Het knopig helmkruid bloeit langs de Maas. Nu ja, bloeien? Zonder bril kan ik de roestige bloemetjes nauwelijks zien en toch vind ik hen mooi. Ware schoonheid, in de zin van objectieve schoonheid, bestaat nu eenmaal niet. De één vindt dit mooi en de ander dat. Neem nu dat knopig helmkruid. Het wordt door velen beslist niet als moeders mooiste beschouwd met zijn bruine, onooglijke bloempjes, die eruit zien alsof ze al tijden zijn uitgebloeid. Maar wie goed kijkt, zal tot de ontdekking komen dat schijnbare lelijkheid bij nader inzien pure schoonheid blijkt.
De basiskleur van het knopig helm-kruid is groen. Maar hieraan is een tweede kleur toegevoegd: karmijnrood zal ik het maar noemen. Op heel delicate wijze is dit dieprood in allerlei plantendelen gemengd met het groen. Het resultaat is dat de plant doortrokken is van een roodbruin zweem. Hier en daar is het slechts een vleugje, maar stengel en bloemen vertonen de mengkleur krachtig en kordaat. Wanneer u de plant beoordeelt op de kundigheid en artisticiteit waarmee Moeder Natuur haar heeft ge-aquarelleerd, zul je haar zeker mooi vinden. En bekijken kunt u haar overal, aangezien ze niet alleen zeer algemeen voorkomt, maar bovendien tot diep in de herfst groeit en bloeit. Al moet je wel goed kijken. Je moet haar zoeken langs schaduwrijke sloten en bosranden, waar de grond drassig is en voldoende voedsel bevat. Daar vindt u de plant: een hoog, kruidachtig gewas, met een karakteristieke vierkantige stengel, puntige, gezaagde bladeren en kunstige minibloemen
Knobbelen ende knopen
Deze bloemen zijn kort en gezwollen en hebben een geprononceerde, bruinrode bovenlip. Lichtgele meeldraden steken uit dit gapend mondje. Vanouds wordt echter de vorm van het gedrongen bloempje vergeleken met die van een middeleeuwse ridderhelm. De overeenkomst is inderdaad opmerkelijk. Helmkruid is dus een voor de hand liggende naam. De wetenschappelijke benaming Scrophularia nodosa benadrukt overigens een heel ander aspect van de plant, namelijk haar geneeskrachtige werking. Scrophularia is afgeleid van de, vooral bij varkens optredende, klierziekte scrofulose, waarvoor de plant als geneesmiddel gebruikt werd. Nodosa komt van nodus, dat knoop betekent en duidt op de knobbels van de wortelstok.
Een oud kruidenboek leert ons dat "de wortel beset is met vele knobbelen ende knoppen" en dat deze zeer is aan te bevelen voor gezwellen "van de dieren of cropsweeren, scrofulae genoemt". Ook ter bestrijding van aambeien werd de wortel aangeprezen.Volgens de aloude signatuurleer worden immers bultjes door bultjes verdreven, zoals rode plantensappen goed zouden zijn voor het bloed, gele voor de gal, en harige planten korte metten zouden maken met kaalhoofdigheid. Op verschillende plaatsen in ons land wordt helmkruid nog altijd aambeiwortel of speenkruid genoemd.
Dr. Leclerc en vele anderen schrijven het ook een bloedsuikerverlagende werking toe. Verder is er in Helmkruid ook de anti-inflammatoire stof harpagoside gevonden, waar duivelsklauw (Harpagophytum) zijn werking bij artrose aan te danken heeft. Bijzonder is ook dat het flavonoïde diosmine voor het eerst en al in 1925 in deze plant gevonden werd en dat deze stof nu ook verwerkt wordt in preparaten voor het veneuze vaatstelsel, tegen spataderen en aambeien. Dus de kwalen waar juist helmkruid in de volksgeneeskunde voor gebruikt werd. Diosmine heeft net zoals harpagoside ook een anti-inflammatoire werking.
Toekomst voor Helmkruid
Ondanks dit alles wordt Knopig helmkruid ook nu nog weinig medicinaal gebruikt. Het lijkt me dan ook nuttig dat we deze plant wat beter gaan onderzoeken. Het is mogelijk dat Scrofularia nodosa voor het veneuze vaatstelsel versterkend is, bij ouderdomsdiabetes gebruikt kan worden en als anti-inflammatoir middel bij reumatische klachten zijn diensten zou kunnen bewijzen.
Meer info op https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/scrophularia-sp-helmkruid
zaterdag, juni 04, 2016
zaterdag, mei 28, 2016
Kruidenchemie in de tuin
Van het rustige Blaimont naar het drukke, gevaarlijke Brussel. Aan het het eind van de E411 Brussel binnenrijdend, autochaos ook op zaterdag. Gelukkig ligt de tuin die we bezoeken vlakbij. De universiteitstuin Jules Massart, waar ik een buitenles geef over de inhoudsstoffen van geneeskrachtige planten. We beginnen met de mosterdolieglycosiden of te wel glucosinolaten, die vinden we vooral in koolgewassen en looksoorten.
Epidemiologische studies hebben aangetoond dat glucosinolaten de gezondheid in het algemeen ten goede komen, maar dat ze vooral beschermend zijn tegen kanker.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/83413-kruisbloemigen-tegen-kanker.html
Ook de flavonoïden zitten geordend in hun vakje, wijnruit als prototype voor rutine, het is wel een plant die we omwille van zijn vele andere sterk werkende stoffen niet meer gebruiken. De rutine halen we nu vooral uit de groene boekweitplant. Vooral goed voor de versteviging van de veneuze bloedvaten.
Isoflavonen worden vanwege hun structurele verwantschap met oestrogenen ook wel aangeduid als plantenhormonen of fyto-oestrogenen. Hoewel ze geen steroïden zijn, hebben ze hydroxylgroepen in positie 7 en 4 in een configuratie die analoog is aan die van de hydroxylgroep in het oestradiolmolecule. Dit geeft hen het vermogen om te binden aan oestrogeenreceptoren. Isoflavonen worden uitsluitend in vlinderbloemigen zoals peulvruchten aangetroffen, vooral in sojabonen maar ook in rode klaver. De drie belangrijkste isoflavonen zijn genisteïne, daïdzeïne en glyciteïne.
https://sites.google.com/site/kruidwis/inhoudsstoffen/flavonoiden
Ook fenolglucosiden, antrachinonen, cumarineglucosiden en alkaloïden passeren de revue. De sterk werkende alkaloïden gebruiken we niet meer in de klassieke fytotherapie maar zijn wel bijzonder interessante planten. Hier zijn ze nu in volle glorie te zien: wolfskers in bloei, gevlekte scheerling en indrukwekkende maar wel door de slakken aangevreten alruinplanten.
Een overdaad van planten, een overdaad aan geschiedenis, genoeg om vele dagen te vullen en dat moeten we in een marathonopleiding maar eens doen.
Meer info over inhoudsstoffen: https://sites.google.com/site/kruidwis/inhoudsstoffen
Epidemiologische studies hebben aangetoond dat glucosinolaten de gezondheid in het algemeen ten goede komen, maar dat ze vooral beschermend zijn tegen kanker.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/83413-kruisbloemigen-tegen-kanker.html
Ook de flavonoïden zitten geordend in hun vakje, wijnruit als prototype voor rutine, het is wel een plant die we omwille van zijn vele andere sterk werkende stoffen niet meer gebruiken. De rutine halen we nu vooral uit de groene boekweitplant. Vooral goed voor de versteviging van de veneuze bloedvaten.
Isoflavonen worden vanwege hun structurele verwantschap met oestrogenen ook wel aangeduid als plantenhormonen of fyto-oestrogenen. Hoewel ze geen steroïden zijn, hebben ze hydroxylgroepen in positie 7 en 4 in een configuratie die analoog is aan die van de hydroxylgroep in het oestradiolmolecule. Dit geeft hen het vermogen om te binden aan oestrogeenreceptoren. Isoflavonen worden uitsluitend in vlinderbloemigen zoals peulvruchten aangetroffen, vooral in sojabonen maar ook in rode klaver. De drie belangrijkste isoflavonen zijn genisteïne, daïdzeïne en glyciteïne.
https://sites.google.com/site/kruidwis/inhoudsstoffen/flavonoiden
Ook fenolglucosiden, antrachinonen, cumarineglucosiden en alkaloïden passeren de revue. De sterk werkende alkaloïden gebruiken we niet meer in de klassieke fytotherapie maar zijn wel bijzonder interessante planten. Hier zijn ze nu in volle glorie te zien: wolfskers in bloei, gevlekte scheerling en indrukwekkende maar wel door de slakken aangevreten alruinplanten.
Een overdaad van planten, een overdaad aan geschiedenis, genoeg om vele dagen te vullen en dat moeten we in een marathonopleiding maar eens doen.
Meer info over inhoudsstoffen: https://sites.google.com/site/kruidwis/inhoudsstoffen
vrijdag, mei 27, 2016
Gouden regen, giftig maar goed voor rokers
Een geweldige gouden regen bloeit in ons domaine du Bonsoy. De Laburnum is een boomsoort die tot 7 meter hoog kan worden en zo hoog is hij hier in Bonsoy zeker wel.
In de maand mei laat de Gouden regen zien waar hij zijn naam aan te danken heeft: de prachtige, lange goudgele bloemtrossen lijken dan als pijpenstelen uit de boom te regenen. De peulen die na de bloei rijp worden en op de grond vallen zijn erg giftig en dat maakt deze verleidelijke boom voor mij alleen maar interessanter.
De officiële naam laburnum is de wisselvorm (anagram) van het Latijnse woord alburnum. Het betekent rotting en verwijst naar de problemen die kunnen ontstaan bij het snoeien van de boom.
De giftige stof in de gouden regen is cystisine, een chinolizidine-alkaloïde, dat voorkomt in verschillende planten uit de vlinderbloemenfamilie. De zaden van de goudenregen bevatten maximaal 3% cytisine, de bloemen 0,2% en de bladeren 0,5%. Het is een agonist van de nicotinische acetylcholinereceptor. De stof wordt in 1897 reeds als geneesmiddel beschreven in het Nederlands tijdschrift voor geneeskunde.
Cytisine en nicotine beïnvloeden dezelfde plek in de hersenen, doordat ze op dezelfde receptor aangrijpen. Inname van 50 mg cytisine kan dodelijk zijn door ademstilstand.
De van cytisine afgeleide stof varenicline werd in 2006 in de Verenigde Staten en in Europa goedgekeurd als een middel om te helpen stoppen met roken. Het is op de markt onder de merknaam Champix. In een literatuuroverzicht uit 2006 werd geconcludeerd dat hoewel onderzoeken waarin cytisine werd getest merendeels van slechte kwaliteit waren, er enig bewijs is dat cytisine kan helpen bij het stoppen met roken. Uit onderzoek in 2014 blijkt dat cytisine in een dosering van 1,5 mg tot 9mg minstens zo effectief is als de gebruikelijker nicotinevervangers varenicline en bupropion en nog veel goedkoper ook.
Cytisine wordt al sinds de Tweede Wereldoorlog in Oost-Europa gebruikt als natuurlijk middel om te stoppen met roken, maar was in de rest van de wereld niet erg bekend.
In de maand mei laat de Gouden regen zien waar hij zijn naam aan te danken heeft: de prachtige, lange goudgele bloemtrossen lijken dan als pijpenstelen uit de boom te regenen. De peulen die na de bloei rijp worden en op de grond vallen zijn erg giftig en dat maakt deze verleidelijke boom voor mij alleen maar interessanter.
De officiële naam laburnum is de wisselvorm (anagram) van het Latijnse woord alburnum. Het betekent rotting en verwijst naar de problemen die kunnen ontstaan bij het snoeien van de boom.
De giftige stof in de gouden regen is cystisine, een chinolizidine-alkaloïde, dat voorkomt in verschillende planten uit de vlinderbloemenfamilie. De zaden van de goudenregen bevatten maximaal 3% cytisine, de bloemen 0,2% en de bladeren 0,5%. Het is een agonist van de nicotinische acetylcholinereceptor. De stof wordt in 1897 reeds als geneesmiddel beschreven in het Nederlands tijdschrift voor geneeskunde.
Cytisine en nicotine beïnvloeden dezelfde plek in de hersenen, doordat ze op dezelfde receptor aangrijpen. Inname van 50 mg cytisine kan dodelijk zijn door ademstilstand.
De van cytisine afgeleide stof varenicline werd in 2006 in de Verenigde Staten en in Europa goedgekeurd als een middel om te helpen stoppen met roken. Het is op de markt onder de merknaam Champix. In een literatuuroverzicht uit 2006 werd geconcludeerd dat hoewel onderzoeken waarin cytisine werd getest merendeels van slechte kwaliteit waren, er enig bewijs is dat cytisine kan helpen bij het stoppen met roken. Uit onderzoek in 2014 blijkt dat cytisine in een dosering van 1,5 mg tot 9mg minstens zo effectief is als de gebruikelijker nicotinevervangers varenicline en bupropion en nog veel goedkoper ook.
Cytisine wordt al sinds de Tweede Wereldoorlog in Oost-Europa gebruikt als natuurlijk middel om te stoppen met roken, maar was in de rest van de wereld niet erg bekend.
dinsdag, mei 24, 2016
Zoet water, zoete herinnering
Als ik op dinsdag les moet geven bij Syntra Haasrode aan herboristen in spé, wandel ik wel eens bij het Zoet Water in Oud-Heverlee. Bijzondere natuur hier maar ook jeugdsentiment. Als kind, zowat 60 jaar geleden, was de speeltuin van de Zoete Waters zowat het enige 'attractiepark' in de wijde omgeving. Ik kom nu zowat 60 jaar later hier vooral de moerascipressen en de reuzenpaardenstaarten bezoeken en voel me dan heel even een oermens van miljoen jaren geleden. Ik kan dan maar net Tarzan-achtige kreten onderdrukken.
