Uit de hoge populier gevallen. Ik niet, maar een grote tak overladen met maretakken.Vanmorgen raasde er nog maar eens een stormpje met rukwinden en regenvlagen over Bretagne. Ik ga toch even naar buiten en net op dat moment breekt er een tak, loodzwaar van de vele maretakken, uit onze populier en dondert naar beneden vlak bij de steencirkel. Een schrikwekkend maar ook mooi moment.
Met zondvloedweer heb ik de neiging om de natuurgeesten te bezweren, tenminste proberen te bezweren. Wind, water en maretakken die voor je voeten vallen, meer heb ik niet nodig om natuurgoden aan te roepen en... zoals de magiër Albertus Magnus in bijbelse orakeltaal beginnen te spreken.
Magnus over de maretak, woorden om natuurgeesten te bezweren. ‘Het tiende kruid is het, door de Chaldeeën Luperar genoemd, door de Grieken Assifena, door de Latijnen Viscum querci, door Engelse mensen mysseltoe. En het groeit in bomen die er geheel mee beladen zijn. Dit kruid met een zeker ander kruid dat Martagon genoemd wordt, dat is Silphion of Laserpitium zoals het geschreven is in Duitse taal, opent alle sloten. En als de voor genoemde dingen tezamen gedaan worden en gezet in de mond van een man en als die denkt aan een ding of het zal gebeuren zet het zich op zijn hart, zo niet loopt het weg van zijn hart. Als het voor genoemde ding opgehangen wordt in een boom met een vleugel van een zwaluw zullen zich daar alle vogels verzamelen die er zijn binnen vijf mijlen.’
En ja ook nu leven we, volgens velen in een beproefde tijd en zoeken we een sleutel om alle sloten te openen. En dan de dingen die zich op je hart zetten, laat de maretak ons maar voor gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten