zondag, januari 03, 2021

Hormesis, voeding en geneeskruiden

De juiste dosering van een fytotherapeuticum is waarschijnlijk een van de meest controversiële aspecten van de hedendaagse westerse fytotherapie [1]. Het vaststellen van de juiste dosering vereist namelijk dat de eigenschappen van de verschillende werkzame stoffen van een fytotherapeuticum bekend zijn. Het probleem is echter dat voor de meeste fytotherapeutica nog niet bekend is wat precies de actieve inhoudsstoffen zijn, laat staan wat de werking hiervan is. Daarnaast wordt algemeen aangenomen dat de werkzaamheid van fytotherapeutica niet terug te voeren is op de werking van een enkel bestanddeel en berust op de synergetische werking van diverse inhoudsstoffen. Een exacte vergelijking van fytotherapeutische bereidingen op basis van de hoeveelheid (voor zover bekende) werkzame inhoudsstoffen is derhalve in het algemeen eigenlijk niet mogelijk.

Onder westerse fytotherapeuten en herbalisten worden verschillende doseringsbenaderingen gehanteerd, die van land tot land of zelfs binnen een land kunnen verschillen. Ten grondslag aan deze verschillen liggen de zeer uiteenlopende filosofieën over de therapeutische werking van medicinale plantaardige bereidingen. Aan de ene kant is er de moderne (reguliere) aanname dat het therapeutisch effect berust op een specifieke dosis van de farmacologisch actieve bestanddelen in de plant. Daarbij gaat de voorkeur uit naar gestandaardiseerde bereidingen waarvan de werkzaamheid wordt onderbouwd of is bewezen via reguliere klinische studies. Hiertoe behoren dan natuurlijk ook de als reguliere geneesmiddelen geregistreerde fytotherapeutica. 

Vanuit een heel andere benadering wordt gesteld dat een fytotherapeuticum –omdat het afkomstig is van een levend organisme– een zekere energie of levenskracht bevat. De kwaliteit van deze energie zou binnen deze benadering verantwoordelijk zijn voor het therapeutisch effect, waarbij de feitelijke hoeveelheid niet zo belangrijk is zolang het betreffende middel maar in enige mate aanwezig is. Daarbij wordt vaak verondersteld dat de actieve componenten als katalysatoren functioneren om de gezondheid te herstellen en dus niet noodzakelijkerwijs in grotere hoeveelheden behoeven te worden gebruikt. Deze lage-dosisbenadering moet niet worden verward met homeopathie. Een belangrijk verschil met homeopathie is dat de therapeutische indicaties niet worden afgeleid van het similia-principe maar grotendeels berusten op traditionele toepassingen. Het gaat bij de lage-dosisbenadering dan ook om de traditionele bereidingen. Dit zijn veelal extracten en tincturen, waarbij de (al dan niet bekende) werkzame stoffen in lage concentraties aanwezig zijn. Deze bereidingen worden in de literatuur ook wel aangeduid met de term low-dose of mite fytotherapeutica. Over een mogelijk werkingsmechanisme van deze traditionele bereidingen wordt in de literatuur van diverse hypothesen uitgegaan. Een veel gehanteerde hypothese is die van regulatie via secundaire werking. 

Het principe van autoregulatie in de fytotherapie 

Volgens het principe van autoregulatie via ‘secundaire werking’ van geneesmiddelen zoals geformuleerd door Wagner wordt er vanuit gegaan dat de laag gedoseerde fytotherapeutica geen directe farmacologische verandering afdwingen via een moleculaire interactie met receptoren maar wel op enigerlei wijze leiden tot een reactie via autogene regulatiesystemen in het lichaam [2]. De intensiteit van deze reactie is daarbij niet alleen afhankelijk van de intensiteit van de prikkel maar ook van het reactievermogen van het organisme. In tegenstelling hiermee brengen hoge doseringen van (zuivere) plantenstoffen een primaire, directe of organotrope werking tot stand. Die werking is sterk concentratie-afhankelijk, is in veel gevallen suppressief en onderdrukt autogene regulatiesystemen. Deze verklaring zou overeenstemmen met het gegeven dat fytotherapeutica bij een te hoge dosering en een te langdurige toepassing evenals bij synthetische middelen aanleiding kunnen geven tot bijwerkingen. Volgens deze hypothese zou de werking die een geneesmiddel tot stand brengt (directe of secundaire werking) afhangen van de gekozen dosering. De conclusie die hieruit kan worden getrokken is dat voor de werking van de meeste (traditionele) fytotherapeutica uitgegaan moet worden van de secundaire werking van deze middelen. Als uitzonderingen in dit verband zouden bijvoorbeeld de coffeïne bevattende stimulerende preparaten en de antrachinonen bevattende laxeermiddelen kunnen worden beschouwd. Toch is in de meeste gevallen een scherpe scheiding tussen de beide soorten werking niet mogelijk omdat het behoren tot een van beide therapieconcepten afhankelijk is van de specifieke dosis-werkingsrelatie van een geneesmiddel en de werking van fytotherapeutica per definitie afhankelijk is van meerdere inhoudsstoffen, die in verschillende, veelal onbekende, concentraties aanwezig zijn. De secundaire werking van laag gedoseerde fytotherapeutica wordt verondersteld tot stand te komen via een niet-specifiek mechanisme. Dat betekent dan dat geen directe farmacologische functiecorrecties plaatsvinden, maar modulatie of regulatie van organismen plaatsvindt via bepaalde zuiver fysiologische of immunologische of adaptatiereacties. De beïnvloeding van een ziekteproces  vindt in deze benadering dan niet plaats door middel van een direct aangrijpen op een doelorgaan (ziek orgaan), maar indirect via beïnvloeding van regelsystemen. Dit zou het geval kunnen zijn bij fytotherapeutica die werken op immunologische en endocriene systemen, zoals immuunmodulatoren en adaptogenen. Dergelijke aspecifieke reacties zijn door zeer lage doseringen te bewerkstelligen. Daarmee zou verklaard kunnen worden hoe doseringen die op zich geen direct (klassiek farmacologisch) effect te zien geven toch een ziekteproces kunnen beïnvloeden. Deze voorstelling van een mogelijk werkingsmechanisme voor laag gedoseerde fytotherapeutica leidt tot de volgende conclusies:

De lage-dosis-therapie, die gebruikmaakt van traditionele fytotherapeutische bereidingen (onder andere maceraten en tincturen) kan aangeduid worden als een actieve regulatietherapie, die bij de ‘juiste’ dosering lichaamseigen systemen intact laat maar deze toch beïnvloedt. Het succes van een dergelijke therapie die het lichaamseigen zelfgenezend vermogen mobiliseert is afhankelijk van het vermogen van die systemen om nog te kunnen reageren. Toepassing daarvan is dan ook zinloos bij shock, coma, ernstige hartinsufficiëntie, ernstige infecties, chirurgisch noodzakelijke ingrepen, vergiftigingen, ernstige (reguliere) geneesmiddelbijwerkingen en dergelijke.


De toepassing van hoge doses plantenstoffen (en dus ook de hooggeconcentreerde extracten die binnen de reguliere geneeskunde worden toegepast) kan in dit verband worden gezien als een passieve regulatietherapie omdat het organisme dan passief blijft ten aanzien van zelfregulerende impulsen. Dat geldt ook voor de meeste synthetische verbindingen. Zeer sterk werkende geneesmiddelen (die bij ernstige ziekten vaak noodzakelijk zijn) kunnen het lichaamseigen regelsysteem – voorzover dit nog tot reactie in staat is – zelfs onderdrukken of beschadigen doordat deze geneesmiddelen vaak ook op regelsystemen inwerken die geen afwijking vertonen. Wanneer van het belang van autoregulatie door het organisme wordt uitgegaan, dan dient veel aandacht te worden gegeven aan de individuele uitgangspositie van een ziek organisme en het tijdstip van medicatie. Een zeer reactief systeem (bijvoorbeeld bij een ontstekingsproces) zal namelijk op dezelfde hoeveelheid van een geneesmiddel anders reageren dan een verminderd reactief systeem of een systeem dat in homeostase verkeert. Ook het tijdstip waarop een geneesmiddel wordt toegediend, krijgt –afhankelijk van profylactische of therapeutische toediening aan het begin, op het maximum of bij afname van het ziekteproces– met betrekking tot een mogelijke regulerende functie van het fytotherapeuticum een extra betekenis.

Hormesis in de fytotherapie 

Het hormesisconcept was al bekend bij de oude Grieken [3]. Hippocrates stelde vast dat hoewel nieskruid (Helleborus-species) bij gebruik in hoge doseringen cholera-achtige diarree kon veroorzaken, het in lage doseringen ook succesvol kan worden gebruikt om cholera te behandelen. Daarnaast werd ook in die tijd al de tinctuur van Spaanse vlieg (Cantharis) –waarvan bekend was, dat deze in hogere dosering cystitis en hematurie veroorzaakte– gebruikt om cystitis te behandelen. Ook Paracelsus was op de hoogte van het fenomeen hormesis, wat blijkt uit zijn gebruik van nauwkeurig afgemeten lage doses van toxische verbindingen als arseen en kwik. Volgens Paracelsus was namelijk datgene wat een mens ziek maakt, indien in lage doses gegeven, ook hetgeen wat hem geneest. De herkomst van het hedendaagse hormesisfenomeen is toe te schrijven aan het werk van Hugo Schulz en Rudolph Arndt in de 80er jaren van de 19e eeuw, later bekend geworden als de Arndt-Schulz regel [3]. Daarin wordt gesteld dat van stoffen die in subletale dosering een remmende werking uitoefenen op biologische processen, mag worden verwacht dat diezelfde stoffen bij veel lagere doses een stimulerende werking hebben. De gedachte hierachter was afkomstig van het werk van Schulz uit 1888, waarin hij ontdekte dat veel chemische verbindingen in lage dosering de groei en ademhaling van gist stimuleerden. Deze waarnemingen werden bevestigd en uitgebreid naar andere stoffen die eenzelfde effect lieten zien. Later toonde Hueppe in 1896 aan dat bacteriën zich op dezelfde manier gedragen. Omdat geen verklaring voor dit fenomeen kon worden gevonden, en vanwege de veronderstelde overeenkomsten met homeopathie (zie kader), raakte dit langzamerhand in onbruik. Niettemin werden steeds nieuwe voorbeelden gepubliceerd en niet alleen in de toxicologische literatuur. Zo beschreven Southam en Ehrlich in 1943 het effect van een natuurlijk antibioticum in cederhout dat de groei van schimmels remde maar bij lagere doseringen een omgekeerd effect vertoonde. Zij stelden als eersten de term hormesis (of omkeereffect) voor om daarmee te omschrijven: ‘een stimulerend effect van subinhibitoire concentraties van een toxische verbinding op een organisme’ [6]. 