Moerascipressen worden nu soms door milieupuristen als uitheemse exoten bekeken, want ze komen van nature voor in de subtropische moerassige gebieden in het zuidoosten van Noord-Amerika. Maar hak ze toch maar niet al te snel om want in mijn eigenste Belgische Hoegaarden zijn versteende resten van deze bomen gevonden die stammen uit het Eoceen en dat is dus wel 55 miljoen jaar geleden. Toen was het bij ons heel warm maar vijf miljoen jaar geleden waren ze er nog altijd en toen hadden we een gematigd klimaat. Net als de lork verliest de moerascipres (Taxodium distichum) zijn naalden en die zie je dan in de winter in massa’s op de grond en in het water liggen. Ze kunnen tot duizend jaar oud worden en bij ons een hoogte bereiken van 45 meter met een stamomtrek van drie tot vijf meter.
Aan het Zoet Water zijn het dus relatief nog jonge en slanke bomen die we zien – ik schat ze op 100 jaar - maar ze hebben wel de voor deze boomsoort typische indrukwekkende ademwortels, dat zijn holle houten stompen waarlangs de boom die in het water staat van lucht voorzien wordt. Volgens de specialisten is dat bij ons zeldzaam. De bomen zijn eenhuizig wat wil zeggen dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen hebben. In de winter zie je ovaal-ronde kegels groen/bruine kegels heel goed. Het hout van moerascipressen is zeer duurzaam, in de VS wordt het onder meer gebruikt voor dakgoten en doodskisten. Het zou goed kunnen dat moerascipressen het bij ons langer uithouden dan de mensen want ze vallen in de grootste nattigheid nog niet om en lijken goed bestand te zijn tegen de opwarming van de aarde.
Moerascipres, niet direct onze geneeskrachtige plant bij uitstek toch vinden we vrij veel medicinale informatie. The cones, seeds, leaves, and bark of Taxodium spp. have been used for medicinal purposes (Su et al., 2013). The oils in the cones and sometimes leaves of these trees are what are generally used for medicinal purposes.
The Aztecs used resin from or pieces of burnt bark topically to treat burns and sores (Cortes-Arroyo et al., 2011).The Aztecs used parts of a tree they called anoéhoetl, believed to be T. macrunatum, commonly known as the Montezuma Cypress, to cure ulcers and to help with skin cicatrization. (Kay, 2012).
In more recent times, the leaves and seeds have been used to treat malaria and liver diseases, and various parts of the tree have been used to prepare ointments or infusions for heart disease, hemorrhoids, gout, ulcers, bronchitis, diarrhea, and other ailments (Ramos et al., 1984; Perusquía et al., 1995; Cortés-Arroyo et al., 2011; Su et al., 2013).
Although there are many preliminary reports of antibacterial, antifungal, antitumor, antispasmodic, and bronchodilator activities of Taxodium spp., little characterization of the bioactive compounds has been performed (reviewed in Su et al., 2013). The antitumor and antimicrobial activities of the diterpene DNA-binding compound, taxodione, isolated from T. distichum have been evaluated (Zaghloul et al., 2008; Kusomoto et al., 2009; Kusomoto et al., 2010). Another diterpene, taxodistine B, inhibits tubulin polymerization and is toxic to murine lymphoma P388 cells (Hirasawa et al., 2007).
http://dier-en-natuur.infonu.nl/natuur/85111-moerascipres-of-taxodium.html
Moerascipressen worden nu soms door milieupuristen als uitheemse exoten bekeken, want ze komen van nature voor in de subtropische moerassige gebieden in het zuidoosten van Noord-Amerika. Maar hak ze toch maar niet al te snel om want in mijn eigenste Belgische Hoegaarden zijn versteende resten van deze bomen gevonden die stammen uit het Eoceen en dat is dus wel 55 miljoen jaar geleden. Toen was het bij ons heel warm maar vijf miljoen jaar geleden waren ze er nog altijd en toen hadden we een gematigd klimaat. Net als de lork verliest de moerascipres (Taxodium distichum) zijn naalden en die zie je dan in de winter in massa’s op de grond en in het water liggen. Ze kunnen tot duizend jaar oud worden en bij ons een hoogte bereiken van 45 meter met een stamomtrek van drie tot vijf meter.
Aan het Zoet Water zijn het dus relatief nog jonge en slanke bomen die we zien – ik schat ze op 100 jaar - maar ze hebben wel de voor deze boomsoort typische indrukwekkende ademwortels, dat zijn holle houten stompen waarlangs de boom die in het water staat van lucht voorzien wordt. Volgens de specialisten is dat bij ons zeldzaam. De bomen zijn eenhuizig wat wil zeggen dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen hebben. In de winter zie je ovaal-ronde kegels groen/bruine kegels heel goed. Het hout van moerascipressen is zeer duurzaam, in de VS wordt het onder meer gebruikt voor dakgoten en doodskisten. Het zou goed kunnen dat moerascipressen het bij ons langer uithouden dan de mensen want ze vallen in de grootste nattigheid nog niet om en lijken goed bestand te zijn tegen de opwarming van de aarde.
Moerascipres, niet direct onze geneeskrachtige plant bij uitstek toch vinden we vrij veel medicinale informatie. The cones, seeds, leaves, and bark of Taxodium spp. have been used for medicinal purposes (Su et al., 2013). The oils in the cones and sometimes leaves of these trees are what are generally used for medicinal purposes.
The Aztecs used resin from or pieces of burnt bark topically to treat burns and sores (Cortes-Arroyo et al., 2011).The Aztecs used parts of a tree they called anoéhoetl, believed to be T. macrunatum, commonly known as the Montezuma Cypress, to cure ulcers and to help with skin cicatrization. (Kay, 2012).
In more recent times, the leaves and seeds have been used to treat malaria and liver diseases, and various parts of the tree have been used to prepare ointments or infusions for heart disease, hemorrhoids, gout, ulcers, bronchitis, diarrhea, and other ailments (Ramos et al., 1984; Perusquía et al., 1995; Cortés-Arroyo et al., 2011; Su et al., 2013).
Although there are many preliminary reports of antibacterial, antifungal, antitumor, antispasmodic, and bronchodilator activities of Taxodium spp., little characterization of the bioactive compounds has been performed (reviewed in Su et al., 2013). The antitumor and antimicrobial activities of the diterpene DNA-binding compound, taxodione, isolated from T. distichum have been evaluated (Zaghloul et al., 2008; Kusomoto et al., 2009; Kusomoto et al., 2010). Another diterpene, taxodistine B, inhibits tubulin polymerization and is toxic to murine lymphoma P388 cells (Hirasawa et al., 2007).
http://dier-en-natuur.infonu.nl/natuur/85111-moerascipres-of-taxodium.html
zaterdag, mei 21, 2016
Over hop en bijwerkingen van kruiden
Als we sommige officiële monografieën over kruiden mogen geloven, lijken steeds meer planten steeds meer bijwerkingen en interacties te vertonen. Het staat zelfs goed om te wijzen op de mogelijke gevaren van hun gebruik. Het lijkt namelijk een teken van deskundigheid te zijn. En ja, we moeten natuurlijk niet naïef zijn, planten die een positieve geneeskrachtige werking hebben, fysiologisch actief zijn in ons lichaam, kunnen natuurlijk ook negatief werkzaam zijn. Bijvoorbeeld als een plant bloeddrukverlagend werkt is dat positief bij een te hoge bloeddruk maar kan natuurlijk negatief zijn als je al een lage bloeddruk hebt. Echter door de zacht werkende middelen (mite-fytotherapeutica) die wij in de kruidengeneeskunde gebruiken, is de werking dikwijls juist regulerend. Een trage, zachte werking is juist een goede werking.
Wat nu steeds meer gebeurt is dat we deze subtiel werkende planten, sterker en direct willen laten werken en dus geconcentreerde preparaten maken, waardoor ze wel sneller effect hebben maar ook meer bijwerkingen krijgen.
Veel bijwerkingen die beschreven worden zijn ook louter theoretisch, hop bijvoorbeeld is een sedativum en dus gaat men er theoretisch vanuit dat een plant met die kalmerende werking beter niet bij depressies gebruikt kan worden. Of hop heeft een oestrogene werking en omdat (synthetische) oestrogenen mede borstkanker kunnen veroorzaken, kunnen we beter ook geen hop gebruiken. Dit zijn in feite puur theoretische modellen. Redeneringen die logisch lijken maar in de praktijk niet kloppen.
Bijvoorbeeld van hop is juist ook bekend dat het kankerwerend kan werken en dat de bitterstoffen die ook in hop aanwezig zijn, toniserend, versterkend kunnen zijn, wat juist bij depressies nuttig kan zijn.
Cruciaal is dat we juist geen geconcentreerde extracten gebruiken, die zijn niet alleen te hoog gedoseerd maar verstoren ook het evenwicht tussen de verschillende inhoudsstoffen.
The endocrine properties of hops are due to the high estrogenic activity of the prenylated flavonoid 8-prenylnaringenin.4 Other prenylated flavonoids, including isoxanthohumol and xanthohumol, have exhibited high chemopreventive, antiproliferative, and cytotoxic effects in human cancer cell lines.5
4. Milligan SR, Kalita JC, Pocock V, et al. Theendocrine activities of 8-prenylnaringenin andrelated hop (Humulus lupulus L.) flavonoids. J Clin Endocrinol Metab 2000;85:4912-4915.
Wat nu steeds meer gebeurt is dat we deze subtiel werkende planten, sterker en direct willen laten werken en dus geconcentreerde preparaten maken, waardoor ze wel sneller effect hebben maar ook meer bijwerkingen krijgen.
Veel bijwerkingen die beschreven worden zijn ook louter theoretisch, hop bijvoorbeeld is een sedativum en dus gaat men er theoretisch vanuit dat een plant met die kalmerende werking beter niet bij depressies gebruikt kan worden. Of hop heeft een oestrogene werking en omdat (synthetische) oestrogenen mede borstkanker kunnen veroorzaken, kunnen we beter ook geen hop gebruiken. Dit zijn in feite puur theoretische modellen. Redeneringen die logisch lijken maar in de praktijk niet kloppen.
Bijvoorbeeld van hop is juist ook bekend dat het kankerwerend kan werken en dat de bitterstoffen die ook in hop aanwezig zijn, toniserend, versterkend kunnen zijn, wat juist bij depressies nuttig kan zijn.
Cruciaal is dat we juist geen geconcentreerde extracten gebruiken, die zijn niet alleen te hoog gedoseerd maar verstoren ook het evenwicht tussen de verschillende inhoudsstoffen.
The endocrine properties of hops are due to the high estrogenic activity of the prenylated flavonoid 8-prenylnaringenin.4 Other prenylated flavonoids, including isoxanthohumol and xanthohumol, have exhibited high chemopreventive, antiproliferative, and cytotoxic effects in human cancer cell lines.5
4. Milligan SR, Kalita JC, Pocock V, et al. Theendocrine activities of 8-prenylnaringenin andrelated hop (Humulus lupulus L.) flavonoids. J Clin Endocrinol Metab 2000;85:4912-4915.
5. Henderson MC, Miranda CL, Stevens JF, et al.In vitro inhibition of human P450 enzymes by prenylated flavonoids from hops, Humulus lupulus. Xenobiotica 2000;30:235-251.
A particularly significant study done by Zanoli focused on the use of hops with a CO2 extract and “single fractions c ontainingα-acids and β-acids”. This CO2 extract displayed remarkable “pentobarbital” sleep-enhancing effect. However, the test showed a striking result in which the hops extract producedan antidepressant-like effect. They further studied andconcluded that the α-acids were producing these pentobarbital effects coupled with the antidepressant activity found after the administration of the drug. Zanoli, P., & Zavatti, M. (2008). Pharmacognostic and pharmacological profile of H. lupulus L. Journal of Ethnopharmacology, 116, 383-396.
The same group later demonstrated that humulone was active in blocking tumor promotion in the classical two-stage model of carcinogenesis. 31 Several different hops prenylflavonoids demonstrated antiproliferative and cytotoxic effects in breast, colon, and ovarian human cancer cell lines. 32 8-prenylnaringenin was shown to upregulate the cadherin and catenin genes in human breast cancer cells. 33 A comprehensive evaluation of xanthohumol as a cancer chemopreventative agent found that it warented clinical investigation because it had distinct activities at the initiation, promotion, and progression stages of carcinogenesis. 3431. Yasukawa K, Takeuchi M, Takido M. Humulon, a bitter in the hop, inhibits tumor promotion by 12-O- tetradecanoylphorbol-13-acetate in two-stage carcinogenesis in mouse skin. Oncology . 1995;52:156-158.
A particularly significant study done by Zanoli focused on the use of hops with a CO2 extract and “single fractions c ontainingα-acids and β-acids”. This CO2 extract displayed remarkable “pentobarbital” sleep-enhancing effect. However, the test showed a striking result in which the hops extract producedan antidepressant-like effect. They further studied andconcluded that the α-acids were producing these pentobarbital effects coupled with the antidepressant activity found after the administration of the drug. Zanoli, P., & Zavatti, M. (2008). Pharmacognostic and pharmacological profile of H. lupulus L. Journal of Ethnopharmacology, 116, 383-396.
The same group later demonstrated that humulone was active in blocking tumor promotion in the classical two-stage model of carcinogenesis. 31 Several different hops prenylflavonoids demonstrated antiproliferative and cytotoxic effects in breast, colon, and ovarian human cancer cell lines. 32 8-prenylnaringenin was shown to upregulate the cadherin and catenin genes in human breast cancer cells. 33 A comprehensive evaluation of xanthohumol as a cancer chemopreventative agent found that it warented clinical investigation because it had distinct activities at the initiation, promotion, and progression stages of carcinogenesis. 3431. Yasukawa K, Takeuchi M, Takido M. Humulon, a bitter in the hop, inhibits tumor promotion by 12-O- tetradecanoylphorbol-13-acetate in two-stage carcinogenesis in mouse skin. Oncology . 1995;52:156-158.
32. Miranda CL, Stevens JF, Helmrich A, et al. Antiproliferative and cytotoxic effects of prenylated flavonoids from hops ( Humulus lupulus ) in human cancer cell lines. Food Chem Toxicol . 1999;37:271-285.
