kim et al., “Antifungal mechanism of a cysteine-rich antimicrobial peptide, Ib-AMP1, from Impatiens balsamina against Candida albicans,” Biotechnology Letters, vol. 21, no. 12, pp. 1047–1050, 1999. View at Publisher · View at Google Scholar
  • J. E. Little, T. J. Sproston, and M. W. Foote, “Isolation and antifungal action of naturally occurring 2-methoxy-1,4-naphthoquinone,” Journal of Biological Chemistry, vol. 174, pp. 335–342, 1948. View at Google Scholar
  • P. Panichayupakaranant, H. Noguchi, W. De-Eknamkul, and U. Sankawa, “Naphthoquinones and coumarins from Impatiens balsamina root cultures,” Phytochemistry, vol. 40, no. 4, pp. 1141–1143, 1995.View at Publisher · View at Google Scholar

zaterdag, augustus 22, 2015

Kruidenstage Bretagne 2015

Langs de rivière de l'argent bij Huelgoat

fôret de Huelgoat / chaos



Menhir de Kerampeulven


Zeevoedsel oogsten

Pointe de Pen-Hir

Smudgesticks maken

Montagne Saint Michel de Brasparts


Veengebied: bij steenbreek en zonnedauw

dinsdag, augustus 18, 2015

Verdronken kruidenboeken


Mijn top twintig van verdronken kruidenboeken. Zowat 20 maanden geleden zijn deze boeken in een overstroming ten onder gegaan. Nu beschimmeld, gekreukeld en verzegeld nog altijd in het tuinhuis als een monument aanwezig. Een toren van Babel, mensenkennis opgebouwd en langzaam verdwijnend. Schoonheid van vergankelijkheid.

Zal ik deze boeken rustig verder laten vergaan, ze composteren, naar het containerpark brengen, een monument maken of wat......

Wichtl, Verhelst, Rätsch, Philip, Caron noem maar op, al hun schrijfsel zijn onleesbaar geworden, aan nieuwe exemplaren kopen ben ik nog niet toe en ik hoop dat die kennis ook een beetje in mijn eigen lichaam en geest is opgeslagen. Deze verdronken boeken hebben nu, van op een afstand bekeken, ook iets heroïsch. Iets vertrouwds achterlaten en verder gaan.
  • Alain Renaux. Le savoir en herbe.
  • Wichtl. Teedrogen
  • Dominique Carin. Le monde des teintures naturelles.
  • Verhelst. Grot handboek Geneeskrachtige Planten.
  • Christian Râtsch. Pflanzen der Liebe.
  • Philips. Bomen.

Over Le Savoir en Herbe. Alain Renaux

Au cours de longs entretiens, les anciens lui ont confié ce savoir qui s'acquérait sur le terrain et se transmettait de génération en génération. Au fil des pages, et de toutes ces paroles singulières, on voit ainsi se dessiner un monde où la nature et l'homme faisaient corps.
Cet ouvrage, riche d'émotions et d'enseignements, nous restitue aussi l'univers cévenol d'autrefois, dans sa diversité. Avant que l'urbanisation des modes de vie ne la fasse définitivement disparaître, on retrouvera ici la réalité d'une France rurale où sont nos racines et nos rêves.
Près de cinq cents illustrations en couleur et noir et blanc (photos, cartes postales, dessins...) donnent à voir la flore, l'environnement et la vie quotidienne de cette époque.
Ethnobotaniste, Alain Renaux travaille au Centre d'écologie fonctionnelle et évolutive du CNRS de Montpellier depuis 1969. Après avoir été chef de programme des cultures expérimentales, il s'est orienté vers les relations de l'homme avec la nature, et plus particulièrement la dynamique des paysages. Auteur de nombreux articles dans des journaux et revues spécialisés, il fait partie de l'association des Journalistes et écrivains pour la nature et l'écologie (JNE). Ses enquêtes, auprès des derniers témoins de la société rurale traditionnelle, ont abouti à la rédaction d'un mémoire pour l'obtention du diplôme d'études doctorales, au Muséum national d'histoire naturelle de Paris, mémoire qui est à la base de ce livre.

maandag, augustus 10, 2015

Egelskop

Tijdens onze Bretoense kruidenstage bij Huelgoat kwamen we ook de egelskop tegen. Egelskop is geen scheldwoord voor een of andere driftige vent maar een waterplant met drijvende lintachtige bladeren. De wetenschappelijke geslachtsnaam Sparganium betekent dan ook windsel of lint. In Frankrijk wordt hij zelfs 'rubanier d'eau' genoemd. De Nederlandse naam 'Egelskop' verwijst dan weer naar zijn curieuze bloeiwijze. Deze vruchtjes werden vroeger door de kinderen geplukt en in het water gegooid, waardoor de volkse naam 'duikertjes' ontstond. Wij speelden ook wat met de egelskop, Joke probeerde enige planten uit het water te plukken en moest daarvoor halsbrekende toeren uithalen. Spelen met planten? Is dat niet het beroep van herborist? Een andere, speelse naam uit Friesland afkomstig is 'Katerkloten' ook weer een verwijzing naar de vruchten. Als we hier de signatuurleer op los laten, kunnen we tot boeiende geneeskrachtige besluiten komen.
Alhoewel, een groot geneeskruid is deze plant zeker nooit geweest. Bij Apuleius in een handschrift uit de 6de eeuw wordt de plant Herba Xision genoemd en geadviseerd bij 'zweren die in het lichaam groeien'. Duistere ziekte, lijkt mij. De dikke wortel kan wel gegeten worden, bevat zoals vele wortels zetmeel maar zijn... ook zoals vele wortels taai en moeilijk te koken en te kauwen. Noodvoedsel dan maar.

zaterdag, augustus 08, 2015

Berenklauwkoekjes

Gewone berenklauw, Heracleum sphondylium. Voor veel mensen een vreemde, verwarrende plant. Een te sterke geur, ruw behaard, maar toch eetbaar. Dit kruid, schrijft Dodonaeus, wordt hier te lande en in Duitsland Branca ursina genoemd. Door de geleerden van tegenwoordig wordt het Pseudoacanthus of Acanthus Germanica genoemd.  Duitse berenklauw is opmerkelijk warm van naturen. Duitse berenklauw verteert en laat scheiden de koude zwellen als het gestampt en daar op gelegd wordt. Die van Polen en van Litouwen koken deze berenklauw in water waar heesdeeg of iets dergelijks bij gedaan wordt en drinken dat in plaats van bier of van andere, gewone drank'. 

Berenklauwbier kende ik nog niet, maar in koekjes, azijn, olie, tinctuur en likeur kan het zaad wel verwerkt worden. Ik heb het pas nog in een hartige cake gebruikt als een soort specerij.

En ook steeds meer word de plant en vooral het zaad geroemd om zijn geneeskrachtige kwaliteiten, al wordt er hier en daar weer wat overdreven.
Ik lees: 'All the plant parts have refreshing and tonic properties, but the inflorescence and, especially, the seeds also have a curative power similar to ginseng, which it exceeds in many ways. The seeds of this plant are one of the strongest hormonal stimulus and sexual tonic in the world flora.
Hogweed seeds restore biological youth and fertility, regulate the activity of the nervous system, help restore functional capacity of the kidneys, prevent and combat high blood pressure with an extraordinary high efficiency, with many other uses.'

Een zoet receptje dan maar en.... waarom zouden we geen medicijnkoekjes maken. Drie maal daags een koekje. Dan misschien wel de suiker weg laten uit het volgend recept.