Uit talrijke publicaties die daarop volgden –met name ook in de laatste decennia– wordt steeds duidelijker dat hormesis een wijdverbreid fenomeen is dat niet alleen optreedt bij chemische verbindingen, maar ook wordt geconstateerd bij fysische prikkels als straling, hitte en koude. Een bekend voorbeeld is de zogenaamde photo repair, een in alle levende organismen optredend herstelproces na beschadiging door UV-straling. Als men celweefsels die door hoge doseringen ioniserende UV-straling genetisch zwaar beschadigd zijn met een geringe dosis van dezelfde straling na bestraalt, herstelt het beschadigde weefsel zich binnen enkele uren praktisch volledig. Zonder deze nabehandeling treedt de zogenaamde dark repair op met een belangrijk geringere mate van herstel [7]. Al de bovenstaande onderzoeksresultaten lijken een onderbouwing te vormen voor de oorspronkelijke aanname die besloten ligt in de Arndt-Schulz-regel dat hormesis een fenomeen is dat klaarblijkelijk in verschillende organismen op dezelfde wijze plaatsvindt als reactie op blootstelling aan (lage doseringen van) verschillende soorten van potentieel toxische agentia. 

Resultaten verkregen bij immunologisch onderzoek van plantenstoffen bieden ook aanwijzingen voor een mogelijk optreden van hormesis. Een interessant voorbeeld hiervan is de werking van emetine, één van hoofdcomponenten van de braakwortel (Cephaelis ipecacuanha). Wanneer emetine bij veel lagere concentraties dan gebruikelijk werd onderzocht, bleek een immuunstimulerend effect op te treden, terwijl bij hogere concentraties een cytostatisch, respectievelijk immuunonderdrukkend effect werd waargenomen. Deze resultaten leveren een aanzienlijke bijdrage tot de verklaring van een vroeger al bij lagere doseringen waargenomen antivirale werking van emetine. Dit zou nu op basis van dit onderzoek geheel of gedeeltelijk kunnen worden toegeschreven aan een aspecifieke stimulatie van het cellulaire of humorale deel van het immuunsysteem. Van een groot aantal plantaardige extracten of hieruit geïsoleerde stoffen is de invloed op (delen van) het immuunsysteem onderzocht [8]. Hierbij is gebruik gemaakt van testmethoden die berusten op het meten van onder andere de invloed op: 

  • complementactiviteit,
  • fagocytoseactiviteit en de 
  • inductie van interferon. 

Uit deze studies is gebleken dat extracten of fracties van verschillende plantensoorten in lage doseringen een immuunstimulerende activiteit te zien geven in de verschillende testmodellen. Uit de resultaten van deze experimenten kan evenwel niet worden geconcludeerd dat in een therapeutische situatie deze preparaten eveneens immuunstimulerend werken. Welke werking een bepaalde stof op het immuunsysteem heeft, is niet alleen een eigenschap van het betreffende middel. Eén en dezelfde stof kan nu eens immuunstimulerend werken en in een andere situatie immuunsuppressief werken. Wezenlijk daarbij is naast de dosis, de wijze van toediening, het tijdstip van toediening en de duur van toediening.

Plantensoorten met immuunstimulerende eigenschappen: Echinacea purpurea / Eupatorium cannabinum Eupatorium perfoliatum / Matricaria chamomilla / Arnica montana / Calendula officinalis / Sabal serrulata Althaea officinalis / Baptisia tinctoria / Eleutherococcus senticosus

Klinische studie met Solidago

Solidago virgaurea
Een voorbeeld van een in dit verband interessante klinische studie is het onderzoek van Kalbermatten waarbij een alcoholisch vloeibaar extract van guldenroede (Solidago virgaurea) wordt vergeleken met een Solidago virgaurea oertinctuur [9]. In deze klinisch-farmacologische studie uit 1989 werd de diuretische werking van de twee verschillende Solidago-preparaten vergeleken met een placebo. De oertinctuur was bereid uit vers plantenmateriaal en het vloeibaar extract was verkregen door concentratie met een factor 10 van de oertinctuur. Bij chemische analyse van de bereidingen bleek dat het spectrum van inhoudsstoffen –afgezien van de concentratie– identiek was. De 22 vrouwelijke proefpersonen moesten zich steeds op twee achtereenvolgende dagen  zoveel mogelijk gelijk gedragen, vooral met betrekking tot vochtconsumptie en de tijden waarop gedronken werd. Verboden waren alcohol, gezoute vleeswaren, koffie na 6 uur ’s avonds, zware lichamelijke inspanning en saunabezoek. Het avondeten werd door iedere deelnemer op beide dagen op hetzelfde tijdstip genuttigd. Om 8 uur ’s avonds werd 300 ml gekookte lindebloesemthee gedronken. Daarna mocht tot aan de volgende dag niets meer gedronken worden, met uitzondering van de voor inname van het geneesmiddel vastgestelde hoeveelheid water. Om 22 uur werd de blaas geledigd en aansluitend werd daarna 100 ml water gedronken. Op de eerste avond werd dit water zonder en op de tweede avond met drie ml van het geneesmiddel of de placebo gedronken. Het totale urinevolume na inname van de geneesmiddelen (of de placebo) werd de volgende morgen om zeven uur gemeten. De nacht na de eerste dag diende daarbij als controle en in de tweede nacht werd het eventueel optredende diuretische effect gemeten. 

Op deze wijze werd bij de 22 proefpersonen in drie afzonderlijke sessies het diuretisch effect van de twee extracten en van een placebo bepaald. De studie werd dubbelblind uitgevoerd en volgens algemeen aanvaarde statistische criteria geanalyseerd. Uit de resultaten van deze studie bleek dat de oertinctuur de diurese verhoogde met 38,3 %. Het meer geconcentreerde vloeibare extract gaf slechts een verhoging van 17,8 % te zien en de placebo een stijging van 2,9 %. De door de oertinctuur teweeggebrachte stijging van de diurese was in vergelijking met de placebo statistisch zeer significant. De diuresestijging van het vloeibare extract was niet significant ten opzichte van de placebo. Het paradoxale resultaat van deze studie is dat de oertinctuur een twee keer zo sterke werking laat zien terwijl de concentratie aan inhoudsstoffen tien keer lager is dan in het vloeibare extract. De oertinctuur had daarmee een ongeveer 20 keer sterkere werking dan het extract. Dit resultaat kan wellicht gezien worden als een klinisch fytotherapeutisch voorbeeld van een hormesiseffect.

Hormesis en toxiciteit van fytotherapeutica. 

Wat betekent het fenomeen hormesis nu voor de fytotherapie? Van fytotherapeutica wordt algemeen aangenomen dat het mild werkende geneesmiddelen zijn met een grote therapeutische breedte en meestal geen of milde bijwerkingen. Van een groot aantal plantensoorten is echter reeds lang bekend dat toxische verschijnselen kunnen optreden na gebruik van soms al kleine hoeveelheden. In principe wordt het gebruik van deze toxische plantensoorten in de fytotherapie dan ook vermeden. Er verschijnen echter in de laatste jaren ook in toenemende mate publicaties over mogelijke toxiciteit van andere tot dusver als veilig veronderstelde plantensoorten, bereidingen daaruit of geïsoleerde inhoudsstoffen. Het is nu de algemene opinie dat indien men deze plantensoorten zou willen blijven gebruiken in fytotherapeutica het plantenmateriaal of de hieruit bereide extracten zodanig dienen te worden bewerkt –bijvoorbeeld via een zo volledig mogelijke eliminatie van de mogelijk toxische verbindingen– dat er geen gevaar meer aanwezig is voor het optreden van schadelijke effecten. In het licht van het hierboven beschreven hormesiseffect is het echter de vraag of dat wel terecht is. Niet alleen Paracelsus heeft er al op gewezen dat alleen de dosis maakt of iets giftig is, maar ook de bekende Amerikaanse biochemicus Bruce Ames (ontdekker van de Ames-test ter vaststelling van carcinogeniteit) wijst er in diverse studies in wetenschappelijke toptijdschriften op dat het wel meevalt met die toxiciteit van stoffen in onze leefomgeving, met name in voedsel maar ook in fytotherapeutica. 

Volgens Ames heeft de mens in de evolutie blijkbaar een algemeen verdedigingsmechanisme ontwikkeld tegen de talloze agressieve stoffen die voortdurend endogeen (in ons lichaam) worden gevormd of die via het voedsel (en daarop gelijkende fytotherapeutica) worden ingenomen. Volgens Ames en zijn medewerkers zijn mensen bij lage concentraties van agressieve stoffen dus goed beschermd [10,11]. Ondanks deze sterke argumenten is de heersende opvatting (ook in wetenschappelijke kringen) nog steeds dat kankerverwekkende stoffen tot elke prijs uit de leefomgeving moeten worden gebannen. Nog steeds wordt algemeen aangenomen dat voor carcinogene chemicaliën een lineaire dosis / effect relatie bestaat en dat bij zeer lage concentraties het kankerrisico laag is, maar pas geen risico meer bestaat als de stof niet meer aantoonbaar is. 

Daarnaast is het natuurlijk ook nog mogelijk dat in een (complex) voedingsmiddel of fytotherapeuticum de schadelijke werking van de ene stof wordt gecompenseerd door de tegengestelde werking van andere stoffen. Een interessant voorbeeld hiervan is gember, dat zowel in de voeding als in de fytotherapie wordt gebruikt. Een hoofdbestanddeel in gemberwortel, 6-gingerol, laat in de Ames-test een sterk mutagene activiteit zien. Als daarentegen het gehele gemberwortelextract wordt getest, dat een zelfde hoeveelheid 6-gingerol bevat, worden anti-mutagene effecten waargenomen [12]. Conclusies Wat betekent het bovenstaande voor de fytotherapie? Dosisafhankelijke omkeereffecten zijn voor talloze stoffen, zowel natuurlijke als synthetische, beschreven. 

Afgaande op de gegevens die de laatste jaren in toenemende mate in de literatuur verschijnen over hormesis, zijn er sterke aanwijzingen dat er juist een positief (beschermend) effect te verwachten is van die (zeer) lage concentraties van in hogere doseringen schadelijke, agressieve stoffen. Gezien de nauwe relatie tussen fytotherapeutica en de complexe plantaardige bestanddelen van ons voedsel kan tenminste worden gesteld dat men zeer voorzichtig moet zijn om zomaar uitspraken te doen over de giftigheid van kruidenmiddelen. Dit geldt in het bijzonder wanneer gegevens, verkregen uit in-vitro-studies met enkelvoudige geïsoleerde stoffen, worden geëxtrapoleerd naar de in-vivo-situatie bij de mens. In veel gevallen leidt dit tot volstrekt onjuiste conclusies waarvan hierboven enkele voorbeelden zijn gegeven.

Auteursgegevens: Drs. J.H. (Johan) van Meer is als docent verbonden aan de disciplinegroep Medicinal Chemistry and Chemical Biology van het departement Farmaceutische Wetenschappen van de Bèta Faculteit van de Universiteit Utrecht en redacteur van het NTvF. 