33. Rong H, Boterberg T, Maubach J, et al. 8-Prenylnaringenin, the phytoestrogen in hops and beer, upregulates the function of the E-cadherin/catenin complex in human mammary carcinoma cells. Eur J Cell Biol . 2001;80:580-585.
33. Rong H, Boterberg T, Maubach J, et al. 8-Prenylnaringenin, the phytoestrogen in hops and beer, upregulates the function of the E-cadherin/catenin complex in human mammary carcinoma cells. Eur J Cell Biol . 2001;80:580-585.
34. Gerhauser C, Alt A, Heiss E, et al. Cancer chemopreventive activity of xanthohumol, a natural product derived from hop. Mol Cancer Ther . 2002;1:959-969.
dinsdag, mei 17, 2016
Onder de meidoorn
Tijdens mijn overnachting onder de meidoorn (in mijn motorhome) ben ik van plan een ode te schrijven aan deze stekelige struik, maar de zoete bloemengeur walmde zo intens naar binnen waardoor ik slaperig werd en niet aan romantisch schrijven toe kwam.
Buiten mijn huisje, je moet wel weten dat ik op een parking langs de autoweg staat, is het een heen en weer geloop van mannen die in de meidoornbosjes gaan pissen. Of.... dat dacht ik tenminste totdat één man bij mijn motorhome komt staan en vraagt of ik wat 'plezier' zoek. Zou dat de geur van de meidoorn zijn die zoiets veroorzaakt?
Dan toch maar een nuchter stukje schrijven over de inhoudsstoffen van Crataegus laevigata. Dat bloemen en bessen van de meidoornstruik een werking hebben op hart en bloedvaten staat wel vast. Men kan zeggen dat de tot hiertoe onderzochte Crataegus-soorten in hun bladeren, bloemen en vruchten dezelfde of in ieder geval gelijksoortige inhoudsstoffen bezitten; de hoeveelheid van de afzonderlijke verbindingen kan echter, afhankelijk van de soort en het orgaan, zeer sterk verschillen. Meidoorn bevat hoofdzakelijk een mengeling van verschillende flavonoïden Het zijn vooral twee inhoudsstoffen die behoren tot verschillende groepen die farmacologisch zeer belangrijk zijn: de oligomeren procyanidinen (OPC) en verschillende flavonoïden. De Crataegus-flavonen zijn afgeleide stoffen van apigenine en luteoline; die van de Crataegus-flavonolen zijn afgeleid van quercetine, kamferol en 8-methoxykamferol. Het gehalte aan oligomere procyanidinen hangt af van de groeiperiode. Bij C. laevigata is in de maand mei het aandeel aan oligomere procyanidinen OPC het hoogst. Later in het jaar neemt het polymeergehalte van de bladeren af en bereikt in augustus een minimum van 50%. Wagner heeft vastgesteld dat gedroogde meidoornbloemen cardiotonische 'aminen' bevatten die een positief inotroop (versterking van hartspiercontractie) effect uitoefenen in farmacologische tests. De drie 'amines' zijn stoffen met een indirect sympatho-mimetische (stimulerende invloed op het autonoom zenuwstelsel) eigenschappen.
Toch zijn de therapeutische effecten van Crataegus-bereidingen niet uitsluitend toe te schrijven aan deze amines, vermits deze stoffen grotendeels worden afgebroken in het spijsverteringsstelsel van ons lichaam. De studies die tot hiertoe zijn gedaan, nebben aangetoond dat de juiste werking nog ver van opgelost is. Andere inhoudsstoffen zijn o.a.: triterpeenzuren zoals ursolzuur, oleanolzuur en de Crataegus-specifieke crataegolzuur met verder nog de plantenzuren: chlorogeenzuur en koffiezuur. Als stikstofverbindingen: cholin, actylcholin, ethylamine en purinederivaten zoals adenosine, adenine, guanine en urinezuur.
Oef, dat was een hele boterham. Plezier beleven kun je blijkbaar op heel veel manieren.
Buiten mijn huisje, je moet wel weten dat ik op een parking langs de autoweg staat, is het een heen en weer geloop van mannen die in de meidoornbosjes gaan pissen. Of.... dat dacht ik tenminste totdat één man bij mijn motorhome komt staan en vraagt of ik wat 'plezier' zoek. Zou dat de geur van de meidoorn zijn die zoiets veroorzaakt?
Dan toch maar een nuchter stukje schrijven over de inhoudsstoffen van Crataegus laevigata. Dat bloemen en bessen van de meidoornstruik een werking hebben op hart en bloedvaten staat wel vast. Men kan zeggen dat de tot hiertoe onderzochte Crataegus-soorten in hun bladeren, bloemen en vruchten dezelfde of in ieder geval gelijksoortige inhoudsstoffen bezitten; de hoeveelheid van de afzonderlijke verbindingen kan echter, afhankelijk van de soort en het orgaan, zeer sterk verschillen. Meidoorn bevat hoofdzakelijk een mengeling van verschillende flavonoïden Het zijn vooral twee inhoudsstoffen die behoren tot verschillende groepen die farmacologisch zeer belangrijk zijn: de oligomeren procyanidinen (OPC) en verschillende flavonoïden. De Crataegus-flavonen zijn afgeleide stoffen van apigenine en luteoline; die van de Crataegus-flavonolen zijn afgeleid van quercetine, kamferol en 8-methoxykamferol. Het gehalte aan oligomere procyanidinen hangt af van de groeiperiode. Bij C. laevigata is in de maand mei het aandeel aan oligomere procyanidinen OPC het hoogst. Later in het jaar neemt het polymeergehalte van de bladeren af en bereikt in augustus een minimum van 50%. Wagner heeft vastgesteld dat gedroogde meidoornbloemen cardiotonische 'aminen' bevatten die een positief inotroop (versterking van hartspiercontractie) effect uitoefenen in farmacologische tests. De drie 'amines' zijn stoffen met een indirect sympatho-mimetische (stimulerende invloed op het autonoom zenuwstelsel) eigenschappen.
Toch zijn de therapeutische effecten van Crataegus-bereidingen niet uitsluitend toe te schrijven aan deze amines, vermits deze stoffen grotendeels worden afgebroken in het spijsverteringsstelsel van ons lichaam. De studies die tot hiertoe zijn gedaan, nebben aangetoond dat de juiste werking nog ver van opgelost is. Andere inhoudsstoffen zijn o.a.: triterpeenzuren zoals ursolzuur, oleanolzuur en de Crataegus-specifieke crataegolzuur met verder nog de plantenzuren: chlorogeenzuur en koffiezuur. Als stikstofverbindingen: cholin, actylcholin, ethylamine en purinederivaten zoals adenosine, adenine, guanine en urinezuur.
Oef, dat was een hele boterham. Plezier beleven kun je blijkbaar op heel veel manieren.
zondag, mei 15, 2016
Wandelen bij de vrouwenmantel
Tijdens ons kruidenweekend wandelen we ook in het Domaine du Bonsoy. We vertrekken bij de receptie, waar we direct het beekvalleitje induiken, het beekje brengt ons bij de grote visvijver. Hier vinden we een groep bloeiende wilde vrouwenmantels. Verhalen zijn er bij de vleet bij deze alchemistenplant. De grote glinsterende druppels in het hart van het blad zouden ooit door de alchemisten gebruikt geweest zijn bij hun scheikundige en spirituele experimenten op zoek naar het levenselixir. Ik tip mijn wijsvinger in het gewijde water, het blad doet mij denken aan de wijwatervaten in de kerk. Alchemilladruppels, heidens heilig water uit de natuur. Religie voor ruige natuurmensen.
Maar ook water dat volgens oude literatuur voor vele vrouwenkwalen gebruikt kan worden. Een beschermende en versterkende mantel voor de vrouw. De naam Vrouwenmantel heeft de plant mogelijk gekregen omdat de bladeren als een ouderwetse mantel (mantilla) geplooid zijn en als zodanig lichamelijk en geestelijke bescherming bieden aan de vrouw. Mellie Uyldert beschrijft het op haar eigen romantische manier: ‘ telkens waar de stengel zich vertakt, omsluit zulk een blad zorgzaam het vertakkingspunt, terwijl de bladsteel zelf ook weer met een schede de stengel omsluit. Alles aan deze plant zegt: omhulling, koestering, bescherming. Ze heeft dan ook helemaal het wezen van de baarmoeder.’
Ook ter bescherming van de borsten vind je de vrouwenmantel zowel bij Dodoens, Matthiolus als Munting terug. Dit cruyt ghestooten ende op der vrouwen ende maechden borsten gheleyt maeckt die hert vast ende stijf. lees ik bij Rembertus Dodonaeus.
En Abraham Munting, Beschryving der Kruyden, zegt: Indien men in dit Water tweemaal vierentwintig uren te weyk legt een weynig Hypocistis, Equisetum (of Paardestaart), Granaatschellen, en gedroogde roode Roozen: dan daarmede een tijd lang dagelijks wascht de Borsten van een Vrouw, zoo zullen de zelve daar van rond, net, en stijf worden; dit zal ook beletten, dat ze niet groot oprijzen, maar kleyn blijven.
Ook de nuchtere looistoffen in de plant verwijzen naar die versterkende, beschermende werking . Hier in de mysterieuze ochtend, afdalend naar de dampende Maasvallei voel je de kracht van deze Alchemillas.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/23198-vrouwenmantel-thee-uit-de-tuin.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/alchemilla-sp-vrouwenmantel
Ook ter bescherming van de borsten vind je de vrouwenmantel zowel bij Dodoens, Matthiolus als Munting terug. Dit cruyt ghestooten ende op der vrouwen ende maechden borsten gheleyt maeckt die hert vast ende stijf. lees ik bij Rembertus Dodonaeus.
En Abraham Munting, Beschryving der Kruyden, zegt: Indien men in dit Water tweemaal vierentwintig uren te weyk legt een weynig Hypocistis, Equisetum (of Paardestaart), Granaatschellen, en gedroogde roode Roozen: dan daarmede een tijd lang dagelijks wascht de Borsten van een Vrouw, zoo zullen de zelve daar van rond, net, en stijf worden; dit zal ook beletten, dat ze niet groot oprijzen, maar kleyn blijven.
Ook de nuchtere looistoffen in de plant verwijzen naar die versterkende, beschermende werking . Hier in de mysterieuze ochtend, afdalend naar de dampende Maasvallei voel je de kracht van deze Alchemillas.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/23198-vrouwenmantel-thee-uit-de-tuin.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/alchemilla-sp-vrouwenmantel
donderdag, mei 12, 2016
Verjaardag.
Mijn ver-jaar-dag. De facebookfelicitaties stromen binnen en.... ik ben er blij mee. Mijn panoramisch uitzicht vanuit Corail 12 ziet er vanmorgen nog grijs maar ook fris groen uit. De Maasvallei laat zijn vochtige dampen los en de bomen bij mijn huis trakteren me op vele groene blaadjes. Een mooie, sierlijke berk geflankeerd door een stoere eik en een pas in het blad komende esdoorn. Ik trakteer mezelf op kleine 'balkon'plantjes: citroenverbena, hyssop, Oost-Indische kers en het toepasselijke champagneblad.
Champagneblad? Inderdaad een prikkelend plantje met vele namen: Acmella, ABC kruid, Spilanthus, parakers, Sechuan.....en met nogal curieuze info over de geneeskrachtige werking. Zou te gebruiken zijn voor het genezen van chronisch droge ogen, gebruik de uitgebloeide bloemknoppen en neem daar een héél klein stukje van. Kauw dit om je ogen te activeren. Wanneer je een hele knop neemt heb je een aardige overdosis en voor enkele minuten een gevoelloze mond. De bloemen worden ook Buzz Buttons, Szechuan buttons, sansho buttons, en electric buttons genoemd.
De plant bevat, net zoals rode zonnehoed, alkylamiden, stoffen die tezelfdertijd een prikkelende en een verdovende werking hebben.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/spilanthes-abc-kruid
Champagneblad? Inderdaad een prikkelend plantje met vele namen: Acmella, ABC kruid, Spilanthus, parakers, Sechuan.....en met nogal curieuze info over de geneeskrachtige werking. Zou te gebruiken zijn voor het genezen van chronisch droge ogen, gebruik de uitgebloeide bloemknoppen en neem daar een héél klein stukje van. Kauw dit om je ogen te activeren. Wanneer je een hele knop neemt heb je een aardige overdosis en voor enkele minuten een gevoelloze mond. De bloemen worden ook Buzz Buttons, Szechuan buttons, sansho buttons, en electric buttons genoemd.
De plant bevat, net zoals rode zonnehoed, alkylamiden, stoffen die tezelfdertijd een prikkelende en een verdovende werking hebben.
Parakers zou ook een 'natuurlijke Botox' zijn, wat de huid doet ontspannen. De actieve bestanddelen verminderen de samentrekking van de spieren, gezichtsplooien en rimpels worden gladgestreken en de huid ziet er jonger en steviger uit. Met mijn 72 jaar en ruige door weer en wind verweerde huid kan ik het eens gezellig op mijn eigen uitproberen.
Het kauwen op de plant heeft, net zoals rode zonnehoed een pijnstillende en onstekingswerende werking op het tandvlees, te gebruiken bij ontstoken tandvlees.
Een nuchter overzicht van de kwaliteiten van Acmella vind je op mijn website. Hier een samenvatting van die onderzoeken.
Spilanthes acmella is an important medicinal plant, found in tropical and subtropical countries mainly India and South America. Popularly, it is known as toothache plant which reduces the pain associated with toothaches and can induce saliva secretion. Various extracts and active metabolites from various parts of this plant possess useful pharmacological activities. Literature survey proposed that it has multiple pharmacological actions, which include antifungal, antipyretic, local anaesthetic, bioinsecticide, anticonvulsant, antioxidant, aphrodisiac, analgesic, pancreatic lipase inhibitor, antimicrobial, antinociception, diuretic, vasorelaxant, anti-human immunodeficiency virus, toothache relieve and anti-inflammatory effects.https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/spilanthes-abc-kruid
woensdag, april 27, 2016
Adelaarsvaren
Hier in Bretagne zie je ze nu gekruld overal langs de wegkanten uit de grond schieten. De scheuten van de adelaarsvaren.