140g boter
150g suiker
1 eidooier
1 eetlepel suikerbietenstroop
150 gr tarwemeel
halve eetlepel bakpoeder
1 eetlepel gember
1 eetlepel bereklauwzaadjes Heracleum sphondylium
1 eetlepel kaneel

Vermeng de boter met de suiker tot het luchtig is. Voeg de eierdooier erdoor en vermeng het goed. Zeef meel en voeg de bakpoeder en de specerijen toe. Meng alles.
Rol je deeg uit tot een 4 centimeter dikke lap en rol het geheel strak op. Laat je deeg 30 minuten in de koelkast rusten.
Verwarm de over voor op 180 graden. Snij je deegrol in plakken van een halve centimeter en plaats ze op een ingevet bakblik. Geef je plakken wat ruimte om te kunnen uitzetten. Bak je koekjes tien minuten. Ze moeten droog aanvoelen en nog zacht zijn. Laat je koekjes op een rek afkoelen.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/heracleum-spondylium-gewone-bereklauw

zondag, augustus 02, 2015

De bende bij de refuge en de genepl

Terug in de Franse Alpen bij Vallouise, wel 11 jaar na mijn eerste bezoek. Veel is er niet veranderd, de bergen blijven nu eenmaal op hun plaats. Alleen op de eindparking in de vallei 'Pré de Madamme  Carle' moet je nu betalen om te parkeren. We wandelen naar de refuge Glacier Blanc, een breed pad zigzaggend naar boven, indrukwekkend landschap met zicht op de Dôme des Ecrins en zijn gletsjer die voor geoefende wandelaars zelfs te beklimmen is  maar daar zullen we ons vandaag niet aan wagen. 

We willen wel graag een onooglijk plantje, genepi des glaciers vinden. Naar omhoog dus, op 2200 meter komen we bij de torrent, het water komt rechtstreeks van de gletsjer. Deze nog steeds grote gletsjer kwam ooit tot op de parking, daar raakten de gletsjertongen van de witte en zwarte gletsjer mekaar. Nu kunnen we ons hier over de glad gepolijste rotsen al wandelend verplaatsen. Op een hoogte van 2200 meter werd de eerste refuge gebouwd. een gerestaureerd gebouwtje is nu een herinnering aan die refuge Tuckett. Construit en 1886 pour suppléer un abri sous roche utilisé par les premiers alpinistes, l'ancien refuge Tuckett est le témoin de l'époque pionnière de l'alpinisme en Vallouise dans la seconde moitié du XIXe siècle.

Hogerop dan maar tot aan de refuge Glacier blanc en daar op een onoogelijke plaats langs het paadje naar het toilet vinden we enkele exemplaren van de mythische Genepi noir. En ja, echt de geur van de gelijknamige likeur. La plante qui est un tonicardiaque, sert à confectionner un alcool, mais peut également se consommer en tisane. On la trouve dans de nombreuses préparations culinaires de la région.
Depuis toujours, les haut-alpins, privés d’un rendement suffisant des vignes, distillent les alcools blancs, alcool de poires, vins de noix, “Pétafouere” et macérations de plantes. Parmi ces dernières, les fameux génépis.
Huile essentielle, principe d’amertume, tanin et résine, les vertus des tiges aériennes des génépis sont réputées traditionnellement pour soigner les troubles de l’appareil respiratoire. En infusion, les brins calmaient la toux des petits montagnards et le transit digestif des estomacs fragiles.

http://www.ecrins-parcnational.fr/

woensdag, juli 29, 2015

Wandelen van Chateau-Ville-Vieille naar Aiguilles

menhir Pierre Fiche
In de Franse Queyras. In Chateau-Ville-Vieille, waar we in gite, op camping en in motorhome verblijven. We wandelen van Chateau-Ville-Vieille naar Aiguilles. Niet langs de grote weg maar langs het natuurgebied van de Astragale Queu de renard. Deze vlinderbloemige plant is nu met het warme weer al volledig uitgebloeid maar staat toch met zijn beige zaadpluim volop te pronken.
Op de website van Florealpes wordt deze soort als volgt beschreven. Cet astragale ne passe pas inaperçu. Ses énormes grappes de fleurs jaunes et brunes l’ont rendu emblématique du Queyras, région où il est très présent. Le fait qu’il soit localement très présent n’enlève rien au fait qu’il soit protégé au niveau national. Ook andere warmteminnende, Zuiderse planten vinden we hier meer, als we tenminste rond 1500 meter hoogte blijven wandelen, maar dat zijn we natuurlijk niet van plan. Andere soorten met een mediterrane oorsprong zijn Centranthus angustifolius (Smalbladige spoorbloem), Laserpitium gallicum (Lazerkruid), Myricaria germanica (Duitse tamarisk), Nepeta nepetella, Ononis natrix
(Geel stalkruid), Ononis cristata (O. cenisia), Salvia aethiopis en Echinops ritro.


Gouddistel / Carlina acanthifolia
Eerst klimmen we nog stevig van 1300 meter naar een hoger gelegen GR-pad op zowat 2000 meter   Onderweg bezoeken en beklimmen we de merkwaardige menhir La Pierre Fiche. Boven op het brede GR-pad is het mooi en makkelijk wandelen. we vinden hier veel rosetten van de stekelige gouddistel, helaas zonder bloemen. In Franse Alpen wordt de plant le baromètre genoemd en de bloem tegen de deuren van stallen gespijkerd. De gedroogde plant reageert als een barometer op de luchtvochtigheid en zou huis en haard beschermen tegen boze geesten.

De laatste wandelkilometers naar Aiguilles zijn een echt plantenparadijsje voor herboristen. Grillige jeneverbessen, zuurbes en niets minder dan wilde hysop en wilde karwij groeien zomaar langs de wegrand. De hysop wordt door plaatselijke herboristen verwerkt in een likeur, net zoals de beroemde génepi. We plukken een handjevol bloeitoppen en kunnen dan weer zo blij als een kind de laatste meters naar Aiguilles uitwandelen.

Over hysop
Hysop is duidelijk een van van de belangrijkere planten uit de geschiedenis van de kruidengeneeskunde. De bijbel, Dioscorides noem maar op, allemaal hebben ze op een of andere manier hysop besproken en bewonderd. Vooral voor verkoudheid en astmatische aandoeningen was het in het verleden en ook nu nog bekend. Alhoewel de hysop uit de bijbel mogelijk een Origanumsoort geweest is. In elk geval Dioscorides had het wel over de echte hysop ' gekookt met wijnruit en honing helpt het tegen verkoudheid, ademnood...schrijft hij. En dat is dan ook eeuwen achter mekaar overgenomen door andere kruidkundigen.
Bij Dodonaeus, ook fan van Dioscorides, klinkt het zo 'Hysope met vijghen, Wijnruyte ende huenich in water ghesoden ende ghedroncken, es seer goet den ghenen die verstopt van borsten ende cort van adem sijn, die swaerlijck kichen ende eenen swaeren verouderden hoest hebben. Tot den selven ghebreken es zy oock goet met huenich vermenght ende dicwils ghelect'.

http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/55411-hysop-heilig-en-aards-verleden.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/hyssopus-officinalis-hyssop-1
https://www.youtube.com/watch?v=G43Wy3w7oL0
http://sites.google.com/site/kruidwis/

zondag, juli 26, 2015

Wolfskers bij Mont Dauphin

Tussen 2 kruidenstages door rij ik richting Queyras, we zijn we bij Guillestre en bij Mont Dauphin. In de kruidentuin, boven in de versterkte stad ontworpen door de beroemde Vauban, vinden we ook enkele wolfskersplanten vol met glimmende bessen. De tuin was vroeger bedoeld als voedselreserve bij een mogelijke belegering, Die sterk verdovende, hallucinogene planten moesten als pijnstillers dienen tijdens operaties. Of waren ze ook als verzetje bedoeld voor de soldaten of... om zelfmoord te plegen?