Referenties:

1. Mills S, Bone K. Principles and Practice of Phytotherapy; Modern Herbal Medicine, Churchill Livingstone, Edinburgh 2000. 2. Wagner H, Wiesenauer M. Phytotherapie; Phytopharmaka und pflanzliche Homöopathika, Gustav Fischer, Stuttgart, New York 1995. 3. Boxenbaum H, Neafsey PJ, Fournier DJ. Hormesis, Gompertz functions, and risk assessment. Drug Metab Rev 1988;19(2):195-229. 4. Calabrese E.J. Toxicological awakenings: the rebirth of hormesis as a central pillar of toxicology. Toxicol Appl Pharmacol 2005;204:1-8. 5. Oberbaum M, Samuels N, Singer SR. Hormesis is not homeopathy. Toxicol Appl Pharmacol 2005;206:365. 6. Southam CM, Ehrlich J. Effects of western red cedar heartwood on certain wood-decaying fungi in culture. Phytopathology 1943;33:515-24. 7. Popp FA. Neue Horizonte in der Medizin, Haug Verlag, Heidelberg 1983. 8. Wagner H, Proksch A, Vollmar A, Kreutzkamp B, Bauer J. In vitro Phagozytose. Stimulierung durch isolierte Pflanzenstoffen gemessen im Phagozytose – Lumineszens- Modell. Planta Med 1985;51:139-45. 9. Kalbermatten R. Die Dosierung in der Phytotherapie. Schweiz Zschr Ganzheitsmedizin 1990;2(3):100-12. 10. Ames BN, Gold LS. Too many rodent carcinogens: mitogenesis increases mutagenesis. Science 1990;249:249-50. 11. Ames BN, Profet M, Gold LS. Dietary pesticides (99,99% all natural), Proc Natl Acad Sci USA 1990;87:7777-81. 12. Nakamura H, Yamamoto T. Mutagen and anti-mutagen in ginger, Zingiber officinale. Mutat Res 1982;103:119-26.

zaterdag, januari 02, 2021

Klis bij Cascatelles

Op mijn klassieke wandelroute langs de Maas richting Cascatelles vind ik nog één verkleurend blad van de grote klis. Arctium lappa of Grote klis, weer zo een 'onkruid' dat ons wat te vertellen heeft.
Als je nagaat dat de wortel van deze plant als een soort schorseneergroente te eten is; dat hij een grote reputatie had en heeft als haarlotion ‘tegen het grijs worden van het haar’; dat hij zonder meer bij suikerziekte een hulp kan zijn en dat hij bij allerlei huidaandoeningen gebruikt kan worden, dan kijk je toch wel met andere ogen naar dit 'onkruid'.  

Arctium lappa L. (Asteraceae) wordt in de volksmond ook wel ‘klitwortel’ genoemd en komt zowat overal voor. In Europa wordt de plant bijna niet meer gegeten, maar in Azië is de wortel nog steeds een populaire groente. Arctium lappa wordt gebruikt voor de behandeling van vele infectieziekten. Een extract van de bladeren laat een antibacteriële werking zien. Ook zijn de anti-inflammatoire effecten onderzocht van een wortelextract van deze plant. Een extract van de complete plant blijkt een remmende werking te hebben op de binding van platelet activating factor (PAF).

 Uit een screening van plantenextracten op anti-allergische werking kwam één bepaald Arctium-extract als sterkste remmer naar voren. De gebruikte extractiemethode is essentieel gebleken voor de werking. Andere extracten van A. lappa – van verschillende producenten en op verschillende wijze geëxtraheerd – lieten geen  remmend effect zien op de degranulatie. Het extract is verder onderzocht op remming van de degranulatie en cys-LT productie. Het bleek zeer potent in het remmen van de degranulatie. Voor 50% remming was slechts 3,5 µg extract/ml nodig. Dit wordt de IC50 genoemd (inhibitory concentration 50%). Voor remming van de cys-LT-productie was de IC50 ook slechts 3,5 µg/ml. 

In een muizenmodel voor koemelkallergie was toediening op de huid van 5 mg Arctium lappa-extract via de oorhuid in staat de allergische zwelling in het oor met ongeveer 50% te remmen. Orale toediening van 10 mg/ml extract had geen effect op de allergische reactie, maar andere doseringen moeten nog getest worden. Arctium lappa lijkt daarom een zeer interessante plant voor het behandelen van allergische aandoeningen zoals atopische dermatitis.

Referenties

  • Holetz FB, et al. Screening of some plants used in the Brazilian folk medicine for the treatment of infectious diseases. Mem Inst Oswaldo Cruz 2002;97(7):1027-31.
  • Lin CC, et al. Anti-inflammatory and radical scavenge effects of Arctium lappa. Am J Chin Med 1996;24(2):127-37. 
  • Iwakami S, et al. Platelet activating factor (PAF) antagonists contained in medicinal plants: lignans and sesquiterpenes. Chem Pharm Bull 1992;40(5):1196-8.

vrijdag, januari 01, 2021

Goede of kwade mare?

Mist hangt boven de Maas. Grijze, mysterieuze wereld met hier en daar een restje witte, verwarmende sneeuw. Mogelijkheden. Verwachtingen. Nog nooit zijn wensen zo driftig aanwezig geweest. Ik vind een verloren mare-takje, meegebracht van uit de overvloed van ons Bretoense huis. Een onooglijk takje, een gewrichtje vol van symboliek. Een echt takje dat een 'mare' moet brengen. Mare, bekendmaking, bericht, boodschap, hopelijk geen nachtmerrie. Gelukkig nieuw jaar. 

Maretak mythische plant. De gouden toverroede waarmee de Griekse held Aeneas toegang tot de onderwereld verkreeg, zou een maretak geweest zijn. In het Germaanse epos  Edda wordt beschreven hoe de blinde god Hodur de zonnegod Balder met een Maretak als lans gedood heeft.

De maretak wordt door Plinius een allesgenezer genoemd en zo werd hij in de negentiende eeuw nog steeds betiteld in de Keltische landen. Als het ik-bewustzijn zijn hechting aan de wereld van materie en gedachten, oftewel de mare/ illusiewereld verliest, dan kan dit – nu onthechte – individuele bewustzijn als kracht worden ingezet. Het wordt een kracht waarmee alle illusies van het tijdelijke ontmaskerd worden. Zo kunnen alle ziektes die behoren bij het tijdelijke lichaam ermee worden genezen. Het grote offer is dan weliswaar de onthechting van materie en gedachten die behoren bij dit lichaam en al zijn tijdelijke genoegens. De druïden konden dit en sneden de maretak-vampier af van de boom en daarmee van zichzelf of van de gemeenschap. Zij konden naar eigen wil en op hun eigen tijd de reis naar de andere kant maken. Zowel voor Balder als voor het gros van de mensheid is de illusie van de maretak te sterk en zal het moment van inzicht en daarmee de verlossing pas plaatsvinden na het Ragnarok, na het einde der tijden.


maandag, december 28, 2020

Betoverende palmboompjes

Blijkbaar heb ik in al die jaren nog niets over het palmboompje geschreven. Ik kan het zelf niet geloven. Niets over de beroemde palmprocessie in Hoegaarden, niets over de Buxusbossen in de loodrechte kalkrotsen van de Franse Vercors, niks over Raymond Dextreit de man die een heel boek geschreven heeft over de geneeskrachtige werking van de Buxus, niks over de gesnoeide palmboompjes in onze Bretoense tuin.....

In de rotshellingen van Waulsort
bij de eiken en de palmboompjes
Nu dus toch het moment, terwijl ik kruip tussen en onder de natte Buxusstruiken in de steile hellingen van de rotsen van Waulsort. 

Nu toch het moment, omdat dit palmboompje ook bij de planten hoort die virussen kunnen bestrijden. Wel een plant met alkaloiden en dus niet zomaar in het wilde weg opeten.

Een citaat uit een ouder boek van Raymond Dextreit  “L’argile qui guérit”

Les bons et regrettés docteurs H. Leclerc et Artault de Vevey avaient, eux, largement expérimentés le buis (surtout) par voie interne, et ils étaient catégoriques quant à son extraordinaire valeur et à sa polyvalence. Ils ont évoqué des « résultats remarquables » dans le vas de fièvres intermittentes, d’angiocholite pourtant réfractaire à la quinine, une action de drainage sur les voies biliaires et intestinales, des propriétés cholagogues, fébrifuges, sudorifiques............ En ce qui concerne particulièrement le docteur H. Leclerc, celui-ci a relaté comment, durant la première guerre mondiale, alors qu’il était blessé, grelottant de fièvre, que sa blessure s’était infectée et qu’il n’y avait rien pour le soigner, il avait demandé qu’on lui fasse bouillir une poignée de feuilles de buis dans un litre d’eau, décoction – à laquelle il trouva un goût affreux, et qu’il absorba dans le moins de temps possible, ce qui provoqua une abondante transpiration, et le sauva.

Voilà donc déjà une utilisation possible de buis, après ébullition prolongée (10 à 15 minutes) de 40 g de feuilles. Cela se boit en l’espace d’une heure à une heure et demie, et, avec le concours de couvertures, bouillottes, etc., la transpiration ne tarde pas à survenir. En cas de grippe, refroidissement, infection quelconque, un résultat favorable est le plus souvent assuré.

Si le buis arrive maintenant en tête des remèdes naturels, c’est qu’il s’est révélé être un redoutable adversaire des virus. Aucun remède de synthèse ne peut lui être comparé pour son activité absente de toute nocivité. Dans la plupart des affections virales, à commencer par la grippe, il y a intérêt à faire intervenir le buis intensivement (un litre par jour, et même plus, si possible). On l’utilise aussi bien pour l’extérieur qu’en usage interne. Ainsi, en cas de maladie virale éruptive (zona, herpès, mycoses diverses, etc.), il faut, à la fois, boire de la décoction de buis et l’utiliser aussi en lotion, bains ou compresses.

En usage externe, il a été très souvent remarqué combien l’effet est plus spectaculaire encore. Cette même décoction pouvant servir au pansement d’ulcères et de toutes plaies infectées, le résultat apparaît très vite. On est généralement stupéfait, en retirant la compresse, de constater qu’il n’y a plus aucune trace de plus, que les tissus sont propres et nets, et que la cicatrisation apparaît d’autant plus rapidement que l’ont fait souvent alterner ces compresses avec des cataplasmes d’argiles.

En palmboompjes zijn niet alleen geneeskrachtig maar ook op vele andere manieren nuttig. 

Gebruikt voor de fabricage van voorwerpen die een grote sterkte met een dicht en glad oppervlak vereisen. Voornamelijk voor meetlatten en linialen, snij- en beeldhouwwerk, schaakfiguren, blaasinstrumenten, kammen, mondstukken voor muziekinstrumenten, draaiwerk, boetseerspatels, gereedschapsstelen, weefspoelen en verder voor vele andere technische gereedschappen. Mooi ook, uit de wortelknollen worden pijpenkoppen vervaardigd. En ja...... het stoere hout van de palmboompjes is ook goed om je stevig aan vast te houden in glibberige hellingen.