In de hedendaagse mode om wilde planten te eten, waar ik met plezier aan mee doe, zijn er zelfs mensen die de wortels en scheuten van deze varen op eten.
De adelaarsvaren behoort tot de meest algemene planten van de wereld. Ze heeft echter een slechte reputatie als veevoer. Door het vaak massaal voorkomen aan randen van weilanden zijn vergiftigingen bij landbouwhuisdieren niet zeldzaam. In droge jaren is dit risico groot als de grasproductie te kort schiet en de dieren hun afkeer tegen varens overwinnen. Er zijn ook vergiftigingen bekend door gebruik van hooi met veel varenloof.
Anti-thiaminefactoren
Bij de acute of subacute vergiftiging van paarden met adelaarsvaren worden als symptomen vooral verlammingen en spiertremoren waargenomen. Soortgelijke effecten kunnen bij varkens en ratten ontstaan. Ze komen overeen met de verschijnselen die bij vitamine B,-gebrek (thiamine-gebrek) optreden. Het bleek dat deze varen, in blad en rhizoom een enzym - thiaminase — bevat, dat het thiamine uit het voedsel splitst (bij aanwezigheid van een amine), waarbij de vitaminewerking verloren gaat (Kenten, 1957). Daarnaast werd ook een thermolabiele anti-thiaminefactor uit de varen geïsoleerd, die als caffeoylshikiminezuur werd geïdentificeerd (Fukuoka, 1982). De juistheid van het bestaan van de anti-thiaminefactoren blijkt uit de ervaring dat de ziekteverschijnselen verdwijnen na extra toediening van thiamine. Herkauwers hebben er geen last van omdat de micro-organismen in de pens voldoende thiamine produceren
Tumorvorming door het eten van de varens is ook aangetroffen bij ratten, muizen en kwartels. De mens loopt eveneens risico. Er zijn ook aanwijzingen dat de werkzame stoffen via melk bij de consument terecht kunnen komen. Blijkens bepaalde waarnemingen (Evans& Galpin, 1991) zouden zelfs de sporen door inhalatie een kankerrisico geven.
Het is niet mijn gewoonte om negatief te doen over planten en ook de adelaarsvaren kan ik waarderen. Maar... om hem nu op te eten.....
In de hedendaagse mode om wilde planten te eten, waar ik met plezier aan mee doe, zijn er zelfs mensen die de wortels en scheuten van deze varen op eten.
De adelaarsvaren behoort tot de meest algemene planten van de wereld. Ze heeft echter een slechte reputatie als veevoer. Door het vaak massaal voorkomen aan randen van weilanden zijn vergiftigingen bij landbouwhuisdieren niet zeldzaam. In droge jaren is dit risico groot als de grasproductie te kort schiet en de dieren hun afkeer tegen varens overwinnen. Er zijn ook vergiftigingen bekend door gebruik van hooi met veel varenloof.
Anti-thiaminefactoren
Bij de acute of subacute vergiftiging van paarden met adelaarsvaren worden als symptomen vooral verlammingen en spiertremoren waargenomen. Soortgelijke effecten kunnen bij varkens en ratten ontstaan. Ze komen overeen met de verschijnselen die bij vitamine B,-gebrek (thiamine-gebrek) optreden. Het bleek dat deze varen, in blad en rhizoom een enzym - thiaminase — bevat, dat het thiamine uit het voedsel splitst (bij aanwezigheid van een amine), waarbij de vitaminewerking verloren gaat (Kenten, 1957). Daarnaast werd ook een thermolabiele anti-thiaminefactor uit de varen geïsoleerd, die als caffeoylshikiminezuur werd geïdentificeerd (Fukuoka, 1982). De juistheid van het bestaan van de anti-thiaminefactoren blijkt uit de ervaring dat de ziekteverschijnselen verdwijnen na extra toediening van thiamine. Herkauwers hebben er geen last van omdat de micro-organismen in de pens voldoende thiamine produceren
Tumorvorming door het eten van de varens is ook aangetroffen bij ratten, muizen en kwartels. De mens loopt eveneens risico. Er zijn ook aanwijzingen dat de werkzame stoffen via melk bij de consument terecht kunnen komen. Blijkens bepaalde waarnemingen (Evans& Galpin, 1991) zouden zelfs de sporen door inhalatie een kankerrisico geven.
Het is niet mijn gewoonte om negatief te doen over planten en ook de adelaarsvaren kan ik waarderen. Maar... om hem nu op te eten.....
zaterdag, april 23, 2016
Snuffelend wandelen op de Pointe de PenHir
Kartelblad |
Lepelblad |
Verder snuffelend, de herboristen zijn na hun dutje in de motorhome blijkbaar snel weer wakker geworden, ontdekken we ook wat wondklaver en massaal veel blauw bloeiende bolgewasjes, mogelijk Chionodoxa of te wel sneeuwroem.
En helemaal aan het eind van de wereld, hoog op de rotsen met de schuimende zee diep onder ons, vinden we de echte zeeplanten: strandbiet en zeevenkel. Het blad van deze planten is nu, jong, nog goed te eten vooraleer het bijna leerachtig taai wordt.
Verder dwalend zien we lager gelegen, een groep wit bloeiende planten, gelukkig kunnen we tussen de rotsen toch beneden geraken en ontdekken zo het mythische lepelblad. De vele smaken van een beknabbeld blaadje overweldigen mondholte en gehemelte. Mosterdolieglucosiden is de onvriendelijke naam van de aanwezige smaakstoffen. Het is ooit de plant geweest die zeevaarders beschermden tegen de gevreesde en dodelijke scorbuut oftewel scheurbuik.
Bij het lepelblad en in de luwte van de rotsen kunnen we zelfs even zonnebaden en dan weer naar de motorhome en naar Camaret sur Mer mosselen en een plaatselijk visje verorberen.
Over Cochlearia / Lepelblad
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/54865-lepelblad-en-scheurbuik.html
Over Pedicularis / Kartelblad
Du latin pediculus, pou : le foin des Pédiculaires passait pour donner des poux aux bestiaux (Coste)
Latin, sous-entendu, herba, Herbe-aux-poux ; de pedicularis, pou : on employait une décoction de ces plantes contre les poux du bétail (Fournier)
In de Flora Batava lees ik: Het is zeer nadeelig voor het vee, en zal buiten schapen en geiten niet ligt door enig ander vee, dan hetgeen uitgehongerd is, worden aangeraakt. Gunner had in Noorwegen op een land, waar deze plant veel groeide, bestendig waargenomen, dat runderen, die hierop voor het eerst gebragt werden, dunnen afgang, en schapen waterzucht kregen, maar die aan het land gewoon waren, hadden hiervan geen letsel. De plant is dus schadelijk op de graslanden, en is een zeker kenteeken van veen- of moerasgrond. In onze tijd zullen we dit zeldzame plantje echt niet meer vinden in vochtige weilanden. De koeien kunnen gerust zijn. http://www.leeswerk.nl/florabatava/06/met_tekst/0417.htm
Over Pointe de PenHir
Au sud-ouest du bourg, la Pointe de Pen-Hir est un des sites naturels les plus grandioses de Bretagne. Elle est en particulier connue pour ses fameux Tas de Pois, six îlots rocheux qui prolongent la pointe et qui portent les noms de de Grand Dahouët, Petit Dahouët, Penn-Glaz (« la tête verte »), Ar Forc’h (« la fourche »), Chelott et Bern Id (« le tas de céréales »). Par beau temps le panorama est grandiose et porte sur les tous proches Cap de la Chèvre et Pointe de Dinan, mais aussi sur le Cap Sizun, la pointe du Van, la Pointe du Raz et l’île de Sein vers le sud, la pointe Saint-Mathieu, Ouessant ou Molène vers le nord.
La partie ouest de la pointe est le royaume du minéral avec d’impressionnantes falaises rocheuses cisaillées par l’érosion, dominant la mer d’Iroise à 70 mètres de haut. Une gigantesque croix domine la mer : il s’agit de la croix de Pen-Hir, le Monument aux Bretons de la France Libre, inaugurée dans les années 1960 par le Général De Gaulle, classée monument historique en 1996. Ce monument est un hommage aux Bretons qui ont rejoint la France Libre à Londres après l’appel du 18 juin 1940 du Général De Gaulle. La partie est de la pointe, protégée des assauts de l’océan, offre des paysages plus doux de falaises couvertes de landes descendant vers la magnifique anse de Pen-Hir et la non moins magnifique Plage de Veryac’h. Un sentier côtier permet de suivre les falaises jusqu’au village de Kerloch, à la limite entre Camaret-sur-Mer et Crozon.
http://www.terresceltes.net/bretagne/camaret-et-la-pointe-de-pen-hir
vrijdag, april 22, 2016
Kruidenstage, braambladeren en Mellie Uyldert
Tijdens onze vroege, lentekruidenstage kunnen we met de ogen en de mond genieten van het verse, jonge blad van beuk en braam. Braambladeren zijn bijzonder geschikt om te drogen en van de jonge scheuten kunnen we een glycerinemaceraat maken.
Waar bramen groeien, daar is een plaats van kracht, schrijft Mellie Uyldert. De braamstruik (Rubus fructicosus) behoort bij de mens op aarde. Het menselijke blijkt uit de vijftallige bloemen, zoals die van de wilde roos, de appel en andere familieleden: vijf is het getal van de mens. De vijfpuntige ster die naar boven wijst, is het teken van de opstrevende mens, die in de vijfhoek past, wanneer hij met de armen schuin omhoog en wijdbeens staat. In oude inwijdingsgrotten vindt men een vijfhoek in de rotswand uitgehouwen, waarin de mens bij zijn inwijding moest gaan staan. De mens heeft ook twee maal vijf tenen en twee maal vijf vingers, waarmee hij de aarde grijpt en de ruimte. Vijf is het getal van de wil. Een vijftallig samengesteld blad is als een hand: de macht van de mens over de stof.
Elke zomer maakt de braamstruik nieuwe lange loten, die letterlijk om zich heen grijpen. Vindt een jonge loot een hoog aangrijpingspunt in heg of boom, dan groeit zij opwaarts, maar raakt zij de aarde, dan ontwikkelt zij op die plek wortels, die in de aardbodem dringen en zo een nieuwe plant doen ontstaan. Zo stemt de braamstruik met die mens overeen, die zowel in het geestelijke als in het aardse leven actief is. Van die jonge loten kan men thee trekken tegen huiduitslag. Van de verse loten, bladen en bloemen trekt men met kokend water een goed spoel- en gorgelwater voor gevallen van keel- en mondpijn, amandelontsteking, gezwollen tandvlees en aften.
De vuurkracht doodt ziektekiemen en het looizuur trekt slijmvliezen en tandvlees samen. (Mars en Saturnus). En nog eens Mellie Uyldert 'Dit looizuur verbindt de denkpool en de levenspool van de min of meer gespleten mens en maakt hem weer uit één stuk! Het versterkt de zenuwen, o.a. die van de spijsvertering, het droogt het al te waterige (lymfatische) op, en daarom in de braambladthee ook goed tegen diarree, witte vloed en slijmhoest. Braamblad (looistoffen) maakt alles wat te los zit in het lichaam, weer vast.
Het verse braamblad kan men met de witte onderkant op huiduitslag leggen om 'het kwaad' er uit te trekken. En natuurlijk zijn er later de vruchten, dus de bramen, rijk aan vitaminen en mineralen echt wild voedsel. Mellie Uyldert 'Het sap versterkt de vaatwanden. Zo kan de mens de krachten van de braam overnemen om zichzelf en anderen te versterken. Maar luister ook naar haar ritselend verhaal van oude tijden die gaan terugkomen, van braamhagen of heilige plaatsen van kracht. Ga over het veld en luister. Die Bromheeren rasseln im Winde'.
Mellie Uyldert wist nog niks van anthocyanen en anti-oxydanten, maar ze wist dus wel dat braamsap én begeestering goed is voor hart, bloedvaten en voor nog veel meer.
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rubus-fructicosus-braam
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/biografie/42216-mellie-uyldert-en-de-taal-der-kruiden.html
mare des fées huelgoat |
Elke zomer maakt de braamstruik nieuwe lange loten, die letterlijk om zich heen grijpen. Vindt een jonge loot een hoog aangrijpingspunt in heg of boom, dan groeit zij opwaarts, maar raakt zij de aarde, dan ontwikkelt zij op die plek wortels, die in de aardbodem dringen en zo een nieuwe plant doen ontstaan. Zo stemt de braamstruik met die mens overeen, die zowel in het geestelijke als in het aardse leven actief is. Van die jonge loten kan men thee trekken tegen huiduitslag. Van de verse loten, bladen en bloemen trekt men met kokend water een goed spoel- en gorgelwater voor gevallen van keel- en mondpijn, amandelontsteking, gezwollen tandvlees en aften.
De vuurkracht doodt ziektekiemen en het looizuur trekt slijmvliezen en tandvlees samen. (Mars en Saturnus). En nog eens Mellie Uyldert 'Dit looizuur verbindt de denkpool en de levenspool van de min of meer gespleten mens en maakt hem weer uit één stuk! Het versterkt de zenuwen, o.a. die van de spijsvertering, het droogt het al te waterige (lymfatische) op, en daarom in de braambladthee ook goed tegen diarree, witte vloed en slijmhoest. Braamblad (looistoffen) maakt alles wat te los zit in het lichaam, weer vast.
Het verse braamblad kan men met de witte onderkant op huiduitslag leggen om 'het kwaad' er uit te trekken. En natuurlijk zijn er later de vruchten, dus de bramen, rijk aan vitaminen en mineralen echt wild voedsel. Mellie Uyldert 'Het sap versterkt de vaatwanden. Zo kan de mens de krachten van de braam overnemen om zichzelf en anderen te versterken. Maar luister ook naar haar ritselend verhaal van oude tijden die gaan terugkomen, van braamhagen of heilige plaatsen van kracht. Ga over het veld en luister. Die Bromheeren rasseln im Winde'.
Mellie Uyldert wist nog niks van anthocyanen en anti-oxydanten, maar ze wist dus wel dat braamsap én begeestering goed is voor hart, bloedvaten en voor nog veel meer.