Eén gestolen besje bezorgt mij een veertigtal rijpe zaden en een paarse, vlekkerige hand. Zo'n éen flinke bes kan je geest al in de war brengen en zeven zijn voor een licht gewicht mens als ik, mogelijk al dodelijk. Zo'n stevige plant met honderd bessen kan hier dus een ware ravage aanrichten maar ik klaag daar niet over. Integendeel, de kracht van planten op lichaam en geest verbaast mij nog elke dag. Hier in de Alpen zijn het natuurlijk ook de bergen die ik bewonder, die mij klein maar terzelfdertijd ook groot maken en die me boven mezelf doen uitstijgen.

Een besje Belladonna
Atropa belladonna was al vroeg bekend als medicijn en als pijnstillend roesmiddel, zowel Theoprastus (300 voor) als Dioscorides (1ste eeuw na) kenden zijn gebruik. Matthiolus schreef in 1560 dat sommige adelijke dames het sap in de ogen druppelden om mooie grote pupillen te verkrijgen. Die wijd geopende pupillen zijn ook te bewonderen op de schilderijen van Renaissanceschilders zoals Botticelli en Rafaël. Belladonna werd toen dus gebruikt als een soort, toch wel straffe, oogmascara.Ook Hildegard vermeld uitvoerig de Dolo, zoals zij de Wolfskers noemt. Zij schrijft 'het is gevaarlijk voor iemand om het te eten of te drinken, want het verwart zijn geest alsof hij dood is.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/atropa-belladonna-wolfskers


zaterdag, juli 04, 2015

Gewillige gewrichten?

Mijn gewrichten hebben de laatste weken nogal geleden onder het wandelen in de bergen, het wieden in onze kruidige border, het maaien, het hakken en het oogsten. 
Dus weer wat tinctuur van de bloeiende moerasspirea en de schil van de wilg gemaakt. Ons overstromingsgebied langs de rivier hier in Pont ar Gorret, lijkt wel een kruidenveldje voor reuma- en artroselijders. Wilg, brandnetel, moerasspirea  en groot hoefblad zijn manshoog aanwezig. Met de sikkel probeer ik mij een weg te banen naar de rivier. Verneteld (goed voor gewrichten) en ver-kleefkruid bereik ik het verfrissende water.

Over de wilg schreef Van Maerlant (13de eeuw) in  der naturen bloeme 
Men zegt het dat wie wilgenbloemen
in zijn spijs heeft genomen
dat zijn wulpsheid over waart
en nooit meer geprikkeld wordt daarna.
Het sap geduwd uit de bomen
en in een drank genomen
dat is goed tegen de koorts.
Zijn bladeren in water mede
worden gestrooid omtrent hem die ligt
in hete zuchten en dit gebruikt
verkoelt de kwade lucht
die daar in is van grote zucht. (astma)

Filipendulae flores en Salix cortex
Dioscorides melde al 2000 jaar geleden dat de wilg de zwangerschap verhindert. In de oudheid gold de wilg als symbool van kuisheid en onvruchtbaarheid. Om die reden bestrooiden de vrouwen van Thesmophorien hun leger (bed) met onvruchtbare (manlijke) twijgen. Op het eerste zicht lijkt het dus niet zo aantrekkelijk om wilgenkatjes te snoepen, maar het is dan ook de schil of jonge schors die ik gebruik en die heeft al een lange traditie als pijnstillend, koortswerend en ontstekingswerend middel.

Wetenschappelijk onderzoek en de eeuwenoude praktijk bevestigen de pijnstillende werking
Au cours d’un essai à double insu, un mélange de plantes (Reumalex®) renfermant 46 % d’écorce de saule a été légèrement supérieur au placebo pour soulager les douleurs arthritiques des sujets5.
Au cours d’une étude de deux semaines auprès de 78 sujets souffrant d'arthrose, les chercheurs ont constaté une diminution de 14 % de la douleur chez les sujets ayant pris un extrait de saule (240 mg de salicine par jour) et une augmentation de 2 % chez ceux ayant pris le placebo6.
Au cours d’un essai, 127 participants souffrant d'arthrose du genou ou de la hanche ont été répartis en trois groupes7. Ils ont pris, durant six semaines, soit un extrait de saule (240 mg de salicine), soit 100 mg d'un médicament anti-inflammatoire (diclofénac), soit un placebo. Le saule a été légèrement plus efficace que le placebo, mais nettement moins que le diclofénac.
Selon une étude d’observation récente (2008), l’extrait de saule est aussi efficace que des médicaments anti-inflammatoires pour réduire les douleurs de l’arthrose du genou et de la hanche8. Selon les auteurs, l’effet de l’écorce de saule serait plus lent à se faire sentir, mais est associé à moins d’effets indésirables que les traitements classiques.

5. Mills SY, Jacoby RK, et al. Effect of a proprietary herbal medicine on the relief of chronic arthritic pain: a double-blind study.Br J Rheumatol 1996 Sep;35(9):874-8. Texte intégral : http://rheumatology.oxfordjournals.org
6. Schmid B, Ludtke R, et al. Efficacy and tolerability of a standardized willow bark extract in patients with osteoarthritis: randomized placebo-controlled, double blind clinical trial.Phytother Res 2001 Jun;15(4):344-50.
7. Biegert C, Wagner I, et al. Efficacy and safety of willow bark extract in the treatment of osteoarthritis and rheumatoid arthritis: results of 2 randomized double-blind controlled trials. J Rheumatol. 2004 Nov;31(11):2121-30. Texte integral : www.jrheum.com
8. Beer AM, Wegener T. Willow bark extract (Salicis cortex) for gonarthrosis and coxarthrosis - Results of a cohort study with a control group. Phytomedicine. 2008 Sep 22.

 La salicine n’est qu’un des principes actifs de l’écorce de saule. La dose généralement suggérée de 240 mg par jour est très inférieure aux doses d’antidouleur habituellement fournies par les salicylates de synthèse (de 1 300 mg à 2 600 mg par jour). Plusieurs autres molécules dans l’écorce de saule, des flavonoïdes par exemple, ont un effet anti-inflammatoire qui complète l'effet de la salicine et expliquerait l’efficacité de la plante à si petit dosage9.
9. Willow bark extract: the contribution of polyphenols to the overall effect. Nahrstedt A, Schmidt M,et al. Wien Med Wochenschr. 2007;157(13-14):348-51. Review.

donderdag, juni 25, 2015

In de bergen: Lac de l'Eychauda en col des Grangettes

 Na 2 uur klimmen tegen een natuurlijk stuwmuur op, komen we bij Lac de l'Eychauda. Een bergmeer op 2500 meter hoogte tussen toppen van 3000 meter. Het is middag en dus is dit de ideale plaats om te picknikken, gewoon brood en kaas in ons veel-sterren restaurant. De achtster, ook een plantje heeft ons de weg gewezen. Smeltende sneeuwvelden aan de overkant voeden het meer. In Juni zijn de bergen op hun mooist, veel water, witte sneeuw, bruine rotsen en blauw van water en lucht. Romantisch, lieflijk om naar te kijken en te fotograferen maar ruig en vermoeiend om in te wandelen en in te leven.