Literatuur

Buxus papillosa C.K. Schneid, locally known as shamshad is dense, compact ever green shrub of 0.5–1.0 m height, belonging to Buxaceae family. In Pakistan, it is distributed throughout Himalaya regions and northern areas. Traditionally used to cure malaria, rheumatism, skin diseases, headache, also considered useful as antidiarrheal, antisecretorycardiotonic and neurotonicagent. Antispasmodic, bronchodilator, vasorelaxant and cardiosuppressant effects of Buxus papillosaArif-ullah Khan, Shamsher Ali, Anwarul-Hassan Gilani, Manzoor Ahmed & Muhammad Iqbal Choudhary.BMC Complementary and Alternative Medicine volume 17, Article number: 54 (2017) 

https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/23195692/ Phytomedicine. 1998 Mar;5(1):1-10. doi: 10.1016/S0944-7113(98)80052-4. Efficacy and safety of Buxus sempervirens L. preparations (SPV(30)) in HIV-infected asymptomatic patients: a multicentre, randomized, double-blind, placebo-controlled trial

zondag, december 27, 2020

Gedroogde muizedoornwortels

In een grote zak met gedroogde kruiden vind ik ook wortels van de muizedoorn. Een souvenir uit onze Bretoense tuin. Vooral in Frankrijk heeft deze Ruscus aculeatus een geneeskrachtige reputatie. Goed voor het veneuze vaatstelsel en bekend als vochtafdrijvend middel.

Muizedoorn (Ruscus aculeatus) dankt de Engelse volksnaam 'Butchers broom' of 'slagersbezem´ aan zijn gebruik om het hakblok van de slager af te schrapen. Het is een typische struik met kleine schubachtige blaadjes, die op het eerste gezicht bladeren lijken, maar in feite platgegroeide takjes zijn. Vanwege de grote rode bessen is men de plant plaatselijk „bukshulst" of „kromhouthulst" gaan noemen. Vaak groeit hij in de buurt van echte hulst in bossen en op de rotsen. De jonge scheuten gekookt kunnen als asperges gegeten wordt.

De bittere wortel van muizedoorn vormt één van de vijf ingrediënten van de bekende vijfwortellikeur, de overige bestanddelen van deze likeur waren venkel, selder, asperge en peterselie.  Vroeger werd deze plant in de volksgeneeskunde veelvuldig gebruikt, bij geelzucht, hoofdpijnen, menstruatiepijnen en borstklachten.

Culpeper schreef het middel voor als: ´Een afkooksel van de wortels als drankje en een papje van bessen en bladeren dat men op de betreffende plaatsen aanbrengt, hebben het vermogen gebroken beenderen en gewrichten, welke uit de kom geschoten zijn, weer aan elkaar te hechten resp. weer op hun plaats te brengen´ , schreef hij. Hij voegde er waarschuwend aan toe: ´ Hoe meer wortels men voor het afkooksel gebruikt hoe sterker dit wordt. Het kan geen kwaad maar ik hoop dat men zo wijs zal zijn, de sterke afkooksels ook voor de sterkste typen te gebruiken ..'

Dodoens in 1554 wist al waar het echt voor goed was 'Die wortel van Stekende palme in wijnghesoden ende ghedroncken doet water maken/ lost die urine/ breeckt den steen ende doet dat graveel rijsen ende afgaen/ ende mits dyen goet den ghenen die de droppelpisse hebben'.

Als diureticum wordt de wortel nog steeds gebruikt en ook in de hedendaagse wetenschappelijke monografieën wordt Ruscus officieel erkend als vochtafdrijvend middel. Toch is nu vooral zijn werking op het veneuze vaatstelsel het best bekend.

De 'Rusci radix' heeft samentrekkende, toniserende werking op de gladde musculatuur van de venenwanden. 'Oral absorption may stimulate the alpha-adrenergic receptors of the smooth muscle cells of the vascular wall', wordt in de Commission E monografie vermeldt. 'approved its use as a supportive therapy for discomforts of chronic venous insufficiency, such as pain and heaviness, as well as cramps in the legs, itching, and swelling. It is also approved as a supportive therapy for complaints of hemorrhoids, such as itching and burning'.

Lees ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/ruscus-muizedoorn



donderdag, december 24, 2020

Kerstbrandnetelsoep

Ik vind nu nog overal in de natuur frisse brandnetelbladeren, dus zelfs op kerstavond is het mogelijk om een feestelijke netelsoep te 'degusteren'. Probeer eens brandnetel met prei en room. Of  deze getemde, wilde netelsoep

Neem • 3 l groentebouillon • 400 g jonge brandnetels • 400 g jonge spinazie • 3 uien • 2 teentjes look • 3 grote aardappelen • klontjes boter • 1 prei • 4 takjes tijm  • 4 blaadjes laurier • enkele peterseliestengels • 2 eieren • scheutje melk  • bieslook • enkele takjes kervel  • peterselie • enkele takjes dragon • enkele blaadjes zuring • peper van de molen • grof zout. Je kan er gerust nog kleine hoeveelheden wilde kruiden zoals veldsla, winterpostelein en kleine veldkers bij doen.

Bereiding:

Verwarm de groentebouillon. Spoel de netels in ruim water. Spoel ze eventueel meerdere keren, tot er geen zand of stof in het spoelwater achterblijft.   Spoel de spinazie en verwijder eventuele taaie stelen. Pel uien en look. Snij de uien grof. Schil de aardappelen en snij ze in dobbelstenen.

Smelt een klontje boter in een grote stoofpot of soepketel op een matig vuur. Stoof de stukken ui en de look. Voeg na een minuut de aardappel toe. Snij het wortelstukje en een beetje donkergroen loof van de prei. Snij de prei in grove stukken en laat kort meestoven. Voeg de spinazie en de brandneteltopjes toe.

Giet de warme groentebouillon in de pot. Bind de takjes tijm, blaadjes laurier en enkele peterseliestelen samen tot een kruidentuil en gooi ze in de pot. Kruid met vers gemalen peper en zout.Zet het deksel op de pot en laat de netelsoep een half uur pruttelen op een zacht vuur. Eet smakelijk gezond.

Bloedsuiker en brandnetel

En ja, brandnetel kan in deze donkere tijden van veel en zoet troostvoedsel, mogelijk ook onze bloedsuikerspiegel onder controle houden. Wetenschappers hebben een analyse uitgevoerd van acht studies van goede kwaliteit. De 400 deelnemers aan de studies waren tussen de 41 en 57 jaar. Ze hadden allemaal overgewicht of obesitas. Gedurende acht tot twaalf weken gebruikten de deelnemers 1,5-10 gram brandnetel per dag.

Het positief gevolg was een significant lagere nuchtere bloedglucosespiegel. Gemiddeld daalde de nuchtere bloedsuikerspiegel met 18,01 mg/dl.  Effecten op de HbA1c-waarde en HOMA-IR (een maat voor insulineresistentie) werden niet gevonden. Geen van de studies gaven bijwerkingen aan van het gebruik van brandnetel. Tevens werden er geen interactie met reguliere medicatie gemeld.

Referenties

Ramos RR, Alarcon-Aguilar F, Lara-Lemus A, and et al. Hypoglycemic effect of plants used in Mexico as antidiabetics. Archives of Medical Research 1992;23(1):59-64. Ziaei R, Foshati S, Hadi A, et al. The effect of nettle (Urtica dioica) supplementation on the glycemic control of patients with type 2 diabetes mellitus: a systematic review and meta-analysis. Phytother Res. 2020;34(2):282-294.


zondag, december 20, 2020

Mandragora onder mijn balkon

Onze planten, meegereisd van Bretagne naar Bonsoy Belgie verblijven onder de beschutting van een klimophaag. Hier kunnen ze hopelijk veilig overwinteren vooraleer ze volgend jaar een goede grondplaats krijgen toegewezen. Tussen tijm en rozemarijn, hutje mutje naast mekaar staan ook mythische planten zoals de rozenwortel, ginseng, wolfskers en de alruin. 

Mandragora officinarum, de alruin, het mannetje, het pisdiefje is ongetwijfeld de beroemdste onder de magische planten. De geslachtsnaam is afgeleid van het Griekse woord mandra, wat 'stal’, 'kudde' of 'vee' betekent. Het verwijst mogelijk naar het feit dat de alruin giftig is voor dieren, maar ook voor mensen. Alruin betekent 'alle runen'. Deze magische plant zou de deur openen naar de oude kennis van het runen lezen. Volgens een andere bron verwijst alruin naar Albruna, de naam van een zieneres.

De alruin vindt zijn oorsprong, waarschijnlijk in het huidige Palestina. Hij was reeds bekend in het oude Egypte. De artsen uit Alexandrië lieten de wortel in wijn trekken en gebruikten dat brouwsel als een narcoticum. Bij de Grieken had deze plant een grote faam als liefdesdrank en werd gebruikt tijdens vruchtbaarheidsrituelen. Ook in de Bijbel wordt de Mandragora vermeldt om onvruchtbaarheid te genezen. De kracht van deze plant zit in zijn vreemde wortel, die meestal gedraaid en gespleten is en daardoor, met enige fantasie op een mens lijkt. Vanwege die vorm noemde de Griekse wijsgeer Pythagoras (600 v. C.) haar 'anthropomorphos', op een mens gelijkend. Een vroegchristelijk verhaal beschrijft de alruin als een voorstudie voor de mens. Een afgekeurd probeersel voor de echte mens.

Er zijn veel spannende verhalen rond het uitgraven van de plant. Het oogsten moest gebeuren op een maanloze nacht. Men zei dat elke aanraking tot de dood leidt en daarom moest de wortel worden uitgegraven door een hond. Bij het uitrukken zou de plant een door merg en been dringende gil uitstoten, een afschuwelijke kreet, waar je krankzinnig van wordt of ter plekke sterft. In de Griekse 'Dierengeschiedenis' van Claudius Aeliaus verschijnt de plant onder de naam 'knospatos', de door de hond uitgetrokkene.

Ja, en dat allegaartje van bijzondere planten staat zomaar aan mijn voeten onder ons balkon. Toch iets om in deze donkere tijden tevreden mee te zijn.




dinsdag, december 15, 2020

Kerstroos en stinkend nieskruid

Plant van de maand is voor mij zeker wel de Helleborus. In mijn Ardeense woonplaats Blaimont kom je de groenblijvende Helleborus foetidus oftewel het stinkend nieskruid regelmatig tegen in de hoge hellingen van de Maasvallei. Ook in tuincentra vind je een verwante helleborussoort, de zogenaamde kerstroos witbloeiend terug. 

Helleborus bij Lobelius
Wie had verwacht dat deze mysterieuze, honderden jaren geleden, medicinaal veel gebruikte Helleborusplanten in de 21ste eeuw, als sierplant terug in de mode zouden komen? De naam „Helleborus" werd al in de oudheid gebruikt. vooral het stinkend nieskruid, Helleborus foetidus en de wrangwortel, Helleborus virides zijn vroeger veel gebruikt geweest.