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rubus-fructicosus-braam
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/biografie/42216-mellie-uyldert-en-de-taal-der-kruiden.html
dinsdag, april 19, 2016
Even vorst nu en 25 jaar geleden
De volgende tekst schreef ik op 22 april 1991 in mijn dagboek van de kruidentuin
Late en strenge nachtvorst! Al dat nieuwe groen krijgt het hard te verduren. Mijn Russische rabarber (Rheum raponticum) met zijn mooie grote blad is serieus slap gaan hangen, verschillende bladeren zijn bevroren; gelukkig zijn de dikke bloemknoppen niet beschadigd. Deze medicinale rabarbersoort kan duidelijk minder goed tegen de koude dan zijn verwanten uit de groentetuin.
Ook het nieuwe blad van de citroenmelisse is tot mijn eigen verbazing volledig bevroren.
Wat me niet verbaast is het bovengronds bevriezen van de zilverkaars (Cimicifuga), een Noord-Amerikaanse vaste plant die als sierplant en als homeopathisch middel naar Europa is gekomen. Gelukkig zijn er ook enkele Cimicifuga's niet bevroren.
De aartsengelwortel (Angelica archange!ica) stond al stevig in bloei, de bloemen hangen nu onderste boven, die gaan nog raar kronkelen de volgende dagen.
Angstig verder lopend zie ik de volgende slachtoffers. De jonge scheuten van het leverkruid en van de karmozijnbes. Gelukkig zijn er méér planten die de vorst volledig overleefd hebben! Opvallend is de stinkende Gouwe (Chelidonium majus), al volledig uitgegroeid en bloeiend is hij met zijn oranje-gele melksap, een soort antivries, blijkbaar goed bestand tegen de vorst.
Hetzelfde principe hanteren de wolfsmelksoorten, die de laatste jaren als sierplant populair geworden zijn. De kruisbladige wolfsmelk (Euphorbia lathyrus L.) zou mollen uit de tuin houden, echter met wisselend succes, zelf gebruik ik hem meer als sierplant.
De klassieke heesterachtige kruiden zoals tijm, salie en lavendel zijn nog niet echt aan de groei, hebben dus nog geen tere jonge blaadjes die kunnen bevriezen. De afgeharde blaadjes van vorig jaar staan er wat vuil maar stevig bij.
Echte struiken in mijn haag, zoals de haagbeuk komen dikwijls laat en zeer wisselend in blad. De snelste blaadjes zijn nu dus bevroren, hun fris lentegroen is herfstig bruin geworden. Voor een keer zullen de laatste bladvormende beuken de eersten zijn.
Vandaag 19 april 2016 zowat 25 jaar later zie ik opnieuw slaphangende, licht bevroren planten, nu in onze Bretoense tuin.
Het is mooi zonnig weer overdag, maar wit glinsterend gras in de ochtend . Onze zwartmoeskervel, verwilderde scheuten van aardappelen en filigraine venkelbladeren laten hun kopjes hangen. Alleen de witte bloesem van de pruimenboom doet alsof er niks aan de hand is. Vrolijk verder bloeien. Is er veel veranderd in 25 jaar?
Late en strenge nachtvorst! Al dat nieuwe groen krijgt het hard te verduren. Mijn Russische rabarber (Rheum raponticum) met zijn mooie grote blad is serieus slap gaan hangen, verschillende bladeren zijn bevroren; gelukkig zijn de dikke bloemknoppen niet beschadigd. Deze medicinale rabarbersoort kan duidelijk minder goed tegen de koude dan zijn verwanten uit de groentetuin.
Ook het nieuwe blad van de citroenmelisse is tot mijn eigen verbazing volledig bevroren.
Wat me niet verbaast is het bovengronds bevriezen van de zilverkaars (Cimicifuga), een Noord-Amerikaanse vaste plant die als sierplant en als homeopathisch middel naar Europa is gekomen. Gelukkig zijn er ook enkele Cimicifuga's niet bevroren.
De aartsengelwortel (Angelica archange!ica) stond al stevig in bloei, de bloemen hangen nu onderste boven, die gaan nog raar kronkelen de volgende dagen.
Angstig verder lopend zie ik de volgende slachtoffers. De jonge scheuten van het leverkruid en van de karmozijnbes. Gelukkig zijn er méér planten die de vorst volledig overleefd hebben! Opvallend is de stinkende Gouwe (Chelidonium majus), al volledig uitgegroeid en bloeiend is hij met zijn oranje-gele melksap, een soort antivries, blijkbaar goed bestand tegen de vorst.
Hetzelfde principe hanteren de wolfsmelksoorten, die de laatste jaren als sierplant populair geworden zijn. De kruisbladige wolfsmelk (Euphorbia lathyrus L.) zou mollen uit de tuin houden, echter met wisselend succes, zelf gebruik ik hem meer als sierplant.
De klassieke heesterachtige kruiden zoals tijm, salie en lavendel zijn nog niet echt aan de groei, hebben dus nog geen tere jonge blaadjes die kunnen bevriezen. De afgeharde blaadjes van vorig jaar staan er wat vuil maar stevig bij.
Echte struiken in mijn haag, zoals de haagbeuk komen dikwijls laat en zeer wisselend in blad. De snelste blaadjes zijn nu dus bevroren, hun fris lentegroen is herfstig bruin geworden. Voor een keer zullen de laatste bladvormende beuken de eersten zijn.
Vandaag 19 april 2016 zowat 25 jaar later zie ik opnieuw slaphangende, licht bevroren planten, nu in onze Bretoense tuin.
Het is mooi zonnig weer overdag, maar wit glinsterend gras in de ochtend . Onze zwartmoeskervel, verwilderde scheuten van aardappelen en filigraine venkelbladeren laten hun kopjes hangen. Alleen de witte bloesem van de pruimenboom doet alsof er niks aan de hand is. Vrolijk verder bloeien. Is er veel veranderd in 25 jaar?
dinsdag, april 12, 2016
Dotter in de tuin
Dotter in de tuin |
Hele slootranden waren vroeger met Dotters bezet. Breekt de zomer aan, dan staan op de oude bloemstelen telkens een tiental droge, dooraderde kokervruchten met spitse, gekrulde neuzen. De toch al forse bladeren groeien door tot het formaat van ontbijtbordjes. Zij imiteren boven het water uitgetilde waterleliebladeren en rollen zich in.
Zelden medicinaal in gebruik,
maar wellicht vroeger door de boer als boterkleurmiddel gebruikt. De Latijnse naam Caltha is afgeleid van het Griekse 'kalathos' wat korfje of schaaltje betekent, naar de vorm van de bloem. Dat de naam Grote boterbloem ook nog gebruikt word, zal ons niet verbazen. Niet alleen hebben ze beide dezelfde glimmende gele kleur, maar ook hun vochtig biotoop in de natte weilanden is hetzelfde. Omdat de hoofdbloei rond Pinksteren en Pasen valt, vinden we ook nog wel de namen pinkster- en paasbloem terug. Oude, niet meer gebruikte namen zoals Smeerbloem en Smeerblad verwijst niet naar zijn medicinale werking maar wel naar zijn glimmend vettig uiterlijk, alsof zij met vet, boter of smeer ingewreven zijn.
Caltha vroeger en nu
Caltha vinden we in de alleroudste Romeinse kruidenboeken wel terug, alleen werd daar zeer waarschijnlijk de goudsbloem mee bedoeld. Ook bij Matthiolus 1563 werd de goudsbloem Caltha genoemd. Dodonaeus spreekt ook van Watergoutbloemen en zegt dat 'Die en zijn in der medecijnen niet bruyckelijck'. Al kwam ze nog later in de apothekersboeken wel voor als 'Herba en Flores Calthae palustris' en werd ze, volgens de signatuurleer gebruikt bij geelzucht. Behalve bloemen werden ook de zaden in wijn getrokken voor de lever gebruikt. In de Flora Batava uit 1800 vinden we wel wat 'huishoudelijke toepassingen' van de Dotterbloem. De Bloembotten (knoppen) kunnen als Kappers ingelegd en gebruikt worden. (Ehrhart) Deeze Plant in de Weilanden is als een schadelijk onkruid voor het Vee te houden, volgens Haller, Ehrhart en Brugmans. De jonge uitspruitels alleen zijn minder schadelijk, en in zo verre kon deeze Plant als onschadelijk voor Geiten, Schaapen en zelfs Runderen, door Gmelin worden opgegeven. Doch hoe grooter en sterker de Plant wordt, hoe meer zij eene vergiftige hoedanigheid verkrijgt.
De Bloemen geeven eene geele verf, en derzelver sap met aluin gekookt, geele Inkt. (Reuss) Volgens Tournefort verfen de Bladeren het blauw papier ligt rood. Indien men dezelve brandt wanneer zij gedroogd zijn, smelten zij even als het Salpeter.
De Bloemen ook zeer goed voor de Byen. Ook nu nog worden de bloemknoppen ingemaakt of gekookt als voedsel geadviseerd, toch is wegens de mogelijke giftigheid zeker de rauwe plant niet aan te raden, het is niet voor niks een ranonkelachtige (boterbloemen, speenkruid) die allemaal giftige alkaloïden kunnen bevatten. Ook triterpeensaponinen zijn aanwezig, al zouden die mogelijk wel een adaptogene werking kunnen bezitten. In elk geval zou ik zonder enige voorkennis niet experimenteren met de dotter als voedsel of als medicijn.
Voor verdere studie
- Caltha palustris - Plants For A Future database report
- Triterpenoid Saponins from Caltha palustris.P Bhandari, A I Gray, R P Rastogi. Planta Medica (1987)Volume: 53, Issue: 1, Pages: 98-100
- Caltha palustris L. Seed Oil. A source of four fatty acids withcis-5-unsaturation.Smith CR Jr, Kleiman R, Wolff IA.Lipids. 1968 Jan;3(1):37-42.
- [Magnoflorine in Caltha palustris L.]NIJLAND MM.Pharm Weekbl. 1963 Apr 12;98:261-3.
- A critical study on the oncostatic factor present in Caltha palustris.SOKOLOFF B ea. Growth. 1962 Mar;26:71-5.
- Kleyn. Planten en hun naam.
woensdag, april 06, 2016
Lente, nog even niet en toch....
En wij die dachten en vreesden dat de lente dit jaar in januari zou beginnen. Nu is het april en nog steeds fris hier in Bretagne. Al dagen even zon en dan driftige regenvlagen er over heen. Het gevecht tussen winter en lente volop aan de gang. Natuurlijk laten plantaardige katjes en andere geel bloeienden, zoals hoefblad en speenkruid zich niet zomaar afremmen maar toch......van de opwarming van onze aarde is even geen sprake.
Vandaag zag ik ook de eerste witbloeiende hoornbloemen tussen het bermgras doorpiepen. Akkerhoornbloem, Cerastium arvense L., hoort tot de Anjerfamilie. De naam Hoornbloem heeft deze groep van witbloemige plantensoorten te danken aan de vorm van de doosvrucht. Die is enigszins gekromd en lijkt daardoor wel wat op een gekromde koeienhoorn (hoorn is in het Grieks keras, wat in het Latijn ceras wordt, hetgeen terug te vinden is in de wetenschappelijke naam Cerastium).
De Hoornbloemen onderscheiden zich van de Muursoorten, ook een geslacht uit de Anjerfamilie, met twee gemakkelijke kenmerken: de kroonbladen van Hoornbloemen zijn nooit meer dan tot de helft ingesneden, terwijl die bij de Muursoorten meer dan de helft zijn ingesneden. Verder hebben de Hoornbloemen vijf stijlen en de Muren drie. Hoornbloemen zijn meestal ook behaard.
Akkerhoornbloem heeft kroonbladen die twee maal zo lang zijn als de kelken. Het is de Hoornbloem met de grootste bloemen uit het geslacht. Het typische gevorkte bijscherm, de bloeiwijze van de Anjerfamilie, is aan de Akkerhoornbloem goed te herkennen.
De plant is nauwelijks tot weinig behaard of met afstaande haren behaard, maar zeker niet witviltig. Het is vrijwel de eerste bloeiende soort op droge zandige graslanden en wordt veel bezocht door insecten, met name vliesvleugeligen en vliegen.
De soort is overblijvend en het is opmerkelijk dat ze niet voorkomt op akkers, terwijl de Nederlandse naam dat wel suggereert. Wel vind je haar op rivierduinen, in wegbermen, langs spoorwegen en kanalen.
Een bekende geneeskrachtige plant is het zeker niet, toch vind ik bij Moerman Native American Ethnobotany dat de plant samentrekkend werkt. A decoction of the plant has been used in the treatment of injuries and miscarriage. A decoction is said to stop uterine bleeding and prevents the child from passing through the uterus.
En in de Flora Batava geschreven tussen 1800 en 1934 wordt vermeld dat 'Uit de Bloemen trekken de Byën goeden Honig en Wasch (Mattuschka, Reuss). De Plant wordt niet gegeten door het Vee, inzonderheid niet, volgens myne ondervinding, door Schapen, schoon zy gebrek aan voeder hebben. Aan den Wortel zou het Poolsch grein(*) te vinden zyn.
En dat Poolsch of scharlaken grein, trekt me wel aan en moeten we eens verder onderzoeken. Het is een soort schildluis (Porphyrophora polonica). De larve leeft op de wortels van een 20-tal planten, maar vooral op de overblijvende hardbloem (Scleranthus perennis), en werd vroeger , in o.a. Polen en Rusland, gebruikt als grondstof voor karmijnrood. Het was een goedkoper alternatief voor de op de kermeseik (Quercus coccifera) levende schildluis (Kermes ilicis of Kermes vermilio), uit het Middellandse Zeegebied, die scharlakenrood geeft. Het gebruik ervan ging verloren door de popularisering van de Mexicaanse cochenilleluis ( Dactylopius coccus) als grondstof voor de kleurstof karmijn- of karmozijnrood.