We kunnen vandaag een toer (boucle) maken. Voorbij het meer kunnen we naar de col des Grangettes 2684 meter . Altijd weer spannend.......hoe is de andere kant van de kam? En deze keer ziet het er echt spannend uit. Ruwe, gespleten, gekartelde rotsen gebarsten tot grind en gruis. Het pad onzichtbaar, verborgen onder sneeuw en gruis. Dat we naar beneden moeten is het enig zekere, al is recht naar beneden nooit het juiste spoor. Tussen de rotsen zigzaggend afdalend, proberen we het pad op te sporen of markeringen te vinden. Plantjes zijn hier niet veel te vinden en daarbij heb ik al genoeg werk met mezelf. Soms moeten we afklimmen in plaats van afwandelen. En daarbij ben ik ook nog de gids en moet ik dus zorgen dat ook de anderen heelhuids beneden geraken.

Speuren, enkele meters aangetrapt gruis....is dat een menselijk of een dierlijk spoor?  Mensensporen kan ik volgen, gemzensporen niet. Hoe gems ik ook wil zijn, knikkende knieën en krakende gewrichten verraden mijn mens zijn en mijn ouderdom. Leef-tijd is het hier anders wel en genieten doen we des te meer als we rotsen en glijdend gruis achter ons laten en gras en bergplantjes aan onze voeten voelen. Bergnagelkruid, zonneroosjes, rozenkransjes, alpenvrouwenmantel, de klassiekers die ik al honderen keren gezien heb maar die mij gelukkig nog altijd in vervoering kunnen brengen. Geneeskrachtig ook, maar dat ze er gewoon zijn is gezond genoeg voor mij.

Over achtster / Dryas octopetala
De Duitse naam Silberwürz, zilverwortel en de oude Nederlandse naam zilverkruid verwijzen naar de kleur van het blad. In de noordelijke landen werd de plant naar de sneeuwhoenders genoemd, omdat die zich met het blad en de vrucht voeden.
Drys is een oude naam voor eik, het blad maar dan vele maatjes kleiner, heeft de typische vorm van het eikenblad. Het tweede deel van de naam octopetala en de Nederlandse naam Achtster, verwijst naar de acht bloemblaadjes.
In de tuin is Dryas octopetala goed te kweken. De plantjes vragen een zonnige en goed gedraineerde grond. De bloei kan soms uitbundig zijn, maar er kunnen ook jaren zijn dat er weinig bloemen verschijnen. Je kan daar weinig aan doen; het is vooral een kwestie van de juiste temperatuur en regen op het juiste moment. Ook in de natuur zie je van jaar tot jaar grote verschillen in bloei. Vermeerderen kan door zaaien, maar als je eenmaal een plant in de tuin hebt, kun je gewortelde uitlopers af nemen of je kunt de planten vermeerderen door ze te stekken.
Het is niet echt een bekende medicinale plant, maar de naam Thé suisse, verwijst wel naar zijn sporadisch gebruik als drank. Er zijn ook looistoffen en flavonoïden in het blad gevonden, zoals er ook in de Chinese thee zitten. En waarschijnlijk hebben ze daardoor ook een anti-oxidantwerking en bij het drinken van grotere hoeveelheden ook een stoppende werking.

On commence par stationner devant Chambran, un superbe petit hameau de montagne entièrement en pierres et bois, flanqué de sa petite chapelle. Démarrage sur la piste qui sort du hameau et court dans le Vallon de Chambran. Après les parcs à brebis et une cascade à gauche on commence à apercevoir le verrou de Coste du Laou derrière lequel nous trouverons le lac de l'Eychauda.
La piste se termine à la cabane pour laisser place à un sentier qui se met à monter plus franchement dansles rochers du haut du Vallon de Chambran.
Pendant la montée vers le lac un petit coup d'oeil en arrière nous fait découvrir au loin les communes de Pelvoux et Vallouise.En regardant vers le bas on peut voir le sentier en lacets que nous venons de parcourir depuis le fond du vallon.
Nous arrivons enfin au verrou de Coste du Laou pour découvrir le Lac de l'Eychauda (2514 m) dans son écrin rocheux fermé au nord par la Crête des Grangettes (2844 m).
Nous contournons le lac par la droite pour monter au Col des Grangettes (2684 m) verrouillé à l'est par le Roc de la Montagnolle.
La vue depuis le Col des Grangettes est un superbe spectacle : sous nos pieds le Lac de l'Eychauda prolongé par la vallée de Pelvoux,à droite (donc à l'ouest) le glacier de Séguret Foran sous la Pointe des Arcas (3479 m) et le Dôme de Monêtier (3404 m).

dinsdag, juni 23, 2015

In de Alpen. Zeldzaamheden op de Crêtes de Vars: edelweiss, berardia en génépi

Onze Alpenbende heeft iets met rood. Twee jaar geleden volgden we de rode bollen op het steile en deels door storm verwoeste pad naar Le Derochoir. Vorig jaar waren er de rode vlagjes naar Col deCoux (zie Herba 75). Ook vandaag wagen we ons weer aan rood, deze keer aan de rode wegaanduiding van de trial die hier vorige week doorging. Die markering komt overeen met de Tour de Crêtes de Vars maar in de tegengestelde richting. Onze gids belooft ons massa’s edelweiss Leontopodium alpinum en génépi, dus daar kunnen we niet nee tegen zeggen.

Op stap
De vertrekplaats ligt iets van onze berghut weg, dus moeten we eerst nog een eindje rijden met de wagen. Dat moet langs smalle weggetjes met hier en daar brokstukken van de rotsen op en vernielde wegmarkeringen langs de weg. Niet bepaald een geruststellende start van de dag … in de bergen verplaats ik me liever met mijn twee voeten dan op vier wielen. We rijden tot aan de parking van de refuge Basse Rua en moeten daarvoor zelfs door een dierenafsluiting rijden. De horizontaal gespannen draad blijkt bij nader inzien een soort antenne die dwars over de weg hangt en gaat gelukkig langzaam open als we die met de neus van onze auto raken.

Op het infobord kunnen we ons tochtverloop bekijken: Parking refuge
Basse Rua – 1731 m, Col de laCoulette – 2362 m, Crêtes de Vars 2600 m, Col de la Scie – 2376 m, Parking refuge Basse Rua – 1731 m. We kunnen steeds de rode tekens van de trial volgen en daarnaast geven ook gele bollen nog eenshet pad aan tot aan de Col de la Coulette.
De gids wijst ons de kam waar wenormaal gezien binnen enkele uren op zullen wandelen. Dit lijkt ons vóór de start ongeloofwaardig want die bevindt zich nog torenhoog boven ons. Zullen we daar echt vandaag nog geraken? Uit mijn rugzak komt de fijne geur van vers brood als belofte voor de middag. Tegen die tijd zijn we al een heel stuk dichter bij de kam … of dat zou toch zo moeten zijn.

De eerste flora van de dag
We starten in het bos waar de berendruif Arctostaphylos uva-ursi een frisse indruk en intro geeft op een brede keiweg tussen veel groen van alpenweegbree Plantago alpina, bolrapunzel Phyteuma orbiculare, ruige weegbree Plantago media, kranskartelblad Pedicualaris verticillata, esparcette Onobrychis viciifolia en brilkruid Biscutella laevigata. Op het pad plots ook een strookpaardenbloemen Taraxacum officinale. Die troffen we deze week nog niet veel aan, ook zo voor de absintalsem Artemisia absinthium, die we hier deze week voor het eerst zien.