Helleborus 2000 jaar geleden
Volgens Hippocrates, 2000 jaar geleden, zou de kerstroos door zijn laxerende, reinigende werking veel verschillende ziek­tes van de geest, o.a. melancho­lie en krankzinnigheid kunnen verdrijven. Horatius prijst het als geneesmiddel aan "Danda est ellebori multo pars maxima avaris", d.w.z. men moet de geestloze er veel van geven". Als tinctu­ra et extractum Hellebori nigri is de plant tot in de vorige eeuw nog in Griekenland in gebruik geweest om geestes­zieken te genezen.

Legende
Een legende vertelt dat toen de drie wijzen met hun goud, wierook en mirre bij het kindje Jezus kwamen, dat er een herderinnetje op enige afstand stond toe te kijken. Ze had geen geschenken om te geven en huilde zachtjes. Ze was arm, het weer was koud, er was niets, zelfs niet de kleinste bloem. Een passerende engel zag haar zorgen, stopte en blies wat sneeuw weg zodat ze ontdekte dat er bij haar voeten witte bloemen bloeiden. Dat was de eerste kerstroos.

Inhoudsstoffen, werking
Helleborus niger L (Ranunculaceae) commonly known as Kadagaruganie in Tamil. It is a small, perennial herb about 30 cm in height. Its dried roots and rhizomes are used in diverse ailments in traditional and folklore remedies. The Black hellebore contains three crystalline cardiac glycoside (Hellborin, hellebrin and hellebrin). These substances have an action similar to that of the glycosides found in common Foxglove (Digitalis purpurea). The drug occasionally employed in veterinary practice, but is obsolete in ordinary medicine. The plants also contains aconitic acid and kaempferol glycosides.The roots and rhizomes contain hellebrin, desgluco-hellebrin, hellebrigenin, bufatetraeno-lide, beta-ecdysterone and 5-beta-hy-droxyecdysterone.

Traditionally, the H. niger root is used as hydragogue cathartic, anthelmintic; in epilepsy, dropsy, hypochondriosis, mania melancholia, chronic skin affections and worms. The powdered roots are given in dyspepsia and as a purgative. An Unani drug quantity sufficient (QS), containing H. niger and Anacyclus pyrethrum De Candolle (3:1), reduces the cholesterol level and the dose of insulin in diabetic patients. The plant extract, an anti-inflammatory agent, induces inhibition of the enzyme in the androsterone oxidation and 5- andro-stane -17 β-ol-3-one reduction reaction in rat liver in vitro.

Referenties
  • Sammbamurthy AVSS. Dictionary of Medicinal Plants. 1st ed. New Delhi: CBS Publishers and Distributors; 2006. p. 153. [Google Scholar]
  • Khare CP. Indian Medicinal Plants: An Illustrated Dictionary. New Delhi: Springer Publications; 2007. p. 306. [Google Scholar]
  • Nadkarni KM. Indian Plants and Drugs. New Delhi: Ajay Book Services; 2010. pp. 158–9. [Google Scholar]
  • https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/47700-helleborus-het-stinkend-nieskruid.html

vrijdag, december 11, 2020

Meidoorn in december

Ik pluk nog steeds meidoornbessen. Zo laat in het jaar kunnen de vruchten supergoed, donkerrood en zacht zijn maar soms ook rottig en aangevreten. Dus selecteren maar. Je kan er gewoon een medicinale harttinctuur mee maken of het vruchtenmoes gemengd met honing, rozijnen en havervlokken mengen tot een moderne mueslibar.

Extracten van meidoornbladeren en -bloemen worden veelvuldig toegepast als behandeling van hartinsufficiëntie. Meidoornextracten bevatten verschillende bloedvat- en hartactieve inhoudsstoffen. Klinische studies met in totaal meer dan 4000 patiënten bevestigen dat gestandaardiseerde meidoornextracten effectief zijn als aanvullende therapie bij de behandeling van chronisch hartfalen NYHA stadium II of III. Daarnaast lijken meidoornextracten farmacologische effecten te bezitten die mogelijk succesvol kunnen worden toegepast in de preventie en therapie van andere cardiovasculaire aandoeningen zoals endotheel disfunctie, atherosclerose, coronaire hartziekte.

Meidoorn groeit als struik met doornige twijgen verspreid over de gematigde temperatuurzones van het noordelijk halfrond. Volgens de Europese Farmacopee (Ph. Eur.), bestaan meidoornbladeren en -bloemen uit de hele of gesneden, gedroogde, bloemdragende takken van C. monogyna Jacq. (Lindm.), C. laevigata (Poir.) DC (C. oxyacanthoides Thuill.) of andere Europese Crataegus-soorten waaronder C. pentagyna Waldst. et Kit ex Willd., C. nigra Waldst. et Kit, en C. azarolus L. en hybriden van deze soorten. 

Het plantenmateriaal bevat een verscheidenheid aan farmacologisch actieve stoffen, met als de meest belangrijke de flavonoïden zoals vitexin, hyperosid, rutin en vitexin-2´´-O-α-rhamnosid (totaalgehalte 1,5 tot twee procent, berekend als hyperosid-equivalenten conform de Ph. Eur.) en catechin/epicatechin-afgeleide oligomere procyanidinen met een variërende mate van polymerisatie (totaalgehalte één tot drie procent, berekend als cyanidinchloride-equivalenten conform de Ph. Eur.). Verdere inhoudsstofen zijn triterpeenzuren (ongeveer 0,6%, waaronder ursolzuur, oleanolzuur en crataegolzuur), fenolcarbonzuren zoals chlorogeenzuur en koffiezuur en ook verschillende aminen. 

Extracten kunnen worden gemaakt met behulp van hydro-alcoholische (methanol- of ethanol-) oplosmiddelen of met water en er kunnen diverse plantendelen worden gebruikt, meestal de bessen of de bladeren en de bloemen. Waterextracten bevatten minimaal 2,5% flavonoïden en gedroogde hydroalcoholische extracten een minimum van 6% flavonoïden, berekend als hyperosid. Het extract LI 132 bevat 2,2% flavonoïden en het gestandaardiseerde droogextract WS 1442 bevat 18,75%  oligomere procyanidinen (plant/extract ratio: 4-7:1). Tot op heden zijn de meeste farmacologische en bijna alle klinische onderzoeken uitgevoerd met water-alcohol-extracten van meidoornbladeren en -bloemen, zoals het 70%-ige methanolextract LI 132 en het 45%-ige ethanolextract WS 1442.

 Koch E, Malek FA. Standardized extracts from hawthorn leaves and flowers in the treatment of cardiovascular disorders – preclinical and clinical studies. Planta Med 2011;77:1123-8.

En........ vergeet niet te leven met de winterse meidoorn. 

Net zoals de Vlier is ook de Meidoorn niet weg te denken uit ons landschap en ons leven. Veel te weinig beseffen we dat struiken en bomen letterlijk het landschap en het leven vullen. Tuin en natuur stofferen de lege ruimte en geven ons net zoals een interieur een vertrouwd gevoel en structuur voor ons dagelijks handelen. 

Wat kan de lange lijnen van de meidoorn in een heggenlandschap vervangen? Of de grillige bosjes aan de rand van een weiland, waar de koeien schaduwen of hun vacht schuren? Of wat zou ik zijn zonder mijn herinnering aan die grillige Ardeense meidoorn, de enige overlevende van een oude heg. Sporen in het landschap laten sporen na in mezelf. Emotioneel omgaan met de natuur is essentieel.

Meidoorn als beschermer van huis, tuin, heilige plaatsen en ons hart. Het zou echt heiligschennis zijn, als we zo’n plant uit onze omgeving en uit ons hart zouden bannen. Ons hart zou er letterlijk en figuurlijk onder lijden.

woensdag, december 09, 2020

Gehakte bomen

Hoe halen ze het in hun hoofd onze boom om te hakken, dacht Hester, want een oude boom, of hij nu in een plantsoen of in de tuin van een ander staat, is van iedereen. Wanneer hij sterft verdwijnt er niet alleen een vertrouwde blikvanger op onze dagelijkse route, maar sterven ook alle gedachten die hij bij ons opwekte wanneer we hem passeerden. (Tessa de Loo, Meander)

Toen we terugkwamen van Bretagne, nu al weer een maand geleden, waren enkele bomen dicht bij huis weggezaagd. Voor de veiligheid inderdaad en er zijn nog veel bomen over, maar toch doet het pijn een oude wilde kers en enkele zomereiken zo te zien verdwijnen. Een leegte, een gat in de helling achterlatend. Zonder zoete kers dan maar. Een wortelstomp, kersenpitjes en steeltjes getuigen van zijn 'afwezigheid'. Herinneringen blijven. Vooral het silhouet en het er gewoon zijn zal ik wel even missen en ook het genieten van de onooglijke maar wel lekkere vruchten. 

Kersenbomen hebben ook een curieuze veelzijdige geneeskracht. De rode vruchten zitten vol anthocyanen met een stevige anti-oxidantwerking, de steeltjes zijn van oudsher bekend om hun diuretische, pisdrijvende werking en zelfs de pitjes worden in warmtekussentjes gebruikt om gewrichten en spieren troost te brengen.

Een onderzoekje

Onderzoekers van de University of Extremadura gaven proefpersonen vijf dagen achtereen 2 keer per dag een equivalent van 18 kersen. Als je het precies wilt weten: de Spanjaarden gebruikten een gepatenteerd extract van kersen uit de Jerte Valley, dat per dosis 1580 mg fenolen leverde, plus 2 mg tryptofaan, 27 nanogram serotonine en 16 nanogram melatonine. Een andere keer kregen de proefpersonen vijf dagen lang een placebo.

Tijdens de suppletiedagen zakte bij de proefpersonen de hoeveelheid cortisol in de urine. De jonge proefpersonen merkten weinig van de suppletie, de Middle-Aged- en de Old-groepen wel. Bij hen verminderden de Trait- en State Anxiety Scores. Zeg maar: de kersensuppletie maakte ze minder nerveus, ongerust en gespannen. De proefpersonen, vooral de ouderen, maakten door de suppletie ook meer serotonine aan. 

De onderzoeksuitkomsten komen overeen met de huidige kennis over stress, die stelt dat hoe stressprikkels uitwerken op het organisme afhankelijk is van de concentratie neurotransmitters in de hersenen. Maken de hersenen weinig serotonine aan tijdens de stressprikkels, dan neemt de aanmaak van cortisol toe. Hoe meer serotonine de hersenen aanmaken, des te minder stijgt de cortisolspiegel als gevolg van stressprikkels.

Zie ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/prunus-avium-cerasus-kers

maandag, december 07, 2020

Kruidenmasker of kruidenpakking maken

Een masker is een vetvrije substantie van klei, meel en slijmstofplanten zoals lijnzaad, die op de huid en vooral op het gezicht wordt aangebracht. Bij een pakking worden er verder nog vetten aan toegevoegd, waardoor de pakking niet opdroogt en nog smeuïg is bij het verwijderen. De voornaamste planten die in een masker verwerkt worden zijn goudsbloem, echte kamille en lijnzaad.