Vandaag zag ik ook de eerste witbloeiende hoornbloemen tussen het bermgras doorpiepen. Akkerhoornbloem, Cerastium arvense L., hoort tot de Anjerfamilie. De naam Hoornbloem heeft deze groep van witbloemige plantensoorten te danken aan de vorm van de doosvrucht. Die is enigszins gekromd en lijkt daardoor wel wat op een gekromde koeienhoorn (hoorn is in het Grieks keras, wat in het Latijn ceras wordt, hetgeen terug te vinden is in de wetenschappelijke naam Cerastium).
De Hoornbloemen onderscheiden zich van de Muursoorten, ook een geslacht uit de Anjerfamilie, met twee gemakkelijke kenmerken: de kroonbladen van Hoornbloemen zijn nooit meer dan tot de helft ingesneden, terwijl die bij de Muursoorten meer dan de helft zijn ingesneden. Verder hebben de Hoornbloemen vijf stijlen en de Muren drie. Hoornbloemen zijn meestal ook behaard.
Akkerhoornbloem heeft kroonbladen die twee maal zo lang zijn als de kelken. Het is de Hoornbloem met de grootste bloemen uit het geslacht. Het typische gevorkte bijscherm, de bloeiwijze van de Anjerfamilie, is aan de Akkerhoornbloem goed te herkennen.
De plant is nauwelijks tot weinig behaard of met afstaande haren behaard, maar zeker niet witviltig. Het is vrijwel de eerste bloeiende soort op droge zandige graslanden en wordt veel bezocht door insecten, met name vliesvleugeligen en vliegen.
De soort is overblijvend en het is opmerkelijk dat ze niet voorkomt op akkers, terwijl de Nederlandse naam dat wel suggereert. Wel vind je haar op rivierduinen, in wegbermen, langs spoorwegen en kanalen.
Een bekende geneeskrachtige plant is het zeker niet, toch vind ik bij Moerman Native American Ethnobotany dat de plant samentrekkend werkt. A decoction of the plant has been used in the treatment of injuries and miscarriage. A decoction is said to stop uterine bleeding and prevents the child from passing through the uterus.
En in de Flora Batava geschreven tussen 1800 en 1934 wordt vermeld dat 'Uit de Bloemen trekken de Byën goeden Honig en Wasch (Mattuschka, Reuss). De Plant wordt niet gegeten door het Vee, inzonderheid niet, volgens myne ondervinding, door Schapen, schoon zy gebrek aan voeder hebben. Aan den Wortel zou het Poolsch grein(*) te vinden zyn.
En dat Poolsch of scharlaken grein, trekt me wel aan en moeten we eens verder onderzoeken. Het is een soort schildluis (Porphyrophora polonica). De larve leeft op de wortels van een 20-tal planten, maar vooral op de overblijvende hardbloem (Scleranthus perennis), en werd vroeger , in o.a. Polen en Rusland, gebruikt als grondstof voor karmijnrood. Het was een goedkoper alternatief voor de op de kermeseik (Quercus coccifera) levende schildluis (Kermes ilicis of Kermes vermilio), uit het Middellandse Zeegebied, die scharlakenrood geeft. Het gebruik ervan ging verloren door de popularisering van de Mexicaanse cochenilleluis ( Dactylopius coccus) als grondstof voor de kleurstof karmijn- of karmozijnrood.
zaterdag, april 02, 2016
Onze alruin
Onze alruin is flink aan de groei. In de schaduw van een oude laurierboom en dan nog in een grote ingegraven plastieken pot blijkt dit plantaardig mensje toch zijn mannetje of vrouwtje te staan. In die pot is de plant terecht gekomen omdat we hem ooit naar een betere, definitieve plek wouden overbrengen. En dat is nu het moment. Maar... een Mandragora overplanten, de verschrikkelijke verhalen indachtig, dat doe je zo maar niet. Dus eerst nog eens de oude instructies bestuderen.
Mandragora officinarum, het mannetje, het pisdiefje is ongetwijfeld de beroemdste onder de magische planten. De geslachtsnaam is mogelijk afgeleid van het Griekse woord mandra, wat 'stal’, 'kudde' of 'vee' betekent. Het verwijst naar het feit dat de alruin giftig is voor dieren, maar ook voor mensen.
Alruin vindt zijn oorsprong in het huidige Palestina. Hij was reeds bekend in het oude Egypte. De artsen uit Alexandrië lieten de wortel in wijn trekken en gebruikten dat brouwsel als een narcoticum. Bij de Grieken had deze plant een grote faam als liefdesdrank en werd gebruikt tijdens vruchtbaarheidsrituelen. Ook in de Bijbel wordt de Mandragora vermeldt om onvruchtbaarheid te genezen.
De kracht van deze plant zit in zijn vreemde wortel, die meestal gedraaid en gespleten is en daardoor, met enige fantasie op een mens lijkt. Vanwege die vorm noemde de Griekse wijsgeer Pythagoras (600 v. C.) haar 'anthropomorphos', op een mens gelijkend. Een vroegchristelijk verhaal beschrijft de alruin als een voorstudie voor de mens. Een afgekeurd probeersel voor de echte mens.
Oogsten van alruin.Er zijn vele griezelige berichten over het uitgraven van de plant. Antieke berichten weliswaar. Het uittrekken moest gebeuren op een maanloze nacht. Men zei dat elke aanraking tot de dood leidt en daarom moest de wortel door een hond worden uitgetrokken. Bij het uitrukken stoot de plant een door merg en been dringende gil uit, een afschuwelijke kreet, waarvan je krankzinnig wordt of ter plekke sterft. In de Griekse 'Dierengeschiedenis' van Claudius Aeliaus verschijnt de plant onder de naam 'knospatos', de door de hond uitgetrokkene.
Een hond heb ik niet bij de hand, al zou ik de keffertjes van de buurman kunnen gebruiken. En een maanloze nacht, nieuwe maan veronderstel ik, ook daar moet ik nog even op wachten.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/mandragora
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/40299-alruin-verhalen-over-het-pisdiefje.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/70128-alruin-een-vreemde-geschiedenis.html
Mandragora officinarum, het mannetje, het pisdiefje is ongetwijfeld de beroemdste onder de magische planten. De geslachtsnaam is mogelijk afgeleid van het Griekse woord mandra, wat 'stal’, 'kudde' of 'vee' betekent. Het verwijst naar het feit dat de alruin giftig is voor dieren, maar ook voor mensen.
Alruin vindt zijn oorsprong in het huidige Palestina. Hij was reeds bekend in het oude Egypte. De artsen uit Alexandrië lieten de wortel in wijn trekken en gebruikten dat brouwsel als een narcoticum. Bij de Grieken had deze plant een grote faam als liefdesdrank en werd gebruikt tijdens vruchtbaarheidsrituelen. Ook in de Bijbel wordt de Mandragora vermeldt om onvruchtbaarheid te genezen.
De kracht van deze plant zit in zijn vreemde wortel, die meestal gedraaid en gespleten is en daardoor, met enige fantasie op een mens lijkt. Vanwege die vorm noemde de Griekse wijsgeer Pythagoras (600 v. C.) haar 'anthropomorphos', op een mens gelijkend. Een vroegchristelijk verhaal beschrijft de alruin als een voorstudie voor de mens. Een afgekeurd probeersel voor de echte mens.
Oogsten van alruin.Er zijn vele griezelige berichten over het uitgraven van de plant. Antieke berichten weliswaar. Het uittrekken moest gebeuren op een maanloze nacht. Men zei dat elke aanraking tot de dood leidt en daarom moest de wortel door een hond worden uitgetrokken. Bij het uitrukken stoot de plant een door merg en been dringende gil uit, een afschuwelijke kreet, waarvan je krankzinnig wordt of ter plekke sterft. In de Griekse 'Dierengeschiedenis' van Claudius Aeliaus verschijnt de plant onder de naam 'knospatos', de door de hond uitgetrokkene.
Een hond heb ik niet bij de hand, al zou ik de keffertjes van de buurman kunnen gebruiken. En een maanloze nacht, nieuwe maan veronderstel ik, ook daar moet ik nog even op wachten.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/mandragora
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/40299-alruin-verhalen-over-het-pisdiefje.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/70128-alruin-een-vreemde-geschiedenis.html
dinsdag, maart 22, 2016
Klein hoefblad in de oude groeve
Klein hoefblad etymologie
De naam ‘tussilago’ komt van ‘tussis’ hoesten en ‘agere’ verdrijven, naar zijn hoestdempende werking en dus zou het kunnen dat de Nederlandse naam oorspronkelijk ‘hoestblad’ geweest is. Ook de Grieken noemden haar ‘becchion’ van besso (hoesten). Zowel bij Plinius als bij Dioscorides vinden we de plant als hoestblad terug, met de nodige ingewikkelde en soms sympathieke recepturen, zoals het opzuigen van smeulende bladeren door een pijpje.
Uiteindelijk heeft de naam Hoefblad het gewonnen. In de Codex Bonnensis (11de eeuw) wordt het ‘Rossehuf’ (hoef van een ros), Bock in zijn ‘Neu Kreuterbuch’ zegt Rosshuf en Fuchsius (1543) spreekt zelfs over Peertsclauwe, tenminste in de Nederlanse vertaling. Hoe dan ook de officiële Nederlandse en Latijnse naam is nu Klein hoefblad – Tussilago farfara en dat kan alleen nog veranderen mits toestemming van een officiële taalcommissie. Ja, ook daar hebben wij officiële instanties voor.
Nog wat andere namen
Tussilago farfara L., Tussilage, pas d'âne (Frankrijk), Coltsfoot (GB), Gemeiner Huflattich (Duitsland)
Andere Engelse namen voor Klein hoefblad: assfoot, Butterbur, Butter dock, Coughwort, coltsfoot (veulenvoet), horsefoot, foalfoot, bull'sfoot, horsehoof, colt-herb, clayweed, cleats, dove-dock,
Andere Franse namen voor Klein hoefblad: chou de vigne, herbe de Saint-Quirin, herbe aux pattes, pas de cheval, pied de cheval, racine de peste, taconnet.
22 maart terreurdag
22 maart. Een terreurdag voor Brussel en Belgie. Vreemd, verschrikkelijk. Ik zeg mijn herboristenles in Antwerpen af, en rij wat doelloos rond in Hastière en omgeving. Bezoek als troost de plantenkwekerij Ortie-culture in Biesmerée. Nog geen overdaad van planten aanwezig, toch koop ik wat sterk geurende, vreemde troostkruiden. Een doorlevend Afrikaantje, Tagete limoné, twee Griekse oregano's, doorlevend bonenkruid met citroengeur, en een klimmende groente Basella.....
Een gesprekje, een mooie vallei met geschiedenis en dan weer verder dwalen... naar de Molignéevallei. Een kort bezoek aan een verlaten steengroeve met bloeiend klein hoefblad. Heel gewoon, geel bloeiend en woekerend in schoonheid. De natuur gaat, ondanks alles, verder zijn gang.
Een gesprekje, een mooie vallei met geschiedenis en dan weer verder dwalen... naar de Molignéevallei. Een kort bezoek aan een verlaten steengroeve met bloeiend klein hoefblad. Heel gewoon, geel bloeiend en woekerend in schoonheid. De natuur gaat, ondanks alles, verder zijn gang.
zaterdag, maart 12, 2016
Witte dovenetel
Tijdens onze herinnerwandeling bij Weelde Statie vonden we ook een eerste bloeiende witte dovenetel. Niks bijzonder zou ik zeggen of zouden juist 'niks bijzondere' dingen de moeite waard zijn? Deze gewone Lamium album stond in het begin van mijn 'carrière' als herborist hoog genoteerd op mijn lijst van waardevolle planten. Het waren de witte lipbloemetjes die gebruikt werden en in de oude kruidenboeken geadviseerd werden tegen witte vloed en dus stond hij in mijn cursusboek bij de vrouwenkruiden. Ondertussen is de plant uit mijn cursusboek verdwenen en vervangen door betere, hormonaal werkende planten met deftige namen zoals Vitex agnus castus en Cimicifuga racemosa, maar nu vind ik het tijd om weer meer aandacht te besteden aan gewone planten van bij ons. Terug naar de roots.
Witte dovenetel vroeger
Het aftreksel van de witte dovenetel werd, overeenkomstig zijn signatuur, gebruikt tegen de witte vloed. Volgens de oude natuurgeneeswijze helpt de thee jonge meisjes van zestien en zeventien jaar. Het kruid bevat inderdaad meer dan tien procent looistoffen, waardoor het samentrekkend werkt. Uitwendig werden de gekookte bladeren op gezwellen en andere huidkwalen gelegd. Ons aller Dodoens schrijft in 1554 'Dove netelen die met zout gestampt zijn genezen en verteren en scheiden alle gezwellen, kroppen en klieren als het daarop gelegd wordt en zijn van krachten en werking de netelen zeer gelijk'. Een dampbad, gemaakt met de bladeren en kokend water, kon gebruikt worden bij oorpijn.
Ook de paarse dovenetel werd gebruikt. Een zalf, van de bloemen, hielp uitwendig bij brandwonden, koudvuur (het afsterven van weefsels) en zweren, gelijk de witte dovenetel. Indien de paarse dovenetel samen met boter wordt gebakken, ontstaat er een zalfje dat gebruikt kan worden bij kliergezwellen en aambeien. Tegen aambeien kende men trouwens ook nog een ander middel met dit kruid. Men moest dan eerst een prop kneden, waarbij het sap erg belangrijk is. Men waste dan de aambeien met deze prop. Hierna werd een blad van de 'klis' (Arctium) geplukt en tegen de aambeien gehouden, waardoor de pijn en de jeuk zouden verdwijnen.
Het zijn merkwaardige volkse toepassingen die nu in de moderne fytotherapie niet meer gebruikt worden, maar uitzoeken of deze oude middeltjes werkzaam zijn lijkt mij wel nuttig.
De dovenetels waren (zijn) ideale kinderplanten, want behalve dat de kinderen de honing uit de bloemen kunnen zuigen, zijn er ook molentjes mee te maken. Hoe? De stengel wordt op twee punten afgebroken, zodanig dat er op elk eind zich een krans van blad en bloem bevindt. In het midden van dit stukje vierkante stengel wordt een speld geprikt. Nu wordt deze speld aan beide kanten vastgehouden en kun je door er tegenaan te blazen het molentje laten draaien.