Door het bos lopen is nu zeker wel een zaligheid want de zon laat haar van haar felste kant zien en voelen. Het bos levert ons een rode eekhoorn Sciurus vulgaris op. Het diertje vlucht vliegensvlug tot boven in een boom maar we hebben het schuwe diertje op zijn vluchtroute wel heel goed kunnen volgen. Ook vliegen Muscidae - Brachycera vliegen vliegensvlug, maar dan wel rondom ons heen. Ze zijn met velen maar hun aanwezigheid wordt door ons niet erg op prijs gesteld.
Als we de boomgrens voorbij zijn, valt de zon op ons hoofd en dat tijdens het klimmen. Maar als we even later halt houden in de schaduw om wat uit te blazen, krijg ik het al snel koud en moet een fleece redding brengen. Nauwelijks te geloven dat het verschil in temperatuursgevoel in zo’n korte tijdsspanne zo groot kan zijn. Pauze betekent ook altijd wat tijd om de flora in de nabije omgeving nauwkeuriger te verkennen. Zo vinden we een soort kleine valeriaan Valeriana, steenbreek spec. Saxifraga spec., zoals de altijdgroene steenbreek Saxifraga paniculata, en een piepklein walstrootje Galium.

We klimmen verder naar de pas, die blijkbaar geen naam heeft maar wel een bijzonder mooi panorama biedt. In dat panorama ligt aan de horizon de Col de Coulette op ons te wachten. We stappen er in haarspeldbochten door de alpenweide heen. Bij de tweede bocht ontdekken we de eerste edelweissjes.
Ze staan hier eigenlijk niet echt in hun biotoop maar daar malen we niet om. Ze zijn prachtig met hun witfluwelen bloemblaadjes. Bij deze is de gids al één van zijn beloftes nagekomen. Op naar de volgende zeldzame plant.
De klim naar de col is lang en geleidelijk. Telkens we een bocht nemen, zien we meer blauwe lucht en minder groen. We naderen de horizon langs paden omzoomd met achtster Dryas octopale, kogelbloemen Globularia, Polygonum viviparum, rozenkransjes Antenaria dioica en één vanilleorchis Nigritella. Verder is de weide wellicht ondermijnd door marmottengangen want overal zijn nestgaten te zien.

Even pauzeren, dan weer doorbijten
Hier in de weide zijn er heel wat minder vliegen maar ze geven niet op. Eénmaal de col bereikt zijn ze weer even massaal aanwezig, net als een groep joelende kinderen op bergvakantie. We bekijken even hun spel maar zoeken dan toch een plaatsje aan de andere kant van de col voor de middagpauze. Het is er rustiger en vooral ook warmer want hier is minder wind. Nu kan ik na de geur, ook genieten van de smaak van het meergranenbroodje uit mijn rugzak. Na de picknick blijven we lang genieten van de omgeving.
Als we onze tocht verder zetten en beginnen aan de klim naar de kam, komt plots een heel felle wind opzetten. We moeten onze petten goed over onze oren trekken en krijgen het nauwelijks warm ook al is het stevig klimmen. Op een eerste plateau zien we de bladeren van de kortstelige wegdistel Berardia subacaulis, nog zo’n zeldzaamheid in de bergen. Na wat speurwerk vinden we ook een exemplaar in bloei. Deze laaggroeiende plant uit de distelfamilie heeft sterk behaarde grijsgroene bladeren en een gele bloem. Het is pas de tweede keer ooit dat ik die plant zie. De eerste keer dateert nog uit het analoge fototijdperk, toch al even geleden. Ondanks de vrij penibele omstandigheden - zeer steile groeiplaats én de fameuze rukwind - proberen we de Berardia toch op de digitale plaat vast te leggen.

We wandelen verder in een zeer ruig landschap, op rotsige, smalle paden tussen enorme stenen blokken die door erosie allerlei vormen aangenomen hebben. Met wat fantasie kunnen we er wel wat figuren of beelden in zien en lijkt het wel of we door een openluchtmuseum wandelen. We moeten echter alle aandacht bij het pad houden want het is vrij belangrijk dat we onze voeten precies op de juiste plaats kunnen neerzetten, hindernissen kunnen overbruggen en niet al te dicht bij de rotsrand lopen. Na dit moeilijke stuk is het even wachten tot we weer allemaal samen zijn. Hierboven is het meer dan genieten van het zalige landschap en de opvallende stilte. Als ik wat op adem ben gekomen, is het weer tijd om de directe omgeving af te speuren. Een bergvenkel Meum athamanticum ruikt naar kervel Anthriscus en een vale gier Gyps fulvus zweeft langzaam over de kam heen. Een perfect plaatje.

De finish in zicht
Nu we echt op de kam zijn, loopt het wat gemakkelijker. We blijven nog een beetje in de linkerflank van de berg lopen maar af en toe krijgen we rechts een opening in de rotsen waardoor we de refuge en de parking onder ons zien. Deze morgen stonden we daar beneden nog vol ongeloof naar deze hoogte te kijken ... . Nu voelen we ons stiekem een beetje trots dat het ons gelukt is om het onwaarschijnlijke van deze morgen toch te bereiken. ‘Le moment suprême’ komt echter als de génépi zich laat zien. In de kloven staat hij heerlijk geel te pronken in de zon. Het is de gletsjergénépi Artemisia glacialis met zijn gele bolletjes als bloeiwijze. Deze soort is niet zo aromatisch als de zwarte alsem Artemisia génépi die we enkele dagen geleden zagen maar dat kan de pret niet bederven. De plantenliefhebbers onder ons zijn weer in de zevende hemel.
Naast de onooglijk kleine plantjes zijn er nog steeds de enorme rotskunstwerken. De erosie speelt met
harde en zachte steen en weer kan de fantasie aan het werk. De kam is zeer afwisselend, rechts eerder ruw en stenig, links neigt die al naar alpenweide en dus groener. Dat maakt dat er langs beide zijden een verschillende flora is, rechts nog wat verloren viooltjes Viola spec., links gaat de groene weide zelfs over in bosstrookjes. We horen de nog steeds felle wind door de bomen fluiten en de geur van hars die daarbij vrijkomt, doet ons goed. Zonder dat we er erg in hebben, komen we zo op Col de Scie. Er staat een mast met zonnepanelen, wellicht voor de trial van vorige week. Hier begint onze afdaling best aangenaam met lange haarspeldbochten op een zacht bospad en in een tapijt van dennennaalden. Een bospad met weinig onderbegroeiing dat zorgt voor wat rust in het herboristenhoofd.

Na het bos is de achtster Dryas octopetala aanvankelijk weer volop aanwezig maar langzamerhand neemt de diversiteit aan planten in de alpenweide weer toe met alle kleuren die we ons kunnen voorstellen. De warme zon zorgt voor heerlijke geuren als we bloemenveldjes passeren. Hierboven staat de Turkse lelie Lilium martagon nog in knop. De wilde akelei Aquilegia vulgaris is op verschillende plaatsen te bewonderen. Toch knap hoe die bloem opgebouwd is. Ze ziet er telkens anders uit, afhankelijk van welke kant je ze bekijkt. Ook de donkere akelei Aquilegia atrata, een witgekleurde bosooievaarsbek Geranium sylvaticum en gele gentianen Gentiana lutea langs de rand laten zich zien. Tijdens het afdalen, blijven we hopen op een bloeiende Turkse lelie maar we bereiken de parking zonder dat deze hoop ingelost wordt. Met de frisse herinneringen aan de Berardia, edelweiss en génépi, komen we veilig en wel weer bij de auto’s aan.

donderdag, juni 18, 2015

Rozenblaadjeshoning

Rozenblaadjes hebben we allemaal al wel eens geroken, maar heb je ze al ooit gegeten? Stevige rozenblaadjes vooral van de rimpelroos getrokken in honing, zijn goed te eten als zoet, aromatisch broodbeleg, in muesli, in allerlei nagerechten of als geur- en smaakstof in koek of cake.