Je kunt een masker of pakking aanbrengen op verschillende plaatsen van het lichaam, zoals droge ellebogen, knieën, een door de zon verbrande schouder of gewoon op het gezicht. Op het gezicht moet het masker of de pakking zo worden aangebracht dat er rond de ogen wat ruimte vrij blijft, zodat de substantie niet in de ogen kan lopen. De ogen kun je afdekken met een vochtig watje met wat olie. Het betreffende lichaamsdeel wordt ongeveer twintig minuten bedekt met een vochtige doek, daarna afgenomen met kompressen en water, eventueel na gereinigd met gezichtswater en beschermd met een crème. Behalve dat je zelf even een half uurtje rust, een therapie op zich, krijgt de huid de mogelijkheid zich te goed te doen aan een hoeveelheid werkzame stoffen, vocht en vet. U kunt een masker of pakking zo vaak aanbrengen als je wilt, mits de huid niet beschadigd is.

Verschillende maskers en pakkingen.

  • Een kleimasker van groene of witte klei. Dit masker heeft voornamelijk een reinigende werking en is zeer geschikt voor de vette huid. De pasta die wordt verkregen door toevoeging van water, kan worden verrijkt met plantenextracten ter kalmering van de huid en / of citroensap voor de regulatie van de zuurmantel van de huid. Als het kleimasker is opgedroogd, kan het worden verwijderd met handwarme natte kompressen.
  • Een crèmepakking, waarbij olie en water het middel zijn. De crèmepakking vormt een aanvulling op de vet- en vochthuishouding en er kunnen verschillende werkzame stoffen aan worden toegevoegd. Het water kun je vervangen door een kruidenaftreksel (echte kamille bijvoorbeeld)
  • Een lijnnzaadpakking, waarbij de zaadjes het middel zijn. Als de zaadjes gekneusd worden verwerkt, maken ze de huid weker (een goede voorbehandeling voor het verwijderen van meeeters).
  • Een kwarkpakking om de huid te kalmeren. Een kwarkpakking vormt een goede basis om verschillende werkzame stoffen aan toe te voegen.

Ingrediënten van een kwarkpakking:

  • Kwark, platte kaas
  • Avocado-olie (hiervoor kan ook een andere olie worden gebruikt). Avocado-olie wordt gewonnen uit het rijpe vrucht-vlees van de avocadopeer. Koud geperst heeft de olie een groene tot lichtbruine kleur; geraffineerd is de olie lichtgeel en bijna geurloos. Deze olie beschermt de huid tegen uitdroging en schraalheid. Avocado-olie is een stabiele olie die goed door de huid kan worden opgenomen.
  • Lecithine of andere werkzame stoffen

De voornaamste kruiden voor de huid

  • Echte kamlle / Matricaria recutita, vooral de bloemen worden gebruikt
  • Goudsbloem / Calendula officinalis, vooral de bloemblaadjes
  • Sint janskruid / Hypericum perforatum, vooral bloeitoppen
  • Smeerwortel / Symphytum officinalis, wortel maar ook blad gekneusd als kompres bijvoorbeeld
  • Lijnzaad / Linum, zaden van de vlasplant

Bronnen

  • https://sites.google.com/site/kruidwis/kruidenbereidingswijzen
  • https://sites.google.com/site/kruidwis/kruidenbereidingswijzen/ingredieentenlijst-officieel-inci

zondag, december 06, 2020

Bilzekruid, geschiedenis van een magisch kruid

December is voor mij nog altijd de maand van de magie en daar horen ook verhalen en gebruiken van de grote magische kruiden bij. De planten uit de Nachtschadefamilie zijn al eeuwen beroemd en berucht omwille van hun geneeskrachtige, hallucinogene maar ook giftige werking. Noem maar op: doornappel, wolfskers maar ook tomaat en aardappel behoren tot deze boeiende plantenfamilie. Ook bilzenkruid is een van die oude heksenkruiden.

Bilzenkruid en Tabaksplant

Bilzekruid of Hyoscyamus niger is een eenjarige plant, die vroeger veel langs wegen en op vuilnishopen groeide, een van de giftigste planten die in de natuur voorkomen. Dezelfde giftige alkaloïden als bij Wolfskers worden ook in bilzekruid aangetroffen. Bilzekruid vind je van Europa tot Azië, ook in Noord-Afrika, Noord-Amerika en Australië. In Neder­land en België is het ondertussen zeer zeldzaam geworden. 

In de flora worden de kenmerken van Hyoscymus niger als volgt omschreven: stengel, bladeren en kelken kleverig, wollig behaard. Bladeren eirond tot langwerpig, vrijwel gaafrandig of bochtig getand tot bijna veerspletig, de onderste gesteeld, de bovenste halfstengelomvattend. Bloemen zeer kort gesteeld. Bloemkroon iets tweezijdig symmetrisch, bleek okergeel met paarsachtige adering, zelden eenkleurig bleekgeel. Onaangenaam ruikend.

Hyoscyamus niger, wordt ook heksenkruid, profetenkruid of zigeuner-kruid genoemd. De plant was goed bekend bij antieke auteurs als Dioscorides en Plinius. Hippocrates adviseert het zaad in wijn getrokken tegen koorts. Volgens de Grieken voerde de plant snel tot een soort goddelijke waanzin. Verwerkt in een zalf, smeersel of drank met papaver, alruin en gevlekte scheerling, kon deze plant niet alleen pijn stillen, maar verwekte dus ook hallucinaties.
Volgens Wirtner lagen dergelijke narcotica zonder twijfel ten grondslag aan de profetieën, visioenen en psychische problemen die in de levensgeschiedenis van een aantal heiligen zijn aan te treffen.

Bilzekruid als geestenbezweerder en regenmaker
Tove­naars gebruikten vanouds de plant bij hun geestenbezweringen en bilzekruid was ook een favoriet kruid in een groot aantal magische recepten. De plant moest dan op een bepaalde tijd geplukt wor­den, namelijk van de 23ste tot de 29ste dag van de maan en moest onder gerst of tarwe bewaard worden. 
Men kon met de plant regen op wekken, door hem in een waterbron te dopen en er het droge land mee te besprenkelen. 
Bisschop Burchard van Worms (1010) beschrijft hoe meisjes uit Hessen met het kruid regen opwekten:
'Een groep meisjes trekt het bos in. Daar laten ze de kleinste zich ontkleden en omhullen haar met lover, waarna ze naar een plaats gaan waar bilze­kruid groeit. Het meisje plukt een takje en bindt het aan de kleine teen van de rechtervoet. Het kind wordt daarna naar een beek gebracht en onder het zingen van toverliedjes besprenkeld met een natte takkenbos. Daarna gaan ze allen huiswaarts en spoedig daarna gaat het regenen'. Dat moeten we nu met jonge meisjes niet meer proberen!

Zaad pijnstillend, roesverwekkend en gebruikt in bier

De zaden vormden in Europa en Azië eeuwenlang een verdovend, roesverwekkend en pijnstillend middel. Er wordt aangenomen dat in de Middeleeuwen de plant door zigeuners vanuit het Oosten in Europa is geïmporteerd.Sommige vroegere bierbrouwers verwerkten bilzenkuid of alruin in hun bier, vanwege de opwekkende werking. Schroder zegt dat wit bilzekruid pijnstillend, verdovend en ver­zachtend is, maar dodelijk voor dieren als ze het eten. Het zaad gebruikte hij bij tandpijn.

Hildegard
Hildegard van Bingen beschrijft de plant als Bilsa in CX van haar boek Physica: 'Bilsa is koud en zacht, zonder krachten. Wanneer iemand het inneemt of de olie van het zaad, toont het zich een dodelijk vergift. Heeft iemand parasieten die zijn huid irriteren, dan kan de plek gewreven worden met bilsa sap en de parasieten zullen sterven. Olie uit het zaad wordt niet veel gebruikt, maar bij pijn in de ledematen kan de plek gewreven worden met de olie. Het verkoelt zonder ander medicijn. De olie is niet geschikt voor verdere aandoeningen. Als een dronkenman bijkomt moet hij bilsa in koud water doen, daarmee zijn voorhoofd en keel betten en hij wordt weer beter'.

Medicinaal gebruik uit de oude kruidenboeken
  • Tegen allerhande zwellen: Neem bilzenkruid dat klein gesneden of gestampt is, van schapendrek van elk zoveel als nodig is, meng het met azijn en leg het papgewijs op. Ravelingius.
  • Tegen pijn van de voeten: Neem de gestampte wortel of bladeren van dit kruid en bind het op de voeten. C. Durantus.
  • Tegen pijn in de oren: Neem van bilzensap een deel, van olie van rozen twee delen en druppel het in de oren. Dodonaeus.
Rembertus Dodonaeus over Bilsen
  • Tsap dat uut den bladeren ende stelen van gruenen Bilsen ghedouwt ende gheperst es/ ende daer naer in die Sonne ghedroocht es seer goet tot alle collyrien vermenght die tot die heete sieckten ende ghebreken/ vloet ende vochticheyt van den ooghen/ ende tot die pijne ende weedom van der selver ende van den ooren ende van die moeder dienen.
  • Tselve sap met meel van terwe oft van gersten mout es seer goet gheleyt op alle herde heete gheswillen ende apostumatien van den ooghen/ voeten ende andere leden des lichaems.
  • Tsaet van Bilsen es goet tot den hoest/ vloet van subtilen catarren in die ooghen vallende oft op die borste sinckende/ alle groote pijne ende weedom/ vrouwelijcke overvloedighe vloet/ ende tot alle bloetganck een cleyn pennincxken swaer met Meede oft huenich water ghedroncken.
  • Tselve saet versuet die pijne van tfledercijn/ het gheneest die gheswollen manlickheyt ende doet sincken die borsten van den vrouwen/ die naer tbaren van den kinde seer gheswollen sijn/ alsment met wijn ghestooten daer op leyt/ ende mach met alle plaesteren vermenght worden die pijne ende weedom versueten.

dinsdag, december 01, 2020

Ontmoeting met helmkruid

Grijze, regenachtige dag in Bonsoy. Toch even off the road wandelen, binnenkijken bij de buren, genieten van het sombermooie point-de-vue op Waulsort en winterplanten snuffelen in de helling.  Frisgroen is nog aardbeiblad, barbarakruid, valeriaan, klaverzuring en.... knopig helmkruid. 

Ja knopig helmkruid, de knobbelige wortels wil ik deze week nog oogsten en misschien ook eens blad uitproberen, dat staat er hier in het hellingbos opvallend fris bij. Geneeskrachtige ervaring heb ik vooral met de wortels ook bij aambeien, in sommige streken wordt het zelfs speenkruid genoemd, al is dat bijzonder verwarrend omdat er ook een echt speenkruid bestaat.