De vele namen van dovenetel
Dovenetel werd ook 'dannetel', 'dauwnetel' en 'dampnetel' genoemd . In België vinden we namen zoals 'melktingel', 'melknittel' en 'melknetel' voor de witte dovenetel en 'rode melknetel' voor de paarse soort. Ook de naam 'zachte zengel' kwam voor. Zengel afkomstig van zengen (branden).
Behalve de vergelijking met brandnetel bestaan er nog namen, waarbij de honing uit de bloem een belangrijke rol speelt. Rond 1300 noemde Jan Yperman het 'honichbloem' voor de witte soort. Bijnamen voor de witte dovenetel waren 'suikertjes', 'suikernetel', 'zuugbloem' voor beide soorten, 'zuigbuisjes', 'zuiglammetjes'.
De honing wordt nog steeds door kinderen uit de bloemen gezogen, als de bijen hen niet voor zijn geweest. Hiermee in verband, zijn de Belgische bijnamen 'mammeluiters', 'mammeluiten', 'memmen-kruid' en 'memmekens'. Deze naamgeving heeft te maken met borsten of 'mammae'. Zuigbloemen is dus wel zeer toepasselijk.
Behalve dat de planten gebruikt worden om er honing uit te zuigen, werden zij ook gebruikt als voedsel voor pluimvee en konijnen, zoals de bijnamen 'goudhaansvoer' en'goudhaanseten' laten zien en 'rabbit-meat' (konijnenvlees) in Engeland. De bladeren, op zijn spinazies, zijn ook voor de mens eetbaar.
Voor verrassende wetenschappelijk onderzoeken zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/lamium-album-witte-dovenetel
Witte dovenetel vroeger
Het aftreksel van de witte dovenetel werd, overeenkomstig zijn signatuur, gebruikt tegen de witte vloed. Volgens de oude natuurgeneeswijze helpt de thee jonge meisjes van zestien en zeventien jaar. Het kruid bevat inderdaad meer dan tien procent looistoffen, waardoor het samentrekkend werkt. Uitwendig werden de gekookte bladeren op gezwellen en andere huidkwalen gelegd. Ons aller Dodoens schrijft in 1554 'Dove netelen die met zout gestampt zijn genezen en verteren en scheiden alle gezwellen, kroppen en klieren als het daarop gelegd wordt en zijn van krachten en werking de netelen zeer gelijk'. Een dampbad, gemaakt met de bladeren en kokend water, kon gebruikt worden bij oorpijn.
Ook de paarse dovenetel werd gebruikt. Een zalf, van de bloemen, hielp uitwendig bij brandwonden, koudvuur (het afsterven van weefsels) en zweren, gelijk de witte dovenetel. Indien de paarse dovenetel samen met boter wordt gebakken, ontstaat er een zalfje dat gebruikt kan worden bij kliergezwellen en aambeien. Tegen aambeien kende men trouwens ook nog een ander middel met dit kruid. Men moest dan eerst een prop kneden, waarbij het sap erg belangrijk is. Men waste dan de aambeien met deze prop. Hierna werd een blad van de 'klis' (Arctium) geplukt en tegen de aambeien gehouden, waardoor de pijn en de jeuk zouden verdwijnen.
Het zijn merkwaardige volkse toepassingen die nu in de moderne fytotherapie niet meer gebruikt worden, maar uitzoeken of deze oude middeltjes werkzaam zijn lijkt mij wel nuttig.
De dovenetels waren (zijn) ideale kinderplanten, want behalve dat de kinderen de honing uit de bloemen kunnen zuigen, zijn er ook molentjes mee te maken. Hoe? De stengel wordt op twee punten afgebroken, zodanig dat er op elk eind zich een krans van blad en bloem bevindt. In het midden van dit stukje vierkante stengel wordt een speld geprikt. Nu wordt deze speld aan beide kanten vastgehouden en kun je door er tegenaan te blazen het molentje laten draaien.
De vele namen van dovenetel
Dovenetel werd ook 'dannetel', 'dauwnetel' en 'dampnetel' genoemd . In België vinden we namen zoals 'melktingel', 'melknittel' en 'melknetel' voor de witte dovenetel en 'rode melknetel' voor de paarse soort. Ook de naam 'zachte zengel' kwam voor. Zengel afkomstig van zengen (branden).
Behalve de vergelijking met brandnetel bestaan er nog namen, waarbij de honing uit de bloem een belangrijke rol speelt. Rond 1300 noemde Jan Yperman het 'honichbloem' voor de witte soort. Bijnamen voor de witte dovenetel waren 'suikertjes', 'suikernetel', 'zuugbloem' voor beide soorten, 'zuigbuisjes', 'zuiglammetjes'.
De honing wordt nog steeds door kinderen uit de bloemen gezogen, als de bijen hen niet voor zijn geweest. Hiermee in verband, zijn de Belgische bijnamen 'mammeluiters', 'mammeluiten', 'memmen-kruid' en 'memmekens'. Deze naamgeving heeft te maken met borsten of 'mammae'. Zuigbloemen is dus wel zeer toepasselijk.
Behalve dat de planten gebruikt worden om er honing uit te zuigen, werden zij ook gebruikt als voedsel voor pluimvee en konijnen, zoals de bijnamen 'goudhaansvoer' en'goudhaanseten' laten zien en 'rabbit-meat' (konijnenvlees) in Engeland. De bladeren, op zijn spinazies, zijn ook voor de mens eetbaar.
Voor verrassende wetenschappelijk onderzoeken zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/lamium-album-witte-dovenetel
vrijdag, februari 26, 2016
Terug in België
Genieten van terug in België. Neergestreken met motorhome in het modaine Sint Martens-Latem om les te geven aan leerling-herboristen. Mijn eerste Belgische koffie na 2 maanden, het smaakte mij wel, alleen de prijs was wel even schrikken, zo maar eventjes 3 euro 20 en de ober bloosde niet eens. Ook weer mijn eerste 'De Morgenkrant' verslonden, samen met de koffie natuurlijk, maar ook de krant was flink in prijs gestegen. Maar nu toch even genieten, ook morgen zeker genieten van het les geven, het ontmoeten van mensen, de belangstelling voor de planten.
In de motorhome sleep ik ook planten mee, helemaal uit Bretagne. Een stevige Ruscus aculeatus reist, bij gebrek aan ander gezelschap, stekelig naast mij mee, verder hele bossen daslook en dat laat zich ruiken en als vreemd toemaatje een knoestig stuk wortel van de Japanse duizendknoop barstensvol met resveratrol. Ja, we zullen het morgen over de kruiden voor de bloedvaten hebben, dat merk je wel aan het gezelschap.
Niet iedereen zal blij zijn dat ik de woekerende duizendknoop in België importeer, maar hij zal gefileerd worden om er een moedertinctuur mee te maken. De wortel bevat niet alleen veel resveratrol maar wordt ook volop geadviseerd tegen de ziekte van Lyme.
Resveratrol heeft medicinaal gezien meerdere positieve werkingen. Eén daarvan is dat het een heel sterk antioxidant is. Het verlengt mogelijk de levensduur van gezonde cellen en remt de groei van kankercellen. (apoptosis). Om deze redenen wordt het in de natuurgeneeskunde ook toegepast bij kanker, vooral bij borstkanker. Het gebruik van de Japanse duizendknoop bij Lyme is meer omwille van zijn werking op het immuunsysteem.
Japanese Knotweed and Lyme's Disease
Although knotweed populates many areas of the world, its most concentrated growth is in areas with a high Borrelia infestation, according to the Invasive Plant Atlas of New England. This herbal supplement is considered a mainstay remedy in Stephen Harrod Buhner's Lyme's disease protocol, notes Scott Forsgren, interviewer for the Public Health Report website. Borrelia is the microorganism that causes Lyme's disease.
Lyme's disease is often effectively treated with conventional antibiotics in its early and acute forms. But as the disease becomes chronic, it's commonly held that the microorganism hides in many areas of the body, such as the nervous system. The Borellia spirochete's metabolites are toxic to the neurological system, and supplements of Japanese knotweed herb appear to cross the blood brain barrier to act as an effective antibacterial and toxin-binding substance. The Public Health Report adds that Japanese knotweed can help with Lyme's-related arthritis symptoms
http://www.livestrong.com/article/216697-knotweed-supplements/
Uitgebreide achtergrondinfo Over Lyme en Japanse duizendknoop vindt je o.a. in het boek van S.H. Buhner, "Healing. Lyme".
Zie ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/fallopia-duizendknoop-japanse
Wetenschappelijk onderzoek op https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/polygonum-japanse-duizendknoop
donderdag, februari 11, 2016
Ontmoeting met een goedaardige reuzeboom
Kleine, kruidachtige plantjes hebben me altijd meer aangetrokken dan grote bomen. Als herborist keek ik tijdens wandelingen ook meer naar de grond dan naar boven en kiemplantjes van enkele centimeters groot kon ik gemakkelijker herkennen dan reuzebomen. 'Kon', schrijf ik nu wel want sinds ik in Bretagne woon, kunnen met mos bedekte mysterieuze eiken, sombere taxusbomen en machtige Sequioa's mij steeds meer bekoren.
Tijdens het boodschappen doen in Huelgoat, kruis ik bijna elke dag de rivière d'Argent. Ik stop hier regelmatig, als was het maar even om een foto te maken of om mij onder te dompelen in de sfeer van dit mythische woud. Ook vandaag onder invloed van het waterige, tintelende zonlicht stop ik vlak bij het bruggetje, daal af naar het lokkende water en sta plots oog in oog met een indrukwekkende boom. Het is de stam en zijn afbladderende rode schors die mij als woeste wimpers zacht en vertrouwd aan staren. Inderdaad oog in oog met een Sequioa, de goedaardige reus onder de bomen en inderdaad een boom, die ik nodig heb om mijn goedaardige ouderdomsklachten te verlichten. Ik zal hem in het vervolg in het voorbij rijden altijd groeten en hem regelmatig een bezoekje brengen.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/sequoiadendron-giganteum-buchh
maandag, februari 08, 2016
De toorn van de natuur
De takken van de oude populieren kunnen de zware last van maretakken nauwelijks nog dragen en als het dan weer eens op zijn Bretoens stormt, regent het maretakken op de dijk langs de woeste rivier. Mythische maretakken, hoge bomen, woeste rivier, water, wind en de kleine mens daaronder, alle natuurelementen vertellen hun huiveringwekkend verhaal. Mooi maar meedogenloos.
En ik, de onhandige druïde-herborist probeer met een mare-takje als een toverstaf de toorn van de machtige natuur te keren.
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/84425-maretak-spiritueel-en-rationeel.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/28489-maretak-een-tegendraadse-plant.html
woensdag, februari 03, 2016
Luzerne, alfalfa, medicago sativa
Luzerne, rezerre werd het door mijn vader genoemd, een blauwbloeiende klaver die tussen de granen werd gezaaid als winterse grondbedekker en als voedsel voor de beesten op de boerderij. Later vond ik het terug als groen hooi dat vooral krachtvoedsel was en is voor paarden. Ook Dodonaeus was daar al van op de hoogte, hij schrijft 'deze klavers zijn ook een zeer goed voedsel voor de ossen en koeien en daarom zijn ze hier voortijds door de oude Romeinen gezaaid en veel geteeld'. Als gezondheidsfreak leerde ik het zaad kennen onder de naam alfalfa, de gekiemde zaden waren al in de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw een supervoedsel.
De Latijnse naam Medicago komt mogelijk van Medea, de plaats waar het ook volgens Virgilius vandaan komt. Tijdens de Arabische overheersing kwam het in Spanje terecht en via de Spanjaarden in heel Europa. Werd dan ook Spaanse klaver genoemd. Het wordt nu ook alfalfa genoemd wat uit het Arabisch alfafakah 'beste voer' is ontstaan. Dodonaeus noemde het dan weer Italiaanse klaver maar ook 'bourgoens hooi', hij zegt 'in Bourgondiën wast deze herba medica zo overvloedig, dat ze daarom in Vrankrijck overal Foin de Bourgogne, dat is in het Latijn Foenum Burgondiacum is gheheeten'
Medicago zou trouwens ook van medicum ago, ik verjaag den dokter kunnen komen. De gehele groene plant werkt algemeen versterkend. Luzerne en alfalfa zijn een stimulans, ze werken vitaliserend, opbouwend, ze zijn een tonicum voor de hypofyse en de schildklier, ze verhogen de TRH = thyreotropine releasing hormone. Dus: gebruik luzerne en alfalfa bij vermoeidheid, lusteloosheid, zwakte, energieverlies, prestatiezwakte, geheugenzwakte, geestelijke vermoeidheid en verminderde alertheid.
Het kruid werkt remineraliserend en opbouwend. Het is versterkend op huid, haar, nagels, kraakbeen en beenderen mogelijk door de vele vitamines, mineralen, aminozuren en oestrogene stoffen die de weefselgroei stimuleren.
De Latijnse naam Medicago komt mogelijk van Medea, de plaats waar het ook volgens Virgilius vandaan komt. Tijdens de Arabische overheersing kwam het in Spanje terecht en via de Spanjaarden in heel Europa. Werd dan ook Spaanse klaver genoemd. Het wordt nu ook alfalfa genoemd wat uit het Arabisch alfafakah 'beste voer' is ontstaan. Dodonaeus noemde het dan weer Italiaanse klaver maar ook 'bourgoens hooi', hij zegt 'in Bourgondiën wast deze herba medica zo overvloedig, dat ze daarom in Vrankrijck overal Foin de Bourgogne, dat is in het Latijn Foenum Burgondiacum is gheheeten'
Medicago zou trouwens ook van medicum ago, ik verjaag den dokter kunnen komen. De gehele groene plant werkt algemeen versterkend. Luzerne en alfalfa zijn een stimulans, ze werken vitaliserend, opbouwend, ze zijn een tonicum voor de hypofyse en de schildklier, ze verhogen de TRH = thyreotropine releasing hormone. Dus: gebruik luzerne en alfalfa bij vermoeidheid, lusteloosheid, zwakte, energieverlies, prestatiezwakte, geheugenzwakte, geestelijke vermoeidheid en verminderde alertheid.