Rose Petal Honey 
Rosa rugosa / Rimpelroos bij Domaine du Bonsoy
What you’ll need… a small jar enough rose petals to fill the jar gently honey to fill the jar. Once your rose petals have been cleared of any insects, place them into your jar. Put in enough roses that you gently fill the jar but they aren’t completely crammed in there. (Unless they are dusty there is no need to wash the rose petals. In fact your honey will be stronger in flavor if you don’t rinse them.) Next fill the jar with honey.
 I like to gently warm the honey to make sure it has a syrup-like consistency. Being slightly warmed and more fluid helps it to better infuse the petals.  I often add the honey in two steps. First I fill the rose petal jar with honey and stir it well to release air bubbles. Then I add more honey to fill the jar again. I recommend waiting at least three days before you eat the honey. The honey will pull out the moisture from the roses, infusing it with their perfumed flavor. There is no need to strain the petals and we keep our rose petal honey on the counter. If you live in a warmer climate you may want to keep it in the fridge. This honey will keep for a long time.

Rozengelei of siroop
Een zeer eenvoudige rozensiroop kun je maken door een laagje bloemblaadjes van de rimpelroos om en om de bestrooien met suiker, ongeveer 1 week in een glazen bokaal op kamertemperatuur te laten trekken en dan uit te zeven. Je krijgt dan een zeer aromatische, wel nogal vloeibare siroop, die een licht ontsmettende en samentrekkende werking heeft en dus tegen keelpijn en heesheid werkzaam is. Maar natuurlijk kan hij ook als lekkernij op pannenkoeken of in nagerechten gebruikt worden.

Over rozen en rimpelroos Rosa rugosa
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rosa-canina
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/39984-rosa-is-een-roos.html


woensdag, juni 10, 2015

Prostaatverzachtende wilgenroosjes

Al enkele weken aan het wachten op de eerste bloeiende basterdwederikken of te wel kleinbloemige wilgenroosjes. Vandaag in de toontuinen van Hoegaarden de eerste bloeienden gezien en geoogst. En dus kunnen we opnieuw tinctuur en extract maken om gezwollen prostaatklieren te verzachten.


Epilobium hirsutum
Epilobium parviflorum Schreber  Small Flowered Willow Herb. Recent biological testing by Ducrey and Hartmann proved that the tannins Oenothein A and Oenothein B are extremely potent inhibitors of 5-a-reductase ( which metabolises testosterone into dihydrotestosterone ) and aromatase ( which converts testosterone into 17-B-estradiol ).In the case of Aromatase Oenothein A showed an inhibition of 70 % at 50 uM during in vitro testing. Against 5-a-reductase Oenothein A had a 50 % reduction at only 1.24 uM and Oenothein B a 50 % reduction at 0.44 uM. Finasteride shows the same result at 5 nM. This leads to the conclusion that Oenothein B is a potent 5-a-reductase inhibitor

 A German research study confirmed that epilobium contains the active beta-sistosterol, a plant hormone that is the active component in Saw Palmetto - a known and proven 5-AR inhibitor.

 But why is the Aromatase inhibiting function of Oenothein B so important? The inhibition of DHT increases the conversion of Testosterone into Estrogen with the help of Aromatase. . A decrease in DHT allows free testosterone to be converted to Estrogen because the DHT has been shut off. A 90 % block of DHT increases the free Testosterone by up to 30 %. Estrogen in men itself inhibits the production of gonadotropin-releasing hormone (GnRH), luteinizing hormone (LH) and follicle-stimulating hormone (FSH). As estrogen increases and testosterone decreases many men become prone to gynocomastia, increased body fat and body hair and much lower sex drive. The only way to avoid this is taking an aromatase inhibiter. Oenothein B does provide you with the best of both worlds. A very effective 5-AR and Aromatase inhibition in one product without any side effects.

 Aan Maria Treben komt de eer toe, ons bewust gemaakt te hebben van deze Epilobiumsoorten. Planten die lange tijd totaal in de vergetelheid geraakt waren. De basterdwederik soms ook kleinbloemig wilgenroosje genoemd telt wel een tiental verschillende soorten. Het onderscheid tussen deze soorten is moeilijk te maken en er zijn aanwijzingen, dat de kleinbloemige Epilobiumsoorten zoals Epilobium parviflorum, Epilobium montanum, Epilobium roseum en Epilobium palustre, medisch gezien het meest werkzaam zijn. Ondertussen blijken ook alle andere Epilobium en Chamaenerionsoorten werkzaam te zijn. Sinds het grote succes van de boeken van Treben werden de kruiden in vele gevallen puur empirisch gebruikt, hetgeen interessante successen heeft opgeleverd.
Ondertussen zijn er verschillende klinische onderzoeken gepubliceerd, die bevestigen dat Epilobium-thee of het in capsules geleverde totale extract van de plant, daadwerkelijk een werkzaam en beslist onschadelijk middel is, met een breed werkingsspectrum voor prostaatadenoom en ziekten, die eruit voortkomen.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epilobium-basterdwederik





dinsdag, juni 09, 2015

Een mooie tuin met heermoes

Herboristjes in spé. Afsluiting van het eerste jaar in de mooie, volle tuin van Yves. Een Bacchusprieeltje met klimmende wijndruiven en geelbladige hop: bier en wijn broederlijk verenigd, een forsbloeiende Russische rabarber, pioenrozen, santolina met olijfgeur, waterdrieblad...... Een hellingtuin vol met een overvloed van stevige struiken en toch hadden de herboristen nog het meeste belangstelling voor een braakliggend stukje tuin overwoekerd met 'mooie' heermoes. Er werd ijverig geoogst en de eigenaar zag dat het goed was. Heermoes Equisetum arvensis vervelend voor de grond maar gezond voor onze gewrichten en voor de hele verpakking van ons lichaam. Morgen dus tinctuur maken, drogen en tot poeder vermalen, met honing mengen of verwerken met wat zout en andere kruiden om soep, rijst en ander voedsel te aromatiseren.

Heermoes, akkerpaardenstaart, Equisetum arvense
Dioscorides maakte reeds melding van heermoes als wondhelend, bloedstelpend en urinedrijvend middel. Galenus deed in de 2de eeuw voor Christus de uitspraak dat heermoes: 'pezen kan helen, zelfs als ze doormidden zijn gesneden'. In de middeleeuwen lijkt het gebruik weg te deemsteren, Hildegard von Bingen bevond het kruid onbruikbaar voor medische doeleinden. Culpeper beschrijft in de 17de eeuw de paardenstaart als middel tegen uit- en inwendige bloedingen, als heler van verse wonden en hulpmiddel bij huidproblemen. Kneipp, de grondlegger van de hydrothérapie, herontdekte de plant als veelzijdig geneeskruid, te gebruiken in zitbaden en als warme omslagen.

De plant Hippuris zou adstringerend werken, haar sap bloedvloeiingen van de baarmoeder stillen. Met wijn gedronken verdrijft ze de plas, eigenschappen die het volksmedicijn nog aan Equisetum toeschrijft. Daartegen is er niets meer te vinden van het gebruik als hoest- en wondmiddel wat Dioscorides van Hippuris opgeeft. Overigens gebruikt hij ook een hetera hippuris, een andere hippuris die ook als een Equisetum herkend is. Plinius noemt die door de Grieken genoemde plant equisaetum of paardenhaar. In een nieuwe aarden pot gekookt verteert (extinguit) het de milt van de hardlopers, haar kracht om bloed te stellen is zo groot dat het genoeg is om haar in de hand te houden. Wat hij verder over het gewas zegt komt niet overeen met de vermeldingen van Dioscorides.

