Vandaag is er veel leven, kruidige mensen van overal, het doet mij goed en hopelijk doet het ook hen goed. We kuieren eerst door de toontuinen achter het kapittelhuis, langs de oude linde en kastanjebomen. Geneeskrachtige planten zeker wel, ook de knoppen worden in de gemmotherapie gebruikt, al denk ik dat gewoon de bomen zien of er even aankomen het gezondste van allemaal is. Verderop vinden we ondanks de winter nog Acanthus, Euphorbia en Helleborus in volle glorie.Ze behoren niet direct tot de klassieke geneeskruiden toch zijn er over deze planten uitgebreide verhalen te vertellen, wat we nu niet doen anders zouden we niet verder dan 100 meter wandelen. Dus verder, we vinden onder de bomen nog veel schaduwplanten, grondbedekkers die juist in het voorjaar de mens veel genoegen verschaft. Ik noem maagdenpalm, longkruid en Epimedium, deze laatste is altijd aanleiding om over afrodisiaca te praten, ook zijn Nederlandse naam geil geitenkruid spreekt tot de verbeelding.
We ontsnappen uit de tuin om terecht te komen in de Hoegaardse akkers en holle wegen, richting Zétrud Lumay. In de verte het Hoegaardse kerkhof, in stilte groet ik al de overleden familieleden die daar liggen. Op de velden vinden we resten van geel koolzaad, maar ook nog bloeiende akkerviooltjes en de nieuwe rozetjes van klaproos. In de zomer zullen zij, als duivels uit een doosje, rood ontploffen in het landschap. Juist dit jaar, honderd jaar na het begin van de eerste grote oorlog krijgen de poppies veel aandacht.
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved and were loved, and now we lie
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
Ondertussen draaien we weer richting Hoegaarden en richting kerkhof, en ondanks winter, overstromingen en ander onheil is er overal in de natuur veel groen leven te bespeuren. Kiemend kleefkruid overal, glimmend speenkruid en eetbare akkerkool. We mediteren nog even bij een vreemde wilg met verdorde eikenbladeren onder zijn kroon. Een wilg die eik wil zijn? Mooi symbool, willen wij mensen niet allemaal zowel eik als wilg zijn?