Het kruid werkt remineraliserend en opbouwend. Het is versterkend op huid, haar, nagels, kraakbeen en beenderen mogelijk door de vele vitamines, mineralen, aminozuren en oestrogene stoffen die de weefselgroei stimuleren.
Ik zou het alleen kuurmatig gebruiken. Drie tot 6 weken. In de vorm van ontkiemde zaden (alfalfa) lijkt het mij de smakelijkste en meest veilige toepassing.
Indications uit Herbal Monographs Univ. Malta
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/medicago-sativa-luzerne
Indications uit Herbal Monographs Univ. Malta
- Principal: Hypercholesterolemia; used as a source of nutrients including vitamins
- Major: Diabetes, malfunctioning of the thyroid gland.
- Minor: Kidney, bladder & prostate disorders; asthma; arthritis
- Cautions: Undergoing HRT, taking birth control medications, diabetes.
- Contraindications: History of SLE, under 18 (pregnant or breast-feeding).
- Side-effects: Photosensitivity, mild GI symptoms (stomach discomfort, diarrhea, flatulence), hypoglycemia, muscle pain, fatigue, abnormal bood cell count.
- Drug interactions: HRT, anti-oestrogentherapy, contraceptive pill, anticoagulants.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/medicago-sativa-luzerne
dinsdag, februari 02, 2016
Speenkruid en proto-anemonine
Vooruit dan maar. Maar weer eens over speenkruid schrijven. We worden dit jaar door de natuur al vroeg uit onze lichte winterslaap gehaald. Speenkruid, stengelloze sleutelbloem en longkruid steken niet alleen hun blad maar ook al hun eerste bloemen bovengronds. En dus kunnen we internetgewijs weer over de giftigheid van het bloeiende speenkruid zagen. Mogelijk’ werkt het proto-anemonine, een stofje van de boterbloemfamilie, irriterend op de ingewanden. Dat kan theoretisch diarree veroorzaken. Maar echt giftig, als bijvoorbeeld gevlekte scheerling, zijn speenkruid en bvb dotterbloemen niet. Giftigheid is zo wie zo relatief, gebonden aan de hoeveelheid die je eet en aan de persoon die het eet. Zelf eet ik al jaren, weliswaar mondjesmaat van het al bloeiende speenkruid en inderdaad de blaadjes zijn iets scherper van smaak, maar in leven ben ik nog altijd. Probeer eens de bloemknoppen te eten of nog beter als een soort kappertjes op azijn te zetten. Wel wat werk maar speenkruidknoppen zijn er genoeg.
Over proto-anemonine
En dan toch wat over het prikkelende protoanemonine. Het is het lacton van 4-hydroxy-penta-2,4-dieenzuur, zegt de chemicus. Het is een natuurlijk voorkomende giftige organische verbinding die in het melksap van planten zit die tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) behoren, zoals anemonen, boterbloemen en speenkruid. De giftigste plant in de familie is de blaartrekkende boterbloem, die een gehalte van 2,5% aan protoanemonine heeft. Het is een vluchtige, gele, bitter smakende olieachtige vloeistof, die snel door binding overgaat in het onschadelijke anemonine. Bij droging ontstaat anemoonzuur.
Protoanemonine geeft bij huidcontact rode vlekken en blaren en bij inname vergiftigingsverschijnselen maar de stof heeft ook anti-fungale en antibiotische eigenschappen.
Veel over speenkruid op mijn website https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/ficaria-verna-speenkruid
Over proto-anemonine
En dan toch wat over het prikkelende protoanemonine. Het is het lacton van 4-hydroxy-penta-2,4-dieenzuur, zegt de chemicus. Het is een natuurlijk voorkomende giftige organische verbinding die in het melksap van planten zit die tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) behoren, zoals anemonen, boterbloemen en speenkruid. De giftigste plant in de familie is de blaartrekkende boterbloem, die een gehalte van 2,5% aan protoanemonine heeft. Het is een vluchtige, gele, bitter smakende olieachtige vloeistof, die snel door binding overgaat in het onschadelijke anemonine. Bij droging ontstaat anemoonzuur.
Protoanemonine geeft bij huidcontact rode vlekken en blaren en bij inname vergiftigingsverschijnselen maar de stof heeft ook anti-fungale en antibiotische eigenschappen.
Veel over speenkruid op mijn website https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/ficaria-verna-speenkruid
donderdag, januari 28, 2016
Wat eten we vandaag
Koken doe ik elke dag, zelfs met veel plezier maar toch blijft het ook elke dag weer een opgave, een kleine uitdaging.
Op de markt in Huelgoat is er in de winter niet veel te beleven toch waren er vandaag enkele, moedige tuinmensen met bijzondere groenten aanwezig. Interessant zeker wel maar leefbaar?
Zo vonden we de exclusieve knolkervel en de scheuten van de zeekool. Wel prijzig maar de laatste restjes kregen we aan halve prijs.
Wilde groenten waren vroeger voor arme mensen en nu blijkbaar voor rijke mensen en die rijke mensen vind je hier in Bretagne maar mondjesmaat. Als herborist ben ik niet rijk maar wel geïnteresseerd in scheuten van zeekool en dus staat er vanmiddag, op de valreep, geblancheerde scheuten van zeekool op het menu. Aangevuld met een gekookt, gebloemd aardappeltje, wat gekookt en licht gebakken pastinaak-ringetjes en een filet van kabeljauw lijkt onze maaltijd wel wat haute cuisine. Alleen de portie zijn bij ons wat groter.
Over de zeekool.
Oneetbaar kun je de taaie bladeren van deze Crambe wel noemen . Het blad moet in de branding aan zee nu eenmaal zout en wind trotseren en dus tegen een stootje kunnen. De grote mensentruc is dan ook dit soort planten te bleken en zeer jong te eten, de taaiheid en de bitterheid is dan verdwenen.
Er is weinig bekend over de gezondheidswaarde van de zeekool, er zijn wel mosterdolieglycosiden aanwezig en ook vitamine C. De koolsoorten hebben altijd een grote gezondheidswaarde gehad en zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden omwille van hun kankerwerende werking. Als ik Dodoens mag geloven dan zou de wilde zeekool nog sterker werkzaan zijn dan 'de tamme koolen'. 'Hun Cracht ende werckinghe, zijn Die wilde Zee koolen sijn den tammen ghelijck/ maer veel stercker ende meer afvagende/ ende daer om en dienen sy oock niet als spijse ghebruyckt.
Die bladeren van desen koolen ghestooten/ ghenesen ende heylen die versche wonden ende doen sceyden die gheswellen daer op gheleyt'. Dus zeker de moeite waard om dit verder te onderzoeken.
Over de knolkervel dan maar
Bij de botanici staat de plant bekend als ‘knolribzaad’ (Chaerophyllum bulbosum), dus in feite geen echte kervel. In het wild is hij in Nederland en België zeldzaam. De knollen mogen dan al gegeten worden, de bovengrondse delen van de plant zijn licht giftig, knolribzaad is nauw verwant met de dolle kervel ( Chaerophyllum temulum ). En die naam zegt al genoeg.
De teelt van knolkervel begint langzamerhand op gang te komen. Men werkt aan verschillende kweekvormen maar de knolkervel van vandaag staat nog zeer dicht bij de wilde vorm. De knol is bijzonder zoet. Het suikergehalte is mogelijk groter dan dat van suikerbiet: 25 procent van de droge stof bestaat uit sucrose, echte suiker dus!
Om te kiemen moet het zaad door een koude, vochtige periode gaan. Daarom zaait men knolkervel in de herfst of laat men het zaad eerst een aantal weken in de koelkast. Stratificeren, noemen tuinders dat. De wortels worden in het eerste jaar geoogst in de maanden juli of augustus, maar dan zijn ze nog niet lekker. Door de knollen te stockeren bij lage temperatuur (4 graden Celsius) gaat het zetmeel zich omzetten in suiker. Als u dus knolkervel koopt kan u die probleemloos voor langere tijd koel bewaren, de groente wordt steeds smakelijker!
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/44235-zeekool-zilte-scheuten-vol-schoonheid.html
Op de markt in Huelgoat is er in de winter niet veel te beleven toch waren er vandaag enkele, moedige tuinmensen met bijzondere groenten aanwezig. Interessant zeker wel maar leefbaar?
Zo vonden we de exclusieve knolkervel en de scheuten van de zeekool. Wel prijzig maar de laatste restjes kregen we aan halve prijs.
Wilde groenten waren vroeger voor arme mensen en nu blijkbaar voor rijke mensen en die rijke mensen vind je hier in Bretagne maar mondjesmaat. Als herborist ben ik niet rijk maar wel geïnteresseerd in scheuten van zeekool en dus staat er vanmiddag, op de valreep, geblancheerde scheuten van zeekool op het menu. Aangevuld met een gekookt, gebloemd aardappeltje, wat gekookt en licht gebakken pastinaak-ringetjes en een filet van kabeljauw lijkt onze maaltijd wel wat haute cuisine. Alleen de portie zijn bij ons wat groter.
Over de zeekool.
Oneetbaar kun je de taaie bladeren van deze Crambe wel noemen . Het blad moet in de branding aan zee nu eenmaal zout en wind trotseren en dus tegen een stootje kunnen. De grote mensentruc is dan ook dit soort planten te bleken en zeer jong te eten, de taaiheid en de bitterheid is dan verdwenen.
Er is weinig bekend over de gezondheidswaarde van de zeekool, er zijn wel mosterdolieglycosiden aanwezig en ook vitamine C. De koolsoorten hebben altijd een grote gezondheidswaarde gehad en zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden omwille van hun kankerwerende werking. Als ik Dodoens mag geloven dan zou de wilde zeekool nog sterker werkzaan zijn dan 'de tamme koolen'. 'Hun Cracht ende werckinghe, zijn Die wilde Zee koolen sijn den tammen ghelijck/ maer veel stercker ende meer afvagende/ ende daer om en dienen sy oock niet als spijse ghebruyckt.
Die bladeren van desen koolen ghestooten/ ghenesen ende heylen die versche wonden ende doen sceyden die gheswellen daer op gheleyt'. Dus zeker de moeite waard om dit verder te onderzoeken.
Bij de botanici staat de plant bekend als ‘knolribzaad’ (Chaerophyllum bulbosum), dus in feite geen echte kervel. In het wild is hij in Nederland en België zeldzaam. De knollen mogen dan al gegeten worden, de bovengrondse delen van de plant zijn licht giftig, knolribzaad is nauw verwant met de dolle kervel ( Chaerophyllum temulum ). En die naam zegt al genoeg.
De teelt van knolkervel begint langzamerhand op gang te komen. Men werkt aan verschillende kweekvormen maar de knolkervel van vandaag staat nog zeer dicht bij de wilde vorm. De knol is bijzonder zoet. Het suikergehalte is mogelijk groter dan dat van suikerbiet: 25 procent van de droge stof bestaat uit sucrose, echte suiker dus!
Om te kiemen moet het zaad door een koude, vochtige periode gaan. Daarom zaait men knolkervel in de herfst of laat men het zaad eerst een aantal weken in de koelkast. Stratificeren, noemen tuinders dat. De wortels worden in het eerste jaar geoogst in de maanden juli of augustus, maar dan zijn ze nog niet lekker. Door de knollen te stockeren bij lage temperatuur (4 graden Celsius) gaat het zetmeel zich omzetten in suiker. Als u dus knolkervel koopt kan u die probleemloos voor langere tijd koel bewaren, de groente wordt steeds smakelijker!
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/44235-zeekool-zilte-scheuten-vol-schoonheid.html
woensdag, januari 27, 2016
Meekrap
Meekrapwortel / Rubia tinctorum |
Zeker sinds de twaalfde eeuw was deze Rubia tinctorum in Zeeland en omgeving in cultuur, en in de zestiende eeuw werd dit het voornaamste centrum van meekrapteelt in Europa. Steden als Zierikzee, Tholen en Goes kwamen door het verwerken en verhandelen van deze plant tot bloei. Ook in Frankrijk zijn sommige streken rijk geworden door de teelt van meekrap. Toen in 1868 een synthetische bereidingswijze van de kleurstof alizarine werd ontdekt, stortte de meekrapcultuur volledig in.
Zowel bij de oude Persen als in Indië, later vooral bij de Turken, werd de meekrap al verbouwd en gebruikt. De wortel was als ‘Turks rood’ bekent. Zowel de typische hoofdbedekking ‘Fez’ als tapijten werden met meekrap gekleurd. Een van de oudst bekende voorbeelden van textiel die met meekrapwortel geverfd werd, is een riem aangetroffen in het graf van Toetankhamon (1350 voor). Ook de Griekse arts Dioskorides beschrijft de teelt oa in olijfboomgaarden. Zijn tijdgenoot Plinius vermeldt dat de cultuur van Rubia winstgevend is en in bijna alle provinciën verbouwd wordt. Niet alleen uit teksten is bekend dat de plant veel gebruikt werd. Ook archeologisch vind men nog sporen van de stabiele rode kleurstof alizarine terug. Bijvoorbeeld in Qumran aan de Dode Zee werden zowat 2000 jaar oude skeletten gevonden met opvallend rood gekleurde botten. Uit analyse bleek dat dit kwam door afzetting van alizarine. Blijkbaar hadden deze mensen meekrap op het menu staan. Ook in Arabische landen worden nu nog extracten van de wortel gedronken. Dit zou hen beschermen tegen het ‘boze oog’.
Medicinaal is het een van de beste planten tegen nierstenen, helaas is de wortel in diskrediet geraakt door mogelijke mutagene effecten van de stof lucidine. Vreemd genoeg zijn er de laatste jaren in de wortel juist stoffen ontdekt met een anti-kankerwerking. Vooral voor sommige huidkankers zijn extracten en de kleurstoffen alizarine en purpurine veel belovend. 'Our results highlight the effective and selective inhibitory activity of purpurin towards melanoma cells and its possible use as a targeted anticancer agent'.
Zie https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rubia-meekrap-garance
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/28316-meekrap-kleur-rijk-verleden-maar-ook-een-toekomst.html
Abonneren op:
Posts (Atom)