Opvallend is dat ook Marcellus Empiricus de herba hippuris als middel voor miltziektes noemt.
In de 12de eeuw wordt het cauda equi genoemd door Albertus Magnus. Zijn bron schijnt het ‘Kanon’ van de Arabische arts Avicenna te zijn. Hij vermeldt ook de bloedstelpende eigenschappen.
H. Bock beschrijft vooral de kleine, klein Schaffthew of Katssenschwentz en beschrijft er twee vormen van, de steriele en bloeiende. Ook het gebruik om te poetsen was in zijn tijd gebruikelijk en verder zijn bloedstelpende eigenschappen. In latere tijden is ze dus vooral bij Kneipp bekend geworden. Die roemt haar bij plasmogelijkheden als enig en onvervangbaar, bij bloedingen verhaalt hij wat Dioscorides een 2000 jaar al zei. In de Pfalz werd het bij vingerzeer, panaritium, gebruikt.

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/92520-heermoes-veelzijdig-geneeskrachtig.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/equisetum-arvense-heermoes

vrijdag, juni 05, 2015

Kamille levensverlengend?

Echte kamille bloeit langs wegen en velden. Bloemen plukken brengt me helemaal terug naar mijn jeugd. Naar de korenvelden, naar het Moriske van 60 jaar geleden. De geur van gisteren. 
Wie had ooit gedacht dat het vervelend onkruid van toen, een levensverlengende werking zou kunnen hebben.
Dat moet blijken uit de epidemiologische studie van Bret Howrey University of Texas. Howrey bestudeerde Mexicaanse Amerikanen, en ontdekte dat in ieder geval onder Mexicaanse vrouwen het gebruik van kamillethee een forse levensverlengende werking lijkt te hebben.

In kamille, wetenschappelijke namen: Matricaria chamomilla en Matricaria recutita zitten onder meer terpenoiden zoals alpha-bisabolol, maar ook apigenin-analogen en azulenes. Die mix van stoffen heeft een rustgevende werking, waardoor je beter kunt slapen. Bovendien gaan mensen die kamillethee drinken minder tobben en piekeren, [J Clin Psychopharmacol. 2009 Aug;29(4):378-82.] en verzacht kamille depressies. [Altern Ther Health Med. 2012 Sep-Oct;18(5):44-9.]
Tegelijkertijd hebben de bestanddelen van kamille in cel- en dierstudies ook een gezondheidsbevorderende werking. Alpha-bisabolol en de apigenin-analogen in kamille remmen bijvoorbeeld kankercellen. [Biochem Biophys Res Commun. 2004 Mar 12;315(3):589-94.] [Mol Cell Pharmacol. 2009 Jan 1;1(3):138.]
In een uitstekende overzichtsstudie noemde de voedingswetenschapper Janmejai Srivastava kamille "a herbal medicine of the past with bright future". [Mol Med Rep. 2010 Nov 1;3(6):895-901.]

Studie
In zijn onderzoek analyseerde Bret Howrey de gegevens van 1677 Mexicaanse 65-plussers, die allemaal woonden in Zuidelijke staten van de VS. Van hen dronk 14 procent wel eens kamillethee. De gegevens waren verzameld in de periode 2000-2007.

Resultaten
De sterftekans van de Mexicanen die kamillethee dronken was 29 procent lager dan die van de groep als geheel, ontdekte Howry. Onder de vrouwen verminderde het drinken van kamillethee de sterftekans met 33 procent, onder de mannen was het effect van kamille niet statistisch significant. Dat zou wel eens kunnen komen omdat de mannen beduidend minder kamillethee dronken dan de vrouwen, vermoedt Howrey.
"The question soliciting information on chamomile use asked about any use in the last 12 months but did not specifically request information regarding duration of use or frequency", schrijft de onderzoeker. "Thus, it is plausible that even if men reported use of chamomile they may have used it sporadically or at lower doses than women."

Conclusie
"Chamomile use among Mexican Americans was associated with a reduction in all-cause mortality", concludeert Howrey. "The exact pathway for a reduction in mortality is unknown and represents an important area for future research. Studies with improved granularity in the measure of chamomile use in dosage and duration will lead to a better understanding of the role of chamomile in reduced mortality."
Bron:Gerontologist. 2015 Apr 29. pii: gnv051.

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/60342-kamille-recepten-van-vroeger.html
http://dier-en-natuur.infonu.nl/natuur/74002-kamille-botanisch-en-farmacologisch-bekeken.html

Genitaliëngeur?

Soms hebben heel gewone struiken of bomen zo hun geheime kantjes. Oude gebruiken, medicinale toepassingen, magische krachten of vreemde geuren. De Viburnums zijn zo'n plantengeslacht die, als brave sierstruiken onze tuinen bevolken, maar waarvan de bloemen heel verschillende, intrigerende geuren verspreiden. Geuren met een geschiedenis.
Er zijn soorten met een zwaar zoete, tropische geur, anderen verspreiden een vluchtig fris, bijna citroenachtig aroma en verder zijn er ook Viburnums die ons neusorgaan met een stinkende zwavelgeur teisteren.

Nog merkwaardiger was mijn ontdekking dat sommige van die geuren, van zoet tot zuur, in verband gebracht werden met de geur van de genitaliën. En dan ook genitaliënbloem genoemd werden. Bloemen die een vaginale geur verspreiden en dan ook nog bij menstruatieklachten gebruikt worden. Is dat geen ouderwetse signatuurleer!

In de randen van bossen, maar ook in zelfstandige struwelen en hagen vind je nu de  bloeiende Gelderse roos, Viburnum opulus, zijn platte bloeiwijzen bestaan uit twee typen witte bloemen. De bloeiwijzen zijn tuilen. De grote bloemen aan de buitenrand zijn geslachtsloos en dienen om  hele bloeiwijze meer aantrekkelijk te maken voor bestuivers. Mijn moment om net zoals vliegjes even te snuffelen aan de grote steriele en aan de zeer kleine fertiele bloemen. De grote bloemen zijn geurloos alleen de kleine lijken een subtiele zoetzure geur te verspreiden, maar om daar vaginale geur in te herkennen moet een mens wel veel fantasie hebben. Of moeten de bloemen ouder zijn? Of verwelkt zijn?

In een klassiek boek over seksuele voorlichting uit 1929, Het volkomen huwelijk van Dr. Th. van de Velde, het standaard voorlichtingsboek uit die tijd. Het enige boek ook dat mijn ouders bezaten en dat ik als kind zowat 60 jaar geleden ontdekte in de linnenkast, diep verborgen onder een stapel dekens. In dat zedige boek schrijft Van de Velde over het clitoraal smegma, een zachte vetmassa, die door de daar aanwezige smeerklieren wordt bereid. Hij beschrijft de geur die van aangenaam naar zeer onaangenaam kan overgaan. En... vergelijkt de geur met viburnumbloesem in zijn tuin. 'Zijne pas ontloken bloesems hebben een reuk, die aan dien van vrouwelijke genitalia herinnert. Het valt mij telkens op dat mannen met blijkbare voorliefde aan deze bloesem ruiken....’. En hij schrijft er bij dat zelf zeer onervaren mannen, het graag ruiken.Worden deze bloesems ouder, zegt hij, dan verandert hun reuk meer en meer, om ten slotte het zeer onaangename ranzig-scherp-zoutige kenmerk aan te nemen, dat ons gynaecologen maar al te zeer bekend is.