Dr. Leclerc en vele anderen schrijven het ook een bloedsuikerverlagende werking toe. Verder is er in helmkruid ook de anti-inflammatoire stof harpagoside* gevonden, stof waar duivelsklauw (Harpagophytum) zijn werking bij artrose aan te danken heeft. Bijzonder is ook dat het flavonoïde diosmine voor het eerst en al in 1925 in deze plant gevonden werd en dat deze stof nu ook verwerkt wordt in preparaten voor het veneuze vaatstelsel, tegen spataderen en aambeien. Dus de kwalen waar juist helmkruid in de volksgeneeskunde voor gebruikt word. Diosmine heeft net zoals harpagoside ook een ant-inflammatoire werking.

Knopig helmkruid / Scrophularia nodosa
De wetenschappelijke benaming Scrophularia nodosa benadrukt overigens een heel ander geneeskrachtig aspect van de plant. Scrophularia is afgeleid van de, vooral bij varkens optredende, klierziekte scrofulose, waarvoor de plant als geneesmiddel gold. Nodosa komt van nodus, dat knoop betekent en duidt op de knopigheid van de wortelstok. Een oud kruidenboek leert ons dat "de wortel beset is met vele knobbelen ende knoppen" en dat deze zeer is aan te bevelen voor gezwellen "van de dieren of cropsweeren, scrofulae genoemt". Mogelijk verwijst de naam ook naar zijn gebruik tegen opgezwollen lymfeklieren, zogenaamde scrofuleuze gezwellen. 

Vele jaren geleden kreeg ik regelmatig aanvallen van acute pancreatitis, verschrikkelijk pijnlijk en zelfs levensbedreigend. Ik ben dan in behandeling geweest bij een Brusselse arts, de uitvinder van de gemmotherapie, die mij inderdaad een tinctuur van helmkruid voorschreef. Daarna heb ik nooit meer een acute pancreatitis gehad, wat zeker geen ultiem bewijs is van de werking van deze Scrophularia. Ondertussen zijn we zowat dertig jaar verder maar toch ben ik een beetje huiverig om hier uit te pakken met mijn vrij-zijn van pancreasproblemen. In dit jaar van corona wil ik goden noch virussen uitdagen.

Lees ook https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/leven/40899-helmkruid-naam-geschiedenis-en-toekomst.html

*Harpagoside is a naturally occurring iridoid glycoside found in many medicinal plants such as Scrophularia ningpoensis, Scrophularia buergeriana, and Harpagophytum procumbens.These medicinal plants have been shown to exhibit a variety of biological activities and used as pharmaceutical products for the treatment of inflammatory ailment, rheumatoid arthritis, and osteoarthritis. In particular, H. procumbens (devil’s claw) has been used to treat a wide range of ailments. H. procumbens exhibits analgesic, anti-inflammatory, anti-oxidant, anti-diabetic, anti-epileptic, anti-microbial, and anti-malarial activities. Harpagoside is believed to be a main bioactive compound related to the anti-inflammatory efficacy of these medicinal plants,


 

Over de maretak uit de Herba, tijdschrift herboristenvereniging juni 2001, 20 jaar geleden

Maretak heeft een traditionele rol als versiering tijdens de kerstdagen, de plant moet het lot gunstig stemmen tijdens het komende jaar. (Dat zal wel nodig zijn in 2021)

Maretakken in populieren
Mijn eerste huismaretak dateert van 2 jaar geleden, meegebracht van een wandeling met Maurice in de buurt van Dinant. Maurice heeft toen voor alle deelnemers uit een perenboom maretakken gesneden.
Vorige winter heb ik in de Gaumestreek prachtige maretakken gezien. Ik kon ze echter niet mee naar huis nemen omdat ze te groot waren om te vervoeren met de trein.
Deze winter heb ik me terug kunnen voorzien van maretakken. Ik heb ze meegebracht uit de Franse Vogezen, waar menig appelboom met maretakken tiert.

De maretak is een semi-parasiet, hij profiteert van de kracht van de boom en gebruikt het water en de mineralen die de boom via zijn wortels naar boven zuigt, maar hij doet zelf aan fotosynthese.
Maretak woekert op wel honderd verschillende boomsoorten. Hij is voornamelijk te vinden in fruitbomen en in populieren, op kalkhoudende grond. In zeldzame gevallen vinden we de plant ook wel in eik, beuk, olm of hazelaar. De eik en de beuk hebben een waslaag op de schors wat kiemen moeilijk maakt.
Maretak komt nooit voor op de plataan omdat de schors afschilfert.

In de 16de eeuw ontdekten botanici dat de maretak werd verspreid door vogels. Het eerste geschreven bericht hierover verschijnt in 1532 in Engeland van de hand van een zekere Turner.
Het zijn voornamelijk lijsters en merels die de vruchten eten en hun uitwerpselen met de onverteerde zaden achterlaten op de takken. Het zaad kiemt en maakt een zuigwortel, die door de bast heen dringt en zich vastzet in het weefsel.
Bij ontkieming is de maretak nog geen semi-parasiet maar een epifyt die zelf voor water zorgt. Er moet dus voldoende vocht in de vorm van regen of mist in de lucht aanwezig zijn. De plant heeft pas later in zijn ontwikkeling een parasitair karakter verkregen, iets dat nu erfelijk geworden is.

Het geslacht Viscum, over andere soorten maretakken.

Peraxilla colensoi / Scarlet mistletoe
De Amerikaanse maretak, Phoradendron flavescens, groeit op verschillende soorten loofbomen o.a. de rode esdoorn en de olm.
De bladerloze dwergmaretak, Arceuthobium pusillum, parasiteert op coniferen zoals pijnbomen en sparren. 
De Nieuw-Zeelandse maretakken, Peraxilla tetrapetula en Peraxilla colensoi Scarlet mistletoe hebben vijf centimeter lange, vingervormige bloemknoppen die door honingvogels worden bezocht. De klokvogel en de halskraagvogel hebben een truc bedacht om hun concurrentie voor te zijn. Ze pakken de ongeopende bloemknoppen vast en geven er een ferme draai aan. De knop knalt dan open, waarbij de vogel aan de nectar kan en het stuifmeel op zijn kop krijgt om op andere bloemen over te brengen. Vogels zien zo ogenblikkelijk of de bloem al bezoek heeft gehad. De maretak heeft zich in de loop van de evolutie aan de vogels aangepast; de bloemen gaan niet meer vanzelf open! Wanneer ze niet door vogels worden geopend, scheuren de bloemblaadjes uiteindelijk onderaan los en de bloem poogt dan aan zelfbestuiving te doen


Latijnse naam; Viscum album of Lignum crucis
Viscum komt van ‘viscidus’ of ‘viscosus’ wat kleverig betekent.
Dit viscus vinden we ook terug in Turdus viscivorus, de naam voor de grote lijster die zich tijdens de wintermaanden voedt met de vruchten van de maretak. Door zijn tussenkomst komen de zaden onbeschadigd aan de boombast vast te zitten, vandaar ook de naam vogellijm.

Nederlandse namen; Maretak, mistel, vogellijm, duivelsgras, duivelsnest, heksenbezem, magische twijg van Prosperina.
De naam maretak laat vermoeden dat de plant te maken heeft met de bezwering van het kwade of de ‘mare’.
De aartsengel Lucifer werd na zijn opstand tegen God samen met zijn aanhangers uit de hemel verdreven en in de hel geworpen. Een deel van de vervloekten bleef hangen tijdens de val, o.a. in maretakken. De Zuid Limburgse volksnaam 'Duivelsnest' verwijst hiernaar. Van verre lijkt de maretak op een groot duister nest.
De maretak is de magische twijg van Prosperina waarmee de Trojaanse held Aeneas de deuren van het duistere onderaardse rijk kon openen.
De maretak verjoeg slangen en werd daarom ook wel eens slangenwortel genoemd.
Heksenbezem, voor de ene is de maretak het rijpaard van heksen voor de andere is de maretak anti-magisch en kan men er heksen mee wegvegen of verjagen.

Franse namen : Gui, gui de chène, buchon de sorcière, balai de sorcière.
Ook wel herbe de la croix, genoemd, omdat het hout van het kruis van maretak was gemaakt, daardoor is maretak gedegradeerd tot een parasiet.
De maretak opent niet alleen de poort van de hel maar ook andere deuren zoals men kan lezen bij Albertus Magnus; 'La dixième herbe est apellée par les Chaldéens Luperax, par les Grecs Elisena, et par les Français Guy de Chène. Elle croit dans les arbres qui sont percez et ouvre toute sorte de serrure'.

Engelse naam : Mistletoe  de 'missel thrush' is een soort lijster
Volgens Professor Skeat stamt mistletoe af van het Anglosaksisch woord Misteltan. Tan betekent twijg en Mistel is vogellijm.Mistel kan ook worden vertaald als uitwerpsel. In de oude tijden dacht men dat er spontaan leven kon ontstaan uit uitwerpselen. Door observatie hadden ze vastgesteld dat maretak ontstond waar vogels hun uitwerpsels hadden geponeerd.
Volgens Dr. Prior betekent mistl 'anders' omdat de plant er steeds anders uit ziet naargelang de boom waarop hij groeit en omdat hij anders groeit dan gewone planten.
In de 14de eeuw werd het Mystyldene genoemd.
Shakespeare noemt de plant 'the baleful Mistletoe' naar de Scandinavische legende van Baldur.

Uit de Herba, tijdschrift herboristenvereniging nr 31 juni 2001 geschreven door Marleen Van Ende

zondag, november 29, 2020

Resten van duizendblad

Resten van duizendblad zijn ook nu in de natuur nog volop aanwezig. Stevige stengels en verdroogde bloemen zijn tekens van een voorbije zomer, tezelfdertijd verwijst frisgroen duizend blad tussen het gras in de wegbermen al naar de volgende zomer. 

Het jonge blad is nu ook goed te plukken en te eten, malser en minder bitter dan de oudere bladeren. Medicinaal plukken we wel in de zomer de volledig bloeiende plant. Millefolii herba zoals herboristen en apothekers dat zo deftig kunnen zeggen. Veelzijdig geneeskrachtig is onze Achillea millefolium wel. Goed voor de spijsvertering door zijn bitterstoffen, krampwerend omwille van zijn etherische olie met azuleen, bloedstelpend adstringerend met zijn looistoffen en ook een veelzijdige werking op de bloedvaten is de plant niet vreemd.

Pollen van duizendblad (Achillea millefolium L.) zijn samen met de pollen van vijf andere geneeskruiden al aangetroffen in een neanderthalergraf dat dateert uit 65000 jaar voor Christus. De oudste schriftelijke bronnen in Europa waarin de medicinale toepassing van duizendblad wordt genoemd, zijn van Plinius de Oudere en Dioscorides (eerste eeuw na Christus), en van latere datum – ongeveer 950-1000 jaar na Christus – zijn enkele Angelsaksische kruidenboeken zoals het Old English Herbarium, het Leechbook van Bald en Lacnunga. 