Ja, planten en wat mensen, herboristen of anderen er van maken, blijft me verbazen.

http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/58256-viburnum-met-vaginale-geur.html

Recept:
In de fytotherapie wordt voornamelijk de schors gebruikt in de vorm van tinctuur als krampwerend en pijnstillend middel bij menstruatieklachten. Tinctuur Viburnum opulus: verse geschilde schors 50 gram 3 tot 6 weken laten trekken in 250cc ethanol van 60°. Uitzeven, in bruine flesjes en donker bewaren. Dosering 3 maal daags 10 tot 20 druppels als pijnstillend middel gebruiken, niet langer dan enkele dagen.




zondag, mei 31, 2015

Kruiden- en mensenwandeling


In mijn broekzak vind ik nog een verkreukt, plat geperst blaadje met een harsige geur. Van waar blad? Van wat blad? En dan besef ik... het blad én de broek zijn van de zondagse, Hollandse kruidenwandeling met Evelien, Aukje en vele anderen. 
Kruidig wandelen bij de Utrechtse heuvelrug, Nederlandse heuvels, alhoewel Hollandse ondernemingsgeest die heuvels wel wat hebben geholpen met een afgraving. Wat dan weer een mooi meer opleverde.
Dus op en neer in Nederland, heideachtig gebied hier in de Zanderij zonder veel heide maar wel met sint janskruid nog net niet in bloei, tormentil en andere ganzerikken, verdwaalde rimpelrozen en een meute mensen, die als gezellige, intelligente schapen samenklitten rond onooglijke plantjes. Mensen met neus, handen, ogen en mond snuffelend langs de grond. Ratio en emotio. Aarden en hemelen!

Ik kom zelf wat langzaam op gang, mogelijk door een onrustige, angstige voorbije nacht. Maar wandelen, praten, ruiken en steeds meer kruiden op op ons pad werkt genezend. Grote wilde tijm, vrouwenmantel en betonie werken ook zonder ze op te eten geneeskrachtig.

Mythische planten zoals betonie zijn we in de hedendaagse fytotherapie wat vergeten, vroeger was het een plant met grote betekenis. Betonie wordt in Grieks Cestron en Psychotropon genoemd, schrijft Dodonaeus in 1554. Psycho-tropon, versterkend voor de geest? 'De gedroogde bladeren van betonie die een vierdeel lood zwaar met honingwater ingenomen zijn, zijn goed voor diegene die hun zenuwen genomen worden of ontkrimpen. Item, de vrouwen die met de baarmoeder gekweld zijn'. 

Betonie of bettonike was bij Dioscorides, 2000 jaar geleden, al een zeer gewaardeerde plant, hij werd voor niet minder dan 47 verschillende aandoeningen aanbevolen, tegen breuken, baarmoederverzakking, giftige beten, leverproblemen, nier- en blaasproblemen enz. Misschien toch een plant die we weer eens opnieuw moeten onderzoeken en gebruiken.

In elk geval, nu gehurkt op de Utrechtse heuvelrug bij een bosje betonie voel ik oude en nieuwe krachten langs mijn eigen rug stromen. 

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/stachys-betonica-officinalis-betonie

woensdag, mei 27, 2015

Margriet

Bij de ingang van domaine du Bonsoy bloeien uitbundig wilde margrieten gemengd met blauwbloeiend beemdkroon en in het weiland er achter eindeloos veel gele boterbloemen. Zou de boer blij zijn met zo'n weiland? De paarden en een meute echte ezels lijken er in elk geval geen last van te hebben.
Wilde margrieten zien er vrolijk en fris uit, toch verspreiden ze een minder okselfrisse geur. Medicinaal worden ze nauwelijks nog gebruikt, toch vreemd voor zo'n algemene en niet giftige plant.

Door de eeuwen heen vinden we wel veel toepassingen van deze margriet. Of was er verwarring met echte kamille of madeliefje?
De Engelse beroemde herborist Gerard schreef: 'Dioscorides saith that the floures of Oxeie made up in a seare cloth doe asswage and washe away cold hard swellings, and it is reported that if they be drunke by and by after bathing, they make them in a short time wellcoloured that have been troubled with the yellow jaundice.'
Culpepper tells us that it is 'a wound herb of good respect, often used in those drinks and salves that are for wounds, either inward or outward' . . . and that it is 'very fitting to be kept both in oils, ointments, plasters and syrups.' He also tells us that the leaves bruised and applied reduce swellings, and that 'a decoction thereof, with wall-wort and agrimony, and places fomented or bathed therewith warm, giveth great ease in palsy, sciatica or gout. An ointment made thereof heals all wounds that have inflammation about them.'

Toch werden er vroeger ook kritische bemerkingen gemaakt. Zo lezen we in het 6de deel van Afbeeldingen der Artsenijgewassen uit 1801. ' Men meenden dat het wondheelend, urinedrijvend, en tot uitdrijving der inwendige etterstoffen van dienst zij. De schrijver Krauss zegt verder' wie slaat er nu geloof aan dit wondermiddel?'

Op de serieuze hedendaagse website 'Plants for the future' vinden we 'The whole plant, and especially the flowers, is antispasmodic, antitussive, diaphoretic, diuretic, emmenagogue, tonic and vulnerary. It is harvested in May and June then dried for later use. The plant has been employed successfully in the treatment of whooping cough, asthma and nervous excitability. Externally it is used as a lotion on bruises, wounds, ulcers and some cutaneous diseases. A decoction of the dried flowers and stems has been used as a wash for chapped hands. A distilled water made from the flowers is an effective eye lotion in the treatment of conjunctivitis'.
Toch is er weinig wetenschappelijk onderzoek te vinden voor zijn medisch gebruik. Aan de vreemde geur kunnen we wel aflezen dat er in elk geval etherische olie in de plant aanwezig is en dat is al eerder onderzocht. The oil of  L. vulgare contained much more aliphatic acids and esters than the oils of the other investigated Asteraceae species but had a very low concentration of polyacetylenes.

Eigen ervaringen met het medisch gebruik van Leucanthemum vulgare heb ik niet. Mogelijk zijn de bloemen als lotion vooral goed voor de huid.

Nota: Content and composition of essential oils in some Asteraceae species
Proceedings of the Estonian Academy of Sciences (Impact Factor: 0.37). 01/2011; 60(1):55-63. DOI: 10.3176/proc.2011.1.06. The content and composition of the essential oils of five Asteraceae species from Estonia were studied. The oil yields ranged from traces up to 0.2%. By using GC-FID and GC-MS methods a total of 115 compounds were identified and significant qualitative and quantitative differences were observed among the studied species. The main constituents of the essential oils of the studied Asteraceae species were as follows: Chamomilla recutita: bisabolol oxide A (39.4%), bisabolone oxide A (13.9%), (Z)-en-yne-dicycloether (11.5%), bisabolol oxide B (9.9%), α-bisabolol (5.6%), and chamazulene (4.7%); Chamomilla suaveolens: (Z)-en-yne-dicycloether (37.2%), geranyl isovalerate (22.9%), (E)-β-farnesene (15.6%); Anthemis tinctoria: α-eudesmol (10.2%), γ-cadinol (8.7%), γ-cadinene (4.0%); Matricaria perforata: (Z,Z)-matricaria ester (77.9%), (E)-β-farnesene (3.5%), matricaria ester isomer (3.5%), and matricaria lactone (3.0%); and Leucanthemum vulgare: (E)-β-farnesene (7.3%), hexadecahydrocyclobuta[1,2:3,4]dicyclooctene (5.3%), decanoic acid (4.9%), and γ-eudesmol (4.5%). The number of compounds found in all plant oils studied was 14.