In deze bronnen wordt het gebruik van duizendblad aangeprezen voor de behandeling van onder andere (bloedende) wonden en ontstekingen, hoofdpijn, koorts, maag-darmklachten (brandend maagzuur, buikpijn, spijsverteringsklachten en diarree), menstruele bloedingen en longaandoeningen. 

De aanwezigheid van flavonoïden (spasmolytische werking), koffiezuurderivaten (choleretische activiteit) en sesquiterpenen (ontstekingsremmende en antibacteriële effecten) in duizendblad lijkt dit traditionele gebruik te onderbouwen. Naast de al genoemde traditionele toepassingen wordt in fytotherapeutische handboeken aan duizendblad sporadisch ook een bloeddruk verlagende werking toegeschreven. Recent experimenteel farmacologisch onderzoek lijkt deze hypotensieve activiteit en andere cardiovasculaire effecten van duizendbladextracten te bevestigen.

Referenties 

1 Applequist WL, Moerman DE. Yarrow (Achillea millefolium L.): a neglected panacea? A review of ethnobotany, bioactivity, and biomedical research. Econ Bot 2011;65(2):209-25. 2 Watkins F, Pendry B, Corcoran O, Sanchez-Medina A. Anglo-Saxon pharmacopoeia revisited: a potential treasure in drug discovery. Drug Disc Today 2011;16(23/24):1069-75. 3 Benedek B, Kopp B. Achillea millefolium L. s.l. revisited: recent findings confirm the traditional use. Wien Med Wochenschr 2007;157(13/14):312-4. 4 Si XT, Zhang ML, Shi QW, Kiyota H. Chemical constituents of the plants in the genus Achillea. Chem Biodivers 2006;3:1163-80. 5 Blumenthal M, Goldberg A, Brinckmann J. Herbal medicine, expanded Commission E monographs. Integrative Medicine Communications, Newton 2000. 6 Mills S, Bone K. Principles and practice of phytotherapy, modern herbal medicine. Churchill Livingstone, Edinburgh 2000. 7 Newall CA, Anderson LA, Phillipson JD. Herbal medicines, a guide for health-care professionals. The Pharmaceutical Press, London 1996. 8 Khan AU, Gilani AH. Blood pressure lowering, cardiovascular inhibitory and bronchodilatory actions of Achillea millefolium. Phytother Res 2011;25:577-83. 9 De Souza P, Gasparotto A, Crestani S, Alves Stefanello ME, Andrade Marques MC, Da Silva-Santos JE, Leite Kassuya CA. Hypotensive mechanism of the extracts and artemetin isolated from Achillea millefolium L. (Asteraceae) in rats. Phytomed 2011;18:819-25. 10 Dall’ Acqua S, Bolego C, Cignarella A, Gaion RM, Innocenti G. Vasoprotective activity of standardized Achillea millefolium extract. Phytomed 2011;18:1031-6.

Lees ook mijn artikels op infonu.nl

zaterdag, november 28, 2020

Kriskras wandelen bij Bonsoy: rotsen, Maas, maretakken en Maurice

Point de vue bij Bonsoy. Rotsen van Waulsort.

oude appelboom met veel maretakken

Zoals zoveel geneeskrachtige kruiden heeft ook de Viscum een lange historie. Reeds de Trojaanse held Aeneas verschaft zich met behulp van een maretak toegang tot de onderwereld om zijn overleden vader weer te zien. En in de 'Edda', een IJslands heldenepos uit de vroege middeleeuwen, ziet de jaloerse god Loki kans om met een twijg van de maretak de zonnegod Baldur te doden met hulp van de blinde Hödur. Voor de Druïden is de maretak de meest heilige plant. Uit de eiken-Viscum bereiden zij krachtgevende rituele dranken.

Plinius de Oude in Book XVI schrijft in Engelse vertaling:
"The Druids, that is what they call their magicians, hold nothing more sacred than mistletoe and a tree on which it is growing when it [mistletoe] is discovered it is gathered with great ceremony"

Ook in onze tijd worden aan de Viscum positieve krachten toegeschreven: we gaan geen dieren of mensen ritueel slachten, maar we hangen met Kerstmis boven de deuropening een maretak om ons te verzekeren van gezondheid en welzijn in het komende jaar. Een kus onder de maretak brengt het jonge paar de zegen van gezond nageslacht, zo heet het. In de volksgeneeskunst gold de mistel al heel lang als heilzaam bij menstruatiestoornissen, epilepsie en hoge bloeddruk. De betekenis bij kanker werd pas ontdekt in de 20e eeuw.

zaadpeulen van look-zonder-look

Ooit werd de look-zonder-look gebruikt als toekruid om aan de maaltijd een knoflook-aroma te geven. Niet alleen in Nederland en België, ook elders in Europa; de Duitse naam Lauchkraut en de Engelse naam Hedge Garlic wijzen hier duidelijk naar. Wie vergeten heeft om bij de groenteboer een knoflookje mee te nemen, weet dus de weg om dit verzuim goed te maken. Even op zoek naar een paar blaadjes look-zonder-look in de beschaduwde wegberm of langs de bosrand en de maaltijd is gered. Al is de smaak toch wat aan de flauwe kant. Maar culinair verbergt onze Look zonder look nog wel enkele andere smaakjes. Zo proeven de zaden scherp mosterdachtig, met heel veel moeite zou je er een soort mosterd kunnen van maken. Dat werd ten andere al in 1552 door een zekere Tragus geadviseerd. De wortel ruikt dan weer naar rapen, maar is nogal vezelig om zo maar op te snoepen. Je kan hem wel laten meetrekken in een groentesoep of ragout. En het laatste onderdeel van de plant dat we kunnen gebruiken zijn de witte bloemen, die vooral in de salade en op een boterham met platte kaas te genieten zijn.


vrijdag, november 27, 2020

Adaptogenen, zoals Rhodiola, anders bekeken

Rhodiola in de Franse Vanoise
Hoe werken adaptogenen? Het gebruik van adaptogenen ondersteunt het organisme om adequaat te reageren op verschillende soorten stress. 

Zijn adaptogenen antioxidanten? Ja en nee. Verrassend was dat uit onderzoek van Dr. Wiegant bleek dat adaptogenen milde pro-oxidanten zijn. In de normale fysiologie zijn vrije radicalen essentieel voor de regulering van allerlei celprocessen. Bij adaptogenen is er kennelijk iets anders aan de hand. Onder invloed van adaptogenen maakt het organisme op een bijzondere manier gebruik van milde oxidatieve schade geïnduceerd door het adaptogeen zelf. Een milde pro-oxidatieve stimulus daagt het organisme uit om weerstand te bieden tegen (oxidatieve) stressfactoren. Dit wordt gezien als een hormetisch effect, d.i. een positief effect waarbij een lage dosering van een toxische stof een levensverlengend effect heeft en leidt tot een toegenomen weerstand tegen het toxine.

Verse rozenwortel geoogst in de Franse Alpen
Wiegant c.s. verrichtte het onderzoek bij het eenvoudige organisme van de worm Caenorhabditis elegans. Deze worm van ongeveer 1 mm is een veel gebruikt modelorganisme om genetische en omgevingsinvloeden te bestuderen op het verouderingsproces. Blootstelling van de worm aan lage concentraties van extracten van de adaptogenen Eleutherococcus senticosus en Rhodiola rosea gaf een verlenging van de levensduur met 10- 20%. Dit ligt in de range van een hormetisch effect. Dit effect is weliswaar beduidend minder dan het effect van caloriebeperking op de levensduur (tot 50% verlenging). Bij hogere concentraties werd er een verkorting van de levensduur waargenomen van 15-25% (toxisch effect). Uit het onderzoek van Wiegant c.s. bleek dat het mechanisme van adaptogenen (deels) verloopt via up-regulatie van de stressproteïnen HSP-16 (heat shock proteïne-16) en HSP-32, ook bekend als het antioxidantenzym heemoxygenase-1 (HO-1) en via translocatie* van de transcriptiefactor Daf-16. HO-1 speelt een cruciale rol in de verdediging tegen oxidatieve stress. Van verschillende fytotherapeutica, zoals ginkgo en kurkuma, is bekend dat ze het heemoxygenase-1 induceren. Translocatie van Daf-16 van het cytoplasma naar de celkern verschuift het cellulaire programma van groei en ontwikkeling richting behoud, herstel en weerstand. 

De conclusie van  het onderzoek is dat adaptogenen de weerstand tegen stressfactoren verhogen, het herstel stimuleren en de levensduur verlengen. Daarbij wordt het adaptogene effect getriggerd door de inductie van (milde) oxidatieve schade. Adaptogenen zijn daarom op te vatten als hormetische agentia, of zoals Wiegant het treffend definieert als ‘stress vaccins’.

Onderzoek van Dr. Fred Wiegant, verbonden aan het Departement Biologie van de Universiteit Utrecht, resultaten van zijn onderzoek naar het werkingsmechanisme van adaptogenen (2008)

Biogerontology. 2009 Feb;10(1):27-42. doi: 10.1007/s10522-008-9151-9. Epub 2008 Jun 7.Plant adaptogens increase lifespan and stress resistance in C. elegans. F A C Wiegant 1, S Surinova, E Ytsma, M Langelaar-Makkinje, G Wikman, J A Post 

Jonge, zelf gezaaide rozenwortels
Extracts of plant adaptogens such as Eleutherococcus senticosus (or Acanthopanax senticosus) and Rhodiola rosea can increase stress resistance in several model systems. We now show that both extracts also increase the mean lifespan of the nematode C. elegans in a dose-dependent way. In at least four independent experiments, 250 microg/ml Eleutherococcus (SHE-3) and 10-25 microg/ml Rhodiola (SHR-5) significantly increased life span between 10 and 20% (P < 0.001), increased the maximum lifespan with 2-3 days and postponed the moment when the first individuals in a population die, suggesting a modulation of the ageing process. With higher concentrations, less effect was observed, whereas at the highest concentrations tested (2500 microg/ml Eleutherococcus and 250 microg/ml Rhodiola) a lifespan shortening effect was observed of 15-25% (P < 0.001). 

Both adaptogen extracts were also able to increase stress resistance in C. elegans: against a relatively short heat shock (35 degrees C during 3 h) as well as chronic heat treatment at 26 degrees C. An increase against chronic oxidative stress conditions was observed in mev-1 mutants, and during exposure of the wild type nematode to paraquat (10 mM) or UV stress, be it less efficiently. Concerning the mode of action: both adaptogens induce translocation of the DAF-16 transcription factor from the cytoplasm into the nucleus, suggesting a reprogramming of transcriptional activities favoring the synthesis of proteins involved in stress resistance (such as the chaperone HSP-16) and longevity. 

Based on these observations, it is suggested that adaptogens are experienced as mild stressors at the lifespan-enhancing concentrations and thereby induce increased stress resistance and a longer lifespan.

*translocatie zelfst.naamw. verplaatsing, overplaatsing [biochemie] verplaatsing van een DNA-segment van het ene chromosoom naar een ander (niet homoloog) chromosoom.